direct naar inhoud van Artikel 12 Natuur
Plan: Kop van Schouwen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - informatiecentrum': een informatie- en educatief centrum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein': een zweefvliegterrein met ondergeschikte horeca in de categorie 1b, zoals opgenomen in Bijlage 6 Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - propaantank': een propaantank ten dienste van de aangrenzende bestemmingen Recreatie - Strand en Horeca;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud van cultuurhistorische waarde;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud, de bescherming en het herstel van een houtwal of houtsingel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': een bijgebouw ten behoeve van de nabijgelegen bestemming Wonen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein met groepsaccomodatie': recreatief nachtverblijf ten behoeve van het zweefvliegterrein;
  • j. bunkers;
  • k. ontsluitingspaden, calamiteitenontsluitingen alsmede voorzieningen ten behoeve van hulpdiensten;
  • l. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;
  • m. water, beplanting, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, educatieve voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden opgericht dan wel binnen de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,30 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 meter en de bouwhoogte 10 meter;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • f. de afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal 3 meter bedragen;
  • g. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.3 voor het bouwen van een uitkijktoren, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van een uitkijktoren ten hoogste 20 meter bedraagt;
  • b. het aantal uitkijktorens bedraagt niet meer dan 1 per 25 ha;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als daardoor de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
12.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, voer- en vaartuigen.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verbod

Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
12.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • e. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen;
  • f. worden uitgevoerd in verband met een natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
12.5.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

12.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 12.5.3 wordt voldaan.

12.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bunkers, alsmede bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Uitbreiding zweefvliegveld

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 7' de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' opnemen ten behoeve van de uitbreiding van het zweefvliegterrein, met in achtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding leidt niet tot een onevenredige gevolgen voor aanwezige waarden, zoals beschreven in lid 12.1;
  • b. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • c. het verhard oppervlak op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' mag niet toenemen;
  • d. de lichtuittstraling naar de omgeving mag niet toenemen;
  • e. alvorens de wijziging toe te passen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de provincie.
12.7.2 Verplaatsing zweefvliegveld

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 8' de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' verwijderen ten behoeve van de verplaatsing van het zweefvliegterrein, met in achtneming van het volgende:

  • a. verplaatsing leidt niet tot een onevenredige gevolgen voor aanwezige waarden, zoals beschreven in lid 12.1;
  • b. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • c. het verhard oppervlak op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegterrein' mag niet toenemen;
  • d. de lichtuittstraling naar de omgeving mag niet toenemen;
  • e. alvorens de wijziging toe te passen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de provincie.
12.7.3 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 12.7.1 dan wel 12.7.2 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • b. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad en dat benodigde compensatiemaatregelen realiseerbaar zijn;
  • c. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met de waterbeheerder;
  • d. er overeenstemming is met de eigenaaren van de betreffende gronden.