12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, voer- en vaartuigen.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verbod
Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
-
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
-
f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
-
h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
12.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
-
d. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
-
e. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen;
-
f. worden uitgevoerd in verband met een natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
12.5.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.
12.5.4 Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 12.5.3 wordt voldaan.
12.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Voor het slopen van bunkers, alsmede bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Uitbreiding zweefvliegveld
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 7' de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' opnemen ten behoeve van de uitbreiding van het zweefvliegterrein, met in achtneming van het volgende:
-
a. uitbreiding leidt niet tot een onevenredige gevolgen voor aanwezige waarden, zoals beschreven in lid 12.1;
-
b. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
-
c. het verhard oppervlak op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' mag niet toenemen;
-
d. de lichtuittstraling naar de omgeving mag niet toenemen;
-
e. alvorens de wijziging toe te passen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de provincie.
12.7.2 Verplaatsing zweefvliegveld
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 8' de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' verwijderen ten behoeve van de verplaatsing van het zweefvliegterrein, met in achtneming van het volgende:
-
a. verplaatsing leidt niet tot een onevenredige gevolgen voor aanwezige waarden, zoals beschreven in lid 12.1;
-
b. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
-
c. het verhard oppervlak op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' mag niet toenemen;
-
d. de lichtuittstraling naar de omgeving mag niet toenemen;
-
e. alvorens de wijziging toe te passen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de provincie.
12.7.3 Afwegingskader
De wijziging als bedoeld in 12.7.1 dan wel 12.7.2 kan slechts worden toegepast, mits:
-
a. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
b. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad en dat benodigde compensatiemaatregelen realiseerbaar zijn;
-
c. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met de waterbeheerder;
-
d. er overeenstemming is met de eigenaaren van de betreffende gronden.