direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rucphen 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000BM001-DEF1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000BM001-DEF1 van de gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjefrelatiecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.7 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de omringende grond van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.9 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

1.10 agrarisch-verwant bedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch-verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs en proefbedrijven;

1.11 ander geluidsgevoelig gebouw

een onderwijsgebouw, ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting of kinderdagverblijf;

1.12 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.13 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.15 attentiezone waterhuishouding

gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingscluster

een vlakvormige verzameling van gebouwen;

1.18 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.19 bebouwingslint

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies;

1.20 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.21 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;

1.22 bed and pasture

het aanbieden van overnachting, inclusief stalling en weidegang, gelieerd aan het verblijf in het kader van instructie op een gebruiksgerichte paardenhouderij. Het betreft overnachting in verblijfseenheden van beperkte omvang in een (deel van een) bedrijfsgebouw en voor kortdurend verblijf (maximum verblijfsduur zes aaneengesloten nachten);

1.23 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis daaronder niet begrepen;

1.24 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, een agrarisch bedrijf, een kantoor, een detailhandelsvoorziening, een horecavoorziening, een maatschappelijke voorziening, een voorziening voor cultuur en ontspanning, een dag- of verblijfsrecreatieve voorziening of een sportvoorziening;

1.25 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dan wel exploitatie;

1.26 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.27 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.28 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.29 beperkt kwetsbaar object

onder een beperkt kwetsbaar object worden verstaan:

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha, en;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen;
  • d. hotels en restaurants;
  • e. winkels;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.30 bergbezinkbassin

ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;

1.31 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend;

1.32 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.33 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.34 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.35 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.36 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37 boerderijkamer/appartement

(deel van) een voormalig agrarisch gebouw dat wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers van beperkte omvang;

1.38 boringsvrije zone

gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten, slecht doorlaatbare kleilaag bevindt;

1.39 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie;

1.40 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.41 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.42 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.43 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.44 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.45 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.46 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.47 camping

een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele kampeermiddelen, stacaravans en/of vakantiebungalows ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.48 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief verblijf van één of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan;

1.49 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals een dieren- of plantentuin, museum, kunstgalerie, expositieruimte, kunstuitleencentrum, sauna, solarium of welnesscentrum, met uitzondering van sportvoorzieningen zoals sportparken, sporthallen en zwembaden, dansscholen, seksinrichtingen en erotisch getinte vermaakfuncties;

1.50 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.51 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

een cultuurhistorisch waardevol pand, object of andere vorm van bebouwing met architectuurhistorische waarde, cultuurhistorische waarde, ruimtelijke samenhang, landschappelijke waarde en/of gaafheid;

1.52 dagrecreatie

recreatieve activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.53 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;

1.54 dierenobservatiepost

een gedeeltelijk ingegraven of volledig boven de grond opgericht bouwwerk bestemd voor de wetenschappelijke, educatieve en/of recreatieve observatie van dieren;

1.55 dierenverblijf

een gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;

1.56 ecologische verbindingszone

een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd (al dan niet aaneengesloten);

1.57 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of oorspronkelijke natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.58 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.59 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.60 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en paardrijden;

1.61 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;

1.62 geitenhouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten;

1.63 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.64 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.65 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.66 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.67 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode (Lden) uitgedrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.68 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.69 geomorfologische waarden

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;

1.70 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, uitsluitend voor zover het bestemmingsplan het gebruik van het betreffende gebouw voor menselijk wonen of menselijk verblijf toestaat;

1.71 glamping accommodatie

een gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief nachtverblijf van één of meer personen en dat bestaat uit een lichte constructie, zonder of met slechts een beperkte fundering, zoals een permanente tent;

1.72 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of in permanent aanwezige tunnels met een hoogte van 1,5 m of meer;

1.73 groenblauwe mantel

gebieden die grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;

1.74 hobbymatig houden van paarden

het niet bedrijfsmatig houden van paarden, zodat er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, en niet is gericht op het generen van winst;

1.75 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.76 hokdierhouderij

een veehouderij met uitzondering van een nertsenhouderij, een melkrundveehouderij en een schapenhouderij;

1.77 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.78 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.79 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.80 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.81 kampeerauto

een gemotoriseerd voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief verblijf van één of meer personen en dat bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen;

1.82 kantine

verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;

1.83 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties;

1.84 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

1.85 kernrandzone

overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;

1.86 kleindieren

kleine dieren, niet zijnde boerderij- en landbouwhuisdieren, zoals konijnen, cavia's, kleine knaagdieren, hoenders, dwerghoenders, siervogels, watervogels, sierduiven en oorspronkelijke (wilde) duiven;

1.87 kleinschalig beschermd wonen

Wonen in (een) kleinschalige accommodatie(s) van ten hoogste 5 personen met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

1.88 kunstobject

een bouwwerk of een onderdeel van een bouwwerk dat wordt aangemerkt als uiting van één der beeldende kunsten, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van akoestische middelen, geen geluid wordt geproduceerd en geen gebruik wordt gemaakt van lichtenergie;

1.89 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.90 kwetsbaar object

onder een kwetsbaar object worden verstaan:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.91 landgoed

ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing;

1.92 landschapselementen

ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;

1.93 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden, om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of gebruik die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.94 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.95 LPG-doorzet

de doorzet van LPG in m³ per jaar;

1.96 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.97 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.98 minicamping

een camping met ten hoogste 25 recreatieve standplaatsen, waarop uitsluitend gelegenheid wordt gegeven voor het plaatsen van mobiele kampeermiddelen;

1.99 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.100 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.101 mobiel kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoeld voor recreatief nachtverblijf;

1.102 molenbiotoop

de omgeving waarmee een molen in relatie staat en die van fundamenteel belang is voor de werking en het behoud van de molen;

1.103 Natuur Netwerk Brabant

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.104 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende, gewenste of oorspronkelijke waarden in verband met biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.105 nevenactiviteit

een ondergeschikte activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;

1.106 nieuwvestiging

projectie van een al dan niet gekoppeld bouwvlak op een locatie die niet is voorzien van de aanduiding 'bouwvlak';

1.107 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;

1.108 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.109 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.110 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot een maximum van 20% van de totale omzet en/of maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak met een maximum winkelvloeroppervlak (WVO) van 100 m2;

1.111 ondergeschikte horeca

horeca van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. Voor ondergeschikte horeca geldt dat het horeca betreft ter ondersteuning van een andere hoofdfunctie/andere activiteit van het bedrijf. Het verstrekken van horeca aan derden is niet toegestaan, waarbij onder derden wordt verstaan: mensen/groepen die niet specifiek voor de hoofdfunctie van het bedrijf komen, zoals passanten. Het organiseren van feesten en partijen en dergelijke is tevens niet toegestaan;

1.112 omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm, dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;

1.113 overig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.114 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.115 overkapping ten dienste van het bedrijf

een overkapping die ten dienste staat van de uitoefening van een bedrijf, een agrarisch bedrijf, een kantoor, een detailhandelsvoorziening, een horecavoorziening, een maatschappelijke voorziening, een voorziening voor cultuur en ontspanning, een dag- of verblijfsrecreatieve voorziening of een sportvoorziening;

1.116 paardenbak

een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.117 paardenhouderij

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op het houden en fokken van paarden, het africhten, opleiden en trainen van paarden, het geven van instructies met paarden en/of het beoefenen van paardensport, nader te onderscheiden in:

  • a. productiegerichte paardenhouderij: een overig agrarisch bedrijf, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het fokken van paarden, het houden/stallen van paarden en/of het africhten, opleiden en trainen van paarden, al dan niet in combinatie met het als nevenactiviteit geven van lessen en/of het verzorgen van instructies; voorbeelden van productiegerichte paardenhouderijen zijn een paardenfokkerij, een hengsten- en/of merriehouderij, een paardenmelkerij , een africhtingsstal, een trainingsstal, een handelsstal, een stalhouderij en een pensionstalling;
  • b. gebruiksgerichte paardenhouderij/manege: een agrarisch verwant bedrijf, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van instructies aan derden met gebruikmaking van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en/of het houden/stallen van paarden, alsook ondergeschikte horeca;
1.118 pantry

kleine keuken voorzien van onder andere warm en koud water, de mogelijkheid tot zetten koffie/thee, aanwezigheid van een koelkast, koffieautomaat etcetera; een pantry is niet bedoeld om maaltijden te bereiden middels fornuizen of kookplaten;

1.119 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.120 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel als vaste woon- of verblijfplaats;

1.121 plattelandswoning

een voormalige agrarische bedrijfswoning die mag worden bewoond door derden die geen functionele binding hebben met het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarische bedrijf waarvan de bedrijfswoning voorheen deel uitmaakte;

1.122 poldersport

niet gemotoriseerde vorm van vermaak voor sport en spel waarbij gebruik wordt gemaakt van buitengebied-gerelateerde aspecten zoals sloten en weilanden buiten het agrarische bouwvlak zoals boerengolf, slootje springen en fierljeppen en waarvoor binnen het agrarische bouwvlak voorzieningen zijn toegestaan zoals kleedruimtes, douches en opslag;

1.123 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.124 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.125 recreatie

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;

1.126 recreatieve bewoning

bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie. Permanente bewoning en huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan;

1.127 recreatieve standplaats

een afgescheiden, gemarkeerde of anderszins aangegeven plaats op een camping of recreatiepark voor het plaatsen of geplaatst houden van één mobiel kampeermiddel, één stacaravan of één vakantiebungalow, eventuele bijzettentjes niet meegerekend;

1.128 recreatieverblijf

een (gedeelte van een) gebouw, onderkomen of voertuig dat is bestemd voor, en naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, zoals een recreatiewoning, een groepsaccommodatie, een boerderijkamer/appartement, een trekkershut, een vakantieappartement, een vakantiebungalow, een glamping accommodatie, een stacaravan en een mobiel kampeermiddel;

1.129 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning. Onderbouwen dan wel onderkelderen van een dergelijk gebouw is niet toegestaan;

1.130 ruimtelijke kwaliteitsverbetering

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;

1.131 sanitaire voorziening

een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, welke ten dienste staat als sanitaire voorziening ten behoeve van het houden van een camping;

1.132 serre

een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarvan de wanden en het dak vrijwel volledig bestaan uit glasoppervlak;

1.133 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.134 seksbioscoop en/of -theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.135 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.136 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.137 sportpark

een terrein dat is bedoeld voor de uitoefening van buitensport, bestaande uit één of meer sportvelden en daarbij behorende kleedgebouwen, kantines, tribunes en overige voorzieningen;

1.138 sportvoorzieningen

gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor het beoefenen van binnen- of buitensport, waaronder begrepen sportvelden, sportparken en sporthallen;

1.139 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief nachtverblijf van één of meer personen en dat door aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste recreatieve standplaats kan worden verreden, maar dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen;

1.140 stalderingsgebied

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij; bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

1.141 statische opslag

opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel en mag niet plaatsvinden voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.142 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.143 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

nader te onderscheiden in:

  • a. voor wat betreft de duur van de oprichting:
    • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
    • 2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie worden gebruikt zolang de teelt dit vereist tot een maximum van 6 maanden;
  • b. voor wat betreft de hoogte:
    • 1. lage teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m;
    • 2. hoge teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,5 m, hieronder niet begrepen teeltondersteunende kassen;
  • c. en waarbij de volgende specifieke teeltondersteunende voorzieningen worden onderscheiden:
    • 1. teeltondersteunende kas: een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen schuurkassen, alsmede tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 m;
    • 2. boomteelthekken en boomteeltstokken: teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hekken met afrastering om (vraat)schade aan gewassen door dieren te voorkomen, respectievelijk constructies die worden gebruikt voor het geleiden van bomen en gewassen;
1.144 tentwagen

een uitklapbare kampeeraanhangwagen of vouwwagen, bestaande uit een tent en een kar waarin die tent kan worden ingeklapt, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief verblijf van één of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen;

1.145 theeschenkerij

kleinschalige dagrecreatieve horecavoorziening (inclusief terras) die uitsluitend tot hoofddoel heeft het tegen betaling verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine gerechten; het gebruik van ruimten voor feesten en partijen vallen hier niet onder;

1.146 tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders

het huisvesten van seizoenarbeiders (tijdelijke arbeidsmigranten), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op het eigen agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.147 toename van stikstofdepositie

Er is sprake van een toename van stikstofdepositie als de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan:

  • a. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die in overeenstemming is met:
    • 1. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels; of
    • 2. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  • b. indien geen sprake is van een vergunning als bedoeld onder a: de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken die in gebruik zijn bij het agrarisch bedrijf;
1.148 trekkershut

een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

1.149 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.150 vakantieappartement

deel van een gebouw dat blijvend is ingericht voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt verbleven in zelfstandige eenheden;

1.151 vakantiebungalow

een gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief nachtverblijf van één of meer personen;

1.152 veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  • a. intensieve veehouderij: een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en waarvan de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, zoals een rundveemesterij, een varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier- of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  • b. niet-intensieve veehouderij: een veehouderij waarvan de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, in die zin dat het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij;

en tevens nader te onderscheiden in:

  • c. grondgebonden veehouderij: een veehouderij die voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • d. niet-grondgebonden veehouderij: een veehouderij die niet voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
1.153 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.154 verkoop eigen vervaardigde producten

verkoop van op het agrarisch bedrijf geproduceerde of gefokte producten, zoals een vleesverkoop, kaasmakerij of ijsmakerij;

1.155 verkoop streekeigen en biologische producten

verkoop van streekeigen of biologische producten die op ambachtelijke wijze zijn vervaardigd;

1.156 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.157 vlaamse schuur

schuurtype dat in het westen en noordwesten van de provincie Noord-Brabant voorkomt;

1.158 vlies- of gordijngevel

een niet-dragende gevel (voorzetgevel), bevestigd aan een gebouw met een betonskelet van vloeren met kolommen;

1.159 (vollegronds)teeltbedrijf

een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen, met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.160 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een grote oppervlakte nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, en dergelijke;

1.161 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.162 voorgevel

de gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.163 voormalige agrarische bedrijfslocatie

een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan;

1.164 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.165 waterberging

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.166 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.167 watersysteem

een samenhangend stelsel van oppervlaktewater en grondwater, inclusief oevers, waterbodems en kunstwerken voor het waterbeheer;

1.168 waterwinbedrijf

een bedrijf gericht op het winnen van water uit het waterwingebied met bijbehorende voorzieningen zoals een retentievijver, een onthardingsinstallatie en kalk-opslag;

1.169 waterwingebied

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.170 weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.171 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.172 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.173 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;

1.174 zend-/ontvangstinstallatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.175 zorglandbouw

de opvang van mensen met een zorgvraag binnen een agrarisch bouwvlak, hetzij als niet-agrarische nevenactiviteit, hetzij als vervolgfunctie, waarbij het meewerken op het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren en hiermee te vergelijken activiteiten een wezenlijk onderdeel is van revalidatie of therapie;

1.176 zorgvuldige veehouderij

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen
2.1.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen, niet meegerekend;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.1.10 de verticale diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of in de regels bepaalde afstands- en hoogtematen maximaal 1 m bedraagt.

2.3 Relatie
  • a. indien twee of meer bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken voor de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak en/of één bouwvlak;
  • b. indien op de bestemmingsvlakken of bouwvlakken als bedoeld onder a dezelfde aanduidingen en/of maatvoeringsvlakken met dezelfde maatvoering zijn opgenomen, gelden ook die aanduidingen en/of maatvoeringsvlakken voor de toepassing van deze regels als één aanduiding respectievelijk één maatvoeringsvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een (vollegronds)teeltbedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. 'intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij en een niet-intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 3. 'paardenhouderij', tevens een productiegerichte paardenhouderij is toegestaan met daaraan ondergeschikt een kantoor met een maximale vloeroppervlakte van 50 m2;
    • 4. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens een niet-intensieve veehouderij is toegestaan;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij per bouwvlak één bedrijfswoning ten dienste van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens een caravanstalling;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hovenier;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aardbeienterras': tevens een aardbeienterras, met ondergeschikte horeca met een maximale vloeroppervlakte van 100 m2;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrotoerisme': tevens agrotoerisme en een bezoekerscentrum, met ondergeschikte horeca met een maximale vloeroppervlakte van 100 m²;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenweide': tevens een dierenweide met dierenverblijven;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groencomposteringsbedrijf': tevens een groencomposteringsbedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': tevens een paardenbak voor hobbymatig gebruik;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen': uitsluitend hoge teeltondersteunende voorzieningen en lage teeltondersteunende voorzieningen, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen': uitsluitend lage teeltondersteunende voorzieningen, boomteelthekken en boomteeltstokken, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas': uitsluitend teeltondersteunende kassen, hoge teeltondersteunende voorzieningen en lage teeltondersteunende voorzieningen, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening': uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - watergang': uitsluitend een waterloop met bijbehorende groenvoorzieningen, oevers en infrastructurele voorzieningen in de vorm van bruggen en taluds;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – waterbassin': uitsluitend een waterbassin;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - werktuigenberging': tevens een werktuigenberging;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij': tevens een theeschenkerij;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats': tevens een corsobouwplaats;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': tevens één recreatieverblijf met maximaal 3 verblijfsrecreatieve eenheden;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'verkoop eigen producten': tevens detailhandel van eigen producten;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening': tevens een geluidwerende voorziening;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij': tevens de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen;
  • ab. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • ac. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen gebouwen en overkappingen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
  • c. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub f genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m;
  • c. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m;

met dien verstande dat:

  • e. voor bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen tevens het bepaalde in sub b van toepassing is.
b Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen

In aanvulling op het bepaalde in sub a gelden voor het oprichten van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen de volgende regels:

  • a. voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
  • b. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
c Kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'

Bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt maximaal 3 ha;
  • c. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
d Teeltondersteunende voorzieningen, waaronder teeltondersteunende kassen
  • a. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van teeltondersteunende kassen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt per bouwvlak maximaal 5.000 m², met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' de gezamenlijke oppervlakte van kassen per bouwvlak maximaal 1,5 ha bedraagt;
      • ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' geen kassen zijn toegestaan;
    • 3. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
  • b. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen' maximaal 1,5 m bedraagt.
e Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan en dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • k. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
f Verblijfsrecreatieve eenheden ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie'

Verblijfsrecreatieve eenheden ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één hoofdgebouw is toegestaan waarbinnen maximaal drie verblijfsrecreatieve eenheden zijn toegestaan;
  • b. de goothoogte van het gebouw bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw bedraagt maximaal 6 m;
  • d. onderkeldering van het gebouw is niet toegestaan;
  • e. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden opgericht:

  • a. in de vorm van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • b. in de vorm van dierenverblijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenweide', met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 2,75 m bedraagt;
    • 2. de totale oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
  • c. in de vorm van recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 4. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
    • 5. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
    • 6. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
    • 7. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
    • 8. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
    • 9. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
    • 10. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
a Binnen het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen binnen het bouwvlak worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 4. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 sub e;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 4 m, met uitzondering van boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt, en met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen' maximaal 1,5 m bedraagt, met uitzondering van boomteelthekken, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt, en boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • d. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 3. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' meerdere paardenbakken zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbakken worden gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 3. per paardenbak maximaal 6 lichtmasten worden geplaatst waarvan de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
    • 4. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 12 m;
  • g. voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bij een niet-grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' geldt, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
b Buiten het bouwvlak

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen buiten het bouwvlak worden opgericht:

  • a. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenweide': één ooievaarsnest, waarvan de bouwhoogte maximaal 9 m bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening': een geluidwerende voorziening, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van agrarisch gebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • f. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • g. teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt, en in de vorm van boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • h. sleufsilo's ten behoeve van de opslag van ruwvoer in aansluiting op een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat:
    • 1. sleufsilo's buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
    • 2. sleufsilo's buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan als binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor sleufsilo's;
    • 3. sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn toegestaan tot een omvang zoals bepaald in lid 3.4.4;
    • 4. de bouwhoogte van sleufsilo's buiten het bouwvlak maximaal 2,5 m bedraagt;
    • 5. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' geen sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • i. omheiningen rond een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', waarvan de bouwhoogte maximaal 1,70 m bedraagt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning':
    • 1. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting oppervlakte dierenverblijven bij veehouderijen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b voor het toestaan van een grotere oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  • a. het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;
  • b. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' uitsluitend kan worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderij;
  • c. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven niet kan worden toegestaan indien op het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen;
  • d. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven uitsluitend kan worden toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • e. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • f. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten inpasbaar dient te zijn in de omgeving:
    • 1. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie daarvan, gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 2. de op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur;
  • g. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;
  • i. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1:
      • ingeval van sloop: tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
      • ingeval van herbestemming: tenminste 200% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.
3.3.2 Vergroting inhoud van de bedrijfswoning in een langgevelboerderij

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub e voor het toestaan van een grotere inhoud dan 750 m3, ten behoeve van de vergroting van de inhoud van het woongedeelte van een langgevelboerderij door de in het gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte te betrekken, met dien verstande dat:

  • a. het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • b. de inhoud van de langgevelboerderij niet mag worden vergroot.
3.3.3 Overschrijding bouwgrens

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overschrijding bouwgrens' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, met dien verstande dat:

  • a. de bouwgrens met maximaal 3 m wordt overschreden;
  • b. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Specifiek gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:

  • a. het gebruik van bestaande bebouwing voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat de bebouwing toebehoort aan een bestaand agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verkoop van eigen vervaardigde producten, met dien verstande dat maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
3.4.2 Gebruiksregels veehouderijen en paardenhouderijen
  • a. Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan;
    • 3. omschakeling van een veehouderij waar geen geiten worden gehouden naar een geitenhouderij is niet toegestaan;
  • b. Voor veehouderijen en paardenhouderijen geldt de volgende gebruiksregel:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt is niet toegestaan.
3.4.3 Gebruiksregels teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde

Het gebruik van gronden voor teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is toegestaan, met dien verstande dat:

3.4.4 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen, producten en mest op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groencomposteringsbedrijf' maximaal 8 m mag bedragen;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' voor een gebruiksgerichte paardenhouderij/manege;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. huisvesting van seizoensarbeiders;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor nevenactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  • i. verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van kuilvloerplaten en bijbehorende (erf)verhardingen waarbij geldt dat:
    • 1. kuilvoerplaten uitsluitend zijn toegestaan in aansluiting op een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'intensieve veehouderij', ten behoeve van een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer en waar binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor kuilvoerplaten;
    • 2. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' geen kuilvoerplaten buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van kuilvoerplaten en sleufsilo's zoals bedoeld in lid 3.2.3 sub b ten hoogste 0,5 ha per bouwvlak mag bedragen, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de buiten het bouwvlak gelegen kuilvoerplaten en sleufsilo's maximaal 2 ha mag bedragen;
  • j. de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking, uitgezonderd in het geval van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest bij een veehouderij.
3.4.5 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mag de (voormalige) bedrijfswoning tevens worden gebruikt als plattelandswoning.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Gebruikswijziging van gebouwen naar dierenverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 onder a en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;
  • b. deze gebruikswijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' uitsluitend kan worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderij;
  • c. deze gebruikswijziging niet kan worden toegestaan indien op het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen;
  • d. deze gebruikswijziging uitsluitend kan worden toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • e. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • f. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten inpasbaar dient te zijn in de omgeving:
    • 1. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie daarvan, gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 2. de op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur;
  • g. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;
  • i. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1:
      • ingeval van sloop: tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
      • ingeval van herbestemming: tenminste 200% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd;
3.5.2 Carnavals- of corsowagens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.1 onder a voor:

  • a. het oprichten van statische opslag voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag plaatsvindt binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    • 2. de hoogte van de opslag maximaal 3 m bedraagt;
  • b. het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    • 1. deze worden opgericht binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 300 m² bedraagt;
    • 4. deze tijdelijke bouwwerken maximaal gedurende 5 maanden per jaar worden geplaatst en na afloop van die termijn worden verwijderd.
3.5.3 Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.4 onder e voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders op het eigen bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. huisvesting is toegestaan in agrarische bedrijfsgebouwen, in agrarische bedrijfswoningen, in stacaravans of in tijdelijke woonunits;
  • b. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf 40 bedraagt;
  • c. de huisvesting uitsluitend seizoensarbeiders betreft die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, ook werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting van 1 persoon per unit en per verblijf maximaal 2 perioden van gezamenlijk maximaal 8 maanden per kalenderjaar duurt;
  • e. per agrarisch bedrijf maximaal 10 stacaravans of tijdelijke woonunits worden geplaatst;
  • f. de stacaravans of tijdelijke woonunits binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  • g. de stacaravans of tijdelijke woonunits niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden zijn;
  • h. de afstand tussen stacaravans of tijdelijke woonunits onderling minimaal 5 m bedraagt;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • j. de huisvesting aanvaardbaar is uit het oogpunt van externe veiligheid;
  • k. de huisvesting aanvaardbaar is uit het oogpunt van de afvoercapaciteit voor vuilwater;
  • l. indien huisvesting plaatsvindt in stacaravans of tijdelijke woonunits, er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan.
3.5.4 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.4 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteiten niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein binnen het bouwvlak;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit;
  • h. de uitoefening van horeca-activiteiten en seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing.
3.5.5 Nevenactiviteiten
a Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.4 voor de uitoefening van nevenactiviteiten, met dien verstande dat naast de per nevenactiviteit in lid 3.5.5 sub b sub tot en met sub f opgenomen specifieke regels, tevens de volgende algemene regels gelden:

  • a. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit afzonderlijk aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;
  • b. om te waarborgen dat de nevenactiviteiten ondergeschikt blijven aan het bedrijf wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten (twee of meer nevenactiviteiten per bedrijf) advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
  • c. ten behoeve van de nevenactiviteiten mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht, met uitzondering van een sanitaire voorziening ten behoeve van een minicamping als bedoeld in sub c en met uitzondering van trekkershutten als bedoeld in sub c;
  • d. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;
  • f. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;
  • g. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;
  • h. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
b Dagrecreatieve nevenactiviteiten

Naast de in lid 3.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor dagrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. de bovengrens voor dagrecreatieve activiteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder b tot en met f anders is bepaald;
  • b. ondergeschikte horeca is mogelijk tot 30% van de bestaande vloeroppervlakte met een minimum van 35 m² en een maximum van 100 m²;
  • c. voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:
    • 1. maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
  • d. voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:
    • 1. deze nevenfunctie is uitsluitend toegestaan in een cultuurhistorisch waardevol pand dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • e. voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:
    • 1. verhuur mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van extensieve dagrecreatie en de verhuurmiddelen zijn niet gemotoriseerd;
  • f. voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf/poldersport:
    • 1. maximaal 2 ha van de aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak wordt ten behoeve van boerengolf/poldersport gebruikt;
    • 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;
    • 3. de benodigde attributen dienen verplaatsbaar te zijn.
c Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

Naast de in lid 3.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • b. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
  • d. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping:
    • 1. het aantal recreatieve standplaatsen bedraagt maximaal 25;
    • 2. op de recreatieve standplaatsen mogen uitsluitend mobiele kampeermiddelen worden geplaatst;
    • 3. de minicamping is uitsluitend toegestaan in of direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 4. er mag maximaal één sanitaire voorziening worden opgericht, met dien verstande dat:
      • de sanitaire voorziening binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
      • de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;
      • de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat indien de sanitaire voorziening in reeds bestaande bebouwing wordt gerealiseerd de oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen;
    • 5. kamperen is alleen toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 november;
    • 6. deze nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - openheid';
  • e. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij/groepsaccommodatie:
    • 1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. het maximum aantal toegestane woningen mag niet worden uitgebreid;
    • 3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m;
  • f. voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers/appartementen:
    • 1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. het aantal boerderijkamers/appartementen bedraagt maximaal 4;
    • 3. de oppervlakte van één boerderijkamer/appartement bedraagt maximaal 60 m²;
  • g. voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:
    • 1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
    • 2. het aantal trekkershuttten bedraagt maximaal 5;
    • 3. de oppervlakte bedraagt per trekkershut maximaal 40 m²;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:
    • 1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
    • 2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
    • 3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast wordt gevestigd, moet wonen blijven;
    • 4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
    • 5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
    • 6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren.
d Verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit

Naast de in lid 3.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor de verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;
  • b. in totaal mag maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing worden gebruikt voor de verkoop van zowel eigen producten als streekeigen en/of biologische producten, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
e Zorglandbouw als nevenactiviteit

Naast de in lid 3.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor zorglandbouw als nevenactiviteit de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. ondergeschikte horeca is niet toegestaan;
  • b. inwoning is niet toegestaan.
f Het houden van paarden als nevenactiviteit

Voor het niet-bedrijfsmatig houden van paarden als nevenactiviteit gelden geen specifieke regels en zijn uitsluitend de in lid 3.5.5 sub a genoemde algemene regels van toepassing.

3.6 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen.
3.6.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6.3 Voorwaarden

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen door middel van het toekennen, van vorm veranderen en/of vergroten van de aanduiding:

  • 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen';
  • 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen'; en/of
  • 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';

al dan niet in combinatie met vormverandering en/of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak', en al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van het bouwvlak, uitsluitend ten behoeve van de teeltondersteunende voorzieningen:
    • 1. voor lage teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, maximaal 8 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen';
    • 2. voor hoge teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 4 m, maximaal 8 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen';
    • 3. voor teeltondersteunende kassen, met een maximale bouwhoogte van 8 m, maximaal 0,5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';
    • 4. voor teeltondersteunende kassen, met een maximale bouwhoogte van 8 m, gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' maximaal 1,5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';

en met dien verstande dat:

    • 1. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant';
    • 2. vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - attentiezone waterhuishouding';
    • 3. op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' maximaal 3 ha van het bouwvlak mag worden gebruikt voor teeltondersteunende voorzieningen;
    • 4. het oprichten van teeltondersteunende kassen niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel';
    • 5. indien sprake is van de oprichting van teeltondersteunende kassen, de extra ontwikkelingsruimte niet mag leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
  • b. vormverandering en/of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen', 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' direct dient aan te sluiten op het bestaande bouwvlak dan wel daarvan wordt gescheiden door niet meer dan een weg, watergang of landschapselement met een maximale onderlinge afstand van 25 m. Indien een scheiding plaatsvindt door een weg, watergang of landschapselement dient op de verbeelding een relatieteken te worden opgenomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen', 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' uitsluitend bouwwerken in de vorm van teeltondersteunende voorzieningen en erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan;
  • d. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.2 Vormverandering bouwvlak agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering van een bouwvlak van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. vormverandering ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' niet is toegestaan;
  • b. vormverandering er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • d. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • f. vormverandering van een bouwvlak van een veehouderij of een paardenhouderij uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • g. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, slechts wordt verleend indien wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in lid 3.3.1;
  • h. medewerking slechts wordt verleend indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • i. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.3 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal:
    • 1. voor een (vollegronds)teeltbedrijf: 2 ha;
    • 2. voor een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': 4 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glas;
    • 3. voor een paardenhouderij: 1,5 ha;

waarbij vergroting er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;

  • b. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • c. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • d. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • f. vergroting van een bouwvlak van een paardenhouderij uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • g. medewerking aan een vergroting van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' slechts wordt verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. de ontwikkeling inpasbaar dient te zijn in de omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • i. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • j. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.4 Vergroting bouwvlak veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;
  • b. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 ha waarbij vergroting er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. vergroting van een bouwvlak ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' niet is toegestaan;
  • d. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • h. vergroting van een bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • i. medewerking aan een vergroting die tot doel heeft de bouw van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, slechts wordt verleend indien wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in lid 3.3.1;
  • j. de ontwikkeling inpasbaar dient te zijn in de omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • k. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • l. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • m. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.5 Omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen voor de omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij, binnen een bestaand bouwvlak, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • b. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf dienen te worden geconcentreerd binnen het bouwvlak;
  • c. de omvang van het bouwvlak wordt teruggebracht tot maximaal 1,5 ha, waarbij indien nodig bebouwing die buiten het bouwvlak komt te liggen wordt gesloopt;
  • d. indien omschakeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel', de omschakeling bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.6 Verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', indien de intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd.

3.7.7 Bergbezinkbassin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' toe te voegen voor de realisatie een bergbezinkbassin, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin maximaal 500 m³ bedraagt;
  • b. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven peil maximaal 3 m³ bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1,5 m bedraagt;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • e. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.8 Bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te wijzigen door het verwijderen van deze aanduiding ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • b. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;
  • c. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;
  • d. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;
  • e. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • j. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.9 Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak voor een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • b. de activiteiten dienen te passen binnen de bestaande legale vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. advies ten aanzien van de volwaardigheid van het te vestigen bedrijf wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan;
  • g. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • h. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  • i. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m²;
  • j. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.10 Bedrijf ten behoeve van kleinschalige niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie';
  • b. de omvang van een bestemmingsvlak voor een niet-agrarisch bedrijf maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • c. de oppervlakte van bebouwing voor een niet-agrarisch bedrijf maximaal 400 m² bedraagt;
  • d. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • e. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • g. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • h. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel niet is toegestaan;
  • i. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • j. uitbreiding van het bedrijf na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk is;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.11 Bedrijf ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag' voor de statische opslag van goederen, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak ten behoeve van opslag maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing ten behoeve van statische opslag maximaal 1.000 m² bedraagt;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
  • e. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel niet is toegestaan;
  • h. de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • j. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • k. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • l. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • m. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • n. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.12 Recreatie ten behoeve van extensieve dagrecreatie of extensieve verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' dan wel de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voor extensieve dagrecreatie dan wel extensieve verblijfsrecreatie, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak voor extensieve dag- en/of verblijfsrecreatie maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing maximaal 500 m² bedraagt;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Toerisme en Recreatie;
  • e. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  • h. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit voor de verkoop van ambachtelijke en streekproducten met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • i. horeca uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte horeca met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • j. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.13 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het geval van de afsplitsing van een (bedrijfs)woning bij een bestaand agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. bij de plattelandswoning maximaal 100 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • f. ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.7.14 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden toegepast voor een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • b. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • c. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • d. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 3.7.14 onder d, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • e. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • g. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder f;
  • h. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.15 Wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, voor de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), met dien verstande dat:

  • a. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;
  • b. het één bijgebouw betreft dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • c. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;
  • d. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van het karakteristieke bijgebouw, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;
  • e. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • f. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.16 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, voor de realisatie van twee wooneenheden middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:

  • a. het een karakteristieke boerderij betreft die tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • b. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1000 m³ heeft;
  • c. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van de karakteristieke boerderij, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van de betreffende karakteristieke boerderij gehandhaafd blijven;
  • d. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • e. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat aan bijbehorende bouwwerken mag blijven behouden:
    • 1. bij een bouwvlak kleiner dan 1 ha: maximaal 200 m²;
    • 2. bij een bouwvlak groter dan 1 ha: maximaal 300 m²;
  • f. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • g. na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;
  • h. er nadere voorwaarden kunnen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing van het perceel, indien de sloop van de overtollige bebouwing als bedoeld onder e niet voldoende is om te concluderen dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. In dat geval dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • i. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.7.17 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  • b. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een (vollegronds)teeltbedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. 'intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij en een niet-intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 3. 'paardenhouderij', tevens een productiegerichte paardenhouderij is toegestaan met daaraan ondergeschikt een kantoor met een maximale vloeroppervlakte van 50 m2;
    • 4. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens een niet-intensieve veehouderij is toegestaan;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de abiotische, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en kenmerken, waaronder begrepen zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij per bouwvlak één bedrijfswoning ten dienste van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens een caravanstalling;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': tevens een kinderboerderij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf': uitsluitend een dierenverblijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - eierhandel', tevens een eierhandel met bijbehorend pakstation;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening': uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag': uitsluitend statische opslag ten behoeve van de agrarische functie;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij': tevens de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen;
  • p. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen gebouwen en overkappingen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub f genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m;
  • c. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m;

met dien verstande dat:

  • e. voor bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen tevens het bepaalde in sub b van toepassing is.
b Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen

In aanvulling op het bepaalde in sub a gelden voor het oprichten van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen de volgende regels:

  • a. voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
  • b. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
c Kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'

Bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt maximaal 3 ha;
  • c. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
d Teeltondersteunende voorzieningen, waaronder teeltondersteunende kassen
  • a. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van teeltondersteunende kassen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt per bouwvlak maximaal 5.000 m², met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' de gezamenlijke oppervlakte van kassen per bouwvlak maximaal 1,5 ha bedraagt;
      • ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' geen kassen zijn toegestaan;
    • 3. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
  • b. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
e Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan en dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • k. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
f Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'

Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
4.2.2 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden opgericht:

  • a. in de vorm van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • b. in de vorm van dierenverblijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf', met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt;
  • c. in de vorm van recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 4. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
    • 5. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
    • 6. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
    • 7. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
    • 8. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
    • 9. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
    • 10. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
a Binnen het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen binnen het bouwvlak worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 4. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 sub e;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 4 m, met uitzondering van boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • d. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 3. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' meerdere paardenbakken zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbakken worden gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 3. per paardenbak maximaal 6 lichtmasten worden geplaatst waarvan de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
    • 4. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 12 m.
  • g. voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bij een niet-grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' geldt, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
b Buiten het bouwvlak

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen buiten het bouwvlak worden opgericht:

  • a. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van agrarisch gebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt, en in de vorm van boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend-/ontvangstinstallatie, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 m bedraagt;
  • g. sleufsilo's ten behoeve van de opslag van ruwvoer in aansluiting op een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat:
    • 1. sleufsilo's buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
    • 2. sleufsilo's buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan als binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor sleufsilo's;
    • 3. sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn toegestaan tot een omvang zoals bepaald in lid 4.4.4;
    • 4. de bouwhoogte van sleufsilo's buiten het bouwvlak maximaal 2,5 m bedraagt;
    • 5. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' geen sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning':
    • 1. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroting oppervlakte dierenverblijven bij veehouderijen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub b voor het toestaan van een grotere oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  • a. het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;
  • b. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' uitsluitend kan worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderij;
  • c. indien de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - melkveehouderij' is opgenomen, vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven uitsluitend kan worden toegestaan ten behoeve van de melkveehouderij;
  • d. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven uitsluitend kan worden toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • e. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven niet kan worden toegestaan indien op het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen;
  • f. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • g. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten inpasbaar dient te zijn in de omgeving:
    • 1. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie daarvan, gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 2. de op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur;
  • h. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • i. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;
  • j. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1:
      • ingeval van sloop: tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
      • ingeval van herbestemming: tenminste 200% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Specifiek gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:

  • a. het gebruik van bestaande bebouwing voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat de bebouwing toebehoort aan een bestaand agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verkoop van eigen vervaardigde producten, met dien verstande dat maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
4.4.2 Gebruiksregels veehouderijen en paardenhouderijen
  • a. Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan;
    • 3. omschakeling van een veehouderij waar geen geiten worden gehouden naar een geitenhouderij is niet toegestaan;
  • b. Voor veehouderijen en paardenhouderijen geldt de volgende gebruiksregel:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt is niet toegestaan.
4.4.3 Gebruiksregels teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde

Het gebruik van gronden voor teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is toegestaan, met dien verstande dat:

4.4.4 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen, producten en mest op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag, uitgezonderd ter plaatse van de aanduidingen 'caravanstalling' en 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag';
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' voor een gebruiksgerichte paardenhouderij/manege;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. huisvesting van seizoensarbeiders;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor nevenactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  • i. verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van kuilvloerplaten en bijbehorende (erf)verhardingen waarbij geldt dat:
    • 1. kuilvoerplaten uitsluitend zijn toegestaan in aansluiting op een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'intensieve veehouderij', ten behoeve van een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer en waar binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor kuilvoerplaten;
    • 2. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' geen kuilvoerplaten buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van kuilvoerplaten en sleufsilo's zoals bedoeld in lid 4.2.3 sub b ten hoogste 0,5 ha per bouwvlak mag bedragen, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de buiten het bouwvlak gelegen kuilvoerplaten en sleufsilo's maximaal 2 ha mag bedragen;
  • j. de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking, uitgezonderd in het geval van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest bij een veehouderij.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gebruikswijziging van gebouwen naar dierenverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder a en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;
  • b. deze gebruikswijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' uitsluitend kan worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderij;
  • c. indien de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - melkveehouderij' is opgenomen, deze gebruikswijziging uitsluitend kan worden toegestaan ten behoeve van de melkveehouderij;
  • d. deze gebruikswijziging niet kan worden toegestaan indien op het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen;
  • e. deze gebruikswijziging uitsluitend kan worden toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • f. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • g. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten inpasbaar dient te zijn in de omgeving:
    • 1. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie daarvan, gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 2. de op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur;
  • h. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • i. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;
  • j. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1:
      • ingeval van sloop: tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
      • ingeval van herbestemming: tenminste 200% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.
4.5.2 Carnavals - of corsowagens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.1 onder a voor:

  • a. het oprichten van statische opslag voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag plaatsvindt binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    • 2. de hoogte van de opslag maximaal 3 m bedraagt;
  • b. het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    • 1. deze worden opgericht binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 300 m² bedraagt;
    • 4. deze tijdelijke bouwwerken maximaal gedurende 5 maanden per jaar worden geplaatst en na afloop van die termijn worden verwijderd.
4.5.3 Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.4 onder e voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders op het eigen bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. huisvesting is toegestaan in agrarische bedrijfsgebouwen, in agrarische bedrijfswoningen, in stacaravans of in tijdelijke woonunits;
  • b. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf 40 bedraagt;
  • c. de huisvesting uitsluitend seizoensarbeiders betreft die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, ook werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting van 1 persoon per unit en per verblijf maximaal 2 perioden van gezamenlijk maximaal 8 maanden per kalenderjaar duurt;
  • e. per agrarisch bedrijf maximaal 10 stacaravans of tijdelijke woonunits worden geplaatst;
  • f. de stacaravans of tijdelijke woonunits binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  • g. de stacaravans of tijdelijke woonunits niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden zijn;
  • h. de afstand tussen stacaravans of tijdelijke woonunits onderling minimaal 5 m bedraagt;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • j. de huisvesting aanvaardbaar is uit het oogpunt van externe veiligheid;
  • k. de huisvesting aanvaardbaar is uit het oogpunt van de afvoercapaciteit voor vuilwater;
  • l. indien huisvesting plaatsvindt in stacaravans of tijdelijke woonunits, er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.
4.5.4 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.4 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteiten niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein binnen het bouwvlak;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit;
  • h. de uitoefening van horeca-activiteiten en seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing.
4.5.5 Nevenactiviteiten
a Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.4 voor de uitoefening van nevenactiviteiten, met dien verstande dat naast de per nevenactiviteit in lid 4.5.5 sub b tot en met sub f opgenomen specifieke regels, tevens de volgende algemene regels gelden:

  • a. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit afzonderlijk aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;
  • b. om te waarborgen dat de nevenactiviteiten ondergeschikt blijven aan het bedrijf wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten (twee of meer nevenactiviteiten per bedrijf) advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
  • c. ten behoeve van de nevenactiviteiten mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht, met uitzondering van een sanitaire voorziening ten behoeve van een minicamping als bedoeld in sub c en met uitzondering van trekkershutten als bedoeld in sub c;
  • d. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;
  • f. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;
  • g. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;
  • h. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
b Dagrecreatieve nevenactiviteiten

Naast de in lid 4.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor dagrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. de bovengrens voor dagrecreatieve activiteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder b tot en met f anders is bepaald;
  • b. ondergeschikte horeca is mogelijk tot 30% van de bestaande vloeroppervlakte met een minimum van 35 m² en een maximum van 100 m²;
  • c. voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:
    • 1. maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
  • d. voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:
    • 1. deze nevenfunctie is uitsluitend toegestaan in een cultuurhistorisch waardevol pand dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • e. voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:
    • 1. verhuur mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van extensieve dagrecreatie en de verhuurmiddelen zijn niet gemotoriseerd;
  • f. voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf/poldersport:
    • 1. maximaal 2 ha van de aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak wordt ten behoeve van boerengolf/poldersport gebruikt;
    • 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;
    • 3. de benodigde attributen dienen verplaatsbaar te zijn.
c Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

Naast de in lid 4.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • b. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
  • d. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping:
    • 1. het aantal recreatieve standplaatsen bedraagt maximaal 25;
    • 2. op de recreatieve standplaatsen mogen uitsluitend mobiele kampeermiddelen worden geplaatst;
    • 3. de minicamping is uitsluitend toegestaan in of direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 4. er mag maximaal één sanitaire voorziening worden opgericht, met dien verstande dat:
      • de sanitaire voorziening binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
      • de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;
      • de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat indien de sanitaire voorziening in reeds bestaande bebouwing wordt gerealiseerd de oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen;
    • 5. kamperen is alleen toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 november;
    • 6. deze nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - openheid';
  • e. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij/groepsaccommodatie:
    • 1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. het maximum aantal toegestane woningen mag niet worden uitgebreid;
    • 3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m;
  • f. voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers/appartementen:
    • 1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. het aantal boerderijkamers/appartementen bedraagt maximaal 4;
    • 3. de oppervlakte van één boerderijkamer/appartement bedraagt maximaal 60 m²;
  • g. voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:
    • 1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
    • 2. het aantal trekkershuttten bedraagt maximaal 5;
    • 3. de oppervlakte bedraagt per trekkershut maximaal 40 m²;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:
    • 1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
    • 2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
    • 3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
    • 4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
    • 5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
    • 6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren.
d Verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit

Naast de in lid 4.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor de verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;
  • b. in totaal mag maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing worden gebruikt voor de verkoop van zowel eigen producten als streekeigen en/of biologische producten, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
e Zorglandbouw als nevenactiviteit

Naast de in lid 4.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor zorglandbouw als nevenactiviteit de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. ondergeschikte horeca is niet toegestaan;
  • b. inwoning is niet toegestaan.
f Het houden van paarden als nevenactiviteit

Voor het niet-bedrijfsmatig houden van paarden als nevenactiviteit gelden geen specifieke regels en zijn uitsluitend de in lid 4.5.5 sub a genoemde algemene regels van toepassing.

4.6 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen.
4.6.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.6.3 Voorwaarden

De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen door middel van het toekennen, van vorm veranderen en/of vergroten van de aanduiding:

  • 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen';
  • 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen'; en/of
  • 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';

al dan niet in combinatie met vormverandering en/of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak', en al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van het bouwvlak, uitsluitend ten behoeve van de teeltondersteunende voorzieningen:
    • 1. voor lage teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, maximaal 8 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen';
    • 2. voor hoge teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 4 m, maximaal 5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen';
    • 3. voor teeltondersteunende kassen, met een maximale bouwhoogte van 8 m, maximaal 0,5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';
    • 4. voor teeltondersteunende kassen, met een maximale bouwhoogte van 8 m, gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' maximaal 1,5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';

en met dien verstande dat:

    • 1. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant';
    • 2. vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - attentiezone waterhuishouding';
    • 3. op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' maximaal 3 ha van het bouwvlak mag worden gebruikt voor teeltondersteunende voorzieningen;
    • 4. het oprichten van teeltondersteunende kassen niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel';
    • 5. indien sprake is van de oprichting van teeltondersteunende kassen, de extra ontwikkelingsruimte niet mag leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
  • b. vormverandering en/of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen', 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' direct dient aan te sluiten op het bestaande bouwvlak dan wel daarvan wordt gescheiden door niet meer dan een weg, watergang of landschapselement met een maximale onderlinge afstand van 25 m. Indien een scheiding plaatsvindt door een weg, watergang of landschapselement dient op de verbeelding een relatieteken te worden opgenomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen', 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' uitsluitend bouwwerken in de vorm van teeltondersteunende voorzieningen en erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan;
  • d. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.2 Vormverandering bouwvlak agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering van een bouwvlak van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. vormverandering ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' niet is toegestaan;
  • b. vormverandering er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • d. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • f. vormverandering van een bouwvlak van een veehouderij of een paardenhouderij uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • g. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, slechts wordt verleend indien wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in lid 4.3.1;
  • h. medewerking slechts wordt verleend indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • i. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.3 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal:
    • 1. voor een (vollegronds)teeltbedrijf: 2 ha;
    • 2. voor een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': 4 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glas;
    • 3. voor een paardenhouderij: 1,5 ha;

waarbij vergroting er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;

  • b. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • c. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • d. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • f. vergroting van een bouwvlak van een paardenhouderij uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • g. medewerking aan een vergroting van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' slechts wordt verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. de ontwikkeling inpasbaar dient te zijn in de omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • i. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • j. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.4 Vergroting bouwvlak veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;
  • b. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 ha waarbij vergroting er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. vergroting van een bouwvlak ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' niet is toegestaan;
  • d. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • h. vergroting van een bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • i. medewerking aan een vergroting die tot doel heeft de bouw van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, slechts wordt verleend indien wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in lid 4.3.1;
  • j. de ontwikkeling inpasbaar dient te zijn in de omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • k. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • l. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • m. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.5 Omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen voor de omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij, binnen een bestaand bouwvlak, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • b. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf dienen te worden geconcentreerd binnen het bouwvlak;
  • c. de omvang van het bouwvlak wordt teruggebracht tot maximaal 1,5 ha, waarbij indien nodig bebouwing die buiten het bouwvlak komt te liggen wordt gesloopt;
  • d. indien omschakeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel', de omschakeling bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.6 Verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', indien de intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd.

4.7.7 Bergbezinkbassin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' toe te voegen voor de realisatie een bergbezinkbassin, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin maximaal 500 m³ bedraagt;
  • b. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven peil maximaal 3 m³ bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1,5 m bedraagt;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • e. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.8 Bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te wijzigen door het verwijderen van deze aanduiding ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • b. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;
  • c. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;
  • d. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;
  • e. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 4.2.1;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • j. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.9 Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak voor een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • b. de activiteiten dienen te passen binnen de bestaande legale vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. advies ten aanzien van de volwaardigheid van het te vestigen bedrijf wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan;
  • g. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • h. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  • i. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • j. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.10 Bedrijf ten behoeve van kleinschalige niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie';
  • b. de omvang van een bestemmingsvlak voor een niet-agrarisch bedrijf maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • c. de oppervlakte van bebouwing voor een niet-agrarisch bedrijf maximaal 400 m² bedraagt;
  • d. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • e. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • g. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • h. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel is niet toegestaan;
  • i. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • j. uitbreiding van het bedrijf na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk is;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.11 Bedrijf ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag' voor de statische opslag van goederen, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak ten behoeve van opslag maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing ten behoeve van statische opslag maximaal 1.000 m² bedraagt;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
  • e. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel niet is toegestaan;
  • h. de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • j. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • k. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • l. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • m. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • n. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.12 Recreatie ten behoeve van extensieve dagrecreatie of extensieve verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' dan wel de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voor extensieve dagrecreatie dan wel extensieve verblijfsrecreatie, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak voor extensieve dag- en/of verblijfsrecreatie maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing maximaal 500 m² bedraagt;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Toerisme en Recreatie;
  • e. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  • h. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • i. horeca uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte horeca met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • j. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.13 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het geval van de afsplitsing van een (bedrijfs)woning bij een bestaand agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. bij de plattelandswoning maximaal 100 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • f. ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.7.14 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden toegepast voor een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • b. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • c. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • d. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 4.7.14 onder d, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • e. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • g. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder f;
  • h. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.15 Wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, voor de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), met dien verstande dat:

  • a. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;
  • b. het één bijgebouw betreft dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • c. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;
  • d. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van het karakteristieke bijgebouw, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;
  • e. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • f. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.16 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, voor de realisatie van twee wooneenheden middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:

  • a. het een karakteristieke boerderij betreft die tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • b. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1000 m³ heeft;
  • c. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van de karakteristieke boerderij, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van de betreffende karakteristieke boerderij gehandhaafd blijven;
  • d. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • e. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat aan bijbehorende bouwwerken mag blijven behouden:
    • 1. bij een bouwvlak kleiner dan 1 ha: maximaal 200 m²;
    • 2. bij een bouwvlak groter dan 1 ha: maximaal 300 m²;
  • f. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • g. na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;
  • h. er nadere voorwaarden kunnen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing van het perceel, indien de sloop van de overtollige bebouwing als bedoeld onder e niet voldoende is om te concluderen dat sprake is van een zorgvuldig landschappelijke inpassing. In dat geval dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • i. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.7.17 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:

  • a. het agrarische gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  • b. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een (vollegronds)teeltbedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. 'intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij en een niet-intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 3. 'paardenhouderij', tevens een productiegerichte paardenhouderij is toegestaan met daaraan ondergeschikt een kantoor met een maximale vloeroppervlakte van 50 m2;
    • 4. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens een niet-intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 5. 'specifieke vorm van agrarisch - insectenkwekerij', tevens een insectenkwekerij met een maximale vloeroppervlakte van 500 m2 is toegestaan;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de abiotische, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en kenmerken, waaronder begrepen zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij per bouwvlak één bedrijfswoning ten dienste van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf': uitsluitend een dierenverblijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': tevens een paardenbak voor hobbymatig gebruik met een maximale oppervlakte van 1.200 m2 ;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas': uitsluitend teeltondersteunende kassen, hoge teeltondersteunende voorzieningen en lage teeltondersteunende voorzieningen, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening': uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen, alsmede agrarisch grondgebruik;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - propaantank': tevens een propaantank;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt voor vuurwerk': tevens een verkooppunt voor consumentenvuurwerk;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij': tevens de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen;
  • n. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen gebouwen en overkappingen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub e genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m;
  • c. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m;

met dien verstande dat:

  • e. voor bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen tevens het bepaalde in sub b van toepassing is.
b Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen

In aanvulling op het bepaalde in sub a gelden voor het oprichten van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij veehouderijen de volgende regels:

  • a. voor veehouderijen buiten de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' en voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
  • b. voor niet-grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning;
c Kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'

Bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt maximaal 3 ha;
  • c. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
d Teeltondersteunende voorzieningen, waaronder teeltondersteunende kassen
  • a. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van teeltondersteunende kassen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt per bouwvlak maximaal 5.000 m², met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' de gezamenlijke oppervlakte van kassen per bouwvlak maximaal 1,5 ha bedraagt;
      • ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' geen kassen zijn toegestaan;
    • 3. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m.
  • b. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
e Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan en dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • k. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
5.2.2 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden opgericht:

  • a. in de vorm van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • b. in de vorm van dierenverblijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf', met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt;
    • 3. indien de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen, de oppervlakte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
  • c. in de vorm van recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 4. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
    • 5. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
    • 6. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
    • 7. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
    • 8. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
    • 9. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
    • 10. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
a Binnen het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen binnen het bouwvlak worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 4. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 5.2.1 sub e;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 4 m, met uitzondering van boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • d. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 3. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' meerdere paardenbakken zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbakken worden gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 3. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 4. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 12 m;
  • g. voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bij een niet-grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' geldt, in aanvulling op het hiervóór bepaalde, dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde die:
    • 1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een vóór de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
b Buiten het bouwvlak

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen buiten het bouwvlak worden opgericht:

  • a. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van agrarisch gebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • d. sleufsilo's ten behoeve van de opslag van ruwvoer in aansluiting op een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat:
    • 1. sleufsilo's buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
    • 2. sleufsilo's buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan als binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor sleufsilo's;
    • 3. sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn toegestaan tot een omvang zoals bepaald in lid 5.4.4;
    • 4. de bouwhoogte van sleufsilo's buiten het bouwvlak maximaal 2,5 m bedraagt;
    • 5. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' geen sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • e. omheiningen rond een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', waarvan de bouwhoogte maximaal 1,70 m bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning':
    • 1. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroting oppervlakte dierenverblijven bij veehouderijen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub b voor het toestaan van een grotere oppervlakte van dierenverblijven bij een veehouderij, met dien verstande dat:

  • a. het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;
  • b. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' uitsluitend kan worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderij;
  • c. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven niet kan worden toegestaan indien op het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen;
  • d. vergroting van de oppervlakte van dierenverblijven uitsluitend kan worden toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • e. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • f. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten inpasbaar dient te zijn in de omgeving:
    • 1. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie daarvan, gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 2. de op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur;
  • g. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;
  • i. indien sprake is van het vergroten van de toegestane oppervlakte van dierenverblijven bij een hokdierhouderij, deze vergroting uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1:
      • ingeval van sloop: tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
      • ingeval van herbestemming: tenminste 200% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Specifiek gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:

  • a. het gebruik van bestaande bebouwing voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat de bebouwing toebehoort aan een bestaand agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verkoop van eigen vervaardigde producten, met dien verstande dat maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
5.4.2 Gebruiksregels veehouderijen en paardenhouderijen
  • a. Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan;
    • 3. omschakeling van een veehouderij waar geen geiten worden gehouden naar een geitenhouderij is niet toegestaan;
  • b. Voor veehouderijen en paardenhouderijen geldt de volgende gebruiksregel:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt is niet toegestaan.
5.4.3 Gebruiksregels teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde

Het gebruik van gronden voor teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is toegestaan, met dien verstande dat:

5.4.4 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen, producten en mest op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' voor een gebruiksgerichte paardenhouderij/manege;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. huisvesting van seizoensarbeiders;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor nevenactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  • i. verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van kuilvloerplaten en bijbehorende (erf)verhardingen waarbij geldt dat:
    • 1. kuilvoerplaten uitsluitend zijn toegestaan in aansluiting op een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'intensieve veehouderij', ten behoeve van een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer en waar binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor kuilvoerplaten;
    • 2. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' geen kuilvoerplaten buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van kuilvoerplaten en sleufsilo's zoals bedoeld in lid 5.2.3 sub b ten hoogste 0,5 ha per bouwvlak mag bedragen, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de buiten het bouwvlak gelegen kuilvoerplaten en sleufsilo's maximaal 2 ha mag bedragen;
  • j. de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking, uitgezonderd in het geval van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest bij een veehouderij;
  • k. het gebruik van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt voor vuurwerk' voor de verkoop van consumentenvuurwerk:
    • 1. in afwijking van het Vuurwerkbesluit;
    • 2. en/of het gebruik van meer dan 50 m2 ten behoeve van de verkoop van consumentenvuurwerk;
    • 3. en/of indien er geen sprake meer is van een agrarische bedrijfsvoering.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Gebruikswijziging van gebouwen naar dierenverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 onder a en toestaan dat gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, in gebruik worden genomen als dierenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. het in gebruik nemen van dierenverblijven voor het houden van geiten niet is toegestaan;
  • b. deze gebruikswijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' uitsluitend kan worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderij;
  • c. deze gebruikswijziging niet kan worden toegestaan indien op het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is opgenomen;
  • d. deze gebruikswijziging uitsluitend kan worden toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • e. maatregelen dienen te worden getroffen en in stand dienen te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij; er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • f. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten inpasbaar dient te zijn in de omgeving:
    • 1. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie daarvan, gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 2. de op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur;
  • g. aangetoond dient te zijn dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. een zorgvuldige dialoog dient te zijn gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief;
  • i. indien sprake is van het in gebruik nemen van een dierenverblijf bij een hokdierhouderij, deze gebruikswijziging uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale (interim) Omgevingsverordening zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven', zoals die criteria gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1:
      • ingeval van sloop: tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
      • ingeval van herbestemming: tenminste 200% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die extra wordt toegestaan;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de bouw of vergroting van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1 tot en met 3 is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.
5.5.2 Carnavals- of corsowagens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 juncto lid 5.4.1 onder a voor:

  • a. het oprichten van statische opslag voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag plaatsvindt binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    • 2. de hoogte van de opslag maximaal 3 m bedraagt;
  • b. het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    • 1. deze worden opgericht binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 300 m² bedraagt;
    • 4. deze tijdelijke bouwwerken maximaal gedurende 5 maanden per jaar worden geplaatst en na afloop van die termijn worden verwijderd.
5.5.3 Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 juncto lid 5.4.4 onder e voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders op het eigen bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. huisvesting is toegestaan in agrarische bedrijfsgebouwen, in agrarische bedrijfswoningen, in stacaravans of in tijdelijke woonunits;
  • b. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf 40 bedraagt;
  • c. de huisvesting uitsluitend seizoensarbeiders betreft die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, ook werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting van 1 persoon per unit en per verblijf maximaal 2 perioden van gezamenlijk maximaal 8 maanden per kalenderjaar duurt;
  • e. per agrarisch bedrijf maximaal 10 stacaravans of tijdelijke woonunits worden geplaatst;
  • f. de stacaravans of tijdelijke woonunits binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  • g. de stacaravans of tijdelijke woonunits niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden zijn;
  • h. de afstand tussen stacaravans of tijdelijke woonunits onderling minimaal 5 m bedraagt;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • j. de huisvesting aanvaardbaar is uit het oogpunt van externe veiligheid;
  • k. de huisvesting aanvaardbaar is uit het oogpunt van de afvoercapaciteit voor vuilwater;
  • l. indien huisvesting plaatsvindt in stacaravans of tijdelijke woonunits, er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.
5.5.4 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 juncto lid 5.4.4 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteiten niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein binnen het bouwvlak;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit;
  • h. de uitoefening van horeca-activiteiten en seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing.
5.5.5 Nevenactiviteiten
a Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 juncto lid 5.4.4 voor de uitoefening van nevenactiviteiten, met dien verstande dat naast de per nevenactiviteit in lid 5.5.5 sub b tot en met sub f opgenomen specifieke regels, tevens de volgende algemene regels gelden:

  • a. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit afzonderlijk aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;
  • b. om te waarborgen dat de nevenactiviteiten ondergeschikt blijven aan het bedrijf wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten (twee of meer nevenactiviteiten per bedrijf) advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
  • c. ten behoeve van de nevenactiviteiten mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht, met uitzondering van een sanitaire voorziening ten behoeve van een minicamping als bedoeld in sub c en met uitzondering van trekkershutten als bedoeld in sub c;
  • d. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;
  • f. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;
  • g. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;
  • h. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
b Dagrecreatieve nevenactiviteiten

Naast de in lid 5.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor dagrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. de bovengrens voor dagrecreatieve activiteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder b tot en met f anders is bepaald;
  • b. ondergeschikte horeca is mogelijk tot 30% van de bestaande vloeroppervlakte met een minimum van 35 m² en een maximum van 100 m²;
  • c. voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:
    • 1. maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
  • d. voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:
    • 1. deze nevenfunctie is uitsluitend toegestaan in een cultuurhistorisch waardevol pand dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • e. voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:
    • 1. verhuur mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van extensieve dagrecreatie en de verhuurmiddelen zijn niet gemotoriseerd;
  • f. voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf/poldersport:
    • 1. maximaal 2 ha van de aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak wordt ten behoeve van boerengolf/poldersport gebruikt;
    • 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;
    • 3. de benodigde attributen dienen verplaatsbaar te zijn.
c Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

Naast de in lid 5.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • b. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
  • d. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping:
    • 1. het aantal recreatieve standplaatsen bedraagt maximaal 25;
    • 2. op de recreatieve standplaatsen mogen uitsluitend mobiele kampeermiddelen worden geplaatst;
    • 3. de minicamping is uitsluitend toegestaan in of direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 4. er mag maximaal één sanitaire voorziening worden opgericht, met dien verstande dat:
      • de sanitaire voorziening binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
      • de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;
      • de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat indien de sanitaire voorziening in reeds bestaande bebouwing wordt gerealiseerd de oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen;
    • 5. kamperen is alleen toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 november;
    • 6. deze nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - openheid';
  • e. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij/groepsaccommodatie:
    • 1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. het maximum aantal toegestane woningen mag niet worden uitgebreid;
    • 3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 m;
  • f. voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers/appartementen:
    • 1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. het aantal boerderijkamers/appartementen bedraagt maximaal 4;
    • 3. de oppervlakte van één boerderijkamer/appartement bedraagt maximaal 60 m²;
  • g. voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:
    • 1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
    • 2. het aantal trekkershuttten bedraagt maximaal 5;
    • 3. de oppervlakte bedraagt per trekkershut maximaal 40 m²;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:
    • 1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
    • 2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
    • 3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
    • 4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
    • 5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
    • 6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren.
d Verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit

Naast de in lid 5.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor de verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;
  • b. in totaal mag maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing worden gebruikt voor de verkoop van zowel eigen producten als streekeigen en/of biologische producten, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
e Zorglandbouw als nevenactiviteit

Naast de in lid 5.5.5 sub a genoemde algemene regels gelden voor zorglandbouw als nevenactiviteit de volgende aanvullende specifieke regels:

  • a. ondergeschikte horeca is niet toegestaan;
  • b. inwoning is niet toegestaan.
f Het houden van paarden als nevenactiviteit

Voor het niet-bedrijfsmatig houden van paarden als nevenactiviteit gelden geen specifieke regels en zijn uitsluitend de in lid 5.5.5 sub a genoemde algemene regels van toepassing.

5.6 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen.
5.6.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.6.3 Voorwaarden

De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen door middel van het toekennen, van vorm veranderen en/of vergroten van de aanduiding:

  • 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen';
  • 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen'; en/of
  • 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';

al dan niet in combinatie met vormverandering en/of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak', en al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van het bouwvlak, uitsluitend ten behoeve van de teeltondersteunende voorzieningen:
    • 1. voor lage teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, maximaal 8 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen';
    • 2. voor hoge teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 4 m, maximaal 2 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen';
    • 3. voor teeltondersteunende kassen, met een maximale bouwhoogte van 8 m, maximaal 0,5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';
    • 4. voor teeltondersteunende kassen, met een maximale bouwhoogte van 8 m, gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' maximaal 1,5 ha mag bedragen, met daarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas';

en met dien verstande dat:

    • 1. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant';
    • 2. vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - attentiezone waterhuishouding';
    • 3. op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' maximaal 3 ha van het bouwvlak mag worden gebruikt voor teeltondersteunende voorzieningen;
    • 4. het oprichten van teeltondersteunende kassen niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel';
    • 5. indien sprake is van de oprichting van teeltondersteunende kassen, de extra ontwikkelingsruimte niet mag leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
  • b. vormverandering en/of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen', 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' direct dient aan te sluiten op het bestaande bouwvlak dan wel daarvan wordt gescheiden door niet meer dan een weg, watergang of landschapselement met een maximale onderlinge afstand van 25 m. Indien een scheiding plaatsvindt door een weg, watergang of landschapselement dient op de verbeelding een relatieteken te worden opgenomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen', 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' uitsluitend bouwwerken in de vorm van teeltondersteunende voorzieningen en erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan;
  • d. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.2 Vormverandering bouwvlak agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering van een bouwvlak van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. vormverandering ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' niet is toegestaan;
  • b. vormverandering er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • d. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • f. vormverandering van een bouwvlak van een veehouderij of een paardenhouderij uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • g. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, slechts wordt verleend indien wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in lid 5.3.1;
  • h. medewerking slechts wordt verleend indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • i. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.3 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal:
    • 1. voor een (vollegronds)teeltbedrijf: 2 ha;
    • 2. voor een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': 4 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glas;
    • 3. voor een paardenhouderij: 1,5 ha;

waarbij vergroting er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;

  • b. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • c. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • d. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • e. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • f. vergroting van een bouwvlak van een paardenhouderij uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • g. medewerking aan een vergroting van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' slechts wordt verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. de ontwikkeling inpasbaar dient te zijn in de omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • i. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • j. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.4 Vergroting bouwvlak veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een geitenhouderij;
  • b. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 ha waarbij vergroting er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. vergroting van een bouwvlak ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' niet is toegestaan;
  • d. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  • h. vergroting van een bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien geen sprake is van een toename van stikstofdepositie;
  • i. medewerking aan een vergroting die tot doel heeft de bouw van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, slechts wordt verleend indien wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in lid 5.3.1;
  • j. de ontwikkeling inpasbaar dient te zijn in de omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • k. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • l. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • m. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.5 Omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' te wijzigen voor de omschakeling naar een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij, binnen een bestaand bouwvlak, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • b. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf dienen te worden geconcentreerd binnen het bouwvlak;
  • c. de omvang van het bouwvlak wordt teruggebracht tot maximaal 1,5 ha, waarbij indien nodig bebouwing die buiten het bouwvlak komt te liggen wordt gesloopt;
  • d. indien omschakeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel', de omschakeling bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.6 Verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', indien de intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd.

5.7.7 Bergbezinkbassin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' toe te voegen voor de realisatie een bergbezinkbassin, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin maximaal 500 m³ bedraagt;
  • b. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven peil maximaal 3 m³ bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1,5 m bedraagt;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • e. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.8 Bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te wijzigen door het verwijderen van deze aanduiding ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • b. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;
  • c. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;
  • d. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;
  • e. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 5.2.1;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • j. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.9 Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak voor een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • b. de activiteiten dienen te passen binnen de bestaande legale vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. advies ten aanzien van de volwaardigheid van het te vestigen bedrijf wordt gevraagd aan de AAB;
  • e. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' of de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan;
  • g. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • h. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  • i. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • j. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien wordt gekozen voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.10 Bedrijf ten behoeve van kleinschalige niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie';
  • b. de omvang van een bestemmingsvlak voor een niet-agrarisch bedrijf maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • c. de oppervlakte van bebouwing voor een niet-agrarisch bedrijf maximaal 400 m² bedraagt;
  • d. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • e. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • g. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • h. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel niet is toegestaan;
  • i. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • j. uitbreiding van het bedrijf na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk is;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.11 Bedrijf ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag' voor de statische opslag van goederen, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak ten behoeve van opslag maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing ten behoeve van statische opslag maximaal 1.000 m² bedraagt;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
  • e. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel is niet toegestaan;
  • h. de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • j. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • k. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • l. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • m. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • n. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.12 Recreatie ten behoeve van extensieve dagrecreatie of extensieve verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' dan wel de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voor extensieve dagrecreatie dan wel extensieve verblijfsrecreatie, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. de omvang van een bestemmingsvlak voor extensieve dag- en/of verblijfsrecreatie maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing maximaal 500 m² bedraagt;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • d. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Toerisme en Recreatie;
  • e. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' niet is toegestaan;
  • f. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  • g. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  • h. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • i. horeca uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte horeca met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • j. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  • k. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  • l. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.13 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het geval van de afsplitsing van een (bedrijfs)woning bij een bestaand agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. bij de plattelandswoning maximaal 100 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • f. ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.7.14 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch met waarden - Natuur' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden toegepast voor een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • b. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • c. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • d. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 5.7.14 onder d, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • e. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • g. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder f;
  • h. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.15 Wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch met waarden - Natuur' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, voor de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), met dien verstande dat:

  • a. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;
  • b. het één bijgebouw betreft dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • c. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;
  • d. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van het karakteristieke bijgebouw, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;
  • e. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • f. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.16 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen - Landschapselement', 'Agrarisch met waarden - Natuur' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, voor de realisatie van twee wooneenheden middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:

  • a. het een karakteristieke boerderij betreft die tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • b. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1000 m³ heeft;
  • c. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van de karakteristieke boerderij, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van de betreffende karakteristieke boerderij gehandhaafd blijven;
  • d. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • e. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat aan bijbehorende bouwwerken mag blijven behouden:
    • 1. bij een bouwvlak kleiner dan 1 ha: maximaal 200 m²;
    • 2. bij een bouwvlak groter dan 1 ha: maximaal 300 m²;
  • f. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • g. na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;
  • h. er nadere voorwaarden kunnen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing van het perceel, indien de sloop van de overtollige bebouwing als bedoeld onder e niet voldoende is om te concluderen dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. In dat geval dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • i. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • k. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
5.7.17 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:

  • a. het agrarische gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  • b. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hovenier;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag ten behoeve van het bijbehorende aannnemersbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalinzameling': tevens afvalinzameling;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autodemontage': tevens een autodemontagebedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bed & pasture': tevens het als nevenactiviteit bieden van overnachting in een bed and pasture, met twee verblijfseenheden met een totale oppervlakte van maximaal 120 m2, inclusief het bieden van stalling en/of weidegang;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bosbouwmachines': tevens reparatie en verkoop van tuin- en bosbouwmachines;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwafvalrecycling': tevens een bouwafvalrecyclingbedrijf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': tevens een constructiewerkplaats;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektrotechnisch bureau: tevens een elektrotechnisch bureau;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fouragehandel': tevens een fouragehandel in stro, hooi en aanverwante producten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gebruiksgerichte paardenhouderij/manege': tevens een gebruiksgerichte paardenhouderij/manege, met daaraan ondergeschikt een kantoor met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 85 m2, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenbak' een paardenbak met bijbehorende voorzieningen is toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming': tevens een handelsonderneming;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf': tevens een installatiebedrijf;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbedrijf': tevens een metaalbewerkings- en/of -verwerkingsbedrijf;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalhandel': tevens een metaalhandel;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag van energetische stoffen': tevens een opslag voor energetische stoffen;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling': tevens een recyclingbedrijf;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stratenmakersbedrijf': tevens een stratenmakersbedrijf;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf': tevens een timmerbedrijf met werkplaats;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf en bouwbedrijf': tevens een bouwbedrijf en timmerbedrijf tot maximaal milieucategorie 2;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vogel- en kleindierkwekerij': tevens het kweken, fokken, houden, exposeren en in- en verkopen van vogels en kleindieren met bijbehorende voorzieningen, met als nevenfuncties ondergeschikte detailhandel met een verkoopoppervlak van maximaal 190 m2, ondergeschikte horeca met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2 en dagrecreatieve en educatieve voorzieningen;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': tevens een tuincentrum;
  • ab. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  • ac. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning: tevens wonen in één bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • ad. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub d genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vogel- en kleindierkwekerij' gelden, in aanvulling op het hiervóór bepaalde en al dan niet in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van overkappingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 99 m2;
    • 2. buiten het bouwvlak mogen gebouwen worden opgericht tot een oppervlakte van maximaal 18 m2;
    • 3. buiten het bouwvlak mogen overkappingen worden opgericht tot een oppervlakte van maximaal 1.024 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aan de Luienhoeksestraat 18a is een overkapping boven de pompeilanden toegestaan met een oppervlakte van maximaal 400 m2 en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • e. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • k. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
c Specifieke vorm van bedrijf - paardenbak

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenbak' mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht.

d Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt maximaal 15 m2;
  • b. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt maximaal 2,5 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 6.2.1 sub b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenbak' mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden opgericht ten dienste van een paardenbak met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een omheining bedraagt maximaal 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het overschrijden van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' met maximaal 15% mag worden overschreden;
  • b. op basis van een bedrijfsplan is aangetoond dat de omvang van het bestemmingsvlak en de verruimde bouwmogelijkheden ook op langere termijn volstaan voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. bedrijven die zijn ontstaan op een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie niet meer mogen worden vergroot;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
6.3.2 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. per bedrijfswoning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 1200 m² bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  • e. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  • f. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel, en met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel volumineus', 'specifieke vorm van bedrijf - bosbouwmachines', 'specifieke vorm van bedrijf - fouragehandel', 'specifieke vorm van bedrijf - vogel- en kleindierkwekerij', 'tuincentrum' en 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg', waar detailhandel is toegestaan overeenkomstig het bepaalde in lid 6.1.1;
  • b. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag uitgesloten' opslag op onbebouwde gronden ook binnen het bouwvlak is uitgesloten; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van opslag ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - metaalhandel', 'specifieke vorm van bedrijf - bouwafvalrecycling' en 'specifieke vorm van bedrijf - afvalinzameling' maximaal 8 m mag bedragen;
  • c. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', waar een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg is toegestaan;
  • e. opslag van vuurwerk;
  • f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag van energetische stoffen', waar een installatie bestemd voor het uitstampen van metalen door middel van springstoffen als bedoeld in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage is toegestaan;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • h. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • i. het gebruik van de verblijfseenheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bed & pasture' voor permanente en/of (zelfstandige) bewoning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Ander type bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. afwijking niet is toegestaan voor nutsvoorzieningen;
  • b. het bedrijf wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf dat voorkomt in categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
6.5.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 juncto lid 6.4.1 onder h voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Agrarisch

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' voor de vestiging van een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met het toevoegen van de bestemming 'Groen - Landschapselement', met dien verstande dat:

  • a. wijziging ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf dan wel een veehouderij niet is toegestaan;
  • b. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  • c. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • d. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
6.6.2 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 6.6.2 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin': tevens een bergbezinkbassin;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de bouwwerken.

Artikel 8 Bedrijf - Waterwinbedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Waterwinbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een waterwinbedrijf;
  • b. de bescherming van bodem en grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;
  • c. de instandhouding van een puttenveld ten behoeve van de waterwinning;
  • d. het behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 18 m;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het oprichten van een transformatorhuis de volgende afwijkende bouwregels:
    • 1. de bouwhoogte van een transformatorhuis bedraagt maximaal 4 m;
    • 2. de oppervlakte van een transformatorhuis bedraagt maximaal 25 m²;
  • e. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie bedraagt maximaal 40 m;
  • b. de bouwhoogte van een silo bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de bouwwerken.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens dagrecreatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': tevens een speeltuin;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel': tevens een kapel;
  • j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder trim- en speeltoestellen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen met uitzondering van de in lid 9.2.2 genoemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken en de in lid 9.2.3 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2.2 Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken

Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatiewoningen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. voor het oprichten van overkappingen bij recreatiewoningen gelden de regels voor bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in lid 9.2.2;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m2.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemmingen, maar niet ten behoeve van recreatiewoningen, dat torens voor de brandwacht worden gebouwd of dat (deels ondergrondse) dierenobservatieposten worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, met uitzondering van uitzichttorens voor de brandwacht waarvan de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt;
  • c. dierenobservatieposten mogen gedeeltelijk ondergronds worden gebouwd, tot een verticale diepte van maximaal 2 m;
  • d. het bouwwerk dient inpasbaar te zijn in relatie tot de aspecten water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. vooraf dient advies te worden ingewonnen bij het waterwinbedrijf.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;
  • c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.
9.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
9.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
  • b. het vellen van houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het aanbrengen van halfverhardingen.
9.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal bosonderhoud en bosbeheer ten dienste van de bestemming en/of passen in een normale exploitatie van het bosgebied welke is geregistreerd bij het Bosschap. Onder normale exploitatie wordt in ieder geval verstaan onderhoud, beheer en exploitatie, voor zover voortvloeiende uit verplichtingen op grond van de Boswet of omschreven in aanwezig beheerplan;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum voor het houden en tentoonstellen van voorwerpen van culturele waarde voor publiek en het beoefenen van volksspelen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca' tevens ondergeschikte horeca ten behoeve van het museum is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen ten behoeve van het museum zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting': een seksinrichting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a en sub b genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 10.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. per bedrijfswoning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 1200 m² bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  • e. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  • f. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Ander type cultuur en ontspanning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 voor het toestaan van een andere voorziening voor cultuur en ontspanning dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. afwijking niet is toegestaan voor seksinrichtingen of amusements- en speelautomatenhallen;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. ondergeschikte horeca kan worden toegestaan tot maximaal 35% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100 m2;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
10.5.2 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 juncto lid 10.4.1 onder e voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Cultuur en ontspanning' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 10.6.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • d. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a en sub b genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
  • e. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 11.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1.1 juncto lid 11.3.1 onder e voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Detailhandel' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 11.5.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Bestemming

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend landschappelijke inpassing;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. ondergeschikte bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • f. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Het is verboden om op deze gronden te bouwen.

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
12.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • g. het aanbrengen van (half)verhardingen.
12.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
12.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 13 Groen - Landschapselement

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. ondergeschikte bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens dagrecreatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • i. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
13.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen, met uitzondering van de in lid 13.2.2 genoemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken en de in lid 13.2.3 genoemde bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

13.2.2 Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken

Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht, met inachtneming van de volgende regel:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • b. het gebruik van gronden voor het grazen van dieren zodanig dat het landschapselement wordt aangetast;
  • c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.
13.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, tenzij het beplanting betreft die wordt aangebracht ter uitvoering van een in artikel 39.2 genoemd landschappelijk inpassingsplan;
  • b. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • h. het aanbrengen van (half)verhardingen.
13.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in lid 13.1.1 onder a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
13.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Bestemming

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': horecabedrijven, voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
14.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a en sub b genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
  • e. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 14.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1 Ander type horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 onder a voor het toestaan van een horecabedrijf dat niet voorkomt in categorie 1 of 2 van de Staat van horeca-activiteiten,met dien verstande dat:

  • a. het horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een horecabedrijf dat voorkomt in categorie 1 of 2 van de Staat van horeca-activiteiten;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
14.4.2 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 juncto lid 14.3.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 14.5.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Bestemming

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kantoor;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
15.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a en sub b genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 15.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. per bedrijfswoning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 1200 m² bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  • e. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  • f. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of een theeschenkerij;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 juncto lid 15.4.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 15.6.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Bestemming

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': een zorginstelling;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': horecabedrijven, voor zover die voorkomen in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'scouting': een scoutinggebouw met omliggende terreinen voor scouting-, sport-, jeugd- en jongerenactiviteiten en basisschoolactiviteiten waarbij tevens logies kan worden geboden in het scoutinggebouw ten behoeve van scouting-, sport-, jeugd- en jongerenverenigingen en basisscholen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molenbedrijf': het behoud, beheer en/of herstel van een molen, de daaraan eigen cultuurhistorische en landschappelijke waarden, alsmede het molenbedrijf, zijnde een bedrijf gericht op het gebruik van een molen als zodanig en ondergeschikte detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - onderzoekscentrum': een onderzoekscentrum voor evolutionaire lichaamsmaterie';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • h. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
16.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a en sub b genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
  • e. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e en f geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molenbedrijf' een minimale afstand tot de as van de weg van 3 m en een minimale afstand tot de perceelsgrenzen van 0 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 16.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Ander type maatschappelijke voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1.1 voor het toestaan van een andere maatschappelijke voorziening dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. maatschappelijke voorzieningen waar sprake is van nachtverblijf niet zijn toegestaan;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
16.4.2 Ander type horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1.1 onder c voor het toestaan van een horecabedrijf dat niet voorkomt in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. het horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een horecabedrijf dat voorkomt in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige maatschappelijke voorzieningen of landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbare onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
16.4.3 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1.1 juncto lid 16.3.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 16.5.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 17 Maatschappelijk - Militair terrein

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemming

De voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'militair oefenterrein': een militair oefenterrein waarop tevens helicopterlandingen zijn toegestaan met bijbehorende bebouwing zoals bergingen, toiletgebouwen, kantine, kantoor, gebouwen ten behoeve van communicatiedoeleinden, een instructielokaal en een slechtweeraccommodatie, een en ander met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'munitiedepot': een munitiedepot;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militair logistiek centrum': een militair logistiek centrum bestaande uit terrein en gebouwen voor kantoren, de opslag en het onderhoud van goederen en materialen, het beheer en de uitgifte van goederen en materialen, instructie en training, een en ander met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tentenkamp': een militair tentenkamp, met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • f. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
17.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub d genoemde specifieke regels.

a Aanduiding 'militair oefenterrein'

Gebouwen en overkappingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'militair oefenterrein' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte van een gebouw of overkapping bedraagt maximaal 20% van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de weg bedraagt minimaal 25 m.
b Aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militair logistiek centrum'

Gebouwen en overkappingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militair logistiek centrum' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 50%;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de weg bedraagt minimaal 30 m;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 10 m.
c Aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tentenkamp'

Gebouwen en overkappingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tentenkamp' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • b. de oppervlakte van een gebouw of overkapping bedraagt maximaal 200 m², met dien verstande dat de gezamenlijke maximale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is aangegeven;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de weg bedraagt minimaal 25 m.
d Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 17.2.1 sub d;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - militair logistiek centrum' en 'militair oefenterrein' bedraagt de hoogte van een zend-/ontvangstinstallatie maximaal 40 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Uitbreiding tentenkamp

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 sub c, onder b voor de uitbreiding van het tentenkamp, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 2.000 m² bedraagt;
  • b. indien sprake is van kappen van bomen, compensatie plaatsvindt;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m mag bedragen;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de bouwwerken;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen, behoudens zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1.1 en lid 17.4.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteiten niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit;
  • h. de uitoefening van horeca-activiteiten en seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 17.6.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
17.6.2 Natuur of Bos

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Bos', met dien verstande dat:

  • a. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • b. de ontwikkeling van natuur enkel geschiedt op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • c. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor de betreffende natuurontwikkeling;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • f. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt.

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Bestemming

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - extensief recreatief medegebruik uitgesloten':
    • 1. extensief recreatief medegebruik uitsluitend is toegestaan indien op de gehele bestemmingsgrens een aaneengesloten erfafscheiding is geplaatst en in stand wordt gehouden;
    • 2. extensief recreatief medegebruik niet is toegestaan op een afstand van minder dan 10 m tot de bestemmingsgrens;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens dagrecreatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
18.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder trim- en speeltoestellen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen met uitzondering van de in lid 18.2.2 genoemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken en de in lid 18.2.3 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2.2 Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken

Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatiewoningen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. voor het oprichten van overkappingen bij recreatiewoningen gelden de regels voor bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in lid 18.2.2;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m2.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen, maar niet ten behoeve van recreatiewoningen, dat torens voor de brandwacht worden gebouwd of dat (deels ondergrondse) dierenobservatieposten worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, met uitzondering van uitzichttorens voor de brandwacht waarvan de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt;
  • c. dierenobservatieposten mogen gedeeltelijk ondergronds worden gebouwd, tot een verticale diepte van maximaal 2 m;
  • d. het bouwwerk dient inpasbaar te zijn in relatie tot de aspecten water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. vooraf dient advies te worden ingewonnen bij het waterwinbedrijf.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • b. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;
  • c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.
18.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
18.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas;
  • c. het blijvend omzetten van grasland;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • g. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van lichtmasten.
18.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 18.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
18.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Bestemming

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': horecabedrijven, voor zover die voorkomen in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan': een modelvliegtuigbaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - indooractiviteiten': indooractiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - outdoor': outdooractiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': een sportveld;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuin;
  • i. ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 100 m² dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
  • j. ondergeschikte detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m² dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • l. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
19.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 19.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub c genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c, d en e geldt ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan' een maximale bouwhoogte van 5 meter en gelden geen minimale afstanden tot de as van de weg of de perceelsgrenzen.
b Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'

Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
c Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 19.2.1 sub c;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten bedraagt maximaal 10 m;
  • c. de bouwhoogte van een boomcircuit bedraagt maximaal 10 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
19.4.1 Ander type dagrecreatieve voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.1 voor het toestaan van een andere dagrecreatieve voorziening dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
19.4.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.1 juncto lid 19.3.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 19.5.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Bestemming

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een camping, met inachtneming van het maximum aantal recreatieve standplaatsen zoals bepaald in lid 20.3.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie': een groepsaccommodatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein': een natuurkampeerterrein met camping, met inachtneming van het maximum aantal recreatieve standplaatsen zoals bepaald in lid 20.3.1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark': een recreatiepark, met inachtneming van het maximum aantal recreatieve standplaatsen zoals bepaald in lid 20.3.1;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 05': maximaal 6 vakantieappartementen, alsmede dierenverblijven ten dienste van de vakantieappartementen en de ter plaatse toegelaten camping;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • h. ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 100 m² dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
  • i. ondergeschikte detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m² dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • k. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
20.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 20.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • c. onderkeldering van een recreatieverblijf is niet toegestaan, uitgezonderd onderkeldering in de vorm van een bestaande mestkelder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie - 05', met dien verstande dat deze onderkeldering uitsluitend mag worden gebruikt voor het opslaan van hemelwater;

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub f genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf, niet zijnde recreatieverblijven en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken als bedoeld in sub c tot en met sub e, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' ook de oppervlakte van de groepsaccommodatie als bedoeld in sub b binnen deze oppervlakte valt;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
  • e. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 10 m.
b Groepsaccommodatie

Gebouwen en overkappingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat ook de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf als bedoeld in sub a binnen deze oppervlakte valt;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
  • e. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 10 m.
c Recreatieverblijven op een kampeerterrein

Recreatieverblijven en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mogen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' worden opgericht met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van het aantal en de omvang van recreatieve standplaatsen in lid 20.3.1 en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • b. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 10 m;
  • c. voor een stacaravan en glamping accommodatie gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 60 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • d. voor een vakantiebungalow gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • e. per recreatieve standplaats is één bijbehorend bouwwerk toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 10 m² bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 05' maximaal 15 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;
d Recreatieverblijven op een natuurkampeerterrein

Recreatieverblijven en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' worden opgericht met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van het aantal en de omvang van recreatieve standplaatsen in lid 20.3.1 en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • b. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 10 m;
  • c. het bouwen van vakantiebungalows of het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • d. per recreatieve standplaats is één bijbehorend bouwwerk toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt.
e Recreatieverblijven op een recreatiepark

Recreatieverblijven en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark' worden opgericht met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van het aantal en de omvang van recreatieve standplaatsen in lid 20.3.1 en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • b. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 10 m;
  • c. uitsluitend het bouwen van vakantiebungalows is toegestaan; het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • d. voor een vakantiebungalow gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • e. per vakantiebungalow is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt.
f Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 25 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' minimaal 10 m bedraagt.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 20.2.1 sub f;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 2,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 05' maximaal 4 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Recreatieve standplaatsen op campings, recreatieparken en het natuurkampeerterrein
  • a. Ter plaatse van de aanduidingen 'kampeerterrein' en 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal recreatieve standplaatsen bedraagt maximaal 50 per ha;
    • 2. het maximum aantal recreatieve standplaatsen bedraagt:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 01': 455 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 02': 44 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 03': 549 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 04': 25 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 05': 37 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 08': 42 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 09': 86 recreatieve standplaatsen;
    • 3. de oppervlakte van een recreatieve standplaats voor een mobiel kampeermiddel of voor een stacaravan bedraagt minimaal 75 m² en de oppervlakte van een recreatieve standplaats voor een vakantiebungalow of glamping accommodatie bedraagt minimaal 100 m²;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - recreatieve standplaatsen' zijn geen recreatieve standplaatsen toegestaan;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark' gelden de volgende regels:
    • 1. het maximum aantal recreatieve standplaatsen bedraagt:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 06': 24 recreatieve standplaatsen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 07': 54 recreatieve standplaatsen;
    • 2. de oppervlakte van een recreatieve standplaats voor een vakantiebungalow bedraagt minimaal 100 m²;
20.3.2 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • g. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
20.4.1 Ander type verblijfsrecreatieve voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1.1 voor het toestaan van een andere verblijfsrecreatieve voorziening dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het maximum aantal recreatieve standplaatsen als bedoeld in lid 20.3.1 niet mag worden vergroot;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
20.4.2 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1.1 juncto lid 20.3.2 onder e voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 20.5.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' ;
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Bestemming

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensport': een hondensportterrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportpark': een sportpark;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gebruiksgerichte paardenhouderij/manege': een gebruiksgerichte paardenhouderij/manege met daaraan ondergeschikt een kantoor met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 50 m² dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
  • d. ondergeschikte horeca met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend-/ontvangstinstallatie;
  • g. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
21.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 21.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a en sub b genoemde specifieke regels.

a Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b:
    • 1. geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
    • 2. geldt ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - gebruiksgerichte paardenhouderij/manege' een maximale goothoogte van 6,5 m en een maximale bouwhoogte van 11 m;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen tot aan de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • j. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 21.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten en ballenvangers bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt maximaal 40 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, anders dan voor ondergeschikte detailhandel;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
21.3.2 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mag de (voormalige) bedrijfswoning tevens worden gebruikt als plattelandswoning.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels
21.4.1 Ander type sportvoorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1.1 voor het toestaan van een andere sportvoorziening dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. ondergeschikte horeca kan worden toegestaan tot maximaal 35% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100 m2;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
21.4.2 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1.1 juncto lid 21.3.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
    • 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 21.5.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van:
    • 1. interregionale wegen;
    • 2. interlokale wegen;
    • 3. lokale verharde wegen;
    • 4. onverharde wegen;
    • 5. wandel- en fietspaden;
    • 6. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verlengde Helakkerstraat' een weg bestaande uit ten hoogste twee rijstroken is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – onverharde weg': uitsluitend een onverharde weg;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – halfverharde weg': uitsluitend een onverharde dan wel halfverharde weg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens dagrecreatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  • f. groen- en speelvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
22.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 22.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' maximaal 25 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal voor:
    • 1. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;
    • 2. masten: 8 m;
    • 3. geluidwerende voorzieningen: 4 m;
    • 4. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': 40 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
22.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas.
22.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
22.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen voor het verharden van onverharde en halfverharde wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' dan wel de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halfverharde weg', met dien verstande dat:

  • a. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • b. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna.

Artikel 23 Verkeer - Spoorweg

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en standhouding van spoorwegen met bijbehorend straatmeubilair;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
23.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 23.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal voor:
    • 1. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;
    • 2. masten: 8 m;
    • 3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Bestemming

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterberging en waterlopen;
  • c. retentievijvers;
  • d. bergbezinkbassins;
  • e. extensieve recreatie;
  • f. groenvoorzieningen, natuurvriendelijke oevers, infrastructurele voorzieningen in de vorm van bruggen, taluds en viaducten, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
24.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 24.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal voor:
    • 1. bruggen en viaducten: 8 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels
24.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, waarbij per bouwvlak één woning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal woningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens een caravanstalling;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hovenier;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor aan huis': tevens een kantoor aan huis;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - montagebedrijf': tevens een montagebedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – stukadoor': tevens een stukadoor;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - expositieruimte': tevens een expositieruimte;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - galerie': tevens een galerie;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig akkerbouwbedrijf': tevens kleinschalige hobbymatige akkerbouwactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenstal': uitsluitend een paardenstal;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenstal 2': tevens een paardenstal en hooiopslag;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag': tevens statische opslag;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie': tevens een groepsaccommodatie;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning, al dan niet met een bijbehorend bouwwerk;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'verkoop eigen producten': tevens de verkoop van eigen producten;
  • r. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
25.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 25.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum breedte bouwperceel (m)' bedraagt de breedte van een bouwperceel maximaal 25 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn geen gebouwen toegestaan.
25.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat geen hoofdgebouwen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouwen';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte zijn toegestaan.
  • c. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 20 m, of maximaal de bestaande breedte indien het hoofdgebouw op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan breder is dan 20 m;
  • d. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de as van de openbare weg bedraagt:
    • 1. minimaal 15 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'minimum lengte (m)' de afstand minimaal de aangegeven afstand bedraagt;
    • 2. indien de aanduiding 'maximum lengte (m)' is opgenomen: maximaal de aangegeven afstand;
  • e. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' de inhoud maximaal de aangegeven inhoud bedraagt;
    • 2. de inhoud van een gebouw dat tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie' maximaal de inhoud bedraagt op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Vlaamse schuur' verplaatsing van de Vlaamse schuur met behoud van de bestaande inhoud is toegestaan;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • g. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte bijbehorende bouwwerken (m)' de goothoogte maximaal de aangegeven goothoogte bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte bijbehorende bouwwerken (m)' de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal de aangegeven oppervlakte;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zoals bepaald onder d worden vermeerderd met 1.000 m2 ten behoeve van de caravanstalling;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Vlaamse schuur' mag een Vlaamse schuur worden opgericht, waarbij geldt dat het aanduidingsvlak volledig mag worden bebouwd en dat daarnaast maximaal 100 m2 aan overige bijbehorende bouwwerken is toegestaan op het bouwperceel;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van wonen - paardenstal' is, in aanvulling op het bepaalde onder d en e, een paardenstal toegestaan met een oppervlakte van maximaal 360 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 m respectievelijk maximaal 6 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van wonen - paardenstal 2' zijn, in aanvulling op het bepaalde onder d en e, een paardenstal en hooiopslag toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 254 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 m respectievelijk maximaal 6 m.
25.2.4 Recreatiewoning met bijbehorende bouwwerken

Recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • h. bij een recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • i. de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
25.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een woning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 25.2.3;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak wordt opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 1200 m² bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  • e. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  • f. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
25.3.2 Vergroting inhoud van de woning in een langgevelboerderij

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder e voor het toestaan van een grotere inhoud dan 750 m3, ten behoeve van de vergroting van de inhoud van het woongedeelte van een langgevelboerderij door de in het gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte te betrekken, met dien verstande dat:

  • a. het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  • b. de inhoud van de langgevelboerderij niet mag worden vergroot.
25.3.3 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten behoeve van kapschuur voor kleinschalige akkerbouwactiviteiten

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig akkerbouwbedrijf' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.3 voor het oprichten van een kapschuur ten behoeve van de opslag van agrarische hulp- en werktuigen, met dien verstande dat:

  • a. wordt aangetoond dat er sprake is van noodzaak voor de bouw van een kapschuur;
  • b. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning maximaal 300 m² bedraagt, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt.
  • f. er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden binnen deze bestemming voor andere vormen van wonen dan de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  • b. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van opstallen voor statische opslag, met uitzondering van het gebruik van opstallen voor statische opslag tot maximaal 400 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag' en met uitzondering van het gebruik van opstallen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' voor de stalling van caravans;
  • d. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1.1 juncto lid 25.4.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
25.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' voor de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:

  • a. het een karakteristieke boerderij betreft die tevens is bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • b. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1000 m³ heeft;
  • c. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;
  • d. bestaande bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw zijn aangebouwd, bij de woning betrokken mogen worden;
  • e. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  • f. na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 26 Leiding - Brandstof

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';
  • b. het beheer en onderhoud van van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden.
26.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 26.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
26.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
26.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
26.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 26.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof', indien de betreffende leiding als zodanig in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden opgenomen.

Artikel 27 Leiding - Gas

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden.
27.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

27.1.3 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 27.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) zijn op de in lid 27.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

27.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
27.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het permanent opslaan van goederen binnen een zone van 4 respectievelijk 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leidingen (belemmeringenstrook).
27.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 27.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
27.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 27.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding';
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden.
28.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 28.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor hoogspanningsmasten: 40 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
28.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
28.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
28.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
28.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 28.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de hoogspanningsverbinding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 29 Leiding - Riool

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden.
29.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 29.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

29.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
29.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
29.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
29.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
29.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 29.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 30 Leiding - Water

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden.
30.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 30.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. de veiligheid van de waterleiding niet mag worden geschaad;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
30.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
30.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
30.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 30.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
30.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 30.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Water', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 31 Waarde - Archeologie

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden.
31.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen op of in deze gronden geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering zonder daarbij de bestaande fundering dieper uit te graven;
  • b. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2.
  • c. 31.2 a. en b. zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologisch monument'.
31.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunning- aanvraag ter beoordeling een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige die hiervoor gecertificeerd is conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
    • 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
  • b. In de situatie als bedoeld in lid 31.3 sub a, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
  • c. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
31.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
31.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
  • a. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, ontginnen, vergraven, afgraven, verwijderen van bestaande funderingen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 6. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, tenzij verricht door een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet voor werken en/of werkzaamheden, die:
    • 1. niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
  • c. Het bepaalde in lid 31.4.1 b.1. is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – archeologisch monument'.
31.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 31.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 31.2 van toepassing is;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd op de plaats van een verwijderde of nog te verwijderen fundering waarbij geen diepere verstoringen worden veroorzaakt;
  • f. worden uitgevoerd in het kader van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen alsmede werken en/of werkzaamheden binnen de bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
31.4.3 Rapport

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 31.4.1 kan door het bevoegd gezag slechts worden verleend indien de indiener bij de omgevingsvergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
  • b. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
  • c. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
  • d. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
31.4.4 Beoordeling rapport
  • a. Bij de beoordeling van archeologische rapporten als bedoeld in lid 31.4.3, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
31.4.5 Voorwaarden

In de situatie als bedoeld in lid 31.4.3 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

32.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in lid 32.1.1 is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan conform de daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25).

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 voor het oprichten of verbouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25), met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden.

32.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
32.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

32.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 32.4.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van de bebouwing.
32.4.3 Voorwaarden
  • a. de in lid 32.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
  • c. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem.

Artikel 33 Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant);

alsmede voor:

  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.
33.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 33.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,50 m.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1.2 voor de bouw van een gebouw ten behoeve van de natuurbestemming of het extensief recreatief medegebruik, met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m, met dien verstande dat geen aantoonbare onevenredige aantasting plaatsvindt van het Natuur Netwerk Brabant.

33.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
33.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het verwijderen van beplanting en/of houtopstand;
  • g. het scheuren van grasland;
  • h. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.
33.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 33.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
33.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 33.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met het Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 34 Waarde - Ecologie - Verbindingszone

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone in de vorm van bebouwingsvrije stroken met beplanting en/of water, oevers en moeras ten behoeve van de ecologische infrastructuur met de bijbehorende natuur-, ecologische en hydrologische waarden. Ondergeschikt hieraan is tevens extensieve recreatie mogelijk.

34.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 34.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

34.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
34.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.

34.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
34.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verwijderen van beplanting en/of houtopstand.
34.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 34.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
34.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 34.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
34.5.1 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' of 'Agrarisch met waarden - Natuur' tezamen met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als ecologische verbindingszone, met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkeling van deze natuurgebieden enkel geschiedt op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • b. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor de betreffende natuurontwikkeling;
  • c. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
34.5.2 Verplaatsen dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' te verwijderen en op een andere locatie op te nemen, indien de gronden op de andere locatie beter geschikt zijn voor inrichting en beheer als ecologische verbindingszone, met dien verstande dat:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid om tot realisatie van de ecologische verbindingszone over te gaan;
  • b. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • c. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • e. Provinciale Staten van Noord-Brabant het verzoek tot herbegrenzing van de ecologische verbindingszone hebben goedgekeurd.

Artikel 35 Waarde - Ecologie - Watersysteem

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Ecologie - Watersysteem' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud, beheer en herstel van het watersysteem.

35.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 35.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

35.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

35.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
35.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het verwijderen van beplanting en/of houtopstand.
35.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 35.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
35.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 35.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 36 Waterstaat - Waterbergingsgebied

36.1 Bestemmingsomschrijving
36.1.1 Bestemming

De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van het waterbergend vermogen van het gebied.

36.1.2 Toelaatbaarheid

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 36.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

36.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het gebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.
36.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
36.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen en/of wijzigen van kaden.
36.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 36.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
36.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 36.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de waterberging;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 37 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 38 Algemene bouwregels

38.1 Afstand van geluidsgevoelige bebouwing tot de weg
38.1.1 Algemeen

Deze bepaling strekt tot de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met het wegverkeerslawaai van lokale en interlokale wegen.

38.1.2 Bouwregels

Voor de bouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen op gronden die zijn gelegen naast wegen dient in ieder geval een afstand van 15 m uit de as van de weg in acht te worden genomen, met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor gronden gelegen:

  • a. naast wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen' en de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halfverharde wegen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg', waar een afstand van 25 m uit de as van de weg in acht dient te worden genomen.
38.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, al dan niet in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 41.4, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.1.2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat de voldaan moet worden aan de geluidsnormen voor nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen uit de Wet geluidhinder juncto het Besluit geluidhinder.

38.2 Ondergronds bouwen
38.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ondergrondse bouwwerken onder de contouren van woningen, bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m, met dien verstande dat toegangen tot deze ondergrondse bouwwerken, zoals hellingbanen en trappen, ook buiten de genoemde contouren zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 2. hellingbanen en laaddocks, anders dan bij woningen, bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 3. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 4. voorzieningen ten behoeve van kadaverkoelingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
    • 5. overige ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
  • b. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende ondergrondse bouwwerken toegestaan:
    • 1. voorzieningen ten behoeve van kadaverkoelingen, met een maximum oppervlakte van 10m2 en een maximale verticale diepte van 1,5 m;
    • 2. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, tot een verticale diepte van maximaal 6 m;
  • c. bij de berekening van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.

38.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.

38.3 Bestaande afstanden en andere maten
38.3.1 Bestaande afstanden
  • a. In die gevallen dat afstanden tot of tussen bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
38.3.2 Bestaande andere maten
  • a. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
38.4 Nadere eisen
38.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels zoals vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
38.4.2 Voorwaarden

De in lid 38.4.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan;
  • b. met het oog op de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met calamiteiten.

Artikel 39 Algemene gebruiksregels

39.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 25 bedoelde gronden en bouwwerken:

  • a. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  • b. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    • 1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    • 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
39.2 Voorwaardelijke verplichtingen
39.2.1 Achterhoeksestraat 77

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Achterhoeksestraat 77' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze regels.
39.2.2 Beatrixweg 36

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Beatrixweg 36' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 5 bij deze regels.
39.2.3 Berkstraat 1 - 3

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Berkstraat 1 - 3' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 6 bij deze regels.
39.2.4 Bernhardstraat naast 21 - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Bernhardstraat naast 21 - 1' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing die op de kaart van het landschappelijk inpassingsplan is aangeduid als 1A, 1B en 2A binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 7 bij deze regels.
39.2.5 Bernhardstraat naast 21 - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Bernhardstraat naast 21 - 2' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing die op de kaart van het landschappelijk inpassingsplan is aangeduid als 1C binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 7 bij deze regels.
39.2.6 Bosheidestraat 7

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Bosheidestraat 7' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een groepsaccommodatie indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van het gebruik als groepsaccommodatie is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 8 bij deze regels.
39.2.7 Bredendam 5-5a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Bredendam 5-5a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 9 bij deze regels.
39.2.8 Canadastraat 15

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Canadastraat 15' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een productiegerichte paardenhouderij indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de activiteiten van de productiegerichte paardenhouderij is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 10 bij deze regels.
39.2.9 Candastraat 36

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Canadastraat 36' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 11 bij deze regels.
39.2.10 De Brand 28

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting De Brand 28' gelden de volgende regels:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na de vaststelling van dit bestemmingsplan is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 12 bij deze regels;
  • b. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen' mogen uitsluitend worden gebruikt voor wonen indien de bijbehorende bouwwerken die zijn aangemerkt als 'te saneren bijgebouwen' binnen 18 maanden na de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn gesloopt conform de tekening met te slopen bebouwing zoals opgenomen in bijlage 13 bij deze regels.
39.2.11 De Leijkens

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting De Leijkens' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend worden gebruikt als weg indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 14 bij deze regels.
39.2.12 Ettenseweg 4 - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Ettenseweg 4 - 1' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 15 bij deze regels.
39.2.13 Ettenseweg 4 - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Ettenseweg 4 - 2' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 16 bij deze regels.
39.2.14 Groenstraat 3

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Groenstraat 3' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en een waterbassin indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na ingebruikname van de permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of het waterbassin is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 17 bij deze regels.
39.2.15 Groenstraat 3 - 3a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Groenstraat 3 - 3a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een intensieve veehouderij indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na ingebruikname van het nieuwe dierenverblijf is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 18 bij deze regels.
39.2.16 Hazelaarstraat naast 37

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Hazelaarstraat naast 37' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 19 bij deze regels.
39.2.17 Heimolendreef 32

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Heimolendreef 32' gelden de volgende regels:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 20 bij deze regels;
  • b. de woning binnen de bestemming 'Wonen' mag uitsluitend worden gebruikt als woning indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' een geluidwerende voorziening van 2,0 m hoog, met een kierdichte, gesloten constructie en een minimale massa van 10 kg/m2 is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
39.2.18 Het Dreefje 3

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Het Dreefje 3' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de aanduiding 'parkeerterrein' mogen uitsluitend worden gebruikt als parkeerterrein indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na de vaststelling van dit bestemmingsplan is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 21 bij deze regels.
39.2.19 Hoeksestraat 16

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Hoeksestraat 16' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 22 bij deze regels.
39.2.20 Hoekvensedreef 9a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Hoekvensedreef 9a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 23 bij deze regels.
39.2.21 Kerkstraat 19

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Kerkstraat 19' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de verblijfsrecreatieve activiteiten is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 24 bij deze regels.
39.2.22 Klein Zundertseweg 14-16

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Klein Zundertseweg 14-16' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 25 bij deze regels.
39.2.23 Kolkstraat naast 8

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Kolkstraat naast 8' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 26 bij deze regels.
39.2.24 Kolkstraat tussen 7 en 11

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Kolkstraat tussen 7 en 11' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 27 bij deze regels.
39.2.25 Kolkstraat 13

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Kolkstraat 13' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 28 bij deze regels.
39.2.26 Lage Zegstraat 17

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Lage Zegstraat 17' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een veehouderij indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na ingebruikname van de nieuwe dierenverblijven is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 29 bij deze regels.
39.2.27 Langendijksestraat 3

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Langendijksestraat 3' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na de vaststelling van dit bestemmingsplan is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 30 bij deze regels.
39.2.28 Langendijksestraat 7

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Langendijksestraat 7' gelden de volgende regels:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 31 bij deze regels;
  • b. de gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Wonen' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de bestaande rundveestal en mestsilo zijn gesloopt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Vlaamse schuur' mag de bestaande Vlaamse schuur worden verplaatst, herbouwd en als woning in gebruik worden genomen; het gebruik van de Vlaamse schuur voor wonen is uitsluitend toegestaan indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. bij de bouw van de Vlaamse schuur dient de gehele gebint- en kapconstructie behouden te blijven, met uitzondering van 1 dwarsbalk die gedeeltelijk zal worden doorsneden ten behoeve van een ingang voor slaapkamer 1 en de trapopgang, overeenkomstig hetgeen hierover is aangegeven in het rapport van het Monumentenhuis (opgenomen in bijlage 32 bij deze regels); het demonteren, restaureren en herbouwen van de gebinten moet plaatsvinden onder toezicht van een hiertoe gespecialiseerd bedrijf; dit gespecialiseerde bedrijf moet zich geconformeerd hebben aan de restauratierichtlijnen zoals gesteld in de Beoordelingsrichtlijn Onderhoud en restauratie monumenten (BRL ERM 4000);
    • 2. uitgangspunten bij het exterieur van de Vlaamse schuur zijn:
      • de gevelopzet bestaat in hoofdlijnen uit een fors dakgedeelte en een relatief lage donkere/zwarte, uit hout opgetrokken gevel met gesloten karakter;
      • de houten gevelvlakken worden traditioneel donker of zwart geschilderd;
      • een bescheiden metselwerk plint onder de houten gevelelementen is toegestaan;
      • kunststof materialen en volkern plaatmateriaal als gevelbeplating zijn niet toegestaan;
      • toegangsdeuren, staldeuren en kozijnen worden uitgevoerd in passende donkere of zwarte kleurstelling;
      • als dakbedekking heeft een rieten kap sterke voorkeur; een dakbedekking van keramische dakpannen in Oud Hollands model is voorstelbaar, mits in lichte kleurstelling uitgevoerd;
    • 3. het bouwplan behoeft goedkeuring van de gemeentelijke monumentencommissie, waarbij mede het rapport van het Monumentenhuis (opgenomen in bijlage 32 bij deze regels) in ogenschouw wordt genomen.
39.2.29 Martenstraat 4

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Martenstraat 4' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een groencomposteringsbedrijf indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de activiteiten van het groencomposteringsbedrijf en/of de ingebruikname van de ruwvoeropslag op het noordelijk deel van het bouwvlak is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 33 bij deze regels.
39.2.30 Molenweg/Dennenweg

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Molenweg/Dennenweg' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 34 bij deze regels.
39.2.31 Molenweg naast 7

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Molenweg naast 7' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 35 bij deze regels.
39.2.32 Nederheide 1a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Nederheide 1a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij/manege indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de activiteiten van de gebruiksgerichte paardenhouderij/manege is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 36 bij deze regels.
39.2.33 Omgangstraat 58

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Omgangstraat 58' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 37 bij deze regels.
39.2.34 Omleiding Tracé Zuid

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Omleiding Tracé Zuid' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend worden gebruikt als weg indien de landschappelijke inpassing en compensatie uiterlijk in februari 2023 zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 38 bij deze regels.
39.2.35 Onze Lieve Vrouwestraat 36

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Onze Lieve Vrouwestraat 36' geldt de volgende regel:

  • a. de paardenstal en hooiopslag binnen de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenstal 2' en de paardenbak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mogen uitsluitend worden gebruikt indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na ingebruikname is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 39 bij deze regels.
39.2.36 Oosteindseweg 56 - 58

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Oosteindseweg 56 - 58' gelden de volgende regels:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na ingebruikname van de woningen als burgerwoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 40 bij deze regels;
  • b. het oprichten van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Vlaamse schuur' is uitsluitend toegestaan nadat de overtollige bebouwing is gesloopt conform de tekening met te slopen bebouwing zoals opgenomen in bijlage 41 bij deze regels.
39.2.37 Populierenstraat 35

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Populierenstraat 35' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 42 bij deze regels.
39.2.38 Rijksweg-Zuid 29

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Rijksweg-Zuid 29' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kas' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen (waaronder teeltondersteunende kassen) indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na ingebruikname van de permanente teeltondersteunende voorzieningen is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 43 bij deze regels.
39.2.39 Roosendaalsebaan naast 5

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Roosendaalsebaan naast 5' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 44 bij deze regels.
39.2.40 Roosendaalsebaan 40

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Roosendaalsebaan 40' geldt de volgende regel:

  • a. De gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijf - Waterwinbedrijf' mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in de bestemmingsomschrijving indien de landschappelijke inrichtingselementen in de bestemmingen 'Bedrijf - Waterwinbedrijf', 'Bos' en 'Natuur' binnen 2 jaar na ingebruikname van de nieuwbouw in de bestemming 'Bedrijf - Waterwinbedrijf' zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 45 bij deze regels.
39.2.41 Roosendaalseweg 33a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Roosendaalseweg 33a' geldt de volgende regel:

  • a. de woning met de bestemming 'Agrarisch' en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mag uitsluitend worden gebruikt als plattelandswoning indien de cultuurhistorische waarden van de schuur die achter de woning staat binnen 2 jaar na de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn hersteld door sloop van de niet-cultuurhistorisch waardevolle aanbouwen aan de schuur en door herstel van de cultuurhistorische waarden van de schuur, en zolang de herstelde schuur vervolgens in stand wordt gehouden, één en ander conform de redengevende omschrijving zoals opgenomen in bijlage 46 bij deze regels.
39.2.42 Rucphenseweg 27

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Rucphenseweg 27' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van het gebruik van bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen' is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 47 bij deze regels.
39.2.43 Scherpenbergsebaan naast 8a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Scherpenbergsebaan naast 8a geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 48 bij deze regels.
39.2.44 Scherpenbergsebaan 19b

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Scherpenbergsebaan 19b' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 49 bij deze regels.
39.2.45 Scherpenbergsebaan 29

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Scherpenbergsebaan 29' gelden de volgende regels:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen uitsluitend worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bedrijfsactiviteiten is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 50 bij deze regels;
  • b. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen uitsluitend worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten nadat de bebouwing die is aangemerkt als 'te slopen' is gesloopt conform de tekening met te slopen bebouwing zoals opgenomen in bijlage 51 bij deze regels.
39.2.46 Scherpenbergsebaan 49

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Scherpenbergsebaan 49' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen uitsluitend worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na ingebruikname van de nieuwe bedrijfsloods in de bestemming 'Bedrijf' is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 52 bij deze regels.
39.2.47 Schijfsebaan 6a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Schijfsebaan 6a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 53 bij deze regels.
39.2.48 Turfstraat 9

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Turfstraat 9' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 54 bij deze regels.
39.2.49 Turfstraat 30

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Turfstraat 30' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 55 bij deze regels.
39.2.50 Turfstraat 36

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Turfstraat 36' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een vogel- en kleindierkwekerij indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de activiteiten is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 56 bij deze regels.
39.2.51 Vorenseindseweg tussen 55 en 57

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Vorenseindseweg tussen 55 en 57' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 57 bij deze regels.
39.2.52 Waterstraat 9a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Waterstraat 9a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 58 bij deze regels.
39.2.53 Zundertseweg 78a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Zundertseweg 78a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorzieningen' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na ingebruikname van de permanente teeltondersteunende voorzieningen is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 59 bij deze regels.
39.2.54 Zundertseweg 108

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Zundertseweg 108' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 60 bij deze regels.
39.2.55 Alternatieve landschappelijke inpassing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 39.2.1 tot en met lid 39.2.54, teneinde voor de betreffende locatie een andere landschappelijke inpassing toe te staan dan opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat is opgenomen in de bijlage bij deze regels, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overgelegd.

Artikel 40 Algemene aanduidingsregels

40.1 Geluidzone - luchtvaart 48 dB(A) Lden
40.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - luchtvaart 48 dB(A) Lden' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de ligging binnen de 48 dB(A) Lden geluidcontour vanwege het luchtverkeer.

40.2 Geluidzone - luchtvaart 56 dB(A) Lden
40.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - luchtvaart 56 dB(A) Lden' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de ligging binnen de 56 dB(A) Lden geluidcontour vanwege het luchtverkeer.

40.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) is nieuwbouw van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van nieuwbouw van bedrijfswoningen.

40.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.2.2 voor het bouwen van een woning of ander geluidsgevoelig gebouw overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. hiervoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven door Geduteerde Staten;
  • b. de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw:
    • 1. een open plek in de bestaande bebouwing opvult; of
    • 2. dient ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing; of
    • 3. binnen het betreffende gebied wordt verplaatst naar een locatie waar de geluidbelasting ten gevolge van het luchtverkeer minder is.
40.3 Luchtvaartverkeerzone
40.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de vliegveiligheid in verband met de ligging binnen de obestakelbeheervlakken vanwege het luchtvaartverkeer.

40.3.2 Bouwregels

Al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer bedragen dan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 1': 9,14 m boven NAP;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 2': de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 9,14 m boven NAP en 54,14 m boven NAP;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 3': 54,14 m boven NAP;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 4': de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 54,14 m boven NAP en 109,14 m boven NAP;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 5': 109,14 m boven NAP.
40.4 Milieuzone - boringsvrije zone
40.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

40.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 10 m bedragen.

40.4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.4.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
40.4.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor de boringsvrije zone zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.

40.5 Milieuzone - geurzone
40.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met geurhinder van veehouderijen.

40.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.

40.6 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
40.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

40.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 3 m bedragen.

40.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.6.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 3 m, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
40.6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor het grondwaterbeschermingsgebied zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.

40.7 Milieuzone - voormalige stortplaats
40.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - voormalige stortplaats' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van een voormalige stortplaats.

40.8 Milieuzone - waterwingebied
40.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - waterwingebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor functies in verband met het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening.

40.8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag alleen ten behoeve van de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan worden gebouwd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
40.8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van gedeputeerde staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het gedeputeerde staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
40.8.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor het waterwingebied zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.

40.9 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
40.9.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming tegen negatieve effecten op de waterhuishouding van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

40.9.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.9.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.9.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

40.10 Overige zone - beslotenheid
40.10.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beslotenheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de beslotenheid in het landschap.

40.10.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. houtgewas te vellen of te kappen.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.10.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. behoren tot de reguliere werkzaamheden ten behoeve van een boomteeltbedrijf;
  • c. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 40.10.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de landschappelijke waarden.

40.11 Overige zone - cultuurhistorisch vlak
40.11.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het gebied De Oude Zoek, zoals die tot uiting komen in:

  • de vorm van de droogmakerij, die is bepaald door het vroegere veen;
  • de samenhang van de percelering met het patroon van wegen en waterlopen, waaronder de turfvaarten;
  • de historische boerderijen.
40.11.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van, gedeeltelijk slopen van of het doorvoeren van ingrijpende aanpassingen aan historische bebouwing;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen, dempen of verleggen van waterpartijen of waterlopen;
  • c. het verwijderen of kappen van (opgaande) begroeiing;
  • d. het ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • e. het aanleggen, verharden, verbreden, verwijderen en wijzigen van paden- en wegentracés;
  • f. het aanplanten van opgaande begroeiing.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.11.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 40.11.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in 40.11.1.

40.12 Overige zone - groenblauwe mantel
40.12.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

40.12.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verwijderen van beplanting.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.12.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 40.12.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de groenblauwe mantel niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
40.13 Overige zone - landgoed
40.13.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - landgoed' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en structuren van het landgoed, zoals die tot uiting komen in deze waarden.

40.13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen kunstobjecten met een maximale bouwhoogte van 4 m worden opgericht.

40.13.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van, gedeeltelijk slopen van of het doorvoeren van ingrijpende aanpassingen aan historische bebouwing;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen, dempen of verleggen van waterpartijen of waterlopen;
  • c. het verwijderen of kappen van (opgaande) begroeiing;
  • d. het ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • e. het aanleggen, verharden, verbreden, verwijderen en wijzigen van paden- en wegentracés;
  • f. het aanplanten van opgaande begroeiing.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.13.3 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 40.13.3 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in 40.13.1.

40.14 Overige zone - militair oefenterrein
40.14.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - militair oefenterrein' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor militaire oefeningen.

40.14.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen gebouwen worden opgericht.

40.15 Overige zone - openheid
40.15.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - openheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de openheid in het landschap.

40.15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht op gronden gelegen buiten het bouwvlak.

40.15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.15.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  • a. de bebouwing redelijkerwijs niet binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd;
  • b. de aantasting van de openheid in het landschap zoveel mogelijk wordt beperkt, bijvoorbeeld door clustering van bebouwing rond het bouwvlak.
40.15.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van opgaand houtgewas;
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.15.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. het aanbrengen van opgaande houtopstanden ten behoeve van landschappelijke inpassing van nieuwe bouwwerken, waarvoor een landschappelijke inpassing wordt vereist, en beplantingen naast openbare wegen welke geen strijdigheid opleveren met de bestemming.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 40.15.4 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de landschappelijke waarden.

40.16 Overige zone - reserveringsgebied waterberging
40.16.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - reserveringsgebied waterberging' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

40.16.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - reserveringsgebied waterberging' de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' toe te voegen voor een waterbergingsgebied, met dien verstande dat dit gebied door het daartoe bevoegd gezag wordt aangewezen als waterbergingsgebied. Voor zover het de wijziging betreft van gronden rondom het Meet- en Regelstation Zegge (Spoorstraat 16 te Zegge) vindt vooraf overleg plaats met de beheerder van het meet- en regelstation.

40.17 Veiligheidszone - Bevi

40.17.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Bevi' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een Bevi-inrichting.

40.17.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen gebouwen ten behoeve van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

40.17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.17.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nieuwe beperkt kwetsbare objecten voor zover in overstemming met de andere bestemmingen, met dien verstande dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

40.17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - Bevi' in verband met het wijzigen van de bedrijfsvoering van de risicovolle inrichting, bijvoorbeeld door verplaatsing of wijziging van de aanwezige prropaantank, met dien verstande dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - Bevi', met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de risicovolle inrichting wordt beëindigd.
40.18 Veiligheidszone - leiding
40.18.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een leiding.

40.18.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen gebouwen ten behoeve van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

40.18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.18.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nieuwe beperkt kwetsbare objecten voor zover in overstemming met de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
40.19 Veiligheidszone - lpg
40.19.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een lpg-installatie.

40.19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen gebouwen ten behoeve van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

40.19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.19.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nieuwe beperkt kwetsbare objecten voor zover in overstemming met de andere bestemmingen, met dien verstande dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

40.19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het lpg-vulpunt dan wel het verkleinen van de LPG-doorzet, met dien verstande dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg', met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de lpg-installatie wordt beëindigd.
40.20 Veiligheidszone - luchtvaart
40.20.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - luchtvaart' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de ligging binnen de 10-5 en 10-6 contouren voor het plaatsgebonden risico vanwege het luchtvaartverkeer.

40.20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) is nieuwbouw van gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfswoningen.

40.20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.20.2 voor het bouwen van een gebouw overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de nieuwbouw uit oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is, waartoe advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  • b. hiervoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven door Geduteerde Staten;
  • c. indien sprake is van de nieuwbouw van een woning of een gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie, deze nieuwbouw uitsluitend mogelijk is:
    • 1. bij nieuwbouw op een open plek in de bestaande bebouwing; of
    • 2. bij verandering van de bestemming van een gebouw; of
    • 3. bij verplaatsing van een woning of een kwetsbaar gebouw naar een minder risicodragende locatie.
40.21 Veiligheidszone - ontplofbare stoffen A
40.21.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - ontplofbare stoffen A' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat rondom een opslagplaats voor ontplofbare stoffen.

40.21.2 Voorwaarden

In aanvulling op het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) gelden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - ontplofbare stoffen A' de volgende regels:

  • a. de bouw of ingebruikname van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan;
  • b. de herbouw en vervolgens de ingebruikname van bestaande (beperkt) kwetsbare objecten is toegestaan, mits de afstand van het (beperkt) kwetsbaar object tot de opslagplaats voor ontplofbare stoffen niet afneemt;
  • c. de bouw van serres en overige aangebouwde bijbehorende bouwwerken met grote glasoppervlakten is niet toegestaan;
  • d. de bouw van de volgende gebouwen is niet toegestaan:
    • 1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    • 2. gebouwen met grote glasoppervlakten waarin zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, te weten meer dan 25 personen tegelijkertijd;
  • e. wijzigingen van het gebruik die tot de aanwezigheid van meer personen leiden, zoals de uitoefening van dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en woningen, waaronder een bed and breakfast, zijn niet toegestaan;
  • f. de aanleg van sport- en recreatieve voorzieningen is niet toegestaan;
  • g. de aanleg van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen en druk bevaren waterwegen is niet toegestaan;
  • h. de aanleg of aanwezigheid van parkeerterreinen voor meer dan 10 motorvoertuigen is niet toegestaan.
40.22 Veiligheidszone - ontplofbare stoffen B
40.22.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - ontplofbare stoffen B' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat rondom een opslagplaats voor ontplofbare stoffen.

40.22.2 Voorwaarden

In aanvulling op het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) gelden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - ontplofbare stoffen B' de volgende regels:

  • a. de bouw of ingebruikname van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan;
  • b. de herbouw en vervolgens de ingebruikname van bestaande (beperkt) kwetsbare objecten is toegestaan, mits de afstand van het (beperkt) kwetsbaar object tot de opslagplaats voor ontplofbare stoffen niet afneemt;
  • c. de bouw van serres en overige aangebouwde bijbehorende bouwwerken met grote glasoppervlakten is niet toegestaan;
  • d. de bouw van de volgende gebouwen is niet toegestaan:
    • 1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    • 2. gebouwen met grote glasoppervlakten waarin zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, te weten meer dan 25 personen tegelijkertijd;
  • e. wijzigingen van het gebruik die tot de aanwezigheid van meer personen leiden, zoals de uitoefening van dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en woningen, waaronder een bed and breakfast, zijn niet toegestaan;
  • f. de aanleg van sport- en recreatieve voorzieningen is niet toegestaan.
40.23 Veiligheidszone - ontplofbare stoffen C
40.23.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - ontplofbare stoffen C' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat rondom een opslagplaats voor ontplofbare stoffen.

40.23.2 Voorwaarden

In aanvulling op het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - ontplofbare stoffen C' de volgende regel:

  • a. de bouw van de volgende gebouwen is niet toegestaan:
    • 1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    • 2. gebouwen met grote glasoppervlakten waarin zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, te weten meer dan 25 personen tegelijkertijd.
40.24 Vrijwaringszone - molenbiotoop
40.24.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

40.24.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) gelden ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen, mogen bouwwerken niet worden gebouwd voor zover de bouwhoogte hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande molenwiek;
  • b. de hoogte van bouwwerken mag tussen de 100 en 400 m van de molen niet hoger zijn dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande molenwiek.
40.24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.24.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
  • b. advies is verkregen van de eigenaar en beheerder van de molen.
40.24.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen, houtgewas en/of beplanting met een hoogte die meer bedraagt dan is toegestaan op grond van lid 40.24.2.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.24.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.24.4 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van een molendeskundige instantie omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen.

40.25 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
40.25.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de radarverstoringsgebieden van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.

40.25.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25):

  • a. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  • b. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 25, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
40.25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.25.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.
40.26 Vrijwaringszone - weg
40.26.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de verkeersfunctie, het onderhoud en de ruimtereservering van de aangrenzende Rijksweg.

40.26.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen een afstand van 50 m vanuit de rand van de meest nabijgelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken en voorzieningen die nodig zijn voor het wegverkeer.

40.26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.26.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de bescherming van de verkeersfunctie, het onderhoud en de ruimtereservering voor de aangrenzende Rijksweg niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de wegbeheerder.

Artikel 41 Algemene afwijkingsregels

41.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en voor de vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen, en enkel in de gevallen waarbij is aangetoond dat afwijking noodzakelijk is:
    • 1. ten gevolge van de technische eisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit; of
    • 2. in verband met een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning; of
    • 3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

met dien verstande dat:

    • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
41.2 Kleinschalig beschermd wonen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en vormen van kleinschalig beschermd wonen toestaan, met dien verstande dat:

  • a. voor het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het aanbieden van beschermd wonen, geldt dat:
    • 1. het maximum aantal te huisvesten personen 5 bedraagt;
    • 2. het maximum aantal bouwwerken per locatie 5 bedraagt;
    • 3. de voorziening voor beschermd wonen uitsluitend mag worden bewoond door personen, waarvoor de behoefte aan beschermd woningen is aangetoond door middel van een indicatie die is afgegeven door de (centrum)gemeente;
    • 4. het gaat om tijdelijke huisvesting van personen (maximaal 2 jaar per persoon);
    • 5. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    • 6. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van beschermd wonen minimaal 15 m2 en maximaal 25 m² per persoon bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van beschermd wonen wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning;
    • 7. de afstand tussen de bouwwerken minimaal 5 m bedraagt;
    • 8. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    • 9. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
    • 10. aangetoond is dat de voorziening voor kleinschalig beschermd wonen geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
    • 11. de brandweer advies heeft uitgebracht over de voorziening.
  • b. voor het plaatsen van (een) tijdelijke vrijstaande woonunit(s) ten behoeve van het aanbieden van beschermd wonen, geldt dat:
    • 1. het maximum aantal te huisvesten personen 5 bedraagt;
    • 2. het maximum aantal te plaatsen woonunits per locatie 5 bedraagt;
    • 3. de voorziening voor beschermd wonen uitsluitend mag worden bewoond door personen, waarvoor de behoefte aan beschermd woningen is aangetoond door middel van een indicatie die is afgegeven door de (centrum)gemeente;
    • 4. het gaat om tijdelijke huisvesting van personen (maximaal 2 jaar per persoon);
    • 5. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    • 6. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit minimaal 15 m2 en maximaal 25 m² per persoon bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van beschermd wonen wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning;
    • 7. de afstand tussen de woonunits minimaal 5 m bedraagt;
    • 8. plaatsing van een tijdelijke woonunit uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 m achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 9. de goothoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 3 m bedraagt;
    • 10. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 5 m bedraagt;
    • 11. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    • 12. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
    • 13. aangetoond is dat de voorziening voor kleinschalig beschermd wonen geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
    • 14. de brandweer advies heeft uitgebracht over de voorziening.
41.3 Bouwwerken ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en de bouw van een bouwwerk ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik toestaan, met dien verstande dat:

  • a. medewerking uitsluitend wordt verleend op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - kernrandzone';
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste 4 m bedraagt;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
41.4 Kleinere afstand van bouwwerken tot de weg

Het bevoegd gezag kan, al dan niet in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 38.1.3, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de minimale afstand van bouwwerken tot de as van de weg zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2, met dien verstande dat

  • a. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 42 Algemene wijzigingsregels

42.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. maximaal één nieuwe woning mag worden gebouwd per bouwperceel;
  • b. de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 1.000 m² bedraagt;
  • c. de breedte van een bouwperceel minimaal 30 m bedraagt;
  • d. indien gebruik gemaakt wordt van (een deel van) een bestaand bouwvlak, het resterende deel van het bestaande bouwvlak een breedte van minimaal 30 m behoudt;
  • e. de inhoud van de woning maximaal 750 m3 bedraagt, met dien verstande dat als een bouwperceel groter is dan 1.000 m2, de inhoud van de woning mag worden vergroot met 50 m3 voor iedere 100 m2 die het bouwperceel groter is dan 1.000 m2, tot een maximum van 1.000 m3;
  • f. de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 5,5 m en de bouwhoogte maximaal 9 m bedraagt;
  • g. het hoofdgebouw dient te worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65° bedraagt;
  • h. de voorgevelbreedte van de nieuwe woning maximaal 20 m bedraagt;
  • i. de afstand van de nieuwe woning tot de as van de weg minimaal 15 m bedraagt;
  • j. de afstand van de nieuwe woning tot de perceelsgrenzen minimaal 3 m bedraagt;
  • k. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • l. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • m. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
  • n. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige archeologische, landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. er dient te worden voldaan aan de bepalingen over ruimte voor ruimte zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant zoals luidend ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, of diens opvolger.

Artikel 43 Algemene procedureregels

43.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 39 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

44.2 Parkeerregeling
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017 ' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020'