Plan: | 's Gravenmoer Dorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2013000014-VG01 |
Beleid en normstelling
Cultuurhistorie
De "Cultuurhistorische waardenkaart" (vastgesteld 26 september 2006, aangevuld 1 februari 2011) van de provincie Noord Brabant vormt het toetsingskader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid. Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).
Archeologie
Met de ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht er op toe te zien dat met archeologische vindplaatsen rekening wordt gehouden bij ruimtelijke ordening, milieueffectrapportage, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied.
Het verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt in het archeologisch beleid is dat ingrepen die tot de aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, zoveel mogelijk worden vermeden. Het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) gaat voor op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling, dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m2; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.
Om ervoor te zorgen dat het archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, zijn de volgende instrumenten beschikbaar.
Op de AMK staat informatie van bekende en vastgestelde archeologische waarden, waaronder archeologische monumenten. Het betreft onder andere historische stads- en dorpskernen en clusters oude bebouwing. Deze zijn aangeduid als gebieden van hoge archeologische waarden. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn.
De IKAW gaat uit van een verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. In ARCHIS zijn alle bekende archeologische waarden opgenomen waaronder gegevens over bekende vindplaatsen. Deze instrumenten vormen de ruggengraat van het inhoudelijk archeologisch beleid met behulp waarvan het beleid getoetst en ontwikkeld kan worden.
Erfgoedverordening van de gemeente Dongen 2010
Deze verordening is op 30 september 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn uitzonderingen mogelijk, zoals voor een verstoring in een gebied:
Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen 2011
De archeologische beleidsadvieskaart is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 februari 2011 en moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. In figuur 3.1 is een fragment van deze kaart opgenomen. De lichtgele gebieden zijn gebieden met een lage verwachtingswaarde en de gebieden met lichtoranje kleur zijn gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Voor de gebieden met een lichtoranje kleur is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Archeologisch onderzoek is nodig bij gebieden groter dan 100 m2 en bij een diepte van meer dan 50 cm.
Figuur 3.1. Fragment archeologische beleidskaart
Toetsing / beoordeling
Cultuurhistorie
Voor het plangebied zijn de volgende aanduidingen uit de CHW van belang:
Historische bouwkunst
Op de CHW zijn de rijksmonumenten en de cultuurhistorisch waardevolle panden uit een provinciale inventarisatie (MIP-panden) weergegeven. In het plangebied zijn verscheidene panden aangemerkt als rijksmonument en MIP-panden. De waardevolle bouwwerken zijn voornamelijk gevestigd aan de bebouwingslinten Hoofdstraat en de Vaartweg. Historische bouwwerken zijn beschermd in de Monumentenwet.
Historische Stedenbouw
Binnen het plangebied hebben de historische, herkenbare ruimtelijke structuren van de Hoofdstraat, Molendijk, Julianalaan Vaartweg geleid tot aanwijzing van deze straten als historische stedenbouw met zeer hoge waarden. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze straten en aanliggende bebouwing overeenkomstig de huidige situatie bestemd.
Historische Geografie
Met de historische geografie wordt bedoeld de ruimtelijke neerslag van de aanpassingen die de mens in de loop der eeuwen heeft gedaan aan de natuurlijke omgeving. Het betreft zowel lijnelementen (zoals wegen en waterlopen) als grotere vlakelementen. In het plangebied zijn de Waspikse weg/Vaartweg, het kanaal naar het Oude Vaartje en de Hoge Dijk aangeduid als elementen met hoge waarden (lijn-elementen). Daarnaast is ook vrijwel het gehele plangebied inclusief de linten (met uitzondering van de kern) aangeduid als een gebied met hoge waarden (vlak-elementen).
Deze elementen wordt in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.
Historisch groen
Met de historische groenelementen en structuren zijn veelal door ingrepen van de mens ontstaan. Het betreft zowel groenstructuren (vlakken) en monumentale bomen (punten).
In het plangebied zijn de Vaartweg, Hoofdstraat, de oever langs de Donge en het landelijk gebied ten noorden van sportpark 't Wiel aangewezen als historisch groen (vlak-elementen). Deze elementen worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.
Historische zichtrelaties
De cultuurhistorische waarde van elementen kan mede bepaald worden door hun onderlinge visuele relatie of de visuele relatie met de omgeving. Het agrarische gebied tussen de Donge, Hoofdstraat en Vaartweg is aangeduid als gebied met een visuele relatie.
Deze elementen wordt in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.
Archeologie
In het plangebied komen geen (beschermde) archeologische monumenten voor. Op de CHW, IKAW en de archeologische beleidsadvieskaart heeft het grootste deel van het plangebied een lage verwachtingswaarde. De westzijde van het plangebied, het gebied gelegen tussen de Donge, de Kerkwijk, de Hoofdstraat en de Hoge Dijk en een zone aan weerszijden van de Julianalaan en de Vaartweg hebben een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde.
Conclusie
De cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd. Een specifieke regeling is niet nodig. De bescherming van de rijksmonumenten is geregeld in de 'Monumentenwet 1988' en die van het gemeentelijke monumenten is geregeld in de 'Erfgoedverordening van de Gemeente Dongen 2010'.
Een deel van het plangebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen in dit gebied die dieper gaan dan 0,5 meter en een oppervlakte beslaan van 100 m2 of meer is archeologisch onderzoek nodig. Dit is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd.
Voor de wijze waarop met de ontwikkeling aan de Hoofdstraat 72 wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 1.
Voor de wijze waarop met de uitbreiding van de begraafplaats aan de Julianalaan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 2.
Voor de wijze waarop met de ontwikkeling Emmalaan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 6.