direct naar inhoud van Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
Plan: Kop van Schouwen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

41.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artkel 3.6 Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
41.2 Wonen

Het bevoegd gezag is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de woningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' alsmede recreatiewoningen met de aanduiding 'recreatiewoning' binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie te wijzigen naar de bestemming Wonen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlak van de bestemming niet wordt vergroot;
  • b. de milieuplanologische haalbaarheid is aangetoond.
41.3 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de grenzen van de bestemmingen 'Recreatie - Recreatiewoning', Verkeer' en 'Groen' te verleggen ten behoeve van de herstructurering van het terrein, met dien verstande dat:

  • a. wijziging wordt slechts toegepast als zorggedragen wordt voor ruimtelijke kwaliteitswinst of er is sprake van ruimtelijke kwaliteitwinst;
  • b. het aantal recreatiewoningen niet worden vermeerderd;
  • c. de regels van de artikelen 8, 16 en 20 onverminderd van toepassing blijven;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter;
  • e. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
41.4 Terassen

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en een nieuw horecaterras toestaan, danwel een bestaand terras verplaatsen door de aanduiding 'terras' toe te voegen dan wel te verplaatsen, met in achtneming van het volgende:

  • a. het terras gelegen is binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;
  • b. de afstand van het terras tot de rijbaan ten minste 1,5 meter is;
  • c. er op een trottoir een loopstrook resteert van ten minste 2 meter;
  • d. op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een terrasvergunning kan worden verleend;
  • e. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    • 1. de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 4 meter, waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 200 gemonteerd dienen te worden;
    • 3. de hoogte van parasols bedraagt maximaal 5 meter;

Van het bepaalde onder a, b en c kan worden afgeweken wanneer de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft.

41.5 Uitbreiding kampeerterrein

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en:

  • I. de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' al dan niet samen met de bestemming Agrarisch dan wel Agrarisch met waarden wijzigen naar de bestemmingen Recreatie - Kampeerterrein, Natuur dan wel Groen - Landschappelijk;
  • II. de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' en de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied-2' wijzigen naar de bestemmingen Recreatie - Kampeerterrein, Natuur dan wel Groen - Landschappelijk;
  • III. het maximum aantal standplaatsen, zoals bedoeld in artikel 15.4 wijzigen ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van een kampeerterrein en het behoud en de versterking van de landschappelijke en/of ecologische waarden op dat bedrijf;

een en ander met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging niet is toegestaan op gronden die tevens zijn aangewezen als 'attentiegebied EHS';
  • b. de totale oppervlakte van het betreffende kampeerterrein, na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en inclusief de natuur- en landschapsbouw, niet meer mag bedragen dan 5 hectare;
  • c. de gronden aansluitend op de gronden waarop de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' reeds vigeert, dan wel zich beperkt tot de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' daar waar grenzend aan een camping een wijzigingsgebied is aangewezen;
  • d. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • e. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • f. in aanvulling op de bepaling onder e mag wijziging van de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' slechts plaatsvinden als voorzien wordt in herstel van de openheid van het landschap;
  • g. bestaande natuurgebieden niet kunnen worden aangewend voor de versterking van de landschappelijke waarden op de camping en/of de realisatie van natuur- en landschapsontwikkeling;
  • h. de maximaal aantal standplaatsen, zoals genoemd in 15.4 worden verhoogd met ten hoogste:
  • i. op de gronden zonder aanduiding 'uitbreiding aantallen variant 1' en 'uitbreiding aantallen variant 2', dan wel 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' geen uitbreiding is toegestaan;
  • j. de gronden waarop de natuur- en landschapsontwikkeling plaatsvindt, zoals bedoeld in Bijlage 7 Planologische randvoorwaarden terreinen met aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' onder 3 wordt gewijzigd in de bestemming Natuur;
  • k. de uitbreiding van het aantal standplaatsen vindt uitsluitend plaats in de vorm van niet-permanente standplaatsen, met dien verstande dat voor het kampeerterrein waar de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - afwijkende regeling uitbreiding kampeerterrein' is opgenomen de standplaatsen permanent mogen zijn;
  • l. de onderlinge afstand van kampeermiddelen bedraagt tenminste 20 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - afwijkende regeling uitbreiding kampeerterrein' de onderlinge afstand ten minste 10 meter dient te zijn;
  • m. de afstand van een standplaats tot een woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder m is een kortere afstand toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat een goed woon- en leefklimaat is verzekerd;
  • o. als zodanig wordt bestemd dat de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • p. wijziging leidt niet tot een nadelige effecten voor de natuurwaarden op de betreffende gronden en de omgeving;
  • q. 20% van de gronden behorende bij, dan wel deel uitmakende van, het kampeerterrein worden in gebruik genomen dan wel uitgevoerd voor:
    • 1. agrarische doeleinden in de vorm van landbouw bij 50 standplaatsen of minder;
    • 2. natuurontwikkeling bij meer dan 50 standplaatsen met een maximum van 60 standplaatsen;
  • r. wijziging niet plaatsvindt binnen een afstand van 50 meter tot een perceel met fruitteelt en daardoor een milieuhygienisch onaanvaardbare situatie ontstaat;
  • s. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • t. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • u. het aantal parkeerplaatsen ten minste 120% van het aantal standplaatsen bedraagt, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • v. de bestemming Recreatie - Kampeerterrein met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' al dan niet samen met de bestemming Agrarisch dan wel Agrarisch met waarden wordt vervangen door de bestemming Recreatie - Kampeerterrein;
  • w. de bestemming Recreatie - Kampeerterrein met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' en de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 2' wordt vervangen door de bestemming Recreatie - Kampeerterrein.
41.6 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 41.1, 41.3 en 41.4 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.