direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Nieuwe Koepel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Scherpenzeel ziet zich in de periode van 2020 tot 2030 gesteld voor een woningbouwopgave van circa 1.000 woningen. In de gemeentelijke omgevingsvisie (vervanger van de structuurvisie) zijn de gronden ten zuiden van de kern aangewezen als de voornaamste uitbreidingslocatie binnen de gemeente. In Scherpenzeel-Zuid zal een groot deel van het woningbouwprogramma worden gerealiseerd. Langs de zuidelijke rand van Scherpenzeel zijn, zowel ten westen als ten oosten van Landgoed Scherpenzeel, gebieden aangewezen als ontwikkel- en zoekgebied voor wonen. Op deze gronden kunnen dorpse woonbuurten worden gerealiseerd, passend binnen de typerende landschappelijke structuur van kampenontginningen: kleinschalige enclaves in het landschap die bestaan uit een verzameling van bebouwing tussen de nattere gronden en de drogere (bos)gebieden. De locatie De Nieuwe Koepel is in de visie aangeduid als een ontwikkelgebied voor wonen

Als onderdeel van de ontwikkeling van Scherpenzeel-Zuid zal, na de gerealiseerde woningbouwlocaties Heijhorst en Akkerwinde en de in aanbouw zijnde locatie Zelder, worden gestart met de locatie De Nieuwe Koepel, welke wordt ontwikkeld als woongebied. In het gebied ten zuiden van de Koepellaan, ten oosten van de Nieuwstraat en ten westen van de Vlieterweg is ruimte voor de bouw van maximaal 450 nieuwe woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen. Aan de zuidzijde grenst de locatie aan het buitengebied.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het gebied is het stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan 'De Nieuwe Koepel' (d.d. 26 april 2023) uitgewerkt. Dit vormt de basis voor voorliggend bestemmingsplan. Het stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan is geen gedetailleerd en uitgewerkt plan. Het heeft een globaal karakter en bevat een voorbeelduitwerking en richtlijnen voor de bebouwing en het openbaar gebied. In het plan zijn de hoofdstructuur van het nieuwe woongebied en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling vastgelegd. Het bevat een voorbeelduitwerking en richtlijnen voor de bebouwing en het openbaar gebied. De exacte verkaveling en inrichting zijn niet vastgelegd, zodat bij de uitvoering van de plannen nog flexibiliteit bestaat en er kan worden ingespeeld op de marktsituatie en de wensen van de nieuwe bewoners.

Voorliggend bestemmingsplan heeft daarom ook een globaal karakter: het legt de hoofdlijnen van de nieuwe woningbouwontwikkeling vast, maar maakt binnen deze hoofdstructuur nog verschillende invullingen van het plan mogelijk. Belangrijke randvoorwaarden, zoals het maximaal aantal te bouwen woningen in relatie tot de fasering, de maximale goot- en bouwhoogte en te handhaven (groen)structuren, zijn in het bestemmingsplan wel vastgelegd.

Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Koepel' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor de realisering van woningen en de aanleg van de openbare ruimte (groen- en parkeervoorzieningen) in het nieuwe woongebied. De regels van het bestemmingsplan sluiten zoveel mogelijk aan op de regels van de overige bestemmingsplannen van de gemeente Scherpenzeel, met name op het bestemmingsplan 'Akkerwinde' (ongeveer 145 woningen) dat is vastgesteld op 9 november 2017 en betrekking heeft op een vergelijkbare woningbouwontwikkeling.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in de gemeente Scherpenzeel (Gelderland), ten zuiden van de kern Scherpenzeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0001.png"

Luchtfoto van Scherpenzeel met de globale ligging van het plangebied

De woningbouwlocatie 'De Nieuwe Koepel' maakt onderdeel uit van 'Plan Zuid'. Dit plan betreft een dorpsuitbreiding langs de zuidrand van Scherpenzeel en bestaat uit vier deelgebieden waaronder de woningbouwlocatie 'De Nieuwe Koepel'. 'De Nieuwe Koepel' is een agrarisch gebied ten zuiden van de Koepellaan, ten oosten van de Nieuwstraat en ten westen van de Vlieterweg . Aan de zuidzijde grenst de locatie aan het buitengebied.

Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie E, nummers 716, 881, 882, 1594, 1625, 1626, 1915, 1960, 2647, 2907, 2908, 2988, 3805, 3830 en 3832.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De geldende bestemmingsplannen voor het plangebied betreffen de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2006' (vastgesteld 24 augustus 2006), 'Buitengebied 2013' (vastgesteld 24 september 2015) en 'Parapluplan parkeernormen' (vastgesteld 13 maart 2018) van de gemeente Scherpenzeel. Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen' is opgesteld ter juridische borging van het gemeentelijke parkeerbeleid. Het Parapluplan is vastgesteld als een partiële herziening en geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen.

Voor de strook tussen het plangebied en Zuideinde is het bestemmingsplan 'Scherpenzeel Zuideinde' (vastgesteld 19 december 2019, bestemming: 'Maatschappelijk', 'Tuin' en 'Groen') van kracht. Hierdoor is de vigerende maatschappelijke bestemming kleiner geworden ten dienste van een gastenverblijf met bedrijfswoning en bijbehorende voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0002.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0003.png"

Vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2006' en 'Buitengebied 2013'

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0004.png"

Bestemmingsplan 'Scherpenzeel Zuideinde'

De gronden vallend onder het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2006' zijn overwegend bestemd als 'Agrarisch gebied met landschapelijke waarde'. Op basis van deze bestemming zijn de gronden bestemd voor:

  • de uitoefening van het agrarische bedrijf;
  • het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, het begroeiingpatroon (houtsingels), het verkavelingpatroon, de (relatieve) openheid en/of in de kleinschaligheid, zoals deze met name tot uitdrukking komt in de verkaveling;
  • verkeersdoeleinden, uitsluitend voor wegen en (voet- en fiets)paden zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • de waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het keren en beheersen van water;
  • recreatief medegebruik in de zin van voet-, fiets- en/of ruiterpaden en ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen.

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. De realisatie van woningen zijn op dit deel binnen het plangebied daarmee niet mogelijk qua bouwen en gebruik.

Daarnaast geldt voor de percelen Nieuwstraat 99 en Vlieterweg 130 de bestemming 'Wonen', is het speelveld aan de Koepellaan bestemd als 'Dagrecreatieve doeleinden' met de aanduiding 'speelveld' en geldt voor de Nieuwstraat de bestemming 'Verkeer'.

Op de gronden vallend onder het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' zijn de bestemming 'Agrarisch met waarde - landschap, de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied van toepassing. De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' laat hetzelfde toe als hiervoor aangegeven onder het bestemmingsplan voor het buitengebied uit 2006. Alleen met het verschil dat de voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud en een samenhangend beheer van een grote bezitting (landgoed). Ook hiervoor geldt dat de realisatie van woningen op dit deel binnen het plangebied niet mogelijk zijn qua bouwen en gebruik.

De realisatie van de woningbouwlocatie 'De Nieuwe Koepel' is derhalve op basis van deze vigerende bestemmingsplannen planologisch-juridisch niet toegestaan. Om het planvoornemen op deze woningbouwlocatie toch mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Dit bestemmingsplan dient naast de rechtszekerheid ook een zekere mate van flexibiliteit te bieden om in te kunnen spelen op eventuele wijzigingen c.q. aanpassingen van het planvoornemen als gevolg van voortschrijdend inzicht dan wel op toekomstige woningmarktontwikkelingen.

Om te voorkomen dat er 'restgebiedjes' (witte vlekken) ontstaan waarvoor het thans nog het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 20006' geldt wordt de plangrens ter hoogte van de Nieuwstraat zodanig afgestemd dat de Nieuwstraat voor zover deze grenst aan de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel in onderhavig bestemmingsplan is opgenomen. Ook wordt Nieuwstraat 103 (perceel E2988) meegenomen in onderhavig bestemmingsplan om een witte vlek te voorkomen en als groene bufferzone richting de woningen aan Zuideinde.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt eerst een beschrijving van de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en het planvoornemen gegeven (Hoofdstuk 2). Daarna worden de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 3). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk 4). Dan volgt een hoofdstuk met een toelichting op de juridische regeling van het planvoornemen (Hoofdstuk 5). Tenslotte wordt aandacht besteed aan de haalbaarheid (Hoofdstuk 6) en de voor de onderhavige bestemmingsplanherziening te doorlopen procedure (Hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Projectprofiel

2.1 Omgeving en plangebied

De omgeving van het plangebied is onderdeel van het buitengebied van Scherpenzeel. Het plangebied ligt direct ten zuiden van het dorp en is hiermee onderdeel van het buitengebied. Het aangrenzende buitengebied kent hier voornamelijk een agrarische functie met landschappelijke waarden.

Het oppervlak van het stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan voor 'De Nieuwe Koepel' is ongeveer 15 ha. (exclusief meenemen schapenweide en Nieuwstaat binnen het plangebied) groot en is momenteel hoofdzakelijk in agrarisch gebruik (grasland) en wordt doorsneden door diverse watergangen. De watergang in noord-zuidrichting is hierbij de hoofdwatergang door het plangebied van waaruit het plangebied afwatert op de zuidelijk gelegen Lunterse Beek. Daarnaast is in het plangebied een enkele woning, een volktuinencomplex en speelveldje aanwezig. Tevens is in een gedeelte van het plangebied (bewoonde) bebouwing aanwezig, welke planologisch-juridisch niet in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan. Nieuwstraat 103 (perceel E2988) behoudt haar agrarische functie (schaapswei) als 'groene buffer' richting de bestaande woningen aan Zuideinde en behoud de vigerende agrarische bestemming. Deze maakt verder geen onderdeel uit van de nieuwbouw in deze woningbouwlocatie.

Het plangebied De Nieuwe Koepel ligt aan de zuidrand van Scherpenzeel. Ten noorden van het gebied ligt de Koepellaan met woningen die uitkijken over het te ontwikkelen gebied. Deze bebouwingsrand van Scherpenzeel wordt hier gekenmerkt door grondgebonden (geschakelde) woningen in twee bouwlagen met kap. Deze woningen zijn ter hoogte van het plangebied met hun voorkant georienteerd op het aangrenzende buitengebied.

Aan de westzijde vormt de Nieuwstraat de toegang tot het gebied. Aan deze weg is een uitvaartcentrum met begraafplaats gelegen met direct daaraan grenzend een vijftal vrijstaande (ruimte voor ruimte) woningen waar voorheen een agrarisch bedrijf was gelegen. Deze vrijstaande woningen worden net als het uitvaartcentrum ontsloten via een insteek (Zuideinde) vanuit de Nieuwstraat.

De oostzijde bestaat uit de Vlieterweg. Langs deze weg staan een aantal woningen met hun achtertuin richting het plangebied. Op de hoek Koepellaan/Vlieterweg is de locatie van een voormalig aannemersbedrijf gelegen. Deze locatie heeft nog wel een bedrijfsbestemming waardoor de vestiging van een bedrijf hier nog mogelijk is. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door een afwisseling van open landschap en bomen(rijen) die doorzichten bieden tot aan de Lunterse Beek.

In dit bestemmingsplan zijn ook een deel van de Nieuwstraat en de schapenweide in het zuid-westen van het plangebied meegenomen. Deze gebieden zullen geen deel uitmaken van nieuwbouwproject De Nieuwe Koepel, maar zijn voor de volledigheid wel meegenomen in dit plan. Wel is de schapenweide in het stedenbouwkundig plan opgenomen als groene buffer. Met dit plan wordt bestemmingsplan 'Buitengebied 2006' in zijn geheel vervangen en het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' gedeeltelijk vervangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0005.png"

Luchtfoto met de begrenzing van het plangebied met de ligging van de hoofdwatergang (blauw), de woningen (geel), het volkstuinencomplex (groen), het speelveld (roze) en de (bewoonde) bebouwing (oranje)

2.2 Projectbeschrijving

2.2.1 Woningbouw Plan Zuid

De gemeente Scherpenzeel is volop bezig met de uitvoering van het vastgestelde ruimtelijke beleid voor het project Plan Zuid en de daaruit volgende ontwikkelingsplannen. Plan Zuid betreft een dorpsuitbreiding langs de zuidrand van het dorp waar de nieuwbouw van in totaal ca 800 woningen is voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0006.png"

Deelgebieden in Plan Zuid inclusief Heijhorst Zuid (geel), Boslaan/Ringbaan (paars) en Zelder (oranje) met indicatieve begrenzing

De oorspronkelijke ontwikkeling voor Scherpenzeel Plan Zuid bestond uit 4 deelgebieden (Heijhorst, Akkerwinde, 't Voort (nu De Nieuwe Koepel) en Wetro). De locaties Heijhorst Zuid en Boslaan/Ringbaan zijn hieraan later toegevoegd. De locaties Heijhorst, Akkerwinde, Heijhorst Zuid en Boslaan/Ringbaan zijn inmiddels gerealiseerd. Recent is de locatie Zelder aan de oostzijde toegevoegd, waarvan de bebouwing inmiddels is gestart.

De Nieuwe Koepel (voorheen 't Voort) is als een totaal ontwikkeling (deelgebied 3 met omliggende gronden in het zoekgebied: rode stippelijn) beschouwd. Dit uit oogpunt van ruimtelijke en stedenbouwkundige meerwaarde van een totaal ontwikkeling. De gemeente is eigenaar van deze gronden, behoudens de percelen Vlieterweg 130 en Nieuwstraat 103 (perceel E2988). Dat heeft er toe geleid dat de gemeente de ontwikkelstrategie heeft aangepast en eerst de deelgebieden Zelder en De Nieuwe Koepel ontwikkelt. De deellocatie Wetro schuift hierdoor op in de tijd.

2.2.2 Stedenbouwkundig ontwerp

SVP architectuur en stedenbouw heeft een stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan (d.d. 26 april 2023) gemaakt voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Het stedenbouwkundig plan is terug te vinden in Bijlage 1.

Binnen het plangebied worden maximaal 450 nieuwe woningen gerealiseerd. De Nieuwe Koepel kenmerkt zich door de directe relatie met het landschap. In het midden van het gebied zal een autoluwe groene vallei worden ontwikkeld. De vallei vormt de ruggengraat van het gebied die naast een groene verbinding tussen het dorp en het landschap plaats biedt aan een waterloop en vrijliggende fiets- en voetpaden. Vanuit de vallei vertakt het landschap zich met groene scheggen door het gehele plangebied, zodat zoveel mogelijk woningen met hun voordeur aan het groen liggen.

Binnen de groene vallei is er ruimte om de bestaande waterloop de ruimte te geven met natuurlijke oevers. Deze waterloop verbindt het water in de Vijverlaan met de waterplas bij de woningen aan het Zuideinde en uiteindelijk de Lunterse Beek. Door de natuurlijke inrichting is er in de groene vallei genoeg ruimte om bij veel regen extra water op te vangen. Het water in het plangebied loopt af richting de vallei, er wordt gebruik gemaakt van droge sloten (wadi's) die bij regenval het water vertraagd afvoeren. Door de verschillende waterniveaus die gedurende het jaar zichtbaar zullen zijn in de vallei wordt het niet alleen een klimaatbestendig, maar ook een landschappelijk en biodivers gebied.

Aan de oost- en westzijde van de vallei bevinden zich de woonvelden in het groen. Deze woonvelden zijn zo compact mogelijk ingericht om juist veel ruimte voor het landschap te maken. Door de orthogonale woonblokken ten opzichte van elkaar te verdraaien ontstaat er een openbare ruimte met een onregelmatige vorm en verrassende doorkijkjes. De verschillende woonvelden kennen een aantal verschillende thema's die passen bij landschappelijke bebouwing en terugkomen in de directe omgeving (landgoed en boerenerf).

Binnen de woonvelden zijn een aantal plekken aangewezen voor starters en senioren. De appartementen (maximaal 5 bouwlagen) liggen zoveel mogelijk in het midden van het plan aan de vallei, om de overgang naar de bestaande bebouwing te garanderen. Door de appartementen tegen de vallei aan te leggen is er voldoende ruimte rondom de appartementen.

Naast de apartementen zijn een aantal 'specials' ingepast binnen de woonvlekken, zoals de seniorenwoningen en de rug-aan-rug woningen. Deze woningen hebben een alzijdige oriëntatie en zijn daarom geschikt om binnen de boeren erven te plaatsen of in het groen.

In de woonvelden worden verschillende woonsferen voorgesteld (4 stuks) om te komen tot een aantrekkelijke en gedifferentieerd woongebied. Het betreffen de volgende woonsferen: het landgoed met woonbuurt, het vrije wonen, de erven-boerderijen en wonen in het landschap. Er is verschil gemaakt in sfeer om de ontwikkeling dorps en herkenbaar te maken. Zo kunnen er verschillende typologieën ontstaan in relatie tot bestaande en nieuwe kwaliteiten als landgoederen, erven en vallei. Het verschil in uitstraling voorkomt ook het gevaar van een gelijkmatigheid en de grootschalige uitbreiding met generiek programma.

Landgoed

De eerste woonsfeer is een afgeleide van een landgoed, net als Huize Scherpenzeel en Lambalgen. Het landgoed ligt prominent bij de entree aan de Nieuwstraat en bestaat bijvoorbeeld uit een landhuis, koetsgebouw en bijgebouwen. Het landhuis vormt een formeel ogende entree met een licthe kleurstelling en kan een rijtje woningen met een symmetrische opbouw zijn. Het koetshuis is minder hoog dan het landgoed en heeft een donkere uitstraling. De oprijlaan met poort vanaf de Nieuwstraat voert langs de bijgebouwen (evt. patio-woningen) en verbindt het landgoed met het achterliggende buurtje met grondgebonden woningen. Deze buurt heeft een formele architectuur die qua stijl aansluit bij het landgoed. Er wordt in het bouwblok gecombineerd met kleur, materialen en details die geënt zijn op het landhuis en koetsgebouw. Voor alle woningen geldt dat de voorkanten van de bebouwing naar het landschap zijn gericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0007.png"

Voorbeeld inrichting landgoed

Vrij wonen

Het tweede woonveld geeft de mogelijkheid tot vrije kavels, waarbij dit veld de overgang maakt tussen het bestaande villagebied ten zuiden van de locatie en de nieuwe woonbuurt. De woningen richten zich naar de woonstraat die rondom het buurtje loopt en hebben dorpse kenmerken met kappen en doen mee in de reeks van kleuren van het landgoed. Er is wel een eigentijdse of meer klassieke uitstraling of detaillering mogelijk daar biedt het vrije wonen ruimte voor. Ook de richting van kappen, positie op de kavel ten opzichte van andere woningen is veel vrijer.

Erven

De woonsfeer erven is gebaseerd op de woonvormen in het landelijk gebied met grote variatie aan gebouwen op een openbaar gemeenschappelijk erf en open relatie en doorzichten naar het landschap. De erven worden ontsloten met een inrit vanaf de Vlieterweg. Op de erven is ruimte voor parkeren, nader in te vullen collectieve plaatsen voor ontmoeting en speelplekken. Op deze erven wordt gespeeld met bouwvolumes en is de oriëntatie richting het erf of juist naar het landschap zeer gevarieerd.

Compacte blokken in het landschap

De compacte bouwblokken in het midden van het plan liggen zoveel mogelijk met de voorkanten aan het landschap, met parkeren zoveel mogelijk uit het zicht. In deze woonsfeer is naast grondgebonden woningen ruimte voor senioren woningen en appartementen, in 4/5 bouwlagen. Deze appartementenblokken als accenten aan de vallei, liggen iets verhoogd in het landschap omdat het parkeren onder het gebouw is opgelost. Aan de voorkant van de woningen worden veranda's en vlonders gerealiseerd die uitnodigen om te genieten van de groene en autovrije ligging aan de vallei. De woningen hebben lichte kleurtonen uitgevoerd in rustieke materialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0008.png"

Globaal stedenbouwkundig ontwerp De Nieuwe Koepel met indicatieve verkaveling (26 april 2023, zie Bijlage 2)

2.2.3 Bebouwing

Binnen de verschillende woonvelden van De Nieuwe Koepel kunnen de verkavelingen in verschillende woonsferen worden uitgewerkt. Voor deze woonvelden worden dan ook geen gedetailleerde structuren (woonstraten, groenvoorziening, bouwvlakken) vastgelegd. Alleen de ruimtelijke hoofdstructuur is vastgelegd. Binnen de woonvlekken is ruimte voor een flexibele inrichting. In het stedenbouwkundige plan en beeldkwaliteitesplan zijn de verschillende uitgangspunten opgenomen waaraan de bebouwing in De Nieuwe Koepel moet voldoen. De relevante uitgangspunten, zoals de hoogte van bebouwing en de diepte van woningen zijn vastgelegd. De overige aspecten, zoals materiaalgebruik, kapvorm en uitstraling, worden getoetst via het beeldkwaliteitsplan, dat wordt vastgelegd als onderdeel van de welstandsnota.

Op grond van de gewenste woningdichtheid (maximaal 30 won/ha) is bepaald hoeveel woningen maximaal per woonveld toelaatbaar zijn. Er is daarbij onderscheid gemaakt in het westelijk deel met maximaal 230 nieuwe woningen en oostelijk deel met maximaal 250 nieuwe woningen en 1 bestaande woning, waarbij het totaal aantal woningen in het gehele plangebied maximaal 451 woningen mag bedragen. Daarbij zijn de verschillende woonvelden qua woningaantallen samen gepakt, door middel van een onderlinge relatie, om daarmee de flexibiliteit en de uitwisseling tussen de woonvlekken te vergroten.

In totaal bedraagt het woningbouwprogramma hiermee voor De Nieuwe Koepel maximaal 450 nieuwe woningen en 1 bestaande woning. Hiermee is sprake van een dichtheid van ongeveer 30 woningen per hectare.

Uitgangspunt voor de realisering van De Nieuwe Koepel is een dorpse sfeer. Dorps bouwen is een breed begrip: het betekent bouwen met veel variatie en afwisseling, zoals hiervoor beschreven aan de hand van de woonsfeeren, maar ook met samenhang door een zorgvuldige detaillering en een herkenbare inrichting van de openbare ruimte. Ook in De Nieuwe Koepel wordt net als in De Heijhorst, Akkerwinde, Boslaan/Ringbaan dan wel Zelder variatie gezocht in bijvoorbeeld een verspringende roolijn, afwisseling van kapvorm en variaties in woningtypes. Lange blokken met aaneengebouwde woningen zijn niet gewenst. Wel is nadrukkelijk gekeken naar het aandeel betaalbare woningen in het geheel. Hierbij wordt een straatbeeld nagestreefd waarin vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen elkaar afwisselen. Incidenteel behoort ook een bijzonder woningtype (rug-aan-rug woningen, appartementen) tot de mogelijkheden.

Voor alle woningen geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter, met uitzondering van de bijzondere woningtype. Hiervoor gelden op dit woningtype afgestemde hoogtes. De diepte van de voortuin bedraagt ten minste 1 tot 2 meter. Voor de vrijstaande en halfvrijstaande woningen geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens (aan één zijde dan wel aan twee zijden) ten minste 3 meter moet bedragen. Hierdoor is naast de woning ruimte voor een inrit/parkeerplaats op eigen terrein.

Voor wat betreft de maximale bouwdiepte is onderscheid gemaakt tussen verschillende woningtypologieën. Vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen mogen maximaal 12 meter diep zijn. Voor aaneengebouwde woningen geldt een maximale bouwdiepte van 10 meter. Via een binnenplanse afwijking kunnen eventuele diepere woningen (15 meter respectievelijk 12 meter) worden toegestaan. Dit moet uit ruimtelijke oogpunt passend zijn en de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Om de gevolgen van de nieuwe woningbouwontwikkeling voor de bestaande woningen aan de Koepellaan te beperken, is het wenselijk om tussen deze bestaande woningen en de nieuwe woningen aan de Koepellaan een 'vrije' afstand in acht te nemen. Een afstand van ongeveer 18 tot 20 meter is daarvoor vanuit ruimtelijk oogpunt toereikend. Om de bestaande bomen aan de Koepellaan te beschermen is het wenselijk dat de woningen op minimaal 6 meter afstand van deze bomen c.q. kadastrale grens worden gesitueerd. Deze afstand van 6 meter wordt gewaarborgd door langs de Koepellaan een voorgevelrooilijn vast te leggen. De nieuwe woningen dienen in of achter deze voorgevellijn te worden opgericht. Hiermee wordt tevens gewaarborgd dat 'vrije' afstand van ongeveer 18 tot 20 meter tussen de bestaande woningen en nieuwe woningen in acht wordt genomen.

2.2.4 Verkeer en parkeren
2.2.4.1 Algemeen

Doordat de vallei autoluw is wordt het gebied voor auto's opgedeeld in een oostelijk- en westelijk deel. Beide delen hebben een eigen ontsluiting via respectievelijk de Nieuwstraat en de Vlieterweg. Hierdoor wordt de verkeersgeneratie van de woningbouwlocatie zoveel mogelijk verspreid. De bewoners parkeren zoveel mogelijk binnen de bouwblokken in bijvoorbeeld parkeerkoffers, zodat de voorkanten van de woning direct aan het groen liggen en uitzicht hebben op het landschap. Hierdoor is het parkeren minder prominent zichtbaar in de groene woonzone en is het parkeren en deelmobilteit ook beter te bundelen.

Om optimaal te profiteren van het groen (zowel ruimtelijk als kwalitatief) worden de fiets- en wandelpaden in de vallei en het groen tussen de woonvlekken gelegd. De recreatieve routes zijn daardoor goed herkenbaar en hebben binnen de woonwijk al een landschappelijke sfeer. In de omgeving sluiten de routes op logische plekken aan, zodat ze geschikt zijn voor 'ommetjes' en als doorgaande route. Hiertoe wordt ook gekeken naar passende bewegwijzering van de routes voor de oriëntatie in het gebied maar ook om het fietsgebruik te stimuleren.

2.2.4.2 Ontsluiting

De nieuwe woningbouwlocatie wordt net als de omringende woongebieden in Scherpenzeel ingericht als 30 km/h zone. Het westelijk deel van De Nieuwe Koepel wordt ontsloten via een ontsluitingsweg die door het plangebied loopt van de Nieuwstraat naar de Koepellaan. Het oostelijk deel wordt voor het zuidelijk deel ontsloten via een (bestaande) insteek vanuit de Vlieterweg. Voor het noordelijk deel worden de 'woonbuurtjes' binnen de woonvlek afzonderlijk ontsloten op de Vlieterweg en Nieuwstraat. Deze ontsluitingswegen krijgen de vorm van een erftoegangsweg conform de essentiële herkenbaarheidskenmerken van erftoegangswegen binnen de bebouwde kom. Vanuit deze ontsluitingswegen worden de woonvlekken c.q. woningen en de parkeerkoffers ontsloten. Langs deze wegen is eveneens ruimte voor het groen.

Binnen de woonvelden kunnen woonstraten worden gerealiseerd. De ligging van deze woonstraten is afhankelijk van de uiteindelijke verkaveling van de woonvelden: het stedenbouwkundig plan en dit bestemmingsplan bieden hierin flexibiliteit.

Om aan te tonen dat de verkeersgeneratie vanuit de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel niet tot problemen leidt op de omliggende wegen heeft Royal Haskoning/DHV (rapportnummer BE5632-106, d.d. 6 oktober 2020, Bijlage 3) een verkeersonderzoek opgesteld waaruit het volgende geconcludeerd kan worden:

In de huidige situatie zijn er in Scherpenzeel geen grote verkeersproblemen. Het doorgaande verkeer rijdt om Scherpenzeel heen en alleen het lokale verkeer (extern en intern) rijdt in Scherpenzeel met als belangrijkste verkeersaders de Stationsweg/Dorpsstraat (vervolgens via de Industrielaan, Verlengde Hopeseweg of Markstraat naar De Dreef (N224) en Barneveldsestraat (N802)). Deze ontsluitende weg voor Scherpenzeel is aan de randen ingericht als gebiedsontsluitingsweg met een snelheidsregime van 50 km/uur en in het centrum als erftoegangsweg met 30 km/uur.

Uitgangspunt voor de ontsluiting van de nieuwe woonwijk De Nieuwe Koepel is dat het verkeer van en naar de woonwijk via bestaande wegen wordt afgewikkeld. In de huidige situatie kan de verkeerssituatie op deze wegen in Scherpenzeel zuidwest (Koepellaan, Vlieterweg, Vijverlaan, Vierzinnen, Hovenierslaan, Holevoetlaan en Molenweg) als relatief rustig worden bestempeld. Het is over het algemeen prettig wonen, parkeren kan op straat of op eigen terrein.

In de nieuwe situatie (in 2030) is er op deze wegen een groei van het verkeer, niet alleen gemotoriseerd verkeer maar ook langzaam verkeer (fietsers, voetgangers). De relatieve groei op enkele wegen in Scherpenzeel Zuid is groot. Op enkele straten is er sprake van een verdubbeling van intensiteit op etmaal basis. De absolute groei daarentegen betreft maximaal 1.250 mvt/etmaal (in dit geval de Nieuwstraat) op de wegen in Scherpenzeel Zuid. Deze straten zijn nu relatief rustige wegen en met het extra verkeer blijven het rustige wegen met intensiteiten onder de 2.000 mvt/etmaal. Alleen de Vijverlaan en de Nieuwstraat hebben tussen 2.000 en 3.000 mvt/etmaal. Verder worden de Hovenierslaan (+ 700 mvt/etmaal) en Burgemeester Roëllaan (+1000mvt/etmaal) gebruikt als route naar het westen (Stationsweg en N224). Er worden geen directe verkeersproblemen verwacht op deze wegen hoewel de intensiteiten wel toenemen. Het mengen van de verschillende verkeerssoorten bij deze intensiteiten en de huidige breedte van de wegen is goed mogelijk, ook op plekken waar auto's geparkeerd staan. Parkeren op de weg is toegestaan in Scherpenzeel zuid en bij veel huizen is het mogelijk te parkeren op eigen terrein. Tegemoetkomend verkeer op deze wegen moet op elkaar wachten als auto's geparkeerd staan (zoals bijvoorbeeld de Nieuwstraat). Met de toename van het verkeer wordt de kans groter dat auto's elkaar tegenkomen met als gevolg dat de snelheid lager komt te liggen; als 3 of 4 auto's op elkaar moeten wachten neemt de kans dat mensen ongeduldig worden toe. Vooralsnog lijkt dit echter een aanvaardbaar risico.

In de avondspits van 2030 rijden er circa 200 motorvoertuigen per uur in twee richtingen tezamen in de Nieuwstraat. Dit betekent dat er elke 18 seconden een auto kan rijden. Het noordelijk deel van de Nieuwstraat is maar 50 meter lang en het zuidelijk deel inclusief een bocht circa 160 meter. Op dit deel rijden circa 110 motorvoertuigen per uur in twee richtingen tezamen en is de kans nog kleiner dat auto's elkaar tegenkomen. Verder zijn er alternatieven voor de Nieuwstraat om naar de Dorpsstraat/Stationsweg te rijden. Dit alles maakt de verwachte verkeerssituatie op de Nieuwstraat ook acceptabel.

In aanvulling daarop heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden door Royal Haskoning/DHV, waarin vanuit een bredere scope is gekeken naar het verkeersnetwerk en de ruimtelijke ontwikkelingen in Scherpenzeel-Zuid rapportnummer BI3675-101-100-RHD-01-01-RP-1-0001, d.d. 27 juni 2020, Bijlage 4). In dit aanvullende onderzoek wordt het volgende geconcludeerd ten aanzien van fietsverkeer, gemotoriseerd verkeer en bouwverkeer.

Fietsverkeer

Er spelen verschillende redenen en wensen om de positie van de fiets in Scherpenzeel sterk te verbeteren. Voor alle inwoners bevinden zich alle winkel-, recreatieve- en sportvoorzieningen op fietsafstand. Het bieden van duidelijkere en veiligere routes is dus noodzakelijk. De groei van de extra verkeersdruk door de komst van De Nieuwe Koepel versterkt dit. Daarnaast sluit het verbeteren van de positie van de fiets aan bij de landelijke en regionale doelstellingen op het gebied van mobiliteit en duurzaamheid.

Als te treffen maatregelen wordt onder andere voorgesteld om het fietsnetwerk in het dorp te verbeteren. Te beginnen met het tracé van de Koepellaan door hier meer ruimte te maken voor de fiets via een van de drie opties:

  • een vrijliggend fietspad;
  • verbreden van de weg;
  • elders lokaliseren van geparkeerde auto's.

Gemotoriseerd verkeer

De wegenstructuur van de gemeente Scherpenzeel is duidelijk. De hoofdwegen bestaan uit de Dreef (N224) en de Barneveldsestraat (N802). Vervolgens zijn er een aantal wegen die als 'inprikkers' de kern ontsluiten: Industrielaan, Stationsweg, Verlengde Hopeseweg, Markstraat. Op deze wegen staat de afwikkeling van het gemotoriseerde verkeer centraal en is het gemotoriseerde en langzaam verkeer van elkaar gescheiden. Hetzelfde geldt ook voor de wegen op de industrieterreinen (Zwarte Land en Hogekamp Oost).

De knelpunten op het gebied van gemotoriseerd verkeer richten zich vooral op de volgende twee trajecten, waar vorm, functie en gebruik niet met elkaar overeenkomen. Dit zijn wegen waar relatief veel gemotoriseerd verkeer over afgewikkeld wordt, waardoor het mengen van langzaam- en gemotoriseerd verkeer onder druk komt te staan.

  • Oost-west traject Oosteinde / Dorpstraat / Stationsweg
  • Noord-zuid traject Marktstraat

Door de komst van De Nieuwe Koepel neemt de verkeersdruk op het netwerk in de gemeente Scherpenzeel relatief sterk toe, met name aan de zuidzijde van Scherpenzeel. Onderzocht is of er alternatieve routes en wegen mogelijk zijn buiten het plangebied voor het gemotoriseerd verkeer en/of er aanpassingen nodig zijn aan het verkeersnetwerk in Scherpenzeel (met name aan de zuidzijde).

Belangrijk op het gebied van de afwikkeling van gemotoriseerd verkeer is de inrichting van het gehele traject Oosteinde / Dorpsstraat / Stationsweg. De inrichting van dit traject is in de huidige situatie niet eenduidig, waardoor voor alle weggebruikers onduidelijkheid ontstaat over welk gedrag van hen verwacht wordt. Deze onduidelijkheid leidt tot een verkeersveiligheidsknelpunt. Prioriteit binnen het herinrichten van het gehele traject naar een eenduidige inrichting is het herinrichten van de kruispunten: Stationsweg – Hovenierslaan; Dorpsstraat – Molenweg; Dorpsstraat – Vijverlaan en Dorpsstraat – Burg. Royaardslaan.

Voor het gemotoriseerd verkeer blijkt dat het aanleggen van een nieuwe weg aan de oostelijke- dan wel de westelijke zijde een relatief grote investering vergt. Een nieuwe weg draagt echter maar beperkt bij aan de mobiliteitsknelpunten. Het meest kansrijk blijkt het faciliteren van de route door de bestaande woonwijk in noordwestelijke richting, via de Vierzinnen en de Hovenierslaan, gecombineerd met éénrichtingsverkeer op de Vijverlaan en/of de Burgemeester Royaardslaan.

Landbouwverkeer

In de huidige situatie is er beperkt landbouwverkeer door de kern Scherpenzeel. Bij toepassing van een aantal varianten voor de ontsluiting/verwerking van gemotoriseerd verkeer treedt een verbetering op voor het landbouwverkeer (bijvoorbeeld door de aanleg van een nieuwe weg). Deze effecten zijn echter dusdanig beperkt dat ze niet opwegen tegen de nadelen.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoernetwerk is in beheer van de provincies Gelderland en Utrecht voor wat betreft de concessieverlening voor de buslijnen. De kansen om deze in de gemeente uit te breiden zijn beperkt. Van belang is vooral in te zetten op het behoud dan wel verbetering van het huidige openbaar vervoernetwerk.

Bouwverkeer

De aanleg van de wijk De Nieuwe Koepel vindt plaats over een langere periode (naar verwachting 8 tot 10 jaar). Dit betekent dat ook de bouw zelf impact gaat krijgen op de huidige woonwijk. Onderzocht is of er alternatieve bouwroutes mogelijk zijn buiten de bestaande woonwijk om.

De routes buiten de bestaande bebouwing om moeten vanwege de vele nadelen als praktisch onhaalbaar worden gekwalificeerd. De route door de huidige woonwijk kent de minste nadelen en heeft om die reden de voorkeur, mits er aanvullende maatregelen genomen worden om de overlast te beperken en de veiligheid te handhaven (zoals het beperken van het bouwverkeer tijdens de spits en op de tijden dat kinderen naar school fietsen).

Op basis van deze conclusies worden in het onderzoek de volgende aanbevelingen gedaan:

  • het aanpassen van het traject en de kruispunten vanuit de wijk richting de Dorpsstraat, Holevoetplein en Stationsweg;
  • aanleg fietsvoorziening op of langs de Koepellaan;
  • het faciliteren van een route in noord-westelijke richting via de route Vierzinnen / Hovenierslaan, inclusief de inrichting van de schoolzone bij De Wittenberg en het monitoren van verkeer;
  • het instellen van éénrichtingverkeer op de Vijverlaan en/of de Burgemeester Royaardslaan;
  • bouwverkeer afwikkelen door de huidige woonwijk, mits rekening houdend met spits- en schooltijden.

In het kader van een goede bereikbaarheid is door de brandweer advies (d.d. 20 februari 2023) uitgebracht. Een goede bereikbaarheid is essentieel voor een adequate hulpverlening. In dat kader heeft de brandweer het volgende geadviseerd:

  • de bochten binnen het plan ruim uit te voeren en aan weerszijden vrij te houden van obstakels;
  • de aangegeven calamiteitenontsluitingen zodanig uit te voeren dat ze ook geschikt zijn voor
  • brandweervoertuigen. Verharding in de vorm van zogenaamde 'graskeien' is toegestaan als daarmee de vereiste draagkracht gerealiseerd wordt;
  • de woningen die enkel via de achterzijde bereikbaar zijn voor hulpverleningsvoertuigen ook aan die zijde te voorzien van een duidelijke huisnummering;
  • parkeren op de straat buiten de parkeervakken en -havens te voorkomen.

Bij de verdere civieltechnische uitwerking van de openbare ruimte zal met deze adviezen rekening worden gehouden.

2.2.4.3 Parkeren

Bij de ontwikkeling van nieuwe woongebieden, zoals De Nieuwe Koepel, staat de duurzame ontwikkeling hiervan steeds meer centraal. In het verlengde hiervan gaat de bijzondere aandacht ook uit naar de mobiliteitstransitie: het overstappen van de (brandstof)auto als primair vervoermiddel naar een schonere en meer toegankelijk mobiliteitsmix. In de mobiliteitstransitie is er meer ruimte voor wandelen, fietsen, het openbaar vervoer en deelmobiliteit. Deze ontwikkeling is ook van invloed op de toekomstige parkeerbehoefte.

Parkeren vindt in de woningbouwlocatie 'De Nieuwe Koepel zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte plaats. Alle vrijstaande en halfvrijstaande woningen krijgen minimaal één parkeerplaats op eigen terrein. Bij de appartementengebouwen wordt daarnaast voorzien in een afzonderlijk parkeervoorziening. De overige parkeerplaatsen worden in het openbaar gebied gerealiseerd. Het streven is om de profielen van de woonstraten dorps en informeel in te richten. Haaks parkeren in het straatprofiel wordt daarom zoveel mogelijk vermeden. Wel vindt parkeren plaats in informele 'parkeerkoffers' tussen de woningen.

Op basis van het paraplubestemmingsplan 'Parkeren' gelden voor koop- en huurwoningen op basis van weinig stedelijk gebied en rest bebouwde kom de volgende parkeernormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0009.png"

Parkeernormen gemeente Scherpenzeel

Op basis van deze parkeernormen (brandbreedte) is een parkeerbehoefteberekening gemaakt (Bijlage 5). Daaruit volgt dat er behoefte is aan 869 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied wordt voorzien in 854 parkeerplaatsen. Dit is een tekort van 15 parkeerplaatsen, met verschillen tussen de woonvelden. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen is een verdere verharding ten behoeve van parkeerplaatsen in woonvelden met een tekort niet gewenst, zeker niet als deze na aanleg niet volledig worden benut. Daarom is gekeken naar de mogelijkheden om binnen de bandbreedte van de parkeernormen en met het oog op de mobiliteitstransitie tot een aanvaardbare parkeerbalans en gewenste ruimtelijke kwaliteit te komen. Het gaat in de eerste plaats om verlaging van het aandeel voor bezoekersparkeren van 0,3 naar 0,2 parkeerplaats per woning. Dat is te verantwoorden omdat de basis parkeernorm relatief hoog is. In de tweede plaats kan de capaciteit van de opritten en garages deels als parkeerplaats (garage dubbele oprit 2,3 i.p.v. 1,8 en garage lange oprit 1,6 i.p.v. 1,3) meegeteld worden in het kader van meervoudig ruimtegebruik. Ook is gekeken naar ruimtereservering voor extra parkeerplaatsen in woonvelden met een tekort, al gaat dat in eerste instantie wel ten koste van het resterende groen in de openbare ruimte. Ten slotte is onderzocht of De Nieuwe Koepel geschikt is voor deelmobiliteit (deelauto en deelbakfiets) ter vervanging van een deel van de tweede auto. Hieruit blijkt dat er ruimte is voor 15 deelauto's verspreid over het plangebied, waardoor 45 parkeerplaatsen minder hoeven te worden aangelegd. Of dit er daadwerkelijk gaat komen en hoe dit concreet vorm gegeven gaat worden is onderwerp van nadere uitwerking.

Indien bovenstaande mogelijkheden worden meegenomen dan is er sprake van een ruim overschot van respectievelijk 30, 19 of 10 parkeerplaatsen dan wel hoeven er minder parkeerplaatsen aangelegd te worden. De ruimte die dan vrijkomt kan in eerste instantie ten goede komen aan het openbaar groen. Indien er na realisatie van de wijk blijkt dat er aantoonbaar sprake is van parkeeroverlast dan bestaat de mogelijkheid om alsnog extra parkeerplaatsen aan te leggen. Er wordt daarmee voldaan aan de parkeerbehoefte.

Uitgangspunt is dat per bouwplan c.q. woonvlek wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen om volledig in deze parkeerbehoefte te voorzien. In de regels van onderhavig bestemmingsplan is hiervoor een bepaling (artikel 16.2) onder de overige regels opgenomen om dit te borgen.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Het rijksbeleid zal worden besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor het provinciaal beleid wordt gebruik gemaakt van de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' en de Omgevingsverordening. In het gemeentelijk beleid worden de omgevingsvisie, de Woonvisie, nota Ruimtelijke kwaliteit, gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, kader nota duurzaamheid en transitievisie warmte behandeld.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  • 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locatie bevindt zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. De ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie zijn: zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief bouwen. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden.

Een belangrijk aspect van de NOVI betreft het creëren van prettige woonmilieu's (prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.) Hierbij wordt vooral gestuurd op inbreiding in plaats van uitbreiding. Er zijn veel woningen nodig voor de groeiende groep ouderen.

Het huidige woningtekort en de toename van het aantal inwoners en huishoudens vraagt een groei van de woningvoorraad met circa 1,1 miljoen woningen tussen 2019 en 2035. Omdat ook woningen gesloopt en vervangen moeten worden, betekent dit dat er meer dan 1,1 miljoen woningen moeten worden gebouwd en/of via transformatie tot stand moeten komen om de toename in de behoefte op te vangen en het woningtekort terug te dringen.

Het realiseren van een woonwijk met maximaal 450 nieuwe woningen draagt bij aan de groei van de woningvoorraad. Gezien de omvang en aantal is inbreiding niet mogelijk. Daarnaast is het niet wenselijk dat de 'open plekken' tussen de bestaande bebouwing van Scherpenzeel worden volgebouwd. Dit gaat namelijk dan ten koste van de ruimtelijke kwaliteit, het dorpse karakter en de aanwezige groenstructuur waardoor de kwaliteit van de bestaande woonmilieu's verslechtert. Derhalve is uitbreiding noodzakelijk overeenkomstig Woningbouw Plan Zuid (zie paragraaf 2.2.1). Dit plan, waar de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel onderdeel vanuit maakt, voorziet in het creëren van prettige woonmilieu's in het groen. Het aanbod en kwaliteit van het groen is een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke en stedenbouwkundige invulling, waarbij nadrukkelijk aansluiting is gezocht bij het aangrenzende buitengebied. De woningen en inrichting van de openbare ruimte worden zoveel mogelijk klimaatbestendig en natuurinclusief gerealiseerd. Hiermee past het planvoornemen binnen de NOVI.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. In het Barro zijn voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen specifieke regels opgenomen. Uit de kaarten behorende bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) blijkt dat het plangebied valt binnen het raderverstoringsgebied windturbines 90 meter ten opzichte van NAP en het radarverstoringsgebied maximale hoogte 114 meter ten opzichte van NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0010.png"

Kaart radarverstoringsgebieden 90 meter en 114 meter

Het plangebied is gelegen op 5 á 6 meter + NAP. De woningbouwontwikkeling voorziet in zowel grondgebonden met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 meter en 11 meter (2 bouwlagen met kap of 2 bouwlagen met een setback) als gestapelde woningen met een maximum bouwhoogte van 15 meter (5 bouwlagen) De maximum toegestane hoogten komen hiermee op respectievelijk 11 voor de grondgebonden woningen en maximaal 15 meter voor de gestapelde woningen. Gezien de toegestane maximum hoogten wordt ruimschoots voldaan aan maximaal toegestane hoogten van respectievelijk 90 meter en 114 meter binnen de radarverstoringsgebieden.

3.2.3 Ladder Duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen die nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.

De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan of omgevingsvergunning een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting c.q. ruimtelijke onderbouwing een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen. Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Wanneer er sprake is van ontwikkeling binnen stedelijk gebied, dient de Laddertoets te worden uitgevoerd voor een woningbouwlocatie wanneer er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden, aangezien er dan in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Huidig planvoornemen voorziet in de realisatie van ongeveer 450 woningen buiten stedelijk gebied. Een nadere motivering duurzame verstedelijking is daarom noodzakelijk aan de hand van de Laddertoets.

In dat kader is een afzonderlijke laddertoets voor De Nieuwe Koepel (Stec groep, Laddertoets 21.036, 28 mei 2021) opgegesteld. Deze laddertoets is als Bijlage 6 bijgevoegd. in deze toets is ingegaan op:

  • 1. Uitgangspunten: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en wat is het ruimtelijke verzorgingsgebied van de ontwikkeling van het voorgenomen plan?
  • 2. Beschrijving van de behoefte: voorziet de bouw van de woningen in het plan in een behoefte en welke kwalitatieve aspecten spelen hierbij een rol?
  • 3. Afweging locatiekeuze: ligt de locatie binnen of buiten bestaand steldeijk gebied? En hoe verhoudt de van het plan zich tot het principe inbreiding voor uitbreiding achter de ladder?

Om te bepalen of de beoogde woningen in het plan kunnen voorzien in een behoefte is de additionele woningvraag afgezet tegen de (netto) harde plancapaciteit. De behoefte is in beeld gebracht voor de tienjaarsperiode 2021 tot 2031. Ook is een doorkijk gegeven tot 2041.

Onderstaande tabel toont de eerder vastgestelde additionele woningvraag en de totale harde plancapaciteit in de zowel het primaire verzorgingsgebied (gemeente Scherpenzeel) als in de regio Foodvalley. Vervolgens wordt duidelijk wat de totale kwantitatieve additionele behoefte is.

  • Door vraag en aanbod met elkaar te confronteren is te zien dat er in het primaire verzorgingsgebied een totale kwantitatieve behoefte bestaat aan 373 woningen de komende tien jaar. Ook na 2031 is er nog behoefte aan meer woningen. Op basis van Primos 2020 is te zien dat tussen 2031 en 2041 er nog een behoefte aan circa 145 woningen bestaat. In totaal is er in de periode 2021 tot 2041 in het primaire verzorgingsgebied een totale kwantitatieve behoefte aan 518 woningen.
  • Door ook in de regio Foodvalley vraag en aanbod te confronteren, is te zien dat er een totale kwantitatieve behoefte bestaat aan 14.410 woningen de komende tien jaar. Ook na 2031 is er behoefte aan meer woningen. In totaal is er in de periode 2021 tot 2041 in de regio Foodvalley een totale kwantitatieve behoefte aan 24.455 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0011.png"

Woningvraag, harde plancapaciteit en behoefte in het primaire verzorgingsgebied en in regio Foodvalley voor de periode 2021-2031 en 2021-2041

Binnen de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel zijn maximaal 450 woningen gepland en voorzien zo bezien in de woningbehoefte van de gemeente Scherpenzeel. Het toevoegen van dergelijke aantallen woningen op de schaal van Scherpenzeel is een forse opgave, de gemeente wil deze woningen dan ook gefaseerd ontwikkelen met circa 50 tot 75 woningen per jaar. In theorie resulteert het plan in een licht overaanbod tot 2031, maar ook na 2031 is er nog relatief grote woningvraag. Wanneer de woningen in het plan in mindering worden gebracht op de totale behoefte in het verzorgingsgebied, resteert er nog een woningbehoefte van minimaal 70 woningen tot 2041. Het plan wordt gefaseerd ontwikkeld dus het leidt niet direct tot ruimtelijke effecten. Met het plan De Nieuwe Koepel wordt ingespeeld op regionale tekorten (met name in het segment voor gezinnen) en heeft Scherpenzeel een overloopfunctie voor andere gemeenten.

Verder betreft het een woningbouwontwikkeling in buitenstedelijk gebied. Er zijn binnen het verzorgingsgebied twee kleinschalige locaties binnen bestaand stedelijk gebied geschikt en in potentie beschikbaar als mogelijk alternatief voor woningbouw. Deze locaties zijn kleinschalig en niet vergelijkbaar met De Nieuwe Koepel. In totaal kunnen op deze plekken circa 20 woningen (appartementen) worden gerealiseerd. Ook na de ontwikkeling van De Nieuwe Koepel zullen deze locaties op termijn nog kunnen worden bebouwd. Het plan De Nieuwe Koepel leidt ook vanuit dit oogpunt niet tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten binnen bestaand stedelijk gebied.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:

  • Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
  • Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
  • Circulaire economie: sluiten van kringlopen
  • Biodiversiteit: werken met de natuur
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
  • Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
  • Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':

  • Doen: Er wordt breed gekeken en consequent gewerkt vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig. Waar nodig worden regels en kaders gesteld;
  • Laten: zaken die niet aansluiten op de omgevingsvisie worden niet gestimuleerd;
  • Zelf: het goede voorbeeld wordt zelf gegeven, de nodige verantwoordelijkheid wordt genomen, en er is voldoende doorzettingsvermogen;
  • Samen: er wordt met open vizier gewerkt en gebouwd aan gezamenlijke agenda's met partners, en er worden kansen voor innovatie en kennisdeling gestimuleerd.

Wonen

Ten aanzien van het thema 'Wonen' wil provicie Gelderland een duurzaam en divers woon- en leefklimaat realiseren dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Op deze wijze wil de provincie de economische kracht en kwaliteit van het leven in Gelderland versterken, zowel nu als in de toekomst.

De ambitite van provincie Gelderland is om een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag te hebben; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt hierbij optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Daarnaast stelt provincie Gelderland als ambitie dat alle nieuwbouw aardgasloos wordt aangelegd en zoveel mogelijk circulair wordt gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas. Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

Om deze ambities te bereiken wil de provincie in gesprek gaan met de Gelderse regio’s en regionale afspraken maken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Er is specifieke aandacht voor de gemeentegrens overstijgende woonvraagstukken. Innovaties in woonwijken op het vlak van duurzaamheid en het omvormen van bestaande gebouwen tot woonruimte worden gestimuleerd.

De ontwikkeling van de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel draagt bij aan de woonopgave van de provincie Gelderland. De verschillende woontypen (grondgebonden, rug-aan-rug woningen, kwadrantwoningen, gestapelde woning) welke voorzien zijn binnen de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel' dragen bij aan de diversiteit van de woningvraag. Er ontstaat hiermee een gedifferentieerd, dynamisch en divers woongebied met een aantrekkelijke woonmilieu. De woningen worden aardgasloos gerealiseerd en zijn passend binnen de regionale woonagenda (zie hiervoor ook 3.3.2) Het planvoornemen is daarmee in lijn met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

Natuur

Het plangebied is niet gelegen binnen de zones van 'Groene Ontwikkelzone', 'Weidevogelgebieden', 'Rustgebieden voor winterganzen' of 'Beschermingszones natte landnatuur'. Tevens maakt het plangebied geen onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk. Wel bevindt zich ten oosten van het plangebied, op ongeveer 200 meter, de Groene Ontwikkelzone Gelderland. De Groene Ontwikkelzone bestaat uit terrein met een andere bestemming dan natuur welke ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. In de Groene Ontwikkelzone is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende in inliggende natuurgebieden. Het plangebied licht buiten de begrenzing van deze ontwikkelzone. Gezien de afstand van ongeveer 200 meter en de tussenliggende bestaande bebouwing zal de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel geen invloed hebben op de ontwikkelingsdoelen natuur en landschap voor deze Groene Ontwikkelzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0012.png"

Situering Groene Ontwikkelzone ten opzichte van het plangebied

Klimaatadaptatie

Door de veranderende en extremere weersomstandigheden is er meer aandacht voor klimaatadaptatie. Het planvoornemen biedt in de beoogde groene vallei voldoende mogelijkheden om waterrobuuste en klimaatadaptieve maatregelen te treffen.

Op basis van voorgaande kan geconcludeerd worden dat het planvoornemen bijdraagt aan de ambities zoals geformuleerd in de Omgevingsvisie Gelderland

3.3.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening (geconsolideerde versie, 1 februari 2022) vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

Wonen

De provincie en haar partners streven er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. Hiertoe agenderen alle (relevante) partijen in de regio de regionale opgaven op het gebied van wonen in de regionale woonagenda. Op basis van artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening geldt dat een bestemmingplan nieuwe woningen alleen mogelijk maakt als die woningbouwontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.

Onderhavig plangebied is gelegen in de regio FoodValley. Op 18 januari 2018 is de regionale woonagenda 2.0 vastgesteld. In de regionale woonagenda is beschreven dat in regio Foodvalley de woningmarkt stevig aantrekt. De verkoopprijzen stijgen weer en het aantal transacties neemt (overigens al sinds 2013) ieder jaar toe. Opvallend is de sterke toename van het vestigingsoverschot in de regio. Ook voor de toekomst laten de prognoses huishoudensgroei zien. Krimp lijkt tot 2040 in de regio niet aan de orde te zijn. Een grote opgave zal dus zijn het vinden van kwalitatief goede nieuwe bouwlocaties, zowel binnen de bebouwde kom als ook op uitleglocaties.

De doelstelling van de regionale woonagenda 2.0 luidt 'Het vergroten van de aantrekkelijkheid, wervingskracht en betaalbaarheid van het wonen in de Foodvalley regio, uitgewerkt in het toekomstbestendig maken van de bestaande woningvoorraad (energiezuinigheid/duurzaamheid, levensloopbestendigheid, leefbaarheid) en voorzien in de (nieuwe) woningbehoefte van starters, ouderen, studenten, kenniswerkers en doorstromers'. In de regionale woonagenda 2.0 staan zeven thema’s centraal, namelijk:

  • 1. Flexibiliteit en differentiatie in woningbouw: het vergroten van flexibliteit en differentiëren van de kwaliteit van de uitleglocaties in FoodValley;
  • 2. Middenhuur: stimuleren van meer middenhuur in Foodvalley in nieuwbouw en bestaande voorraad;
  • 3. Duurzaamheid: stimuleren van eenduidig regionaal beleid voor energieneutraliteit/gasloos bouwen voor nieuwbouw en bestaande voorraad;
  • 4. Bestaande woningvoorraad - wonen, welzijn en zorg/kwetsbare en bijzondere doelgroepen: inzicht in vormen van gewenste samenwerking voor wonen, welzijn, zorg incl. kwetsbare en bijzondere doelgroepen als arbeidsmigranten, AMV'ers en studenten;
  • 5. Transformatie en herontwikkeling: ontwikkelen van regionale afspraken/tools voor transformaties en binnenstedelijke (her-)ontwikkelingen;
  • 6. Leefbaarheid/na-oorlogse wijken: ontwikkelen van regionale afspraken/tools voor versterking van leefbaarheid in jaren 50'-'70 wijken;
  • 7. Monitoring: regelmatig actualiseren van gerealiseerde woningen, afzet en verhuur, doorstroming en planvoorraad.

Daarnaast is in de regionale woonagenda afgestemd dat per gemeente de Gelderse 2016-Primosprognose voor de Gelderse gemeenten de basis wordt voor de verdeling van woningbouw. Aan de prognoses wordt een bandbreedte toegevoegd van +10% en -10%. De bandbreedte wordt voor de hele periode 2017-2027 genomen en niet per jaar bezien (productiecijfers per jaar fluctueren in de praktijk). Om te voorzien in de te verwachten extra overloop vanuit de regio’s Utrecht en Amersfoort wordt voor de regio gerekend met een extra vestigingsoverschot van 830 huishoudens, te verdelen over de individuele gemeenten op de in het bijgevoegde advies aangegeven wijze. Voor de gemeente Scherpenzeel geldt op basis van de Gelderse 2016-Primosprognose een woningbehoefte van 410 woningen voor de periode 2017-2027.

De woonagenda is in 2018 vastgesteld en maakt dus geen gebruik van de meest recente cijfers. Op basis van de cijfers van Primos 2020 is er een woningbehoefte van circa 520 in de periode van 2021-2041. Hiermee is de realisatie van De Nieuwe Koepel in lijn met de omgevingsverordening (zie tevens Bijlage 6). Verder geldt dat het plangebied buiten Natura 2000-gebied, het GNN of de GO is gelegen en is niet in strijd met andere verordeningsregels. De Omgevingsverordening Gelderland vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Gebiedsvisie Regio Food Valley

Regio FoodValley bestaat uit acht gemeenten met in totaal 352.000 inwoners. Grote en kleine gemeenschappen, ieder met een eigen identiteit. De regio biedt huisvesting aan veel jonge bewoners en een groeiend aantal ouderen. Het gebied laat een hoge bevolkingsgroei zien. Er is een sterke sociale samenhang en arbeidsmoraal, gekoppeld aan zelfredzaamheid en ondernemerschap. De Regio FoodValley wil de nationale en internationale positie versterken. Dat moet leiden tot economische groei, werkgelegenheid, aantrekkingskracht op kenniswerkers en hoogwaardige voorzieningen voor wonen, werken en studeren. Ook werkt Regio FoodValley aan behoud en versterking van de leefomgeving. Naast natuur en landschap wordt het groene gebied van de regio gekenmerkt door landbouw en recreatie. Ook wordt er gewerkt aan ‘de gezonde mens’: leven in een groene en gezonde leefomgeving, waarbij veel aandacht is voor gezonde voeding.

In FoodValley ambitie 2020 wordt door de initiatiefnemers op een breed terrein de ambitie geschetst tot 2020. De kern is het creëren van optimale condities voor kennisontwikkeling en innovatie op het gebied van voeding en voedsel in zijn volle breedte. Maar ook hoe natuurlijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het valleigebied in aanvulling hierop een belangrijke rol spelen in de concurrentieslag om studenten, wetenschappers en foodbedrijven. Traditionele productiefactoren en infrastructuur zijn basisvoorwaarden en eenvoudig te imiteren, maar de unieke regionale kernkwaliteiten van de FoodValley niet. Deze kwaliteiten zijn bepalend voor de populariteit van regio ‘De Vallei’. Het gaat over een duurzame regio, een regio met een menselijke maat en een prettig leefklimaat. Maar het gaat ook over een regio die wereldwijd verbonden is en gemakkelijk toegang biedt tot de daarbij passende stedelijke voorzieningen.

In de regionale gebiedsvisie Regio Food Valley laten de acht samenwerkende gemeenten zien hoe zij in de toekomst op het vlak van ruimte en economie op regionale schaal willen ontwikkelen. In deze visie wordt ingegaan op het regionaal afstemmen van de woningmarkt. Dit houdt samengevat in:

  • Gezamenlijk bepalen op welke punten in het woningbouwprogramma samenwerking nodig is en meerwaarde kan opleveren;
  • Woningen levensloopbestendig maken door eisen aan de bouw te stellen, ruimte voor tijdelijke woonvormen voor mantelzorg, huurders te stimuleren en het lokale (openbaar) vervoer te verbeteren.
  • Werken aan gedegen bestemmingsplannen met draagvlak waarbinnen voldoende flexibiliteit zit om in te spelen op veranderende behoeften in de markt.
  • In een gezamenlijke woonagenda op wijk-, kern- en regioniveau aandacht geven aan voorzieningen tenaanzien van sport, cultuur en de fysieke en sociale veiligheid;
  • Het (boven)regionaal oppakken van het vraagstuk van permanente bewoning van recreatieterreinen.

In het kader van onderhavig bestemmingsplan wordt aan de eerste drie punten zoveel mogelijk invulling gegeven. Daarnaast wordt bij de invulling c.q. inrichting van de openbare ruimte rekening gehouden met de sociale veiligheid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Omgevingsvisie Scherpenzeel

In de omgevingsvisie Scherpenzeel (vastgesteld 9 november 2021) laat de gemeente Scherpenzeel zien waar de gemeente voor staat en waar ze naar toe wilt in de toekomst. De combinatie van ‘thema’s’, ‘waarden’ en ‘ambities’ bepaalt de mogelijkheden voor nieuwe initiatieven in de verschillende gebieden.

Binnen de omgevingsvisie valt het plangebied voor De Nieuwe Koepel binnen het gebied 'Scherpenzeel Zuid'. Scherpenzeel-Zuid is het buitengebied ten zuiden van de kern. Scherpenzeel-Zuid is een dynamisch dorpslandschap waarin het aantrekkelijk wonen is. Landgoed Huize Scherpenzeel vormt de centrale groene long van het gebied. Voor de toekomst staat verdere ontwikkeling van het gebied centraal. Daarbij is ruimte voor uitbreiding van zowel wonen als bedrijvigheid. Bij de ontwikkelingen in het gebied is aandacht voor landschappelijke en cultuurhistorische waarden, welke zoveel mogelijk onderdeel worden van de nieuwe ontwikkelingen. In de openbare ruimte wordt aandacht besteed aan een beweegvriendelijke inrichting die uitnodigt tot meer sport en beweging. Bij alle ontwikkelingen in Zuid wordt er een scherpe ambitie nagestreefd ten aanzien van groen, water en biodiversiteit.

Wonen is een belangrijk onderwerp voor de inwoners van Scherpenzeel. De groene en rustige omgeving, met goede voorzieningen en een sterk verenigingsleven nabij, maakt dat inwoners het een prettig dorp vinden om in te wonen. Dit wil niet zeggen dat er niets meer hoeft te gebeuren. Groen, woningen, bedrijfsleven en voorzieningen vragen allemaal ruimte. Ruimte die schaars is. Tegelijkertijd wil Scherpenzeel ervoor zorgen dat jong en oud – nu en in de toekomst – prettig kunnen wonen; leeftijdsbestendig bouwen en wonen staat dus in het beleid centraal. Dit alles moet gebeuren met aandacht voor het behouden van vitaliteit en leefbaarheid. Dit vraagt om het maken van keuzes.

Belangrijke trends en ontwikkelingen die op Scherpenzeel afkomen zijn het leeftijdsbestendig wonen en bouwen en het verduurzamen van (bestaande) woningen. Er is behoefte aan het toevoegen van woningen voor starters en senioren, met name in de bestaande kern. Tegelijkertijd staat de beschikbare ruimte in Scherpenzeel onder druk, net als het groene karakter van het dorp in relatie tot een gezonde en schone leefomgeving.

Voor de toekomst van wonen heeft de gemeente Scherpenzeel ambities. De toekomstige woningbehoefte volgt ontwikkelingen in de samenstelling van de samenleving. Daarom is het belangrijk dat er voldoende woningen zijn en komen voor (her)starters en ouderen. Door het toevoegen van appartementen, tussenwoningen en andere gelijkvloerse woningen creëren we de mogelijkheid voor ouderen om te verhuizen, als ze dit wensen. Daardoor komt de doorstroom op de Scherpenzeelse woningmarkt weer op gang. We maken ruimte in nieuwbouwplannen voor geclusterde woonvormen voor ouderen en we maken nieuwbouwwoningen meer levensloopbestendig.

De gemeente Scherpenzeel wil graag dat de bewoners van Scherpenzeel toegang hebben tot verschillende types woningen die passen bij hun budget en mogelijkheden. Betaalbare woningen en specifieke types luxere woningen toevoegen aan de voorraad draagt hier optimaal aan bij. De gemeente zal daarom voorrang verlenen aan bouwplannen die in deze ambities passen.

Het planvoornemen voor De Nieuwe Koepel, waarin er 450 nieuwe woningen worden toegevoegd in Scherpenzeel Zuid past binnen de ambities in de omgevingsvisie van Scherpenzeel.

3.5.2 Woonvisie Scherpenzeel 2020-2030

Op 19 maart 2020 is door gemeente Scherpenzeel de woonvisie 'Onder de pannen - Scherp zicht op wonen 2020-2030' vastgesteld. De woonvisie gaat in eerste instantie over de ontwikkelingen en daaruit voortvloeiend de opgaven die worden gezien voor de periode 2020-2025, maar doet ook uitspraken over de periode tot 2030. Zo wordt geanticipeerd op toekomstige (demografische) ontwikkelingen. Ook wordt tegemoet gekomen aan de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners van Scherpenzeel, zodat mensen hier naar volle tevredenheid kunnen blijven wonen.

In de woonvisie worden de volgende drie ambities (met bijbehorende speerpunten) aangeduid:

  • 1. Voldoende woningen voor (her)starters en ouderen
    • a. Woningen voor starters toevoegen
    • b. Woningen voor ouderen toevoegen
    • c. Woningen met aanpassingen en/of zorg reguleren
  • 2. Wonen voor iedereen
    • a. Betaalbaarheid & keuzevrijheid
    • b. Sociale woningvoorraad op peil houden
    • c. Doorstroming stimuleren
    • d. Voldoende huisvesting voor bijzondere doelgroepen
  • 3. Een duurzame leefomgeving
    • a. Beheerste groei
    • b. Verduurzaming van de woningvoorraad
    • c. Behoud van het leefklimaat en de hechte gemeenschap

In de Woonvisie wordt uitgegaan van een eigen lokale behoefte van 235 woningen in de periode tot 2030. Deze behoefte is gebaseerd op huishoudensontwikkeling zoals dit blijkt uit de demografische ontwikkeling in combinatie met actuele fricties op de huidige woningbouwmarkt. Hoewel dit lager is dan de 450 woningen in De Nieuwe Koepel blijkt op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking en concrete laddertoets (zie paragraaf 3.2.3 en Bijlage 6) dat er een woningbehoefte van 373 bestaat tot 2031 en daar bovenop komt een woningbehoefte van 145 woningen tot 2041. De totale woningbehoeft tot 2041 komt daarmee op 518 woningen. De woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel met ongeveer 450 woningen voorziet daarmee in deze behoefte.

3.5.3 Nota Ruimtelijke kwaliteit

Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente Scherpenzeel bestaande bijzondere ruimtelijke kwaliteiten – met name de cultuurhistorische waarden en identiteit – kunnen waarborgen en anderzijds burgers meer ruimte bieden bij het realiseren van hun bouwplannen. Dit vraagt om een welstandsbeleid op maat. Enerzijds wordt rechtszekerheid en voorspelbaarheid geboden, maar anderzijds is er ruimte voor dialoog en afwijking van de spelregels, indien blijkt dat er betere alternatieven zijn. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit vormt een toetsingskader voor de kleinere plannen, maar is een stimulerend kader voor de grotere ruimtelijke opgaven. Dit vraagt ook om integratie met landschaps- en monumentenbeleid, waarmee de welstandsnota transformeert naar een integrale ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit’. Daarbij is het uitgangspunt dat welstandstoezicht maatwerk is.

In de nota Ruimtelijke Kwaliteit maakt de woningbouwlocatie 'De Nieuwe Koepel' nog onderdeel uit van het thema 'buitengebied', maar dient gezien de aard van de woningbouwontwikkeling getoetst te worden aan het thema 'woonbuurten'.

De volgende ontwerprichtlijnen worden toegepast voor het bouwplan in relatie tot zijn omgeving:

  • tast de waarde en kernkwaliteiten van het deelgebied en de stedenbouwkundige of landschappelijke structuur niet aan;
  • versterkt de kwaliteit van de omgeving en de openbare ruimte en levert een positieve bijdrage aan de leefbaarheid en sociale veiligheid van de omgeving;
  • vormt een versterking van markante stedenbouwkundige ruimten en locaties;
  • richt zich op de openbare ruimte en de toegang vanaf het openbaar gebied is duidelijk herkenbaar;
  • markeert het onderscheid tussen openbaar en privégebied duidelijk;
  • heeft op zichzelf een evenwichtige opzet, die tot uitdrukking komt in samenhangende maatverhoudingen van buitenruimten, bouwvolumes, massa-opbouw, kapvorm en vlakverdelingen;

De richtlijnen voor de woningbouwontwikkeling waar aan voldaan dient te worden bij de verdere uitwerking van het plan staan in het stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan De Nieuw Koepel (SVP, d.d. 26 april 2023, Bijlage 1).

De welstandsbeoordeling maakt onderdeel uit van de aanvraag omgevingsvergunning voor bouw, waarmee invulling wordt gegeven aan het Welstandsbeleid.

3.5.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

Het GVVP is een kaderstellende notitie, maar geen vigerend verkeers- en vervoersbeleid. Echter de algemene uitgangspunten van het GVVP zijn nog wel actueel.

De hoofddoelstelling van het GVVP is als volgt geformuleerd: 'Het behouden en waar nodig het creëren van een doelmatig, leefbaar en duurzaam veilig verkeers- en vervoerssysteem waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat de kwaliteit voor de samenleving in Scherpenzeel als geheel. De verkeershinder voor de dagelijkse leefomgeving dient hierbij tot een acceptabel minimum te worden beperkt.'

De beleidsspeerpunten van dit GVVP bestaan uit de volgende drie hoofdpunten:

Veiligheid

  • Bevorderen verkeersveiligheid en educatie. Ad hoc-maatregelen leiden niet tot een grote verbetering van de verkeersveiligheid. Derhalve dient een samenhangend verkeerssysteem te worden opgezet zodat de verkeersveiligheid wordt verbeterd.
  • Afstemming wegfunctie, wegcategorie, snelheidsregime en wegbeeld.
  • De uitwerkingsdoelstelling van het categoriseren is het (op termijn) in overeenstemming brengen van de weginrichting met de functie die de weg in het wensbeeld heeft gekregen. Als uitwerking van de categorisering zullen de 30 km/uur gebieden worden uitgebreid. Het is dan ook van groot belang datzoveel mogelijk dezelfde maatregelen worden gebruikt binnen de gemeente. Uniforme uitvoering van de maatregelen zorgt voor een herkenbaar wegbeeld en het gewenste verkeersgedrag.
  • Uitvoering van de maatregelen volgens normen en richtlijnen (CROW) is hierbij van belang. Herinrichtingsplannen, reconstructies, onderhoudswerkzaamheden en dergelijke dienen te worden getoetst aan het streefplan voor wegcategorisering.
  • Handhaving en controle op verkeersregels.

Leefbaarheid

  • Verbetering verkeersklimaat voor de voetgangers en fietsers.
  • Terugdringen hinder doorgaand autoverkeer en onnodig/vermijdbaar autoverkeer.

Bereikbaarheid

  • Bereikbaarheid van belangrijke bestemmingen voor de auto en vrachtauto bevorderen.
  • Openbaar vervoer verbeteren.
  • Zorg dragen voor goede bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • Fietsvoorzieningen verbeteren, completeren en onderhouden.
  • Bevorderen van evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen in het centrum.

Bij de inrichting en uitwerking van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met de verkeerskundige aspecten zoals benoemd in het GVVP. Er wordt daarbij ingezet om bij de verantwoordelijke instanties de verkeersregels te laten handhaven en het openbaar vervoer te verbeteren.

3.5.5 Kadernotitie Duurzaamheid

Duurzaamheid is een belangrijk speerpunt voor de gemeente. Scherpenzeel wil een sociale, duurzame en ondernemende samenleving zijn waarin iedereen meedoet en zich veilig en geaccepteerd voelt. In de Kadernotitie Duurzaamheid is beschreven wat duurzaamheid voor de gemeente Scherpenzeel betekent. De Kadernotitie Duurzaamheid is in februari 2020 vastgesteld.

Op het gebied van energie heeft de gemeente Scherpenzeel zich gecommitteerd aan het Gelders Energieakkoord. De doelstelling van het Gelders Energieakkoord is 55% broeikasgasreductie in 2030 en energieneutraal in 2050.

Speerpunten van de gemeente Scherpenzeel zijn:

  • Stimuleren energiebesparing
  • Verminderen CO2-uitstoot

De nieuwe woningen worden bijna energieneutraal (BENG) en gasloos gebouwd conform het vigerende bouwbesluit, waardoor ze voldoen aan de speerpunten van de gemeente Scherpenzeel en bijdragen aan de doelstelling uit de Kadernotitie Duurzaamheid en het Gelders Energieakkoord.

3.5.6 Transitievisie Warmte Scherpenzeel

Op 16 december 2021 de Transitievisie Warmte Scherpenzeel vastgesteld. In deze transitievisie is aangegeven hoe de gemeente Scherpenzeel het pad wilt uitstippelen naar een duurzame en toekomsbestendige warmtevoorziening. Voor de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel betekent dit concreet dat de woningen die nog gebouwd gaan worden, in één keer zonder aardgas zullen worden gebouwd.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten die een rol spelen binnen dit bestemmingsplan. Milieu-aspecten zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidshinder, bedrijven en milieuzonering, geurhinder en externe veiligheid worden besproken en indien nodig bijbehorende onderzoeken. Wat betreft water gerelateerde aspecten zal een watertoets plaatsvinden en relevante aspecten voor het planvoornemen zullen worden beschreven. Verder komen zowel archeologie en cultuurhistorie als flora en fauna aan de orde, zodat alle omgevingsaspecten behandeld zullen zijn. Tot slot wordt een vormvrij m.e.r-beoordeling gedaan.

4.2 Bodem

4.2.1 Inleiding

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in een ruimtelijk plan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

Het is een taak van de gemeenten om erop toe te zien dat het verontreinigen van gronden door activiteiten voorkomen wordt. Daar waar in het verleden een verontreiniging is ontstaan van de bodem of het grondwater zullen stappen genomen moeten worden ter bescherming van de volksgezondheid. In principe moet bij elke bouwmogelijkheid die mogelijk wordt gemaakt, inzicht geboden worden in de kwaliteit van de bodem.

4.2.2 Uitgevoerde onderzoeken

Ten behoeve van onderhavig planvoornemen zijn zes verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd in het kader van de bestemmingswijziging en nieuwbouw binnen het plangebied. In verband met de verwerving van de gronden door de gemeente zijn door de afzonderlijke verkopende partijen voor de deellocaties 2 tot en met 6 de noodzakelijke bodemonderzoeken uitgevoerd en aangeleverd. Het betreft de volgende onderzoeken:

  • Deellocatie 1: verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem en puin (Econsultancy, rapportnummer 10205.002, d.d. 20 februari 2020, Bijlage 7).
  • Deellocatie 2: verkennend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek op de locatie aan de Koepellaan ong. te Scherpenzeel (Hunneman milieu-advies, rapportnummer 200456/dh/sh, d.d. 29 mei 2020, Bijlage 8).
  • Deellocatie 3: verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek (Hunneman milieu-advies, rapportnummer 201188/dh/sh, d.d. 15 januari 2021, Bijlage 9)
  • Deellocatie 4: diverse (water)bodemonderzoeken Vlieterweg (ong.) te Scherpenzeel, perceel E266 (ged.) en 3293 (ged.) (Verhoeven milieutechniek B.V., rapportnummer B20.7868(NO), d.d. 25 september 2020, Bijlage 10)
  • Deellocatie 5: diverse (water)bodemonderzoeken Vlieterweg 134a-138a te Scherpenzeel (Verhoeven milieutechniek B.V., rapportnummer B20.8035A, d.d. 4 februari 2021, Bijlage 11)
  • Deellocatie 6: diverse (water)bodemonderzoeken Vlieterweg 132, 134, 140-144 te Scherpenzeel (Verhoeven milieutechniek B.V., rapportnummer B20.8035B, d.d. 4 februari 2021, Bijlage 12)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0013.png" Luchtfoto met het plangebied en de zes deellocaties

4.2.3 Deellocatie 1

Voor de eerste deellocatie heeft Econsultancy een "verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem en puin" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

In de percelen met een agrarisch karakter zijn geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond ter plaatse van de volkstuin is lokaal licht verontreinigd met PAK en lokaal licht verontreinigd met lood, PCB, kwik en minerale olie. Gelet op de aard en mate van de aangetroffen verontreinigingen rondom de huidige bebouwing en de volkstuin, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek.

Met betrekking tot de olievaten die nabij het scoutingsgebouw in opslag liggen wordt er geadviseerd om na de verwijdering van de vaten op deze deellocatie een nader onderzoek uit te voeren volgens de strategie “Verdacht, plaatselijke bodembelasting, uitgezonderd ondergrondse opslagtanks (VEP)”. Tevens dient de asfaltweg richting het scoutinggebouw, indien deze in het kader van de herinrichting wordt opgebroken, onderzocht te worden op teerhoudendheid en dient tevens een eventuele funderingslaag en de onderliggende bodem onderzocht te worden.

Gelet op het regionale karakter van de metaalverontreinigingen in het grondwater en de afwezigheid van een duidelijke verontreinigingsbron, alsmede het feit dat de aangetroffen lichte verontreinigingen in de grond in gehalten onder de voor het gebied geldende achtergrondwaarde voorkomen, kan de deellocatie als "onverdacht" ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd. Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de deellocatie.

Ten opzichte van de hoge concentratie aan barium in het grondwater ter plaatse van peilbuis A01-1-1, wordt geadviseerd om na enige tijd een tweede monster te nemen en te analyseren op het standaardpakket grondwater.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt gesteld dat er geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem/puin. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie behoeven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden getroffen.

4.2.4 Deellocatie 2

Voor de tweede deellocatie heeft Hunneman milieu-advies een "verkennend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek op de locatie aan de Koepellaan ong. te Scherpenzeel" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt in het samengestelde mengmonster van de zwak (sporen) puin- en houtskoolhoudende bovengrond ter plaatse van de drie aanwezige (grond)dammen in het gebied licht verhoogde gehalten aan lood en zink zijn gemeten. In het samengestelde mengmonster voor analyse op asbest is analytisch geen asbest aangetoond. Ter plaatse van het overige onderzochte terreindeel zijn in de samengestelde mengmonsters van de zintuiglijk schone boven- en ondergrond geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters gemeten. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties aan barium en chroom. Op het maaiveld en in de opgeboorde/opgegraven grond is zintuiglijk geen asbestverdacht (plaat)materiaal aangetroffen. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodem-/asbestonderzoek of -sanering en zijn voldoende voor de bestemmingswijziging en nieuwbouw op de locatie.

Tijdens de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied dient men rekening te houden met de mogelijkheid tot het plaatselijk aantreffen van asbestverdacht (plaat)materiaal op en/of in de bodem, stortgaten, gedempte watergangen ect. Ondanks dat het verkennend bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Voor de aan-/afvoer van grond naar/van de deellocatie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk).

4.2.5 Deellocatie 3

Voor de derde deellocatie heeft Hunneman milieu-advies een "verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

Zintuiglijk zijn in de boven- en ondergrond van de deellocatie geen bodemvreemde materialen aangetroffen. Ter plaatse van de drie indicatief onderzochte (grond)dammen zijn in de bovengrond zintuiglijk sporen tot brokken puin waargenomen. In de onderzochte watergang, gelegen aan de zuid- en noordwestzijde van de deellocatie, is geen slib waargenomen. Zintuiglijk is op het maaiveld en in de opgeboorde grond van de deellocatie geen asbestverdacht (plaat)materiaal aangetroffen. Wel dient te worden opgemerkt dat in het verleden op het betreffende perceel enkele kleine opstallen hebben gestaan.

In de bovengrond ter plaatse van de gronddammen en ter plaatse van de gedempte sloot zijn licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, PAK, PCB's en/of minerale olie gemeten. Ter plaatse van het overig terreindeel zijn in de zintuiglijk schone bovengrond geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters aangetoond. In de zintuiglijk schone ondergrond is plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan arseen gemeten. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties aan barium, cadmium, chroom, koper en/of zink. Plaatselijk (peilbuis 27) is in het grondwater een matig verhoogde concentratie aan zink aangetoond. Zink wordt in agrarische gebieden vaker in verhoogde concentraties in het grondwater gemeten. Geadviseerd wordt om het grondwater ter plaatse niet te gebruiken voor consumptie, beregening van (moes)tuinen ect. De vaste waterbodem (zand) voldoet aan de kwaliteitsklasse 'industrie' voor toepassing op de landbodem.

In het samengestelde mengmonster van de bovengrond, van de drie indicatief onderzochte (grond)dammen, voor analyse op asbest is analytisch geen gewogen asbestconcentratie boven de saneringsnorm/hergebruiksnorm (100 mg/kg d.s.) aangetoond. Analytisch is 1,0 mg/kg d.s. aan gewogen asbest gemeten.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodem-/asbestonderzoek of -sanering. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplan-/functiewijziging. Geadviseerd wordt om de vrijkomende bovengrond ter plaatse van de drie (grond)dammen en ter plaatse van de gedempte sloot separaat te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerker. Ondanks dat het verkennend bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Gezien het (voormalige) gebruik van de deellocatie dient bij de herontwikkeling en de daarbij behorende grondroerende werkzaamheden mogelijk rekening te worden gehouden met het plaatselijk aantreffen van onvoorziene bodemverontreiniging (o.a. stortgaten, asbestverdacht materiaal ect.).

4.2.6 Deellocatie 4

Voor de vierde deellocatie heeft Verhoeven milieutechniek B.V. "diverse (water)bodemonderzoeken Vlieterweg (ong.) te Scherpenzeel, perceel E206 (ged.) en 3293 (ged.)" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat op het maaiveld en in de opgeboorde grond zintuiglijk geen bodemvreemde materialen zijn aangetroffen en zijn eveneens geen overige waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging (te weten stortmateriaal, puin, asbestverdacht plaatmateriaal en slib). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de zintuiglijk schone boven- en ondergrond geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters zijn gemeten. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties aan barium. Ter plaatse van de noordelijke droge greppel (zonder slib) zijn in de bodem (boringen G03 t/m G10/B101 t/m B108) licht tot mogelijk sterk verhoogde gehalten aan arseen, lood en/of PAK aangetoond. Advies is om voor de voorgenomen bestemmingsplan-/functiewijziging de noordelijke greppel te ontgraven en de vrijkomende grond af te voeren naar een erkend verwerker. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (met uitzondering van de aangetoonde licht tot mogelijk sterk verhoogde gehalten aan arseen, lood en/of PAK in de noordelijke greppel) vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplan-/functiewijziging. Ondanks dat het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Bij herontwikkeling en de daarbij behorende grondroerende werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het plaatselijk aantreffen van onvoorziene bodemverontreiniging (stortgaten, asbest ect.). Voor de aan-/afvoer van grond naar/van de deellocatie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk).

4.2.7 Deellocatie 5

Voor de vijfde deellocatie heeft Verhoeven milieutechniek B.V. "diverse (water)bodemonderzoeken Vlieterweg 134a-138a te Scherpenzeel" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

Zintuiglijk zijn in de boven- en ondergrond van de deellocatie geen bodemvreemde materialen aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B104, B105, B11 en asbestinspectiegat AB112 is tot circa 0,5 m -mv echter wel een volledige puinverharding aanwezig dat dienst doet als oprijlaan/inrit. In de onderzochte watergang is geen slib aangetroffen. Zintuiglijk is op het maaiveld en in de opgeboorde/opgegraven grond/puinverharding van de deellocatie geen asbestverdacht (plaat)materiaal waargenomen. Ten oosten van woning 138a zijn echter wel grote asbestverdachte platen toegepast als afrastering van een plantenbak. De betreffende platen waren allemaal nog intact. Opgemerkt dient te worden dat de uitgevoerde maaiveldinspectie als indicatief dient te worden beschouwd. Dit omdat er door de aanwezigheid van verhardingen, vegetatie en plassen het uitvoeren van een gedegen maaiveldinspectie conform de NEN 5707 helaas niet mogelijk was.

In de zintuiglijk schone bovengrond zijn (plaatselijk) licht verhoogde gehalten aan lood, zink, PAK en/of DDD aangetoond. De zintuiglijk schone bodemlaag direct onder de aanwezige puinverharding bevat een licht verhoogd gehalte aan PAK. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters gemeten. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties aan barium en naftaleen. De onderzochte vaste waterbodem (zand), uit de watergangen op en rondom de locatie die met elkaar in verbinding staan, voldoet aan de kwaliteitsklasse 'industrie' voor toepassing op de landbodem.

In de puinverharding is een verhoogd gehalte aan vanadium aangetroffen dat de maximale emissiewaarde voor niet vormgegeven bouwstoffen overschrijdt. De puinverharding komt derhalve niet voor hergebruik in aanmerking. Tevens dient te worden opgemerkt dat de puinverharding slechts indicatief is onderzocht.

In de samengestelde mengmonsters van de toplaag ter plaatse van de onderzochte druppelzones en ter plaatse van de plantenbak voor analyse op asbest is analytisch geen asbest aangetoond. Dit geldt ook voor het samengestelde mengmonster van de indicatief onderzochte puinverharding. Ter plaatse van het overig terreindeel heeft geen analytisch onderzoek op asbest plaatsgevonden. Dit omdat dit betreffende deel van de deelslocatie in eerste instantie als niet verdacht is op de aanwezigheid van asbest is aangemerkt en omdat in de opgeboorde grond zintuiglijk geen bijmengingen aan o.a. puin zijn aangetroffen.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodem-/asbestonderzoek of -sanering. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplan-/functiewijziging. Wel dient rekening te worden gehouden met het vrijkomen van de aanwezige puinverharding. De puinverharding dient te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Ondanks dat het verkennend bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Gezien het (voormalige) gebruik van de deellocatie en de beperkte maaiveldinspectie dient bij de herontwikkeling en de daarbij behorende grondroerende werkzaamheden rekening te worden gehouden met het plaatselijk antreffen van onvoorziene bodemverontreiniging (o.a. stortgaten, asbestverdacht materiaal ect.).

Voor de sloop van de gebouwen dient mogelijk vooraf een asbestinventarisatie uitgevoerd te worden. Geadviseerd wordt om de aanwezige asbestverdachte platen ten oosten van woning 138a, welke zijn toegepast als afrastering van een plantenbak, als onderdeel van de bebouwing te beschouwen en door middel van een asbestsanering gebouwen te verwijderen tijdens de sloop van de aanwezige bebouwing. Na de verwijdering van de aanwezige belemmeringen dient eveneens een gedegen maaiveldinspectie te worden uitgevoerd. Dit om een definitieve uitspraak te kunnen doen over de asbestverdachtheid van de contactzone.

4.2.8 Deellocatie 6

Voor de zesde en laatste deellocatie heeft Verhoeven milieutechniek B.V. "diverse (water)bodemonderzoeken Vlieterweg 132, 134, 140-144 te Scherpenzeel" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Ter plaatse van de asbestinspectiegaten B201, B208, B210, B212 en B216 is tot circa 0,5 m -mv sprake van een volledige puinverharding welke dienst doet als oprijlaan/inrit. Over het algemeen zijn in de bovengrond ter plaatse van het erf zwakke tot plaatselijk matige bijmengingen aan baksteen aangetroffen. Dit geldt echter niet voor het noordelijk erfgedeelte van Vlieterweg 144 (boringen/asbestinspectiegaten 220 t/m 223, B1001 en B1002). Ter plaatse zijn in de boven- en ondergrond zintuiglijk matige bijmengingen aan puin waargenomen. Zintuiglijk is in de bovengrond van de aanvullend gegraven asbestinspectiegaten B1001 en B1002 tevens asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen. In het weiland achter Vlieterweg 130 is een brandplaats aanwezig en achter de (vakantie)woningen Vlieterweg 136-140 ligt een watergang met een lengte van 72 m, waarin een laag slib met een gemiddelde dikte van circa 10 cm is aangetroffen, die dienst doet als open riool.

Ter plaatse van de onverdachte weilanden zijn op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal (m.u.v. de brandplaats) zintuiglijk geen bodemvreemde bijmengingen waargenomen. Opgemerkt dient te worden dat de weilanden niet conform de NEN 5740 zijn onderzocht. De weilanden zijn betrokken bij het verdachte erf. In verhouding zijn echter wel meer boringen geplaatst bij het erf en minder ter plaatse van de weilanden. Dit geldt ook voor het bodemonderzoek ter plaatse van Vlieterweg 134 en 138a waar ter plaatse van het onderzochte weiland in het verleden tevens sprake was van een niet onderzochte paardenbak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0014.png"

Ter plaatse van de asbestinspectiegaten B204 en B205 is tot 0,25 à 0,35 m -mv sprake van een matig baksteenhoudende bodemlaag met direct daaronder een betonvloer. Mogelijk betreft het hier de fundering/vloer van de nog aanwezige schuur of van de voormalige gesloopte schuur direct ten westen hiervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0015.png"

Opgemerkt dient te worden dat net als ter plaatse van Vlieterweg 134 en 138a de uitgevoerde maaiveldinspectie als indicatief dient te worden beschouwd. Dit omdat door de aanwezigheid van verhardingen en vegetatie het uitvoeren van een gedegen maaiveldinspectie conform de NEN 5707 helaas niet mogelijk was.

In de zwak tot plaatselijk matig baksteenhoudende bovengrond ter plaatse van het erf zijn licht tot plaatselijk matig verhoogde gehalten aan koper, lood, zink, PAK, PCB's, DDD en/of DDT aangetoond. De zintuiglijk schone bodemlaag direct onder de aanwezige volledige puinverharding bevat een licht verhoogd gehalte aan PAK. Ter plaatse van boring B215 is een sterk verhoogd gehalte aan lood gemeten. Middels aanvullend onderzoek is de aangetoonde sterke verontreiniging met lood verticaal en horizontaal globaal afgeperkt. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de bovengrond ter plaatse van en in de directe omgeving van boring B215 met een omvang van 35 m3 (uitgaande van een oppervlakte van circa 70 m2 en een laagdikte van 0,5 m). In de ondergrond ter plaatse van het erf zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters aangetoond. Uitzondering hierop vormt de matig puinhoudende ondergrond ter plaatse van het noordelijk erfgedeelte van Vlieterweg 144 waarin licht verhoogde gehalten aan lood, zink en PAK zijn gemeten. In de zintuiglijk schone bovengrond ter plaatse van de weilanden zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan koper en zink aangetoond. Ter plaatse van de brandplaats zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan PAK, DDE, DDD en DDT gemeten. In de zintuiglijk schone ondergrond ter plaatse van de weilanden zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters aangetoond. Het grondwater ter plaatse van de deellocatie bevat slechts licht verhoogde concentraties aan barium. De onderzochte sliblaag, in de watergang achter de (vakantie)woningen Vlieterweg 136-140 die dienst doet als open riool, voldoet aan de kwaliteitsklasse 'industrie' voor toepassing op de landbodem. In verband met de aanwezigheid van uitwerpselen is de waterbodem (sliblaag) vooralsnog alleen indicatief onderzocht.

In de puinverharding welke dienst doet als oprijlaan/inrit zijn verhoogde gehalten aan PAK en vanadium aangetroffen die de maximale samenstellings- respectievelijk emissiewaarde voor niet vormgegeven bouwstoffen overschrijden. De puinverharding komt derhalve niet voor hergebruik in aanmerking. Opgemerkt dient te worden dat de puinverharding slechts indicatief is onderzocht. In de samengestelde mengmonsters van de puinverharding voor analyse op asbest is maximaal 59,56 mg/kg d.s. aan gewogen asbest gemeten. Aangezien de aanwezige puinverharding op basis van het indicatieve herbruikbaarheidsonderzoek niet aan de kwaliteit van een vormgegeven bouwstof voldoet wordt het verrichten van een nader onderzoek naar asbest voor wat betreft de puinverharding niet noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt om de betreffende puinverharding op basis van de huidige onderzoeksresultaten direct af te voeren naar een erkend verwerker.

In de samengestelde mengmonsters van de toplaag ter plaatse van de onderzochte druppelzones van Vlieterweg 132 voor analyse op asbest is analytisch geen gewogen asbestconcentratie boven de saneringsnorm/hergebruiksnorm (100 mg/kg d.s.) gemeten. Maximaal is in de actuele contactzone (toplaag) ter plaatse van de onderzochte druppelzones 1,31 mg/kg d.s. aan gewogen asbest aangetoond. Ter plaatse van de onderzochte druppelzone op het noordelijke erfgedeelte van Vlieterweg 144 (asbestinspectiegaten PB221 en B222) zijn in de samengestelde mengmonsters van de toplaag en de onderliggende bodemlaag voor analyse op asbest analytisch gewogen asbestconcentraties boven de saneringsnorm/hergebruiksnorm gemeten. Maximaal is in de actuele contactzone (toplaag)/onderliggende bodem ter plaatse van de onderzochte druppelzone 1.384,55 mg/kg d.s. aan gewogen asbest aangetoond. Middels aanvullend onderzoek is de sterke verontreiniging met asbest verticaal en horizontaal globaal afgeperkt. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de bovengrond ter plaatse van en in de directe omgeving van de asbestinspectiegaten PB221, B222 en B1001 met een omvang van 70 m3 (uitgaande van een oppervlakte van circa 140 m2 en een laagdikte van 0,5 m). Het betreft geen spoedeisend geval ernstige bodemverontreiniging, omdat de gemeten concentratie aan asbestvezels in de betreffende grondlaag het criterium voor spoedeisendheid van 10 mg/kg d.s. niet overschrijdt. Ter plaatse van de in maart 2015 afgebrande schuur is in het samengestelde mengmonster van de bovengrond voor analyse op asbest analytisch geen gewogen asbestconcentratie boven de saneringsnorm/hergebruiksnorm aangetoond. Maximaal is in bovengrond ter plaatse de voormalige schuur 65,05 mg/kg d.s. aan gewogen asbest gemeten. Omdat het gemeten gehalte aan asbest de norm voor het verrichten van nader onderzoek overschrijdt (te weten 50 mg/kg d.s.) dient voor de voorgenomen herontwikkeling ter plaatse nog een nader onderzoek te worden uitgevoerd. Dit om te bepalen of ter plaatse ook sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest.

De onderzoeksresultaten geven aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodem-/asbestonderzoek of -sanering. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt, uitgezonderd de geconstateerde bodemverontreinigingen, geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplan-/functiewijziging. Ook dient rekening te worden gehouden met het vrijkomen van de aanwezige puinverharding. De puinverharding dient te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Ondanks dat het verkennend bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Gezien het (voormalige) gebruik van de deelslocatie en de beperkte maaiveldinspectie dient bij de herontwikkeling en de daarbij behorende grondroerende werkzaamheden rekening te worden gehouden met het plaatselijk aantreffen van nieuwe onvoorziene bodemverontreiniging (o.a. stortgaten, asbestverdacht materiaal ect.).

Voor de sloop van de gebouwen dient mogelijk vooraf een asbestinventarisatie uitgevoerd te worden. Na de verwijdering van de aanwezige belemmeringen dient ook een gedegen maaiveldinspectie te worden uitgevoerd. Dit om een definitieve uitspraak te kunnen doen over de asbestverdachtheid van de contactzone.

4.2.9 Conclusie

Uit de resultaten van de zes onderzoeken blijkt dat er op deellocaties 5 en 6 een asbestinventarisatie gedaan dient te worden voorafgaand aan eventuele sloop en de woningbouwontwikkeling. Deze inventarisatie is inmiddels uitgevoerd. Daarin wordt geadviseerd om bij toekomstige bouw, sloop of renovatie de aangetroffen asbesthoudende toepassingen te saneren. Tijdens de inventarisatie is er geen asbesthoudend materiaal aangetroffen dat buiten het toepassingsgebied van het certificatieschema valt. Wel bestaat er een redelijk vermoeden op de aanwezigheid van verborgen asbesthoudende materialen in de woningen met bijgebouwen. Door het onvolledig kunnen inspecteren van bepaalde ruimtes zullen deze ruimtes wanneer hier werkzaamheden aan verricht gaan worden aanvullend moeten worden geïnspecteerd. Wanneer er asbesthoudende bronnen worde aangetroffen die niet verwijderd gaan worden, wordt geadviseerd om een asbestbeheersplan op te laten stellen.

Op de overige deellocaties geldt dat indien er in de toekomst bij eventuele grondwerkzaamheden grond afkomstig uit de bovenlaag van het terrein vrijkomt, wordt geadviseerd deze grond binnen de begrenzing van het perceel te verwerken (gesloten grondbalans). Deze gronden zijn niet multifunctioneel toepasbaar. Indien de grond niet op het terrein zelf kan worden verwerkt, zal het als licht verontreinigde grond op gecontroleerde wijze moeten worden afgevoerd, hetgeen extra kosten met zich mee kan brengen. Hierop zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing. In het kader van grondverzet (aan- en afvoer) is onderzoek naar de parameter PFAS mogelijk noodzakelijk. De afvoer van eventuele puinverhardingen dan wel grond dient gedaan te worden door een erkende verwerker.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Inleiding

In de Wet luchtkwaliteit zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen als onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) beschreven. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Hoofdstuk 5 van de Wm maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.
4.3.2 NIBM

Op basis van de ‘Regeling niet in betekende mate bijdragen‘ en de meest recente juridische inzichten wordt ervan uitgegaan dat het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentraties. Het aantal woningen (maximaal 450 woningen) blijft namelijk ruim onder de gestelde grens van 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Zowel voor het deelgebied 'De Nieuwe Koepel' als de deelgebieden van 'Plan Zuid' tezamen wordt hieraan voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wet milieubeheer hoeft het planvoornemen niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

4.3.3 Fijn stof

Voor wat betreft de beoordeling van het woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit dient er gelet te worden op de fijnstofconcentraties ter plaatse. Hiervoor is de NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) geraadpleegd. Uit de NSL-monitoringskaart blijkt dat de jaargemiddelde geconstateerde waarden voor NO2 (13,7µg/m3 ), PM10 (18,3µg/m3 ) en PM2,5 (11µg/m3) ter plaatse van de rekenpunten nabij het plangebied de grenswaarden niet overschrijden (zie onderstaande afbeeldingen). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uur gemiddelde concentratie is maximaal 6,4 (7), waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De concentratie fijnstof heeft geen negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat ter plekke van de locatie. Het aspect fijnstof vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0016.png"

Uitsnede NSL-monitoringskaart met de bijbehorende rekenpunten

Rekenpunt 1   NO2   PM10   PM2,5  
Totale concentratie (µg/m3)   13,7   18,3   11  
Aantal normoverschrijdingsdagen   -   6,4   -  
       
Rekenpunt 2   NO2   PM10   PM2,5  
Totale concentratie (µg/m3)   13,7   18,3   11  
Aantal normoverschrijdingsdagen   -   6,4   -  
4.3.4 Conclusie

Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.4 Geluid

4.4.1 Inleiding

Het wettelijk kader bij ruimtelijke procedures is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart. De bescherming vindt primair plaats door middel van zonering.

De zonering betreft een afstand, uitgaande van een geluidsbron, waarbinnen het normenstelsel uit de Wgh van toepassing is. Deze normen mogen niet verward worden met de normen die gelden in geval van een milieuvergunning. Hiervoor gelden andere normen en procedures, welke niet vergelijkbaar zijn met het normenstelsel uit de Wgh. Op grond van de Wgh gelden grenswaarden op basis waarvan de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone wordt beperkt of wordt verboden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai kennen ieder afzonderlijke normen.

In de Wgh is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.

De Wet geluidhinder is van toepassing omdat het planvoornemen een geluidgevoelige ontwikkeling betreft die is gelegen binnen de onderzoekszone van twee wegen (Nieuwstraat en Vlieterweg). De Koepellaan en delen van de Nieuwstraat en Vlieterweg zijn 30 km wegen en daarmeer niet zoneplichting. Een akoestisch onderzoek wegverkeer berekening gevelbelasting is daarvoor uitgevoerd om aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leeklimaat.

4.4.2 Wegverkeerslawaai

Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu B.V. heeft een "Akoestisch onderzoek berekening gevelbelasting" (rapportnummer M202002.001.001.R1/GGO, d.d. 11 december 2021) uitgevoerd. Dit akoestisch onderzoek is als Bijlage 13 bijgevoegd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Nieuwstraat en Vlieterweg overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het bouwplan.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de 'methode Miedema'. De maximale gecumuleerde waarde, welke voornamelijk wordt bepaald door de Nieuwstraat, bedraagt 59 dB, waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie 'matig' en daarmee dient bezien te worden of maatregelen mogelijk/nodig zijn, afhankelijk van de uiteindelijke locatie van de woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0017.png"

Cumulatieve resultaten van de contourberekening exclusief aftrek op 4,5 meter hoogte

Gezien de grootte van het project en de exacte locaties van de te realiseren woningen nog nader bepaald dienen te worden is in navolgende tabel samenvattend weergegeven welke conclusies op welke afstanden vanaf de grens van het plangebied getrokken kunnen worden.

  Afstand plangebied tot woning  
Plangebied   < 3 meter   >3 en <10 meter   >10 en <16 meter  
Noord   Gevelwering-
onderzoek nodig  
Mogelijk gevelwering-
onderzoek nodig  
Geen aanvullend
onderzoek nodig  
Oost   Hogere grenswaarde bepalen   Mogelijk gevelwering onderzoek nodig   Geen aanvullend
onderzoek nodig  
West   Hogere grenswaarde bepalen   Mogelijk gevelwering-
onderzoek nodig  
Mogelijk gevelwering-
onderzoek nodig  

Indien de woningen op 10 meter afstand of meer liggen van het plangebied zal de gevelbelasting voor de noordzijde dusdanig laag zijn dat er geen aanvullende onderzoeken nodig zijn. Indien 'Mogelijk gevelweringonderzoek nodig' is dan zal een nadere afweging gedaan moeten worden of met de (standaard) te gebruiken bouwmaterialen er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te behalen is. Bij 'Gevelweringonderzoek nodig' wordt geadviseerd om sowieso een volledig onderzoek gevelwering uit te voeren, gezien de te verwachten hoge gevelbelasting.

Indien de woningen conform BENG gebruik maken van Hr++ glas en balansventilatie dan blijkt uit archiefgegevens dat waar 'Mogelijk gevelwering onderzoek nodig' deze voorzieningen al voldoende gevelwering bieden.

In de bouwregels van de bestemming 'Woongebied' is bepaald dat de woningen aan de Nieuwstraat en Koepellaan ter plaatse van de figuur 'gevellijn' in of achter deze gevelrooilijn moeten worden gesitueerd. Hiermee is gewaarborgd dat de woningen minimaal 3 meter uit de voorste perceelsgrens worden gesitueerd. De afstand van het plangebied tot de woning is daarmee aan alle zijde in voldoende mate gewaarborgd met dien verstande dat voor de woningen gesitueerd tussen de 3 en 10 meter afstand tot het plangebied mogelijk gevelweringonderzoek nodig is om aan te tonen dat het binnenniveau van de woning wordt gewaarborgd. Voor de woningen gesitueerd tussen de 10 en 16 meter kan dit achterwege blijven mits de woningen gebruik maken van HR++ glas en balansventilatie. Voor de woningen aan de Vlieterweg is de 48 dB contour expliciet aangeduid met een regeling in de regels, omdat deze woningen naar verwachting op kortere afstand bij de Vlieterweg worden gesitueerd.

In het akoestisch onderzoek is tevens gekeken naar de bestaande woningen in de omgeving, grenzend aan het plangebied. Voor sommige bestaande woningen is namelijk de verwachting dat de verkeerstoename vanwege de woningbouwontwikkeling De Nieuwe Koepel een aanzienlijke grotere geluidbelasting op de gevel krijgen. Echter is er geen sprake van reconstructie van de weg. De grootste toename betreft 6 dB, met een totale geluidbelasting van 57 dB. Uitgaande van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met een binnenniveau van 38 dB voor bestaande woningen zal met standaard gevelwering van 20 dB hieraan worden voldaan. Op een aantal locaties is al sprake van een hogere geluidbelasting, zoals de Holevoetlaan. De verwachting is dat deze woningen sowieso betere gevelwering hebben dan de minimale 20 dB uit het Bouwbesluit.

Voor de woning binnen het plangebied, zijnde Vlieterweg 130, geldt dat er geen significante toename van de geluidbelasting is ten aanzien van de Vlieterweg (60 km/uur). Wel is de vraag in hoeverre de geluidbelasting toeneemt door verkeerstoename op de (uit)weg van de Vlieterweg waar de woning aan gelegen is. Hier is middels een worst-case inschatting uitgegaan dat er maximaal een geluidbelasting op de gevel van 55 dB (Lden) ontstaat, 5 dB hoger dan in de toekomstige situatie, waarbij De Nieuwe Koepel niet wordt gerealiseerd. Echter kan de indeling van het plangebied deze waarde hevig (positief) beïnvloeden, afhankelijk van de afscherming door gebouwen en vertakkingen van de weg.

Uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai blijkt dus dat voornamelijk bij de woningen aan de Vlieterweg sprake is van een grote toename in verkeersbewegingen en dus ook een toename in geluidbelasting. Zoals ook al aangegeven in het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is er formeel gezien geen sprake van een reconstructie van de weg. Het is in die zin dan ook niet noodzakelijk om hier maatergelen voor te treffen. Echter is in het kader van een goede ruimtelijke ordening het toch gewenst deze situatie nader te beschouwen. In dat kader is een aanvullende memo (Aelmans, documentnummer M202002.001.004/GGO, d.d. 8 mei 2023, Bijlage 14) opgesteld. Uitgaande van variant D (worst case) uit het concept rapport 'Verkeersonderzoek Scherpenzeel' d.d. 18 april 2023 volgt dat er een toename ontstaat van maximaal 6 dB door de realisatie van deze variant. De bestaande woningen gaan, conform methode Miedema, van een categorie goed/redelijk naar een geluidbelasting die overeenkomt met een categorie matig met betrekking tot het woon- en leefklimaat.

Vervolgens is gekeken of het nemen van maatregelen nog effect heeft. De onderzochte wegdelen van de Vlieterweg worden gerealiseerd in standaard asfalt/DAB. Hieruit volgt dat door realisatie van een ander wegdek ongeveer 2-3 dB geluidsreductie te verwachten is en de hoogste geluidbelasting 54 dB op de gevel van de woningen is.

Als gekeken wordt naar andere varianten dan is er sprake van een lagere etmaalintensiteit (dus bronmaatregel) als bij variant D. Uit een evenvoudige berekening is hiermee ingeschat hoeveel deze varianten ten opzichte van variant D in geluidbelasting zullen schelen. Het betreft hier een geluidsreductie van ongeveer 1,5 dB dan wel ongeveer 3 dB.

Geconcludeerd kan worden dat bij toepassing van variant D de maximale geluidbelasting op de gevel 57 dB bedraagt. Voor bestaande woningen wordt een binnenniveau van 38 dB vaker acceptabel geacht. Met een standaard geluidwering van de gevel wordt dit binnenniveua gewaarborgd. Indien men echter een beter woon- en leefklimaat wilt waarborgen is het mogelijk om de geluidbelasting te verminderen middels het treffen van maatregelen.

Tot slot is naar aanleiding van een ingediende zienswijze de geluidbelasting in de toekomstige situatie op de woning Vlieterweg 130 als gevolg van de realisatie c.q. uitvoering van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Koepel' bepaald (Aelmans, documentnummer M202002.001.007/GGO, d.d. 8 september 2023, Bijlage 15). Als gevolg van de verkeerstoename op de Vlieterweg bedraagt de geluidbelasting op de maatgevende gevel van Vlieterweg 130 52 dB excl. aftrek. Kijkende naar een individuele weg dan volgt hieruit dat indien er rekening gehouden wordt met een eventuele toe te passen aftrek van 5 dB de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde uit zal komen, zijnde een geluidbelasting van 48 dB. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Tevens is gekeken naar de bouwfase. Als gevolg van het bouwverkeer neemt de geluidbelasting ter hoogte van de Vlieterweg 130 met 1,5 dB toe. Kijkend naar het voorgenoemde resultaat dan geeft dit een totale geluidbelasting van 53,4 dB. Deze worst-case benadering van de toename van de geluidbelasting geeft dus geen significant verschil ten opzichte van de geluidbelasting vanwege de verkeerstoename. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de berekening voor het 'normale' verkeer uitgaat dat alle woningen gerealiseerd en bewoond zijn. Deze geluidbelasting zal dus eigenlijk weer lager liggen ten tijde dat er bouwverkeer langs rijdt omdat simpelweg niet alle woningen zijn gerealiseerd op dit moment.

De geluidbelasting blijft gelijk aan of ligt lager dan 53 dB (exclusief enige toe te passen aftrek), waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woning op de Vlieterweg 130.

4.4.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een zone voor industrielawaai.

4.4.4 Spoorweglawaai

Het plangebied ligt niet binnen een zone voor railverkeerslawaai.

4.4.5 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.5 Geur

4.5.1 Inleiding

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. Bij de 'omgekeerde werking' gaat het om de vraag of ter plaatse van geurgevoelige objecten sprake is van en goed woon en/of leefklimaat.

Verder hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van de standaardnormen van de Wgv af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen en vastleggen in een geurverordening, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

4.5.2 Planvoornemen en conclusie

Het planvoornemen maakt geen nieuwe bron van geurhinder mogelijk. Daarnaast zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen agrarische bedrijven gelegen, welke van invloed zijn op geurgevoelige objecten zoals woningen. Een onderzoek naar de geurhinder is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Bedrijven- en milieuzonering

4.6.1 Wettelijk kader

In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De bedrijfsactiviteiten worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale (indicatieve) hinderafstand.

Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven en gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende AMvB.

4.6.2 Planvoornemen en conclusie

Het plan bestaat uit de oprichting van ongeveer 450 woningen. Een woning is geen hinderveroorzakend object, maar wel aan te merken als gevoelig object. Toetsing van mogelijke hinder die het planvoornemen veroorzaakt op hindergevoelige functies in de omgeving is daarom niet noodzakelijk. Wel dient ter plekke van de te realiseren woning een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd te worden. Bovendien mag het planvoornemen niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven.

Het plan De Nieuwe Koepel ligt nabij een begraafplaats met uitvaartcentrum, een gastenverblijf met beheerderswoning, een transportbedrijf en een timmerwerkplaats. De bijbehorende richtafstanden voor een rustige woonwijk zijn in de tabel weergegeven.

Bestemming     Richtafstand   Afstand
tot bestemming woongebied  
Begraafplaats en uitvaartcentrum   Categorie 1   10 meter   ca. 40 meter  
Gastenverblijf   Categorie 1   10 meter   ca. 20 meter  
Transportbedrijf   Categorie 1   10 meter   0 meter  
Timmerwerkplaats   Categorie 1   10 meter   ca. 65 meter  

Tevens ligt er ten zuiden van het transportbedrijf een paardenbak c.q. weide met stalling voor het hobbymatig houden van dieren. Gezien het hobbymatige karakter is er geen belemmering ten aanzien van wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0018.png"

Situering omliggende bedrijven ten opzichte van het plangebied

Het transportbedrijf voldoet niet aan de richtafstand. De bestemming 'Woongebied' grenst direct aan de bedrijfsbestemming. Echter ter plaatse is geen sprake meer van een transportbedrijf. De bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en er vindt uitsluitend opslag/stalling van personen auto's plaats. Ondanks de geldende bedrijfsbestemming zal ter plaatse zich geen bedrijf meer vestigen gezien de ligging in een bestaande woonomgeving en de toekomstige woningbouwontwikkeling van De Nieuwe Koepel. De overige bedrijven zullen eveneens, gezien de afstand, geen belemmering zijn voor de realisatie van nieuwe woningen binnen de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel. Omgekeerd vormen de nieuwe woningen geen belemmering voor deze bedrijven aangezien reeds bestaande woningen op korte afstand gelegen zijn welke bepalend zijn voor deze woningen. De bedrijven en milieuzonering vormen derhalve geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Inleiding

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege: het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, wateren spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens. Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.

Het beleid is onder andere verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en verder uitgewerkt / toegelicht in o.a. de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid opgenomen in de zogenaamde 'Wet Basisnet',. Deze bestaat uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet.

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers, respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit.

Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico is geen norm gesteld. Uit het vigerende beleid, zoals onder andere vastgelegd in het Bevi, geldt een verantwoordingsplicht. Iedere verandering (af- of toename) van het groepsrisico moet inzichtelijk worden gemaakt en worden voorzien van een onderbouwing (verantwoording groepsrisico).

Planvoornemen en conclusie

Volgens de risicokaart staat vlak naast het plangebeid een propaantank van 3.000 liter. Deze propaantank hoorde bij het agrarische bedrijf dat in 2012 is beëindigd. Door de bestaande luchtfoto's op topotijdreis.nl grondig te bestuderen, kunnen we concluderen dat de propaantank is verwijderd bij de beëindiging van het agrarische bedrijf. De propaantank is feitelijk niet meer aanwezig, waardoor geen sprake is van een belemmering voor de planontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0019.png"

Uitsnede risicokaart

Transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen komen in de directe omgeving van het plangebied niet voor. Op enige afstand van het plangebied zijn gelegen: het BRZO bedrijf Van Appeldoorn Chemical Logistics te Woudenberg met opslag van gevaarlijke stoffen en de provinciale weg N224 en rijksweg A12 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Bij een incident waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen is het ontstaan van een toxische wolk een relevant scenario. Afhankelijk van de windrichting ligt het plangebied binnen het effectgebied van een dergelijk scenario. Het is aannemelijk dat aanwezigen zich in dat geval zelf in veiligheid kunnen brengen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd. Het plan ligt verder buiten de effectgebieden van de aardgastransportleidingen W-520-02, W-520-06 en W523-05. Het aspect externe veiligehied dient derhalve niet nader onderzocht te worden. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

In het kader van een toxisch scenario adviseert de veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden (d.d. 25 oktober 2022) de toekomstige bewoners te informeren over de risico’s van het scenario toxische wolk en het voor de hand liggende handelingsperspectief. In dit geval is dat binnenshuis schuilen in combinatie met het sluiten van ramen en deuren en het uitschakelen van de ventilatie- c.q. luchtbehandelingsinstallatie. Goede risicocommunicatie vergroot de zelfredzaamheid.

Met het oog op veiligheid, gezondheid en zelfredzaamheid in het algemeen adviseert de veiligheids- en gezondheidsregio om:

  • Bij de verdere uitwerking van de plannen rekening te houden met de bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid van het plangebied voor de ambulancedienst en de brandweer. Om aanrijtijden zo kort mogelijk te houden, is het van belang om te zorgen dat ieder adres binnen het plangebied te bereiken is via twee verschillende aanrijdroutes. Ook is het van belang dat de aanrijdroutes naar- en in het plangebied niet beperkt worden door obstakels als paaltjes, hekken, trappen en/of slagbomen. Voor verdere uitgangspunten wordt verwezen naarde handreiking 'Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid van Brandweer Nederland'.
  • Rekening te houden met de toegankelijkheid van (medische) zorg in het plangebied. Indien deze ontwikkeling leidt tot groei van het aantal inwoners van Scherpenzeel, is het van belang om het zorgaanbod waar nodig mee te laten groeien. Dat kan gefaciliteerd worden door een deel van het plangebied een maatschappelijke functie toe te wijzen, waar bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk of zorgcentrum zich kan vestigen. Dergelijke voorzieningen dragen bij aan de veiligheid en gezondheid in het plangebied. Een gevestigde huisarts kan immers tijdens een (groot) incident ook een belangrijke bijdrage leveren aan snelle medische hulp voor slachtoffers,
  • Het hulpsysteem HartslagNu bij de toekomstige bewoners/aanwezigen van het plangebied onder de aandacht te brengen. Dit is een hulpsysteem waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren, in afwachting van een ambulance. Deelname aan dit hulpsysteem kan de zelfredzaamheid van de burger vergroten. Daarnaast wordt geadviseerd om een centrale locatie in het plangebied aan te wijzen voor het plaatsen van een Automatische Externe Defibrillator (AED).
  • Bij toepassing of wijziging van verkeersmaatregelen, waarvoor een verkeersbesluit vereist is, hierover afzonderlijk in overleg te treden met de korpschef van politie of diens gemandateerde.

Waar mogelijk wordt bij de verdere uitwerking rekening gehouden met voorgaande adviezen.

4.8 Explosieven

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Scherpenzeel hebben delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het plangebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE).

Naar aanleiding van de voorgenomen werkzaamheden in Scherpenzeel-Zuid is door Bombs Away B.V. een vooronderzoek naar conventionele explosieven (CE) uitgevoerd (rapportnr. 18P142, d.d. 13 december 2018). Het onderzoek is als Bijlage 16 met bijbehorende bijlagen (Bijlage 17 en Bijlage 18: losbladige bijlagen) bij onderhavige toelichting toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0020.png"

CE-Bodembelastingkaart - VO Scherpenzee-Zuid (bron: Bombs Away B.V.) met het plangebied omcirkeld.

Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied is gelegen binnen het aandachtsgebied. Voor werkzaamheden in het aandachtsgebied wordt geadviseerd om te werken met een protocol spontaan aantreffen CE. Dit protocol is opgenomen in bijlage 6 van het vooronderzoek (zie Bijlage 16) Het aandachtsgebied is niet ‘verdacht’ verklaard. De werkzaamheden in het aandachtsgebied kunnen plaatsvinden zonder dat vervolgstappen in de CE-opsporing noodzakelijk zijn. Indien er één CE wordt aangetroffen kan dit worden beschouwd als een incident. Indien meer CE worden aangetroffen treedt het protocol in werking en wordt geadviseerd om vervolgstappen te ondernemen.

4.8.1 Conclusie

Onderhavig plangebied is gelegen binnen het aandachtsgebied. Het protocol spontaan aantreffen CE dient gevolgd te worden bij de uitvoering van werkzaamheden (realisatie woningen met bijbehorende groen- en parkeervoorzieningen) binnen het plangebied. Het aspect 'explosieven' vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.9 Water

4.9.1 Watertoets

Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de volgende afwegingsstappen doorlopen: hergebruik, infiltratie, berging, lozing op het oppervlaktewater, lozing op de riolering.

4.9.2 Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0021.png"

Uitsnede Waterlegger Gelderse Vallei (2017)

Binnen het plangebied is in beperkte mate bebouwing of verhard oppervlak aanwezig. Het betreft de bebouwing aan de Vlieterweg 130 t/m 144 en de bebouwing aan de Nieuwstraat (scoutingebouw en bebouwing volkstuinencomplex). Daarnaast is aan de Koepellaan een speelterrein met enkele speeltoestellen en een trapveld aanwezig. De gronden binnen het plangebied zijn verder volledig onverhard en agrarisch in gebruik. Het hemelwater kan in de huidige situatie rechtstreeks in de bodem infiltreren of direct afstromen richting de aangrenzende watergangen/sloten.

Het plangebied wordt in noord-zuidoost richting doorsneden door een B-watergang die in zuidelijke richting afwatert op de Lunterse Beek. Verder zijn in het plangebied diverse C-watergangen gelegen die op de B-watergang afwateren. Zowel de B-watergang als een aantal C-watergangen zijn voorzien van een beschermingszone. Binnen deze beschermingszone van betreffende watergangen mag geen bebouwing worden opgericht. Er zijn geen bergingsgebieden aanwezig en er is geen sprake van een KRW-opgave (Europese Kaderrichtlijn Water) of NBW-opgave (Nationaal Bestuursakkoord Water) in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0022.png"

C-watergangen met beschermingszone

De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ongeveer 5,0 meter +NAP, waardoor het grondwater zich ongeveer 0,5 meter minus maaiveld zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO in westelijke richting. Er liggen geen pompstations in de buurt van het plangebied die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van het plangebied. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied. Het plangebied ligt wel in een intrekgebied.

De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland deels uit een beekeergrond, die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit lemig fijn zand. Het andere deel bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit een laagpodzolgrond, die volgens de Stichting voor bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel. Op basis van zintuigelijke waarnemingen in het kader van het verkennend bodemonderzoek bestaat de bodem voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, matig fijn tot uiterst fijn zand. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. Lokaal is de bovengrond zwak grindig.

4.9.3 Uitgangspunten

In het plangebied zijn twee waterbeheerders verantwoordelijk voor het beheer van het watersysteem: Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Scherpenzeel. Door de waterbeheerders worden in onderling overleg de volgende uitgangspunten voor water gesteld:

  • Bestaande watergangen optimaliseren (verbreden/verdiepen) ten behoeve van de benodigde waterberging binnen het plangebied.
  • Het integreren van de bestaande watergangen in het stedenbouwkundige plan als onderdeel van de beoogde groenstructuur. Ook het oppervlakkig aanbieden van hemelwater wordt bevorderd/mogelijk gemaakt.
  • Het oppervlakkig aanbieden van hemelwater wordt bevorderd c.q. mogelijk gemaakt.
  • Regenwater zoveel mogelijk infiltreren in het gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met de infiltratiecapaciteit van de bodem en de functies in de omgeving.

Bij voorkeur wordt extra water aangelegd in het plangebied, in het bijzonder in als onderdeel van de bestaande B-watergang, waar de bestaande watergang in noord-zuidoost richting over de volledige lengte ter plaatse van het plangebied wordt verbreed in aansluiting op de Lunterse Beek.

Op grond van de Keur van Waterschap Vallei en Veluwe is het zonder vergunning van het waterschap verboden om water afkomstig van een uitbreiding van verhard oppervlak te lozen op watergangen indien de uitbreiding groter of gelijk is aan 0,15 ha. De landelijke vuistregel ten aanzien van een toename aan verharding is dat 10% van het oppervlak aan nieuwe verharding, dat gaat lozen op oppervlaktewater, aan open water moet worden aangelegd. Daarnaast moet oppervlaktewater dat door de toename van verharding wordt gedempt, 100% worden gecompenseerd. Bovendien moeten sloten voldoen aan het benodigde hydraulische profiel voor aan- en afvoer van water en aan de legger van watergangen. In overleg met het waterschap moet worden bepaald hoe de watercompensatie moet worden ingevuld. Bij het opstellen van het plan voor het bouwrijp maken wordt de waterhuishouding nader uitgewerkt en wordt de precieze watercompensatie in overleg met het waterschap nader bepaald.

4.9.4 Relevante aspecten planvoornemen

Om inzicht te krijgen in de (nieuwe) waterhuishoudkundige situatie binnen het plangebied voor de woningbouwontwikkeling De Nieuwe Koepel is een waterstructuurplan opgesteld (Royal Haskoning DHV, rapportnummer BI3645-RHD-ZZ, d.d. 13 oktober 2022). Het waterstructuurplan is in samenspraak met het waterschap tot stand gekomen. Dit waterstructuurplan is op basis van het meest actuele stedenbouwkundige plan d.d. 26 april 2023 met een aanvulling aangepast (Royal Haskoning DHV, rapportnummer BJ3945-WM-ME-20230525-1316WM, d.d. 25 mei 2023). Dit waterstructuurplan met aanpassing is respectievelijkals Bijlage 19 en Bijlage 20 bijgevoegd.

Met de realisatie van de woningbouwontwikkeling De Nieuwe Koepel worden de bestaande watergangen binnen de grenzen van het plangebied grotendeels gedempt en verlegd naar een centrale ligging binnen het plangebied. De waterloop krijgt een natuurlijk karakter en bestaat uit een reeks vijvers. Het bestaande reliëf van het plangebied vormt hierbij de basis. Door natuurlijke oevers aan te leggen is de hoop dat een aantrekkelijk landschap wordt gecreëerd met plaats voor biodiversiteit. Tussen de groene delen liggen de woonvelden met elk haar eigen thema.

Er wordt ten behoeven van de woningbouwontwikkeling een volledig nieuw watersysteem ontworen binnen het plangebied. Dit (nieuwe) watersysteem wordt gevoed door de aanvoer van hemelwater uit de bovenstroomsewijk, hemelwater en het grondwater in het plangebied. Uitgangspunt: in de toekomstige situatie worden het hemelwatergemaal en de persleiding tussen de vijvers in de bovenstrooms gelegen wijk (Vijverlaan e.o.) en De Nieuwe Koepel verwijderd. In plaats daarvan zal het hemelwater vanuit deze vijver onder vrij verval via een stuw en duiker op de waterloop in De Nieuwe Koepel afvoeren. In het stedenbouwkundig plan is de aanleg van extra oppervlakte water voorzien om de versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de toename van het verhard oppervlak te compenseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0023.png"

Ontwerp watersysteem

Binnen het plangebied is een watergang voorzien waain permanent water stroomt. Deze waterloop vervangt de huidige B-watergang die volledig gedempt of gedeeltelijk verlegd zal worden. Deze waterloop krijgt een natuurlijk karakter en bestaat uit verschillend vijvers die met elkaar zijn verbonden. Voetpaden kruizen de watergang Tussen de verschillende vijvers zal een duiker of een brug worden aangelegd aangezien de watergang permanent watervoerend is. Vanuit praktisch overwegingen (varend onderhoud) heeft een brug de voorkeur.

Deze watergang heeft binnen het plangebied een heel variabel profiel. Naast het permanent watervoerend gedeelte (ongeveer 7 meter breed) is er op verschillende plekken ruimte voor een overloopgebied van ongeveer 12 meter tot 22 meter. Op sommige locaties is er geen ruimte voor een overloopgebied. Bij een waterpeil van 4,8 +NAP kan in de watergang ongeveer 3.607 m3 worden geborgen (minimaal 3.330 - maximaal 3.885 m3). Deze bandbreedt is afhandelijk van de ruimtelijke inpassing van de waterloop.

De watergang kan uitmonden in de bestaande plas, zoals momenteel het geval is, of afwateren op de parallel gelegen C-watergang langs deze plas. Indien wordt gekozen voor afwatering op de parallel gelegen C-watergang zal deze watergang geoptimaliseerd moeten worden (in ieder geval een opwaardering naar een B-watergang). Vast staat dat het de voorkeur heeft om ook de schakel tussen De Nieuwe Koepel en de Lunterse Beek gelijktijdig met de watergang in De Nieuwe Koepel te optimaliseren, zoals in het waterstructuurplan uit 2014 is aangegeven.

De verharde oppervlaktes binnen de woningbouwontwikkeling (woonvelden) worden niet aangesloten op de riolering. Het afstromend hemelwater wordt bovengronds via goten in de straat en wadi's afgevoerd naar het oppervlaktewater c.q. 'centrale' watergang. Voor de opvang van het hemelwater zijn op een aantal locaties binnen de woningbouwontwikkelen wadi's voorzien. Uitgaande van een maximale waterdiepte van 40 cm kan hier 2.016 m3 geborgen worden. In het toekomstige watersysteem wordt hemelwater in eerste instantie en daar waar mogelijk bovengronds afgevoerd naar de wadi's. Elke woonkavel kan of op een wadi afvoeren of op een HWA-riolering. Bij maixmale berging in een wadi kan het overtollige hemelwater via slokop's worden afgevoerd op de 'centrale' watergang via ondergrondse drainage.

Op niet alle woonkavels is voldoende groen of openbare ruimte aanwezig om bijvoorbeeld wadi's aan te leggen of hemelwater af te voeren. Dit is met name in het oostelijk deel van het plangebied het geval. Hier is ervoor gekozen voor afvoer naar oppervlaktewater c.q. 'centrale' watergang via HWA-riolering. Indien gekozen wordt voor water passerende verharding zou hier extra berging kunnen worden gerealiseerd. Hiermee is vooralsnog geen rekening mee gehouden.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 15,5 ha. Binnen de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel neemt het verhard oppervlak toe. Op basis van het stedenbouwkundig plan is bepaald hoe groot deze toename van het verhard oppervlak binnen het plangebied is. Binnen de verschillende woonvelden bevinden zich individuele kavels met daarop het huis, privé parkeerplaatsen, garage, bijgebouw(en) en tuin. In onderstaande tabel zijn de oppervaktes aan verharding in de toekomstige situatie weergegeven. Deze opervlaktes zijn berekend op basis van het stedenbouwkundige plan d.d. 26 april 2026. Op basis hiervan is de de benodigde waterbergingsopgave bepaald, uitgaande van een waterberging van 60 mm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0026.png"

Ingeschat toekomstig ruimtegebruik en waterbergingsopgave

In het stedenbouwkundig plan is de aanleg van extra oppervlaktewater voorzien om de versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de toename van het verhard oppervlak te compenseren. Uit voorgaande blijkt dat er binnen de 'centrale' watergang gemiddeld 3.607 m3 geborgen kan worden. In de wadi's kan in totaal 2.016 m3 water geborgen worden. In totaal is er daarmee binnen het plangebied ruimte voor 5.633 m3 aan waterberging en kan dus worden voldaan aan de waterbergingsopgave van 5.188 m3.

4.9.5 Conclusie

Bij de ontwikkeling van de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel is sprake van een toename van verhard oppervlak. In het stedenbouwkundig plan is de aanleg van extra oppervlaktewater en wadi's voorzien om de toename van het verhard oppervlak te compenseren. In overleg met Waterschap Vallei en Veluwe is hiervoor een waterstructuurplan opgesteld. Dit waterstructuurplan geeft concreet invulling aan de waterbergingsopgave. Onderhavig bestemmingsplan maakt verschillende waterhuishoudkundige oplossingen (bijvoorbeeld in de vorm van open water en/of bergings-/infiltratievoorziening) mogelijk. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is dan ook niet in het geding.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

4.10.1 Inleiding

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In de wet is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de voorgaande wet beschikt de gemeente over archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart.

4.10.2 Archeologie

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde'

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' (met verschillende niveaus: hoog, middelhoog en laag). Dit houdt in dat bij bodemingrepen met een bepaald oppervlak en diepte archeoloigsch onderzoek noodzakelijk is. Aangezien het totale plangebied groter is dan 10.000 m2 en het in zijn geheel bouwrijp gemaakt moet worden is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Archeologisch bureauonderzoek

Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Econsultancy, rapportnummer 14646.001, d.d. 30 maart 2021). Dit bureauonderzoek is als Bijlage 21 bijgevoegd. Uit het onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden:

Het plangebied bevindt zich landschappelijk gezien grotendeels in een relatief laaggelegen zone. In het noordoostelijk deel van het plangebied ligt een dekzandrug die zich in noordelijke richting uitstrekt. Het zuidwestelijk deel van het plangebied betreft mogelijk de flank van een dekzandrug. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich her en der verspreid meerdere kleine en grote dekzandruggen.

Op basis van dit archeologisch bureauonderzoek wordt geadviseerd om voor de delen van het plangebied met een hoge verwachting een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een verkennend booronderzoek. In het zuidwesten en het noordoosten van het plangebied, waar een dekzandrug verwacht wordt, wordt aanbevolen een verkennend booronderzoek in een 40x50m grid uit te voeren. Verder ter hoogte van boerderij 't Voort (vindplaats 23) inclusief de attentiezone van 50 meter rondom de vindplaats, wordt eveneens aanbevolen een verkennend booronderzoek in een 40x50m grid uit te voeren. In het overige deel van het plangebied geldt een lage verwachting. Gezien de relatief grote oppervlakte van het gebied wordt aanbevolen om deze verwachting in het veld te toetsen door middel van een wijdmazig grid, bijvoorbeeld een 80x100m grid. In de zone waar reeds een booronderzoek is uitgevoerd wordt geen nader onderzoek aanbevolen. Dit gebied is tijdens het eerdere onderzoek reeds vrijgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0027.png"

Archeologische verwachtingen op basis van archeologisch bureauonderzoek

Besluit bevoegd gezag

Het bevoegd gezag heeft dit advies uit het bureauonderzoek, met enkele aanvullingen, goedgekeurd. Op basis hiervan heeft nader onderzoek plaats gevonden om het volledige plangebied archeologisch vrij te kunnen geven.

Nader verkennend booronderzoek

Econsultancy heeft in opdracht van Gemeente Scherpenzeel een archeologisch verkennend en deels karterend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied (rapportnummer 14646.002, d.d. 15 september 2021, Bijlage 22).

De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek deels bevestigd en deels ontkracht. Het centrale deel van het plangebied had op basis van het bureauonderzoek een lage verwachting. Dit wordt bevestigd door het booronderzoek. Dit deel van het plangebied vormde een nat, laaggelegen gebied dat vermoedelijk weinig geschikt was voor bewoning. Op basis van het bureauonderzoek hadden enkele zones in het westen en oosten een hoge verwachting, vanwege de verwachte ligging op een dekzandrug. Deze verwachting kan op basis van het booronderzoek echter ontkracht worden. Gezien het verspoelde dekzand, sterke roestvorming en het ontbreken van een podzolprofiel, kan geconcludeerd worden dat deze delen van het plangebied, evenals het overige deel, in het verleden natte omstandigheden kenden, en waarschijnlijk ongunstig waren voor bewoning. De hogere delen van de dekzandruggen, buiten het plangebied gelegen, zullen gunstiger vestigingslocaties gevormd hebben.

In een zone in het midden van het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting vanwege de verwachte aanwezigheid van een rond 1600 gesloopte boerderij ('t Voort). Op deze locatie is een karterend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats aangetroffen. Op basis hiervan worden geen resten meer van de historische boerderij in het plangebied verwacht.

Op grond van de resultaten van de booronderzoeken wordt geadviseerd om het gehele plangebied vrij te geven.

Besluit bevoegd gezag

Op 21 september 2021 heeft de regio-archeoloog akkoord gegeven om het volledige plangebied archeologisch vrij te geven, met uitzondering van het gedeelte ter hoogte van de Nieuwstraat en de schaapswei aan de zuidzijde van het plangebied. Hier blijven de geldende archeologische bestemmingen van kracht.

4.10.3 Cultuurhistorie

Vanwege artikel 3.6.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in het besluitgebied, dus niet alleen van de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het kader van het planvoornemen.

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied en directe omgeving geen zwaarwegende cultuurhistorische waarden in het geding komen. Binnen het plangebied is beperkt bebouwing aanwezig en voor het overgroten deel agrarisch in gebruik. De bebouwing betreft enerzijds het scouting gebouwen en de gebouwtje op het volkstuincomplex en anderzijds het woonhuis aan de Vlieterweg 130 en de illegale bebouwing aan de Vlieterweg 132 tot en met 144. Deze bebouwing heeft geen enkele cultuurhistorische waarde. Tevens zijn binnen het plangebied geen (veld)wegen aanwezig. De bebouwing aan de randen van het plangebied en de overzijde van de Koepellaan dateert uit de jaren '70-'80 van de vorige eeuw en hebben eveneens geen cultuurhistorische waarde.

Cultuurhistorische inventarisatiekaart Scherpenzeel

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Scherpenzeel (onderstaande afbeelding) kunnen we zien dat het gehele plangebied bestaat uit vochtige kampontginningen. Verder is het gehele gebied deel van het inundatiegebied van de Grebbelinie. Binnen het plangebied zijn diverse cultuurhistorische kenmerken te vinden, namelijk:

  • Pad voor 1832, nu verdwenen
  • Kavelgrens, voor 1832
  • Weg, voor 1832
  • Historische groenstructuur, komt voor op vooroorlogse kaarten

In het stedenbouwkundig ontwerp is waar mogelijk rekening gehouden met deze cultuurhistorische kenmerken door de infrastructuur hierop af te stemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0028.png"

Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van Scherpenzeel met het plangebied

4.10.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken het volledige plangebied archeologisch vrijgegeven kan worden.

Verder vormt cultuurhistorie geen belemmering voor onderhavig planvoornemen vanwege het ontbreken van enige cultuurhistorische waarden. Waar mogelijk is in het stedenbouwkundig ontwerp rekening gehouden met aanwezige cultuurhistorische kenmerken.

4.11 Flora en fauna

4.11.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.

Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Natura 2000-gebieden

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden, Binnenveld en de Veluwe, bevinden zich op respectievelijk 8,6 en 9,8 kilometer afstand ten zuidoosten en oosten van het plangebied.

Effecten voor licht en geluid zijn vanwege de afstand tezamen met de aard van ingreep uit te sluiten. Negatieve effecten ten aanzien van stikstof zijn op voorhand niet uit te sluiten vanwege de aard van de plannen en afstand tot de Natura 2000-gebied Binnenveld en de Veluwe. Om dit vast te kunnen stellen dan wel uit te kunnen sluiten is een aanvullend stikstofdepositieonderzoek benodigd (zie paragraaf 4.11.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0029.png"

Kaart met het plangebied in relatie tot de Natura 2000 gebieden

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. Het plangebied ligt echter wel in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 250 meter ten oosten van het plangebied. Het betreft Dennen-, eiken- en beukenbos. Tevens ligt op 340 meter ten zuidoosten van het plangebied Natuurnetwerk van het type Beek en Bron. Het Natuurnetwerk 230 meter zuidelijk van het plangebied in de provincie Utrecht bestaat uit Kruiden- en faunarijk grasland.

Initiatiefnemers van ingrepen binnen of in de directe nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland dienen de effecten van de ingreep op kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. Gezien de afstand tot het Natuurnetwerk Nederland, hoeven veranderingen van de kernkwaliteiten en omgevingscondities niet nader te worden onderzocht.

Tevens bevindt zich op circa 200 m ten oosten van het plangebied de Groene Ontwikkelzone (GO) Gelderland. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Het plangebied ligt buiten de grenzen van de GO. De ontwikkeling van het plangebied als woningbouwlocatie zullen derhalve ook geen invloed hebben op de ontwikkelingsdoelen natuur en landschap voor deze GO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0030.png"

Kaart met het plangebied in relatie tot de gebieden uit het Gelders Natuurnetwerk

4.11.2 Stikstofdepositie

In het kader van het planvoornemen is een onderzoek naar de stikstofdepositie (Econsultancy, rapportnummer 10205.006, 16 mei 2023 Bijlage 23) met bijbehorende aeriusberekingen (aanlegfase: Bijlage 24 en gebruiksfase: Bijlage 25) uitgevoerd.

Uit dit onderzoek is gebleken dat het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase op de Natura 2000-gebieden kleiner of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

De aannames die zijn gemaakt voor de aanlegfase, zijn gebaseerd op expert judgement en in overleg met de opdrachtgever. Dit kan afwijken van de werkelijkheid. Afwijken is mogelijk, mits dit geen significant effect heeft op de berekende uitstoot. De berekende uitstoot van 142,3 kg NOx en 6,0 kg NH3 kan als een plafond worden gehanteerd. Zo lang de uitstoot onder deze waarden blijft, zal er geen significante depositie worden veroorzaakt tijdens de aanlegfase.

4.11.3 Soortenbescherming

Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De Flora en Faunawet (verder: Ffw) beschermt planten- en diersoorten. Op grond van de Ffw is het verboden om beschermde dieren te verontrusten, verjagen, vangen of te doden. Ook rust- en voorplantingsplaatsen mogen niet worden verontrust of beschadigd. Beschermde planten mogen niet worden beschadigd of gedood. Voor handelingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor beschermde soorten, moet een ontheffing worden aangevraagd.

Ten behoeve van onderhavig planvoornemen zijn vier onderzoeken uitgevoerd in het kader van de woningbouwontwikkeling binnen het plangebied. Er zijn twee verschillende deellocaties. Het betreft de volgende onderzoeken in het kader van de soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming:

  • Deellocatie 1: quickscan "Eindrapport Quickscan flora en fauna" (Econsultancy, rapportnummer 10205.001, d.d. 2 december 2019 Bijlage 26).
  • Deellocatie 1: aanvullend ecologisch onderzoek "Eindrapport aanvullende ecologische onderzoeken versie D1" (Econsultancy, rapportnummer 10205.005, d.d. 8 oktober 2020, Bijlage 27).
  • Deellocatie 1: Ontheffing poelkikker (Econsultancy, rapportnummer 10205.007, d.d. 2 maart 2021, Bijlage 28).
  • Deellocatie 2: quickscan "Quickscan wet natuurbescherming fase II Koepellaan" (Econsultancy, rapportnummer 10205.009, d.d. 1 maart 2021, Bijlage 29).
  • Deellocatie 2: aanvullend ecologisch onderzoek "Eindrapport aanvullend ecologisch onderzoek fase II Koepellaan (ong.) te Scherpenzeel" (rapportnummer 10205.010, d.d. 3 januari 2022, Bijlage 30)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2022NieuweKoepel-vg01_0031.png"

Luchtfoto met het plangebied en de twee deellocaties

4.11.4 Deellocatie 1: quikscan

Voor de eerste deellocatie heeft Econsultancy een quickscan "Eindrapport Quickscan flora en fauna" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Indien het scoutinggebouw binnen dit deel van het plangebied wordt gesloopt of er aanpassingen aan het dak/gevel worden gerealiseerd, dient er middels een aanvullend onderzoek meer informatie te worden verkregen over de functie van de bebouwing voor huismus en gebouwbewonende vleermuizen. Een nader onderzoek dient tevens uit te wijzen of de bomenrij binnen dit deel van het het plangebied een verblijfsfunctie heeft voor de steenuil, kleine marterachtigen, boommarter, das en boombewonende vleermuizen en een functie heeft als vliegroute voor vleermuizen. Verder moet een nader onderzoek worden uitgevoerd naar de functie van dit deel van het plangebied als voortplantings- en landhabitat van de poelkikker. In dat kader heeft dan ook aanvullend ecologisch onderzoek plaats gevonden (zie paragraaf 4.11.5).

Overtredingen ten aanzien van algemene broedvogels kunnen worden voorkomen door eventuele nesten in het veld te verwijderen buiten het broedseizoen. Daarnaast dient bij werkzaamheden te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen ten aanzien van alle soortgroepen en soorten.

4.11.5 Deellocatie 1: aanvullend ecologisch onderzoek

Voor de eerste deellocatie heeft Econsultancy een aanvullend ecologisch onderzoek "Eindrapport aanvullende ecologische onderzoeken versie D1" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Ten aanzien van de huismus, steenuil, marters en vleermuizen worden er geen negatieve effecten verwacht. De foeragelocaties en vliegroutes van vleermuizen zijn niet essentieel gebleken.

De sloot in de noordwestzijde van het plangebied heeft een functie voor de poelkikker. Bij werkzaamheden die invloed hebben op de sloot en het nabijgelegen landhabitat dienen maatregelen te worden getroffen om het doden, verwonden en verstoren van de poelkikker zoveel mogelijk te voorkomen. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden in een ecologisch activiteitenplan en aan de provincie Gelderland voorgelegd te worden middels een ontheffingsaanvraag.

4.11.6 Deellocatie 1: Ontheffing poelkikker

Voor de eerste deellocatie heeft Econsultancy een "Ontheffing poelkikker" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Econsultancy heeft van gemeente Scherpenzeel opdracht gekregen voor het opstellen van een ecologisch activiteitenplan ten behoeve van de benodigde ontheffingsaanvraag voor de poelkikker binnen het plangebied aan de Koepellaan (ong.) te Scherpenzeel, dit staat in de "rapportage ontheffingsaanvraag poelkikker Koepellaan (ong.) te Scherpenzeel" (rapportnummer 10205.007, d.d. 2 maart 2021). Deze staat in Bijlage 28.

Op basis van het opgestelde ecologisch activiteitenplan kan worden geconcludeerd dat bij de realisatie van voorliggend plan in het leefgebied van de poelkikker in de uiteindelijke situatie meer geschikt leefgebied in de vorm van voortplantingsbiotopen en landhabitat aanwezig is.

Door maatregelen te treffen tijdens de aanlegfase kan gegarandeerd worden dat de voorliggend plan geen negatieve invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de poelkikker.

Op basis hiervan is een onthefffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming gedaan. Op 22 februari 2022 is door het bevoegd gezag (provincie) ontheffing verleent in het kader van de Wet natuurbescherming. Inmiddels zijn de noodzakelijke werkzaamheden zoals beschreven in de ontheffing uitgevoerd. Het betreft de aanleg van een nieuwe poelkikkersloot in combinatie met de verplaatsing van de poelkikkers.

4.11.7 Deellocatie 2: quickscan

Voor de tweede deellocatie heeft Econsultancy een "Quickscan wet natuurbescherming fase II Koepellaan" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Voor de kap van bomen, het toepassen van storende verlichting, en de sloop van de bebouwing dient middels aanvullend onderzoek meer duidelijkheid te komen over de aan- of afwezigheid van gebouw- en boombewonende vleermuissoorten. De bebouwing en de omliggende beplanting dient eveneens onderzocht te worden op de aanwezigheid van nestlocaties van huismussen.

Ten oosten van dit deel van het plangebied hangt een nestkast voor de kerkuil. Tevens zijn er drie nesten aangetroffen die mogelijk in gebruik zijn door boomvalk, buizerd, havik of sperwer. Nesten van deze vogels zijn jaarrond beschermd. Middels aanvullend onderzoek dient de aan- of afwezigheid van een broedgeval duidelijk te worden.

Aangaande de aanwezige waterlichamen dient tijdig duidelijkheid te zijn of deze als voortplantingswater dienen voor streng beschermde ringslang, poelkikker en/of alpenwatersalamander. Bij aanwezigheid van voortplantingswater dan is eveneens het omliggende landhabitat beschermd.

Los van de aanwezigheid van streng beschermde soorten, wordt geadviseerd werkzaamheden aan de watergangen uit te voeren middels een ecologisch werkprotocol, om schade aan algemene soorten zoveel mogelijk te voorkomen en zo aan de zorgplicht ten aanzien van deze soorten te voldoen.

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

Met betrekking tot een mogelijk effect van stikstoftoename op de nabij gelegen Natura-2000 gebieden “Binnenveld” en “de Veluwe” is een aanvullend stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd, negatieve effecten zijn uitgesloten. Ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland en de Groene Ontwikkelingszone (GO) Gelderland wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.11.8 Deellocatie 2: aanvullend ecologisch onderzoek

In aanvulling op de quickscan voor deellocatie 2 (zie paragraaf 4.11.7) heeft Econsultancy ook een aanvullend ecologisch onderzoek "Eindrapport aanvullende ecologische onderzoek fase II versie D2" uitgevoerd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Met de sloop van de Vlieterweg 136 verdwijnt er één vaste rust- en verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. Het nemen van maatregelen is aan de orde om de functie van één zomer- en paarverblijfplaats en mogelijk milde winterverblijfplaats te behouden. Maatregelen dienen opgenomen te worden in een activiteitenplan, en voorgelegd aan de provincie Gelderland, middels een ontheffingsaanvraag.

Ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van individuen van de poelkikker binnen de deellocatie als gevolg van wisselende weersomstandigheden, is het zorgvuldig handelen om doden te voorkomen, aan de orde. Middels het gericht plaatsen van een amfibieënscherm kan doden en verwonden worden voorkomen. Het strekt tevens tot de aanbeveling deze en dergelijke maatregelen vast te leggen in een activiteitenplan en voor te leggen aan de provincie Gelderland middels een ontheffingsaanvraag.

Lijnvormige elementen in de vorm van houtwallen dienen vanwege de functie voor vleermuizen en de steenmarter behouden te blijven of voor de start van de werkzaamheden nieuw ingericht te worden. Het strekt tot de aanbeveling deze houtwallen in de nieuwe situatie te versterken door groenstroken richting de Vlieterweg door te trekken.

Ten aanzien van de huismus zal enkel de functie van foerageergebied mogelijk verloren gaan als gevolg van de aanleg van de woonwijk. Binnen 200 meter van de nestlocaties dienen maatregelen getroffen te worden om de twee nestlocaties duurzaam te behouden. De maatregelen betreffen het behoud of herinrichting met verstopplekken, foerageergebied en mogelijkheden om stofbaden te nemen en te drinken. Indien dit onmogelijk blijkt is een negatief effect op de nestlocaties en daarmee overtreding van de Wet natuurbescherming mogelijk niet te voorkomen en zal de ontwikkeling leiden tot een ontheffingsaanvraag. Maatregelen dienen in dat geval opgenomen te worden in een activiteitenplan en voorgelegd aan de provincie Gelderland.

Ten aanzien van algemene soorten is de zorgplicht van kracht. Maatregelen, zoals de aanleg van een amfibieënscherm, het werken in één richting en het verplaatsen van individuen naar plekken buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden, dienen vastgelegd te worden in een ecologisch werkprotocol, welke bij de werkzaamheden aanwezig dient te zijn op de locatie.

4.11.9 Deellocatie 2: ontheffing oostelijk deel (huismus en vleermuizen)

Voor de tweede deellocatie heeft Econsultancy een "Ontheffing oostelijk deel" (huismus en vleermuizen) aangevraagd. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Econsultancy heeft van gemeente Scherpenzeel opdracht gekregen voor het opstellen van een ecologisch activiteitenplan ten behoeve van de benodigde ontheffingsaanvraag voor de huismus en vleermuizen binnen het oostelijk deel van het plangebied, dit staat in de "rapportage ontheffingsaanvraag oostelijk deel van woningebouw De Nieuwe Koepel" (rapportnummer 10205.013, d.d. 15 februari 2023). Deze staat in Bijlage 31.

Op basis van het opgestelde ecologisch activiteitenplan kan worden geconcludeerd dat bij het nemen van de juiste maatregelen het leefgebied van de huismus en vleermuizen, in de uiteindelijke situatie, blijft gewaarborgd.

Door maatregelen te treffen vooraf en tijdens de aanlegfase kan gegarandeerd worden dat het voorliggend plan geen negatieve invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de huismus en vleermuizen.

Op basis hiervan is een onthefffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming gedaan. Deze aanvraag is nog in afwachting van een besluit door de provincie.

4.11.10 Conclusie

Betreffende deellocatie 1 is de verwachting dat de voorgenomen plannen uitvoerbaar zijn gelet op de gevonden en mogelijk aanwezige ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling, mits in de planvorming en tijdens het uitvoeren van de plannen het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Indien van toepassing kunnen, middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het aanvragen van een ontheffing, de plannen alsnog worden uitgevoerd.

Uit de resultaten van de quickscan voor deellocatie 2 blijkt dat er vervolgonderzoeken dienen te worden verricht. Uit dit vervolgonderzoek is gebleken dat de voorgenomen plannen uitvoerbaar zijn gelet op de gevonden en mogelijk aanwezige ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling, mits in de planvorming en tijdens het uitvoeren van de plannen het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Indien van toepassing kunnen, middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het aanvragen van een ontheffing, de plannen alsnog worden uitgevoerd.

Hiermee zijn de gevolgen van de bevindingen voldoende in beeld gebracht, zodat de gemeenteraad een zorgvuldig besluit kan nemen tot vaststelling van het plan.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels of leidingen, zoals hogedruk aardgasleidingen of rioolwaterpersleidingen. Er is derhalve geen sprake van kabels of leidingen die een belemmering kunnen vormen voor de beoogde woningbouwontwikkeling. In het straatprofiel van de aangrenzende wegen (Nieuwstraat, Koepellaan, Vlieterweg) liggen de gebruikelijke leidingen voor gas, water, electra, telefonie/internet. Hierop kan het plangebied aangesloten worden.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.13.1 Wettelijk kader

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D).

De voornoemde drempelwaarden hebben een indicatief karakter, hetgeen inhoudt dat ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden een (vormvrije) beoordeling dient plaats te vinden of het planvoornemen kan leiden tot belangrijke nadelige gevolgen. Deze beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Hierin worden drie hoofdthema's genoemd 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten':

  • kenmerk van het project;
  • plaats van het project;
  • kenmerken van het potentiële effect.
4.13.2 Toepassing

Dit planvoornemen heeft betrekking op de realisatie van ongeveer 450 woningen en valt niet onder één van de in lijst C genoemde activiteiten, waardoor er voor dit plan geen m.e.r.-plicht geldt. Wel is mogelijk een beoordelingsplicht aan de orde, aangezien de woningbouwontwikkeling kan worden gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject, als genoemd in lijst D. De indicatieve drempel daarvoor is gesteld op - voor zover hier relevant - een oppervlakte van 100 hectare of meer, dan wel een aantal woningen van 2.000 of meer. Naarmate die drempel dichter wordt benaderd geldt een zwaardere beoordeling.

Voornoemde drempel wordt ruim onderschreden (ongeveer 450 woningen ten opzichte van 2.000 woningen). Uit eerdere paragrafen in dit hoofdstuk blijkt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen, risico's of negatieve effecten voor gevoelige gebieden te verwachten zijn. Er kan daarom worden afgezien van het opstellen van een milieueffectrapportage.

4.13.3 Besluit

Op 6 juni 20223 heeft het bevoegd gezag (het college) op basis van de aanmeldingsnotitie (Pouderoyen Tonnaer, nummer J202002, 24 mei 2023, Bijlage 32) besloten om geen milieueffectrapportag op te stellen voor dit planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Koepel' vervat in een verbeelding, planregels en toelichting. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de opzet en het gebruik van de verbeelding en planregels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Besluit omgevingsrecht (Bor). Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de huidige wet- en regelgeving alsmede de gemaakte afspraken in het kader van de digitalisering.

5.2 Algemeen

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een drietal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • de Woningwet.

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.

5.3 Regels

De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels, met de gebruikte 'begrippen' en 'wijze van meten';
  • bestemmingsregels, met de regels voor de binnen het plangebied gelegen bestemmingen en dubbelbestemmingen;
  • algemene regels, met een overzicht van de algemene bouw- en gebruiksregels, de aanduidingsregels en de algemene afwijkings- en wijzigingsregels;
  • overgangs- en slotregels, met de regels over het overgangsrecht en de wijze van aanhalen van het plan.

De in dit bestemmingsplan gehanteerde plansystematiek en opgenomen regels zijn zoveel mogelijk overeenkomstig de systematiek en regels van het geldende bestemmingsplan 'Akkerwinde' opgesteld. Er wordt daarbij gestreeft naar uniformiteit en rechtgelijkheid voor de woningenbouwmogelijkheden in de woningbouwlocaties voor Scherpenzeel-Zuid. Daarnaast is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Zelder' voor wat betreft de bouwmogelijkheden bij rug-aan-rugwoningen en kwadrantwoningen.

5.3.1 Inleidende regels

Begrippen (art. 1):

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.

Wijze van meten (art. 2):

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.

5.3.2 Bestemmingsregels

Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:

  • 1. Bestemmingsomschrijving
  • 2. Bouwregels
  • 3. Afwijken van de bouwregels (indien noodzakelijk)
  • 4. Specifieke gebruiksregels (indien noodzakelijk)
  • 5. Afwijken van de gebruiksregels (indien noodzakelijk)
  • 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (indien noodzakelijk)
  • 7. Wijzigingsbevoegdheid (indien noodzakelijk)

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende (ondergeschikte) functies genoemd.

In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, erkers, overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is. Van de bouwregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor verruiming van de toegestane bouwmogelijkheden (afwijken van de bouwregels).

In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).

In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming.

In het onderstaande (paragraaf 5.4) worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Hierbij wordt, conform SVBP2012, een alfabetische volgorde aangehouden.

5.3.3 Algemene regels

In artikel 10, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 11 zijn algemene bouwregels opgenomen, met daarin regels voor ondergrondse bouwwerken en ondergeschikte bouwdelen. In artikel 12, 13 en 14 zijn algemene gebruiksregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels opgenomen. Deze verschaffen Burgemeester en Wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn. In artikel 15 zijn de algemene procedureregels en in artikel 16 zijn de overige regels opgenomen, met een verwijzing naar de wettelijke regelingen en de regels met betrekking tot parkeren.

5.3.4 overgangsrecht en slotregel

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 17) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 18 ) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.4 Bestemmingen

Agrarisch met waarden - Landschap (artikel 3)

Het betreft hier een restgebied tusssen enerzijds de woningbouwontwikkeling De Nieuwe Koepel en anderzijds de woningen aan Zuideinde. Dit restgebied maakte nog onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2006. Om te voorkomen dat dit een 'witte vlek' bleef is het meegenomen in onderhavig bestemmingsplan en voorzien van een adequate agrarische regeling.

De gronden van dit restgebied zijn bestemd voor agrarisch gebruik, behoud, versterking en herstel van het landschap, waterhuishouding, recreatief medegebruik en het hobbymatig gebruik van dieren. Daarnaast is de bestaande bebouwing in de vorm van een schuilgelegenheid c.q. paardenbox positief bestemd.

Groen (artikel 4)

Het landschappelijke karakter van dit gebied zal ook terugkomen in dit bestemmingsplan door het vastleggen van de beoogde groenstructuur tussen de beoogde woonbuurten door middel van de bestemming 'Groen'. Daarnaast zijn speelvoorzieningen toegestaan.

De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming mag niet meer bedragen dan 15 m2, de goothoogte niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn in de regels nadere hoogte bepalingen opgenomen,

Ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' dient te worden voorzien in een speelterrein met sportvoorzieningen die als centrale speelvoorziening voor de woningbouwlocatie gebruikt kan worden. Ter plaatse van dit speelterrein zijn hogere speelvoorzieningen en hekwerken toegestaan dan regulier binnen de bestemming 'Groen'.

Verkeer (artikel 5)

De hoofdontsluitingswegen zijn bestemd als 'Verkeer'. In het westelijk deel betreft dit de ontsluitingsweg vanaf de Nieuwstraat. In het oostelijk deel betreft dit de ontsluitingsstructuur vanaf de Vlieterweg. Tevens zijn onderdelen van de weg Zuideinde bestemd als 'Verkeer' voor zover gelegen binnen het plangebied.

Binnen de bestemming zijn verkeersdoeleinden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterparijen/watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. De inhoud van gebouwen ten behoeve van de bestemming mag niet meer bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn in de regels nadere hoogte bepalingen opgenomen.

Water (artikel 6)

De watergang (centraal door het plangebied en onderdeel van de groene vallei) is bestemd als 'Water'. De gronden zijn hier bestemd voor:

  • waterpartijen, watergangen en overige waterhuishoudkundige doeleinden;
  • voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • beeldende kunstwerken,

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 4 meter.

Woongebied (artikel 7)

Voor de woonvlekken binnen de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel is de bestemming ‘Woongebied’ opgenomen. Binnen deze bestemming zijn woningen, maar ook verkeersdoeleinden (waaronder (ontsluitings)wegen, paden en parkeervoorzieningen), groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningenen waterpartijen/watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Voor het bouwen van woningen, aan-/uitbouwen en bijgebouwen, erkers, overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn nadere bouwregels opgenomen. Tevens is een nadere regeling opgenomen voor het bouwen bij rug-aan-rugwoningen en kwadrantwoningen.

Aan de randen van het plangebied is de figuur 'gevellijn' aangeduid op basis van het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.4.2) en om voldoende afstand te houden tot de bestaande bomen (met name langs de Koepellaan). Woningen mogen uitsluitend achter deze gevellijn opgericht worden om daarmee een minimale afstand tot de weg te waarborgen om te kunnen voldoen aan een goed woon- en leefklimaat in de woningen. Hetzelfde geldt voor de Vlieterweg. Hier is de 48 dB contour aangeduid. Indien woningen binnen deze contour worden gesitueerd dient nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om de hogere grenswaarde en de geluidwering van de gevel te bepalen om het binnenniveau van 33 dB te waarborgen.

Door middel van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven wat het maximum aantal woningen per bestemmingsvlak is. Dit is gerelateerd aan de beoogde fasering waarbij middels de figuur 'relatie' aangeduid is dat de betreffende woonvlekken aangemerkt dient te worden als één bestemmingsvlak met het bijbehorende maximum aantal woningen.

De overige bouwregels, zoals maximale goot- en bouwhoogte en minimale afstanden tot de perceelsgrenzen, zijn in de regels opgenomen.

In de regels is daarnaast opgenomen onder welke voorwaarden beroepen aan huis zijn toegestaan. Bedrijven aan huis en mantelzorg zijn uitsluitend toegestaan via afwijking, zodat per geval een nadere afweging kan plaatsvinden.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 en 4 (artikel 8 en 9)

Dit betreffen de gronden ter plaatse van het restgebied tussen het plangebied en de woningen aan Zuideinde en ter plaatse van de Nieuwstraat. Deze gronden zijn niet meegenomen in het archeologische onderzoek en kunnen dan ook niet archeologisch vergegeven worden waardoor ze hun archeolgische bestemming behouden.

Deze bestemming voorziet in het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarden.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient de uitvoerbaarheid van het project ook beoordeeld te worden. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische haalbaarheid

Alle gronden in het plangebied zijn inmiddels in gemeentelijk eigendom (met uitzondering van Vlieterweg 130 en Nieuwstraat (perceel E 2988)). Vlieterweg 130 is ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp en perceel E 2988 behoudt de agarische bestemming en dient als buffer richting de woning aan Zuideinde. Er is daarom geen noodzaak voor het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van anterieure overeenkomsten met grondeigenaren of ontwikkelende partijen. Te zijner tijd worden, bij de verkoop van de gronden aan ontwikkelende partijen, afspraken gemaakt omtrent het te realiseren woningbouwprogramma en de inrichting van de openbare ruimte. Het kostenverhaal wordt daarbij verdisconteerd in de grondprijs. Op basis van een exploitatieberekening is geconcludeerd dat sprake zal zijn van een positieve balans. De ontwikkeling van de woningbouwlocatie De Nieuwe Koepel heeft voor de gemeente Scherpenzeel geen negatieve financiële consequenties.

6.3 Maatschappelijke haalbaarheid

Het planvoornemen betreft de realisatie van een woningbouwlocatie voor maximaal 450 nieuwe woningen aan de zuidzijde van de kern Scherpenzeel. Met de realisatie van de woningbouwlocaite wordt concreet invulling geven aan de zoekgebieden naar wonen uit de omgevingsvisie van Scherpenzeel. Op basis hiervan was deze woningbouwontwikkeling ook beleidsmatig reeds enkele jaren voorzienbaar. Tevens wordt voorzien in de eigen woningbehoefte zodat zowel jongeren en ouderen in Scherpenzeel kunnen blijven wonen. Zoals uit voorgaande hoofdstukken van deze toelichting blijkt, kan het planvoornemen goed worden ingepast in de omgeving, zonder dat daardoor iemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Daarnaast wordt de leefbaarheid van de kern verbeterd doordat het draagvlak voor de bestaande voorzieningen wordt vergroot.

De bouwmogelijkheden zijn nader geconcretiseerd op basis van de bouwregels binnen de bestemming 'Woongebied'. De afmetingen van de te realiseren woningen zijn hiermee afgestemd op de aangrenzende bebouwing en ruimtelijke structuur in de omgeving. Tevens wordt de nodige afstand aangehouden tot de bestaande woningen langs de Koepellaan.

Mocht iemand bedenkingen hebben ten aanzien van het plan dan kan ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze kenbaar worden gemaakt en na vaststelling van het plan eventueel beroep worden ingesteld. Hieromtrent en voor de verder procedure wordt verwezen naar Hoofdstuk 7.

6.4 Conclusie

Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De herziening van het bestemmingsplan geeft, na een afweging van de verschillende belangen concreet invulling van het beleid uit de omgevingsvisie, namelijk voorzien in de woningbehoefte.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  • a. Voorbereiding:
    • 1. Vooroverleg met instanties
    • 2. Watertoets
    • 3. Inspraak (niet verplicht)
  • b. Ontwerp:
    • 1. 1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
  • c. Vaststelling:
    • 1. Vaststelling door de Raad
    • 2. 2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)
  • d. Beroep:
    • 1. (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
    • 2. Reactieve aanwijzing
    • 3. Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Vooroverleg met instanties

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Dit vooroverleg heeft gedurende de inspraakperiode van het voorontwerpbestemmingsplan plaats gevonden (zie paragraaf 7.4).

7.3 Informatieavonden

Bij de voorbereiding van het stedenbouwkundig plan zijn er een aantal participatieactiviteiten geweest waar gesproken is met omwonenden en belangstellenden. Dit betrof een webinar op 28 juni 2021 en inloopmomenten op locatie van de scouting (Nieuwstraat 99) op 29 juni 2021 en 1 juli 2021. Tijdens deze avonden zijn de omwonenden in eerste instantie geïnformeerd over het planvoornemen en zijn vragen van omwonenden beantwoord.

Op 27 september 2021 heeft een werksessie plaatsgevonden waarbij geïnteresseerden input hebben gegeven voor het stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan. Tevens zal voor de bestemmingsplanprocedure een afzonderlijk informatieavond plaatsvinden. Door middel van deze bijeenkomsten wordt het nodige draagvlak voor het planvoornemen gecreëerd.

7.4 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 18 mei 2022 tot en met 28 juni 2022, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn in totaal 13 inspraakreacties en 4 vooroverlegreacties ontvangen. Deze reacties zijn in een nota 'Inspraak en overleg' (voorontwerp bestemmingsplan De Nieuwe Koepel) samengevat en voorzien van een reactie van het college. De nota van Inspaak is als Bijlage 33 bijgevoegd. Het bestemmingsplan is naar aanleiding hiervan nog eens kritisch doorgenomen. Op basis daarvan zijn tekstuele verbeteringen/verduidelijkingen doorgevoerd evenals diverse bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan toegevoegd of geactualiseerd. Te denken valt aan het stedenbouwkundig en beeldkwaliteitplan, waterhuishoudkundig plan, nota van inspraak en vooroverleg.

7.5 Ontwerp en vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 juni 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. In totaal zijn er 18 zienswijzen ingediend (zie nota van zienswijzen, Bijlage 34). Er zijn enkele zienswijzen gedeeltelijk gegrond verklaard en deze leiden tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Dit betreft het uitvoeren van aanvullend akoestisch onderzoek ter hoogte van de Vlieterweg 130 en het planologisch-juridisch borgen van de weg Zuideinde.

Daarnaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Dit betreft het verwerken van het verkeersonderzoek Scherpenzeel-Zuid, het beperkt verruimen van de bestemming 'Woongebied' en 'Water' in verband met het voorlopig ontwerp bouwrijp maken en het verwijderen van de gevellijn langs de Vlieterweg welke vervangen wordt door de 48 dB contour met bijbehorende regeling in de regels.

Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 12 december 2023 gewijzigd vastgesteld.