direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: 's Gravenmoer Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2013000014-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. De uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven.
  • b. De uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf.
  • c. Aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen.
  • d. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. Binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen en voorzieningen voor opslag voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. De goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3 m   6 m   100 m²  
silo's (met uitzondering van mestopslagruimten)   n.v.t.   12 m   n.v.t.  
mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk   n.v.t.   6 m   2.500 m³  
opslagtanks CO2 , biomassa- en mestvergistingsinstallaties   6 m   10 m   n.v.t.  
wateropslagruimten als zelfstandig bouwwerk   n.v.t.   6 m   n.v.t.  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   7 m   11 m   n.v.t.  
erf- of terreinafscheidingen   n.v.t.   2 m   n.v.t.  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   6 m   n.v.t.  

n.v.t. = Niet van toepassing

  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. De afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt.
    • 2. De bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt.
    • 3. De breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.
  • d. De afstand van gebouwen, kassen en / of voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde- tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m.
  • e. Indien gebouwen op een bouwvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
  • f. De voorgevel van een gebouw, kas of voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde- wordt in of achter de voorgevel van het hoofdgebouw (bedrijfsgebouw) gebouwd; indien de bedrijfswoning dichter bij de weg is gelegen dan het hoofdgebouw mag tot op 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • g. De gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen bedraagt ten hoogste 1.000 m² per bouwvlak.
  • h. Schoorstenen bij glastuinbouwbedrijven en emissiepunten en –kokers bij intensieve veehouderijen mogen uitsluitend in een ronde vorm worden gebouwd waarbij de diameter niet meer dan 3 m mag bedragen.

3.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. Buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag –, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder g ten behoeve van ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 5.000 m², met inachtneming van het volgende:

  • a. De omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
  • b. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • c. Er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden;
    • 1. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 2.000 m² of meer, dienen er compenserende maatregelen te worden genomen;
    • 2. Bij ontwikkelingen waarbij de oppervlakte verharding toeneemt en er meer hemelwater op het oppervlaktewater wordt geloosd, vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de waterbeheerder alvorens de afwijkingsbevoegdheid toe te passen.
  • d. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • e. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.3.2 Afwijking overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor de bouw van een gebouw of een voorziening voor opslag die de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 15 m overschrijdt, met inachtneming van het volgende:

  • a. Overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering, milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt.
  • b. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • c. Er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 2.000 m² of meer, vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijkingsbevoegdheid toe te passen.
  • d. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende gebouw of de voorziening, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • e. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

3.3.3 Afwijking hoogte silo's en opslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b voor de bouw van:

  • a. Een silo- niet zijnde een mestopslagruimte- tot een bouwhoogte van 15 m.
  • b. Een mestopslagruimte tot een bouwhoogte van 8 m.
  • c. Een wateropslagruimte als zelfstandig bouwwerk tot een bouwhoogte van 11 m.

met inachtneming van het volgende:

  • d. De omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
  • e. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • f. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 m.
  • g. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. Op of grenzend aan het bouwvlak.
    • 2. Grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is.

Waarbij het gebruik van verlichting bij een paardenbak buiten het bouwvlak niet is toegestaan.

  • b. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
  • c. Het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
  • d. Fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Wonen is niet toegestaan.
  • e. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar.
  • f. Voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan.
  • g. De opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan.
  • h. Met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in lid 3.1 onder b, is tabel 3.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. Uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 3.1.
    • 2. Nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan.
    • 3. Nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan.
    • 4. Bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
  • i. Het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.

Tabel 3.1.

nevenfunctie   op de bouwvlakken met de bestemming Agrarisch   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
verbrede landbouw  
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten   +   100 m²  
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten   +   100 m²  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   +   -  
blauwe diensten   +   -  
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   O   100 m2  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
vis-, escargots- of wormenkwekerij   +   400 m²  
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'   -   -  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'   -   -  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing   +   1.000 m²  
agrarische loonbedrijven   O   1.000 m²  
veehandelsbedrijven, foeragehandel   O   400 m²  
veearts, hoefsmederij   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan   O   400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf   O   400 m2  
tuincentrum   -   -  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' in de bestaande bebouwing   O   1.000 m²  
overige bedrijven in de categorieën A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'   O   400 m2  
recreatieve functies  
kinderboerderij / speelboerderij   -   -  
paardrijactiviteiten   +   400 m²  
manege / rijschool   O   400 m²  
fietsenverhuur   O   100 m2  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +   -  
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras)   O   100 m2  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing   O   100 m2  
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +   400 m²  
kampeerboerderij   -   -  
kleinschalig kamperen   O   -  
overige dienstverlening:  
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon)   O   60 m2  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   100 m²  
museum / tentoonstellingsruimte   O   100 m2  
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel)   O   100 m2  
dierenpension, hondenfokkerij   O   400 m²  

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- en uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is.
  • b. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat.
  • c. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan.
  • d. Per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan.
  • e. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.5.2 Afwijken tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder i voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:

  • a. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend voor de plaatsing van verplaatsbare wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 200 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m.
  • c. De omgevingsvergunning kan tevens worden verleend voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 500 m².
  • d. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 6 maanden per kalenderjaar.
  • e. De tijdelijke huisvesting is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt.
  • f. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • g. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
  • h. Indien de omgevingsvergunning wordt verleend als genoemd onder b, wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • i. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.5.3 Afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder h ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 3.1 voor de betreffende gronden met een O aangegeven nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. De nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • b. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • c. De wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed.
  • d. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 m.
  • e. Zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf.
  • f. Op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • g. De opslag van goederen, anders dan in gebouwen is niet toegestaan.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan
  • i. De bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel.
  • j. Bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van:
    • 1. 500 m².
    • 2. 2.000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie.
  • k. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
  • l. Ten behoeve van kleinschalig kamperen is het bepaalde in 3.5.4 en 3.5.5 van toepassing.
3.5.4 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor het toestaan van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 3.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven.
  • b. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend voor ten hoogste 15 seizoensgebonden standplaatsen.
  • c. Ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt.
  • d. Het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • e. De afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 m.
  • f. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • g. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • h. Medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
  • i. De wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed.
  • j. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt.
  • k. Bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
3.5.5 Afwijken ten behoeve van uitbreiding kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor de uitbreiding van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 3.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven.
  • b. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend tot een totale omvang van ten hoogste 25 seizoensgebonden standplaatsen.
  • c. Ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt.
  • d. Het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • e. De afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 m.
  • f. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • g. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • h. Zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf.
  • i. Medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
  • j. De wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed.
  • k. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt.
  • l. Bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
3.5.6 Afwijken ten behoeve van voorzieningen voor opslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruiken van een voorziening voor opslag, geen bouwwerk zijnde, buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor opslagvoorzieningen grenzend aan het bouwvlak.
  • b. De omgevingsvergunning ten behoeve van de opslag van mest wordt verleend voor een bassin in de vorm van een mestzak of foliebassins.
  • c. De inhoud van een mestbassin bedraagt per bedrijf ten hoogste 2.500 m³.
  • d. Het gebruik van een bassin ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. De omgevingsvergunning is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • f. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • g. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplan-tingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • h. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

3.5.7 Afwijking ten behoeve van fruitteelt binnen 50 meter afstand van de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d ten behoeve van fruitteelt binnen 50 meter afstand van de bestemming Wonen, met inachtneming van het volgende:

  • a. Afwijken is alleen toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf.
  • b. Afwijken is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
  • c. Afwijken is alleen toegestaan, nadat het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige heeft ingewonnen.
  • d. Afwijken is alleen toegestaan, nadat uit daartoe ingesteld onderzoek is gebleken dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
  • e. De omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • f. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 m.
  • g. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een bouwvlak wijzigen en vergroten voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen en het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-permanente teeltondersteunende voorzieningen', met dien verstande dat:

  • a. Wijziging alleen is toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
  • b. Ten behoeve van stellingen en permanente overkappingsconstructies het bouwvlak met ten hoogste 2 ha mag worden vergroot.
  • c. Ten behoeve van lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen (zoals containervelden) het bouwvlak met ten hoogste 4 ha mag worden vergroot.
  • d. Op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-permanente teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen en erfafscheidingen toegestaan.
  • e. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 m.
  • f. Wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • g. Wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 2.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijkingsbevoegdheid toe te passen.
  • h. Medewerking slechts wordt verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.6.2 Wijziging ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen.
  • b. Wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige.
  • c. De bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd.
  • d. Er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.

3.6.3 Wijziging bij beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen en Agrarisch zonder bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. Het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen niet mogen worden vergroot.
  • b. Bestaande nevenfuncties zoals bedoeld in tabel 3.1 als vervolgactiviteit zijn toegestaan.
  • c. De maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.
  • d. Wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • e. Wijziging alleen is toegestaan indien handhaving van de bestemming Agrarisch niet in de rede ligt.
  • f. Wijziging alleen is toegestaan indien overtollige bebouwing welke ten dienste stond van de bestemming Agrarisch gesloopt wordt.

3.6.4 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha.
  • b. Wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
  • c. Wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige.
  • d. Wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m.
  • e. Medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
  • f. Er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.
  • g. Er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 2.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijkingsbevoegdheid toe te passen.