Plan: | 's Gravenmoer Dorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2013000014-VG01 |
In deze paragraaf worden deze bestemmingen in alfabetische volgorde toegelicht conform de voorgeschreven volgorde op de legenda van de plankaart.
Agrarisch (Artikel 3) en Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie (Artikel 4)
Twee agrarische bestemmingen
Het bestemmingsplan bevat twee agrarische bestemmingen: 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie'. Laatst genoemde bestemming is opgenomen voor het behoud en de ontwikkeling van de huidige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van de agrarische gronden.
De basisregeling (bouwvlakken, grondgebonden bedrijven en neventakken, opslagvoorzieningen, neven- en vervolgactiviteiten) voor deze gronden is voor beide bestemmingen grotendeels gelijk, met dien verstande dat voor de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie bij afwijken van het bestemmingsplan en wijzigingen steeds de belangen van natuur, landschap en cultuurhistorie worden meegewogen.
Gebruik van gronden
De aanwezige agrarische bedrijven zijn onderverdeeld in grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven. Bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijven (bijvoorbeeld glastuinbouw) zijn voorzien van speciale aanduidingen (in dit voorbeeld: (gt)).
Nieuwe niet-grondgebonden agrarische activiteiten zijn uitsluitend toegestaan als neventak op een agrarisch bedrijf. Bij bestaande neventakken is doorgroei van de neventak slechts mogelijk tot de omvang die conform het provinciaal beleid is toegestaan. De ontwikkeling van een neventak intensieve veehouderij is niet toegestaan. Op de regeling van neven- en vervolgactiviteiten wordt hierna verder ingegaan.
Neven- en vervolgactiviteiten
In de bestemmingsomschrijving van de agrarische artikelen is opgenomen dat nevenactiviteiten onderdeel mogen uitmaken van een agrarische bedrijfsvoering. Dit algemene uitgangspunt wordt verbijzonderd in de gebruiksregels.
In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat een aantal neven- en vervolgactiviteiten op agrarische bedrijven, binnen de bestaande bebouwing en tot een bepaalde omvang, direct toelaatbaar wordt geacht. Andere activiteiten kunnen met toepassing van een afwijking van de gebruiksregels worden toegelaten, indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden. Belangrijke voorwaarden zijn een goede landschappelijke inpassing en het behalen van ruimtelijke kwaliteitswinst. Dit kan worden omschreven als de ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door een verbetering en opwaardering van de inrichting van het erf, landschaps- of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie. De gevraagde ruimtelijke kwaliteitswinst zal daarbij in een redelijke (kosten)verhouding moeten staan tot de toelaatbare neven- en vervolgactiviteiten. Ten behoeve van kleinschalig kamperen is er een aparte afwijkingsbevoegdheid opgenomen omdat hier ook afwijking verleend wordt voor het gebruik van de onbebouwde gronden.
Belangrijke voorwaarden voor de ontwikkeling van nevenactiviteiten zijn landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst. Het verlenen van medewerking aan nevenactiviteiten is afhankelijk van de mate waarin aan deze criteria wordt voldaan en om die reden wil het gemeentebestuur met de initiatiefnemer overeenkomen dat de afgesproken landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd (privaatrechtelijke overeenkomst).
Omgevingsvergunning in verband met te beschermen waarden
Voor de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie geldt voor bepaalde werkzaamheden de verplichting van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (voorheen 'aanlegvergunning' genoemd). Deze verplichting is opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Een soortgelijke verplichting is opgenomen voor de gronden behorende tot de groen-blauwe mantel (zie paragraaf 2.1 onder Ruimtelijk-functionele analyse deelgebieden, beschrijving deelgebied Landelijk gebied ten noorden van sportpark 't Wiel en paragraaf 2.2 onder Provinciale ruimtelijke verordening). Voor deze gronden, aangeduid 'natuurwaarden', kan een een dergelijke omgevingsvergunning alleen worden verleend indien de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Situering van bebouwing
Aan de agrarische bedrijven is een zogenaamd bouwvlak toegekend waarbinnen de bebouwing dient te worden geconcentreerd. In de regels is bepaald welke bebouwing binnen een bouwvlak kan worden opgericht, alsmede de locatie van deze bebouwing. Nieuwe bebouwing dient in of achter de voorgevel van het hoofdgebouw (het bedrijfsgebouw dat gelet op omvang en functie als belangrijkste gebouw kan worden aangemerkt) te worden gebouwd. Indien de bedrijfswoning voor het hoofdgebouw is gebouwd, mag tot op 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.
Bepaalde voorzieningen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om verharding kuilvoerplaten, kavelpaden, erfverharding en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 750 m³, de maximum oppervlaktemaat 200 m².
Er is enige flexibliteit in de regels ingebouwd voor het bouwen binnen of buiten het bouwvlak. In lid 3.6.4 is namelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor vormverandering en vergroting van het bouwvlak. Overigens kan de omgevingsvergunning alleen verleend worden, indien dit noodzakelijk is uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en / of op basis van toepassing van milieuvoorschriften en dierwelzijnseisen. Daarnaast is in artikel 22.1 van de regels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak.
Voorzieningen voor de opslag van mest, water, voer of CO2
De voorzieningen die op agrarische bedrijven worden getroffen voor de opslag van (kunst)mest, voedermiddelen, water of CO2 dienen bij voorkeur ook op het bouwvlak te worden gerealiseerd.
Voor zover deze voorzieningen aan te merken zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals sleufsilo's, mestsilo's, CO2-opslagtanks), is in de bouwregels opgenomen dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan. Met toepassing van een omgevingsvergunning mogen deze opslagvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, de grenzen van het bouwvlak met maximaal 15 meter overschrijden.
Voor zover opslagvoorzieningen niet zijn aan te merken als een bouwwerk (zoals een mestzak of foliebassin voor water) is in de 'Specifieke gebruiksregels' bepaald dat de gronden buiten het bouwvlak niet voor deze opslagvoorzieningen mogen worden gebruikt. Met toepassing van een omgevingsvergunning is plaatsing van deze voorzieningen, in aansluiting op het bouwvlak, onder voorwaarden alsnog mogelijk.
Paardenbakken
In de gebruiksregels is opgenomen dat paardenbakken op of aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan. Ten behoeve van burgerwoningen of niet-agrarische bedrijfswoningen kunnen paardenbakken ook grenzend aan andere bestemmingen worden gerealiseerd. Verlichte paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet mogelijk.
Afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden
In artikel 3 en 4 zijn verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hiermee wordt enige flexilibiteit geboden. Het soort bevoegdheden en de inhoud daarvan is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied. Zo kunnen bijvoorbeeld met een wijzigingsbevoegdheid:
Watertoets
Als algemene voorwaarde is in relatie tot wijzigingsbevoegdheden in de regels als voorwaarde opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen geen onevenredige negatieve gevolgen mogen hebben voor het waterbeheer.
Bij ontwikkelingen waarbij de oppervlakte verharding toeneemt en er in de nieuwe situatie meer hemelwater geloosd gaat worden op het oppervlaktewater dient er advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder (Waterschap Brabantse Delta). Bij een toename van de lozing van verhard oppervlak groter dan 2000 m2 dienen er compenserende maatregelen te worden genomen.
Bedrijf (Artikel 5)
Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) en de grotere nutsvoorzieningen (>15 m²) in het plangebied zijn bestemd tot 'Bedrijf'. De kleinere nutsvoorzieningen behoeven geen specifieke regeling aangezien deze in nagenoeg alle bestemmingen algemeen mogelijk zijn gemaakt.
Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. De Staat maakt deel uit van de regels. Zoals in paragraaf 3.1.2. al uiteen is gezet, kunnen in het plangebied, afhankelijk van de specifieke situering van de bedrijfslocaties, bedrijven tot categorie B2 worden toegestaan. Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit dezelfde categorie of lager.
Bedrijven die door hun aard en invloed op de woonomgeving zijn ingeschaald in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar (namelijk categorie C), zijn voorzien van specifieke nummeraanduidingen. In het plangebied heeft een aantal bedrijven een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' gekregen. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging zich hier uitsluitend een bedrijf kan vestigen met dezelfde bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat wel past binnen de in het plan aangegeven toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. De bestaande rechten van het aanwezige bedrijf worden hiermee gerespecteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" voorkomen. Concreet betekent dit dat daar waar nu bedrijven uit categorie A zijn toegestaan, bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven uit categorie B1 en B2 mogelijk kunnen worden gemaakt.
Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn daarentegen niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan voor zover deze meer bedraagt dan 10.000 kg toegestaan. Bij 10.000 kg consumentenvuurwerk kan in de meeste gevallen worden voldaan aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit.
Op een aantal locaties is de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) opgenomen. Andere bedrijfswoningen zijn niet mogelijk gemaakt.
In lid 5.6.1 van het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee na de beëindiging van een bedrijfsactiviteit in beginsel andere activiteiten kunnen worden gevestigd. Een zekere mate van flexibiliteit acht het gemeentebestuur namelijk gewenst.
Bos (Artikel 6)
Het Kerkebos in de Kerkwijk heeft de bestemming Bos. De bestemmingsomschrijving van Bos is ruim omschreven (bos en natuur, behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, extensieve dagrecreatie en water). Voor de gronden geldt een verbod om zonder een omgevingsvergunning beplanting te verwijderen, (weg)verharding aan te leggen en grondbewerkingen uit te voeren.
Detailhandel (Artikel 7)
De gronden met de bestemming Detailhandel (DH) mogen worden gebruikt voor detailhandel. De detailhandelsactiviteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend op de begane grond (het 'stedelijk plint'). Op de verdiepingen zijn ondergeschikte functies als opslag van goederen of kantoor toegestaan. De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is een detailhandelsactiviteit die past binnen de bestemming. Uit oogpunt van veiligheid is de opslag beperkt tot ten hoogste 10.000 kg.
Daarnaast is ondergeschikte horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan (koffiehoekje) mits dit niet meer dan 25% van de verkoopvloeroppervlakte beslaat met een maximum van 60 m².
Alleen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w) is een woning mogelijk.
Door middel van het aanwijzen van een bouwvlak is tot uitdrukking gebracht waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan.
Gemengd (Artikel 8)
Voor de supermarkt met bovenwoningen aan de Molendijk is de bestemming Gemengd opgenomen. Hierbinnen zijn uiteenlopende functies toegestaan: detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven en horeca en wonen.
Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. De Staat maakt daarmee deel uit van de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten zijn rechtstreeks toegestaan, met uitzondering van een hotel. Voor deze functie zal in voorkomend geval een planologische afweging worden gemaakt. Tevens zijn lichte vormen van bedrijven rechtstreeks toegestaan (categorie A en B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging').
Beroepsmatige en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Groen (Artikel 9)
Groenvoorzieningen zijn binnen vrijwel alle bestemmingen mogelijk. Vooral de gronden die in het gemeentelijke Groenstructuurplan (1999) zijn aangemerkt als structureel groen, zijn bestemd als groen. Kleinere groenpercelen in de openbare ruimte zijn daarentegen veelal bestemd tot Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied. De bestemming Groen is een globale bestemming waarbinnen onder andere ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voet- en fietspaden zijn toegestaan. Deze andere functies dienen ondergeschikt te zijn aan de functie groen.
Voor de waterzuivering in het park van woonbuurt de Elzenweide is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen omdat deze functie te groot is om te worden beschouwd als een normale bij de groenbestemming behorende nutsvoorziening en omdat er een gebouw moet worden geregeld.
Horeca (Artikel 10)
Restaurant 't Trefpunt (Hoofdstraat 91), restaurant SED (Hoofdstraat 75) en Bestaria De Warme Hap (Molendijk 24) zijn voorzien van de bestemming Horeca. Bestaria De Warme Hap is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1'. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt, vergelijkbaar met de regeling voor bedrijven en evenals binnen de bestemming Gemengd, gebruikgemaakt van een (in dit geval) Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten:
De indeling is gebaseerd op milieuhygiënische en niet op sectorale overwegingen (overlast, etc.) Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het rechtstreeks toestaan in de bestemmingsomschrijving van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1b.
Ook binnen de bestemming Horeca is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht. Op de Hoofdstraat 91 en Molendijk 24 is de aanduiding 'wonen' (w) opgenomen. Andere woningen zijn niet mogelijk gemaakt.
Kantoor (Artikel 11)
Wat onder een (zelfstandig) kantoor wordt verstaan is vermeld in artikel 1 van de regels. Het enige kantoorgebouw in het plangebied is globaal bestemd: alleen het bestemmings- en bouwvlak zijn aangegeven.
Maatschappelijk (Artikel 12)
Alle grotere locaties met maatschappelijke functies zijn bestemd tot Maatschappelijk (M). De gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, overheidsvoorzieningen en zorgvoorzieningen. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en / of horeca-activiteiten toegestaan. Er is geen onderscheid gemaakt naar het soort maatschappelijke voorziening.
Sport (Artikel 13)
Deze bestemming is gehanteerd voor het sportpark 't Wiel en het fitness-/schoonheidscentrum aan de Dokter Koekkoeklaan. Voor het sportveldencomplex is een bouwvlak vastgelegd met hierin een bebouwingspercentage.
Tuin (Artikel 14)
Zelfstandige of grotere tuinen zijn bestemd tot 'Tuin'. De bestemming Tuin moet waarborgen dat deze percelen onbebouwd en overwegend onverhard blijven. Voor de gronden geldt een verbod om zonder een omgevingsvergunning beplanting te verwijderen of (weg)verharding aan te leggen.
Verkeer (Artikel 15) en Verkeer – Verblijfsgebied (Artikel 16)
De doorgaande wegen in het plangebied (wegen die in het Verkeersbeleidsplan 2000 een stroomfunctie hebben) zijn bestemd tot Verkeer. Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor wegen, voet- en fietspaden en de bij de bestemming behorende voorzieningen. In verband met de Wet geluidhinder is het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer vastgelegd op ten hoogste 2. Bus- en opstelstroken worden hierin niet meegerekend. De wegen met een belangrijke verblijfs- en erftoegangsfunctie zijn bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen beide bestemmingen zijn bestaande, niet-structurele groenvoorzieningen opgenomen.
De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.
Water (Artikel 17)
De bestemming Water is toegekend aan de Donge, de watergang langs het bebouwingslint Vaartweg-Waspikse weg en enkele waterpartijen verspreid in de kern. De oever van De Donge, ten westen van 's Gravenmoer is aangeduid als natuur en landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol. De 's Gravenmoersche Vaart is aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Aan de aanduidingen is een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld.
Wonen (Artikel 18)
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Met een afwijkingsbevoegdheid (lid 18.5.2) wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning, of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg. Het gaat hier uitsluitend om een afwijking van het gebruik. Er mag niet extra worden gebouwd ten behoeve van mantelzorg. Na beëindiging van de mantelzorg kan tegen 'gewone' bewoning van een bijgebouw worden opgetreden omdat in de gebruiksbepalingen is opgenomen dat bewoning van bijgebouwen niet is toegestaan.
Eveneens met een afwijkingsbevoegdheid (lid 18.5.3) wordt de mogelijkheid geboden om in de bebouwingslinten Hoofdstraat, Vaartweg en Waspikse weg bijgebouwen te gebruiken voor aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen
Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de functieaanduiding 'erf' de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook op vlakken met de aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen en aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.
De bouwvlakken zijn grotendeels overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.
De gronden zonder aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder nadere aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.
In een aantal situaties wordt in de bouwregels de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen (zie verder:'Bouwwijze van woningen').
Om voldoende parkeerplaatsen voor de woningen in woongebied Elzenweide ('voormalig Cebeco-terrein') te borgen, zijn parkeernormen opgenomen. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat per vrijstaande woning ten minste 2 opstelplaatsen voor een auto dienen te worden gerealiseerd en voor een niet vrijstaande woning ten minste 1,8 opstelplaatsen op het perceel of in de aangrenzende openbare ruimte.
Oppervlakte bebouwing
De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwregels opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit wordt gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.
De gronden met de functieaanduiding 'erf' mogen voor ten hoogste 40% en 100 m² worden bebouwd met aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Voor de bebouwingslinten Hoofdstraat, Vaartweg en Waspikse weg wordt met een afwijkingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om maximaal 150 m² bijgebouwen op het erf te realiseren.
De bebouwingsmogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen worden daarmee fors verruimd.
Bouwwijze van woningen
In beginsel is de bouwwijze van woningen vrij gelaten. Uit stedenbouwkundige oogpunt en uit oogpunt van rechtszekerheid, is in bepaalde situaties de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd:
[gs] Voor gestapelde woningen.
[tae] Voor woningen die met een maximum van twee aaneen mogen worden gebouwd. Deze regeling is afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplannen. De twee-onder-één-kapwoningen kunnen (in rijen) worden geschakeld, door bijgebouwen. Deze bijgebouwen dienen 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd.
[vrij] Voor woningen die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen.
Waarde - Archeologie – 1 (Artikel 19)
De in dit artikel aangegeven bestemming betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De dubbelbestemming is met een arcering op de kaart weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 3.4 leidend.
Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
In lid 19.4 van het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verwijderen van de bestemming als (door middel van archeologisch onderzoek) is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Waterstaat-Waterkering (Artikel 20)
Hoewel de Keur Waterschap Brabantse Delta (zie paragraaf 3.6) naar het oordeel van de gemeente voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering is - op verzoek van het waterschap - voor de waterkerende kade langs de Waspikseweg, ten oosten van de 's Gravenmoersche Vaart en de bijbehorende beschermingszone de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. De begrenzing van de bestemming is afgestemd op het in de Keur aangewezen waterstaatswerk (zie paragraaf 7.2.). Dat betekent dat voor werken in en op de waterkering naast een ontheffing van de Keur, i.c. een watervergunning ook een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan nodig is.
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hier vanaf te wijken. Één van de voorwaarden is dat de waterstaatkundige belangen door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.