direct naar inhoud van Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein
Plan: Kop van Schouwen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03

Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in kampeermiddelen en gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverbijf door personen die hun hoofdblijf elders hebben;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1': een kampeerterrein die voldoet aan de regels uit de kwaliteitseis-1;
  • c. vernietigd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-3': een kampeerterrein die voldoet aan de regels uit de kwaliteitseis-3;

en tevens voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur en het landschap;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - campinghotel': een campinghotel met maximaal 12 appartementen voor recreatief nachtverblijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw': een logeergebouw;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfwoning met gastenverblijf': een bedrijfswoning met gastenverblijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer': dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wellness': een schoonheidscentrum met bijbehorende wellness- en fitnessfaciliteiten;
  • m. ondersteunende detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel is toegestaan waarvan de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 550 m2, tenzij op de gronden de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; vvo (m2)' is gelegen, dan is het vloeroppervlak, zoals met de aanduiding aangegeven, toegestaan voor detailhandel;
  • n. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a dan wel 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals bedoeld in bijlage 6 Staat van Horeca-activiteiten, tot een vloeroppervlakte van 350 m2 (exclusief terras), met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - maximum oppervlakte horeca 1' het vloeroppervlak ten hoogste 1.415 m2 mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - maximum oppervlakte horeca 2' het vloeroppervlak ten hoogste 515 m2 mag bedragen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangstinstallatie ten behoeve van telecommunicatie;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - personeelsverblijf': een verblijf voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatie personeel met een maximum van 14 slaapplaatsen;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'theater': een theater;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud van cultuurhistorische waarde;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken': het behoud, versterken en ontwikkelen van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden als gevolg van een duinbeek;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud, de bescherming en het herstel van een houtwal of houtsingel;
  • u. ter plaatse de van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor parkeren;
  • v. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
  • w. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals verblijven voor de tijdelijke huisvesting van het op het bedrijf werkzaam zijnde recreatie personeel en seizoenwerkers.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen voor sanitair ook buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht;
    • 2. recreatiewoningen tevens buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, mits deze worden gebouwd op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 3. gebouwen die op een standplaats dienen te worden opgericht, zoals kampeerhuisjes, trekkershutten en bijgebouwen bij kampeermiddelen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
  • c. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de navolgende maten:

  Gebouw   Oppervlakte (m2)   Inhoud (m3)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
1   gebouw binnen het bouwvlak   -   -   zie aanduiding:
'maximale goot- en bouwhoogte (m)' tenzij in rij 2 t/m 14 uit deze tabel anders is bepaald  
zie aanduiding:
'maximale goot- en bouwhoogte (m)' tenzij in rij 2 t/m 14 uit deze tabel anders is bepaald  
2   accenthoogten ten behoeve van een glijbaan bij een zwembad binnen het bouwvlak   20 m2     -   15 m  
3   centrale sanitairgebouwen   -   -   -   4 m  
4   kampeerhuisje (inclusief bordes)   75 m2   250 m3   -   5,50 m  
5   recreatiewoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)   75 m2   -   -   5,50 m  
6   stacaravan (inclusief bordes)   55 m2   -   -   5 m  
7   kampeerlodge (inclusief bordes)   30 m2   130 m3   -   5 m  
8   trekkershut   20 m2   -   -   3,50 m  
9   bijgebouw per permanente standplaats   9 m2
 
-   -   3,50 m  
10   bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen   200 m2   750 m3   6 m   10 m  
11   vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   totaal
40 m2  
-   3,50 m   7,50 m  
12   vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoning   13 m2   -   -   2 m  
13   kinderspeelhuisjes en huisdierenverblijven   -   -   -   4 m  
14   overige gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer buiten het bouwvlak   40 m2   -   4 m   8 m
 

  • d. uitsluitend op permanente standplaatsen mogen vrijstaande bijgebouwen per kampeermiddel worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. aangebouwde bijgebouwen niet zijn toegestaan;
    • 2. ten hoogste één vrijstaand bijgebouw en één bordes per standplaats zijn toegestaan;
  • e. stacaravans, trekkershutten en kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan op een permanente standplaats, met dien verstande dat:
    • 1. de netto standplaatsgrootte ten minste vier maal de oppervlakte van een kampeerhuisje heeft;
    • 2. de netto standplaatsgrootte ten minste 150 m² is ten behoeve van een stacaravan;
  • f. het aantal kampeerhuisjes mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeerhuisjes';
  • g. het aantal trekkershutten mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal trekkershutten';
  • h. het aantal recreatiewoningen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
  • i. de afstand tussen een bijgebouw en de grens van een standplaats bedraagt ten minste 1 meter;
  • j. vernietigd;
  • k. in afwijking van het gestelde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfswoning en gastenverblijf' de inhoud van het gebouw ten hoogste 1.200 m3 zijn;
  • l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de navolgende maten:

bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte (m)  
bordes op permanente standplaats bij een kampeerhuisje   de goothoogte van het op de standplaats aanwezige kampeerhuisje  
bordes op permanente standplaats bij een stacaravan   de hoogte van op de standplaats aanwezige stacaravan  
licht- en vlaggenmasten   8 m  
speelvoorzieningen   3 m  
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen buiten een bouwvlak   1 m  
erf- en terreinafscheidingen elders   2 m  
zend- en ontvangstinstallatie   45 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken privé sanitair

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 om privésanitair te kunnen toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. privé-sanitair is uitsluitend toegestaan op een niet-permanente standplaats;
  • b. per niet-permanente standplaats is ten hoogste één privé-sanitair toegestaan;
  • c. de totale hoogte van privé-sanitair bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • d. per standplaats bedraagt de oppervlakte van een privé-sanitair ten hoogste 6 m2;
  • e. privé-sanitair mag aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 4 sanitaire eenheden mogen worden gecombineerd in één gebouw van ten hoogste 24 m2;
  • f. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
15.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum totaal aantal standplaatsen';
  • b. het aantal permanente standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen';
  • c. het aantal standplaatsen voor winterkamperen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen winterkamperen';
  • d. er dient sprake te zijn van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • e. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personen is het toegestaan extra standplaatsen te realiseren, onder de voorwaarden dat:
    • 1. bij minder dan 100 niet-permanente standplaatsen 1 extra niet-permanente standplaats is toegestaan voor personeel;
    • 2. tussen de 100 en 250 niet-permanente standplaatsen 2 extra niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan voor personeel;
    • 3. bij meer dan 250 niet-permanente standplaatsen 3 extra niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan voor personeel;
  • f. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m²;
  • g. de netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats op de gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-3' bedraagt ten minste 100 m²;
  • h. de bruto standplaatsgrootte van een niet-permanente standplaats op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-3' bedraagt tenminste 450 m2;
  • i. de netto standplaatsgrootte van een niet-permanente standplaats op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-3' bedraagt tenminste 200 m2;
  • j. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeermiddel, en;
    • 2. twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2 of;
    • 3. één kampeerhuisje;
  • k. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    • 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen, tenzij in lid 15.4.1 onder l.2 anders is bepaald;
    • 2. per terrein mogen ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen winterkamperen' aangegeven aantal niet-permanente standplaatsen voor winterkamperen worden gebruikt;
  • l. per kampeerterrein mogen ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal winterstalling' aangegeven aantal kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, voor winterstalling worden gebruikt, voor zover:
    • 1. de gestalde kampeermiddelen op één plek worden geclusterd op het terrein;
    • 2. plaatsing zodanig geschiedt dat recreatief nachtverblijf in de kampeermiddelen op dat moment niet mogelijk is;
    • 3. het kampeerterrein rondom is voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter en een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • m. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • n. ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen.
15.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van ondersteunende detaihandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • c. een hotel, behoudens op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - campinghotel';
  • d. horeca, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • e. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie;
  • f. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats;
  • g. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • h. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning als gastenverblijf behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfswoning met gastenverblijf';
  • i. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
15.4.3 Niet strijdig gebruik

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • c. ten hoogste 25 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • g. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft;
  • h. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • i. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.3 voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. ten hoogste 50 m2 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • g. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • h. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  • j. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • k. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.
15.5.2 Gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.1, onder v voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • e. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • f. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • g. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 meter moet bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
15.5.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 15.5.1 en 15.5.2 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Verbod
  • a. Het is verboden op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' dan wel 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-3' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) houtgewassen te verwijderen, rooien of vellen.
  • b. Het is verboden op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
    • 6. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 7. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
    • 8. het beplanten van gronden met houtgewassen.
15.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. bedoeld zijn in lid 15.6.1 maar de in lid 15.1 omschreven waarden van deze gronden niet aantasten.
15.6.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

15.6.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.6.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 15.6.3 wordt voldaan.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid
15.7.1 Aantal permanente standplaatsen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het aantal permanente standplaatsen als bedoeld in lid 15.4 te vergroten en/of het totaal aantal standplaatsen te verkleinen en de gronden ten behoeve van de landschappelijke inpassing wijzigen naar de bestemming Groen - Landschappelijk, met inachtneming van het volgende:

  • a. het totaal aantal standplaatsen mag niet worden vergroot;
  • b. alle standplaatsen mogen worden ingericht als permanente standplaats, waarbij een maximale dichtheid geldt van 33 standplaatsen per hectare;
  • c. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is noodzakelijk in verband met kwaliteitsverbetering en/of productdifferentiatie of in het kader van wettelijke eisen omtrent veiligheid;
  • d. de gemiddelde netto-oppervlakte van de standplaatsen voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • e. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • f. van het totale oppervlak van een kampeerterrein wordt ten minste 2% benut ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • g. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • i. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • k. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
15.7.2 Dienstverlening en beheer

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door aan de voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' toe te voegen en het bouwvlak voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' te vergroten, dan wel te verplaatsen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie;
  • b. de gemiddelde netto-oppervlakte van de standplaatsen voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • c. het bebouwingspercentage wordt met ten hoogste 50% vergroot met dien verstande dat de maximaal toegestane bebouwing als bedoeld in lid 15.2 niet wordt overschreden;
  • d. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • e. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • f. wanneer het totale bebouwingspercentage op het kampeerterrein 15% of meer bedraagt, dient zorggedragen te worden voor ruimtelijke kwaliteitswinst of er dient sprake te zijn van ruimtelijke kwaliteitwinst;
  • g. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.
15.7.3 Meerdere bedrijven bij dienstverlening en beheer

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door aan de voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gezamenlijke dienstverlening en beheer' toe te voegen om dienstverlening, beheer en onderhoud ten dienste van meerdere kampeerterreinen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie voor de deelnemende bedrijven;
  • b. de voorzieningen hebben een ruimtelijke relatie met de deelnemende bedrijven;
  • c. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • d. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • e. wanneer het totale bebouwingspercentage op het kampeerterrein 15% of meer bedraagt, dient zorggedragen te worden voor ruimtelijke kwaliteitswinst of er dient sprake te zijn van ruimtelijke kwaliteitwinst;
  • f. vindt de wijziging slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.
15.7.4 Kampeerhuisjes

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het totaal aantal toegestane kampeerhuisjes als bedoeld in lid 15.4 te vergroten, het totaal aantal standplaatsen te verkleinen en de gronden ten behoeve van de landschappelijke inpassing te wijzigen naar de bestemming Groen - Landschappelijk, met inachtneming van het volgende:

  • a. op ten hoogste 30 procent van het aantal permanente standplaatsen voor kampeermiddelen, zoals weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen', mag een kampeerhuisje worden gebouwd, met een maximum van 100 kampeerhuisjes per kampeerterrein;
  • b. per standplaats ten hoogste een kampeerhuisje mag worden geplaatst;
  • c. de netto-standplaatsgrootte van een permanente standplaats bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van het kampeerhuisje;
  • d. voor de kampeerhuisjes gelden de maximale oppervlakte- en hoogtematen als genoemd in lid 15.2;
  • e. nieuwe kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • f. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • g. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • j. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • k. tenminste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn ingericht met sport- en spelvoorzieningen;
  • l. het aantal parkeerplaatsen ten minste 120% van het aantal standplaatsen bedraagt, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein.
15.7.5 Opheffing camping met kwaliteitseis 1

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' te wijzigen in de bestemming Natuur en de bestemming Wonen, met in achtneming van het volgende:

  • a. de bestemming Wonen is alleen toegestaand ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning en het daarbij behorende erf;
  • b. wijziging vindt slechts plaats als de bedrijfsvoering is beëindigd;
  • c. op de gronden die worden bestemd als Natuur worden alle gebouwen gesloopt;
  • d. niet langer in gebruik zijnde kabels en leidingen worden verwijdert.
15.7.6 Winterkamperen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen voor het vergroten van het aantal standplaatsen voor winterkamperen dan wel het toestaan van winterkamperen op kampeerterreinen waara dit nog niet is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
15.7.7 Winterstalling

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen voor het vergroten van het aantal standplaatsen voor winterstalling dan wel het toestaan van winterstalling op kampeerterreinen waar dit nog niet is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de stalling zodanig plaatsvindt dat geen visuele hinder ontstaat vanaf de openbare weg dan wel het omliggende landschap door het situeren van de stalling centraal op het kampeerterrein of het realiseren van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. het aantal stallingsplaatsen mag niet meer bedragen dan 50% van het aantal niet-permanente plaatsen op het betreffende kampeerterrein;
  • c. het stallen plaatsvindt op een afzonderlijk deel van het kampeerterrein, en niet op de standplaatsen, zodanig dat recreatief nachtverblijf onmogelijk is.
15.7.8 Gemeenschappelijk parkeren

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door aan de voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden de aanduiding 'parkeerterrein' toe te voegen om een parkeerterrein voor meerdere kampeerterreinen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie voor de deelnemende bedrijven;
  • b. de voorzieningen hebben een ruimtelijke relatie met de deelnemende bedrijven;
  • c. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • d. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • e. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
15.7.9 Natuur

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en de gronden wijzigen in de bestemming Natuur, zonder bouwvlak, met dien verstande dat de wijziging slechts wordt toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven door de natuurbeheerder.

15.7.10 Wro-zone - wijzigingsgebied 1 (kampeerterrein)

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van de naastgelegen kampeerterrein, met inachtneming van het volgende:

  • a. de gronden te bestemmen als Recreatie - Kampeerterrein;
  • b. de op de verbeelding aangegeven aantallen voor standplaatsen met de aanduiding 'maximum totaal aantal standplaatsen' komt te vervallen;
  • c. het aantal standplaatsen van het naastgelegen kampeerterrein mag niet worden vergroot; de standplaatsen mogen wel over het gehele ontstane terrein worden gesitueerd;
  • d. op het terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • f. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • g. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, wanneer verlichting in de kas wordt toegepast dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan te worden overlegd;
  • h. wijziging vindt niet plaats wanneer reeds gebruik is gemaakt van de bepaling onder 15.7.11.
15.7.11 Wro-zone - wijzigingsgebied 1 (detailhandel)

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemming Detailhandel met de aanduiding 'tuincentrum' met inachtneming van het volgende:

  • a. de gronden te bestemmen als Detailhandel met de aanduiding 'tuincentrum';
  • b. de afstand tussen de kas, de buitenverkoop, dan wel de laad- en losruimte van goederen en een woning van derden bedraagt ten minste 30 meter, met dien verstande dat die afstand kleiner kan zijn wanneer met akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting binnen de normen van het Barim blijft;
  • c. de afstand tussen de kas, de buitenverkoop, dan wel de laad- en losruimte van goederen en de gronden met de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein bedraagt ten minste 30 meter, met dien verstande dat die afstand kleiner kan zijn wanneer met akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting binnen de normen van het Barim blijft;
  • d. de goot- en nokhoogte van de uitbreiding van de kas mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte van de bestaande kas, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag zijn dan 5 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 9 meter;
  • e. op het terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • f. het bebouwingspercentage van de aaneensluitende gronden met de aanduiding 'tuincentrum' mag ten hoogste 40% bedragen;
  • g. met bodemonderzoek wordt aangetoond dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie;
  • h. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, wanneer verlichting in de kas wordt toegepast dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan te worden overlegd;
  • i. wijziging vindt niet plaats wanneer reeds gebruik is gemaakt van de bepaling onder 15.7.10.
15.7.12 Samenvoegen kampeerterreinen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen voor het samenvoegen van meerdere kampeerterreinen met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein, met in achtneming van het volgende:

  • a. het aantal standplaatsen, zoals aangeduid per kampeerterrein mag worden samengevoegd en over het ontstane terrein herverdeeld;
  • b. het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 33 per hectare;
  • c. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • d. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • e. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, wanneer verlichting in de kas wordt toegepast dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan te worden overlegd.
15.7.13 Omzetten recreatiewoningen naar logeergebouwen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door op de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' de aanwezige recreatiewoningen om te zetten naar logeergebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande recreatiewoningen op de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' komen te vervallen;
  • b. er zijn maximaal 2 logeergebouwen toegestaan;
  • c. op de gronden wordt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw' toegevoegd ter plaatse van de nieuwe logeergebouwen;
  • d. het totale bebouwingsoppervlak mag niet meer bedragen dan 600 m2;
  • e. het aantal recreatiewoningen, zoals met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is aangewezen wordt teruggebracht naar 1;
  • f. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • g. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. per logeergebouw dienen 12 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn;
  • i. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer.
15.7.14 Toevoegen logeergebouw

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door op de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' een logeergebouwen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. op de gronden wordt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw' toegevoegd;
  • b. er is maximaal 1 logeergebouw toegestaan;
  • c. het totale bebouwingsoppervlak mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • d. toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid slechts mogelijk is in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 15.7.15;
  • e. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • f. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd;
  • h. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer.
15.7.15 Opheffen logeergebouw

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door op de gronden aangewezen als 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' het logeergebouw op te heffen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw' wordt verwijderd;
  • b. de bestaande bebouwing wordt gesloopt.
15.7.16 Vergroten aantal standplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het totaal aantal standplaatsen als bedoeld in lid 15.4 onder a te vergroten en de bestemming ten behoeve van de landschappelijke inpassing wijzigen naar de bestemming 'Groen-Landschappelijk', met inachtneming van het volgende:

  • a. per saldo mag het aantal standplaatsen in dit bestemmingsplan niet toenemen;
  • b. het totaal aantal standplaatsen bedraagt na de wijziging ten hoogste gemiddeld 33 per hectare;
  • c. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste: 150 m²;
  • d. de netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats bedraagt ten minste 100 m²;
  • e. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • f. van het totale oppervlak van een kampeerterrein wordt ten minste 2% benut ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • g. rondom het kampeerterrein is voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. ter verzekering van het bepaalde onder b, e, f en g is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
  • i. lichtuitstraling van de camping naar de omgeving van de camping wordt zo veel mogelijk beperkt; hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren verlichtingsplan overlegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • k. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-1' dan wel 'specifieke vorm van recreatie - kwaliteitseis-3'.
15.7.17 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 15.7.1, 15.7.2, 15.7.3, 15.7.4, 15.7.5, 15.7.6, 15.7.7, 15.7.8, 15.7.10, 15.7.10, 15.7.11, 15.7.13, 15.7.14 en 15.7.16 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.