direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Veegplan 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1719.0bp16veegplanbg1-vg03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

ONDERDEEL A: TOEPASSINGSVERKLARING

Op het plan zijn, voorzover onderdeel uitmakend van het plangebied, van toepassing de regels en verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan buitengebied, bestaande uit:

met dien verstande dat die regels en verbeelding als volgt worden herzien:

De verbeelding bevat enkel de wijzigingen (waaronder mede begrepen de aanvullingen) ten opzichte van het bestemmingsplan buitengebied;

De in geel weergegeven regels zijn toegevoegd c.q. gewijzigd ten opzichte van de regels van het bestemmingsplan buitengebied als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 1 d.d. 1 februari 2018.

De in groen weergegeven regels zijn toegevoegd c.q. gewijzigd ten opzichte van de regels van het bestemmingsplan buitengebied als gevolg van de tweede vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 1 d.d. 5 maart 2020.

De weergegeven doorhalingen worden verwijderd uit de regels van het bestemmingsplan buitengebied als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 1 d.d. 1 februari 2018.

De weergegeven groene doorhalingen  worden verwijderd uit de regels van het bestemmingsplan buitengebied als gevolg van de tweede vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 1 d.d. 5 maart 2020.

De wijzigingen als vervat in het d.d. 1 februari 2018 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 1 vormen tevens onderdeel van de tweede vaststelling van het Buitengebied, Veegplan 1 d.d. 5 maart 2020, voorzover niet gewijzigd ten gevolge van deze tweede vaststelling.

ONDERDEEL B: BESTEMMINGSPLAN

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied, Veegplan 1' met identificatienummer NL.IMRO.1719.0bp16veegplanbg1-vg03 van de gemeente Drimmelen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bestemmingsplan buitengebied

de navolgende bestemmingsplannen van de gemeente Drimmelen:

  • 1. 'Buitengebied', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.0bp12buitengebied-vg02;
  • 2. 'Herstelplan Buitengebied', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.0bp16herstelplanbg-vg02;
  • 3. 'Dahliastraat te Made', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1bp10dahliastraat-vg01;
  • 4. 'bergen 26, terheijden', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.0BP15bergen26-vg01.
1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;

1.9 agrarisch bouwvlak:

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch - 1, Agrarisch - 2, Agrarisch - 3 of Agrarisch met waarden - Landschap;

1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf:

gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of werk waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.11 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.12 archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.13 askophoogte

de helft van de totale lengte van de in elkaars verlengde staande wieken (= de vlucht) + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling;

1.14 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingsconcentratie:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;

1.17 bebouwingspercentage:

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.18 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.19 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;

1.20 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.22 bedrijfsmatige exploitatie (van recreatiebedrijven):

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.23 bedrijfswoning/ dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een of meerdere personen wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.24 belt

natuurlijk of kunstmatig opgeworpen heuvel waarop een molen is gesitueerd;

1.25 beperkt kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
  • publieksgericht: een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
  • niet publieksgericht: een niet-milieuvergunning- c.q. meldingsplichtige beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke en/of architectonische uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.27 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;

1.28 Besluit omgevingsrecht:

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.29 bestaand:

a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b. t.a.v. bebouwing m.b.t. dierplaatsen: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan en waarvoor tevens vergunning is verleend voor het aspect milieu, dan wel die mag worden gebouwd en milieuvergund wordt krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

c. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

d. t.a.v. gebruik m.b.t. dierplaatsen: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en waarvoor tevens vergunning is verleend voor het aspect milieu, dan wel die milieuvergund wordt krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.30 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.33 bewerking

behandeling van een product zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;

1.34 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid;

1.35 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.36 boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.37 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.38 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.39 bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.40 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.41 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.42 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.43 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.44 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.45 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:

bebouwing met een cultuurhistorische waarde, waaronder in ieder geval begrepen bebouwing welke:

  • a. aangewezen is als gemeentelijk monument of rijksmonument;
  • b. door het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen, op basis van vastgesteld beleid en/of vastgestelde verordening, als zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is aangewezen en tevens in eenzelfde herkenbare staat aanwezig is;
  • c. door het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen, op basis van een aangereikte cultuurhistorisch waardestellende rapportage, als zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is aangewezen en tevens in eenzelfde herkenbare staat aanwezig is;
1.46 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.48 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.49 duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om te laten groeien tot een aanduiding 'bouwvlak' van maximaal 1,5 hectare voor een intensieve veehouderij;

1.50 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;

1.51 erftoegangsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.52 evenement:

een jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

1.53 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.54 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.55 extensiveringsgebied:

een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een gebiedsplan met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is;

1.56 gebiedsontsluitingsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;

1.57 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.58 geluidsgevoelige objecten

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.59 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.60 gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

1.61 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.62 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.63 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;

1.64 griend:

het verbouwen van wilgenhout dat ontstaat en in stand wordt gehouden door periodiek dicht bij de grond afzetten door middel van snijden of hakken;

1.65 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.66 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die:

  • a. voorzover het niet een veehouderij betreft: geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
  • b. voorzover het een veehouderij betreft: gelijk is aan het bepaalde in artikel 1.67;

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veeteelt, akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

1.67 grondgebonden veehouderij:

een veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;

1.68 groot vee-eenheid:

eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 Groot vee-eenheid (GVE) overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;

1.69 hervestiging agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;

1.70 hobbymatig:

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

1.71 hoofdbouwmassa:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.72 horecagebruiksruimte:

ruimte die wordt gebruikt voor het schenken van dranken en verstrekken van spijzen, alsmede voor het nuttigen van dranken en spijzen welke ter plaatse worden verstrekt. Keukens en toiletgroepen worden hieronder niet begrepen;

1.73 houtgewas:

bomen, struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven);

1.74 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.75 hoveniersbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en/of onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.76 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.77 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.78 intensieve veehouderij:

agrarisch veehouderijbedrijf, niet zijnde een grondgebonden veehouderij, met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van landbouwdieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.79 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.80 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;

1.81 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.82 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.83 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.84 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.85 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het de ak voornamelijk bestaan uit glas of

een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder

geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of

een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.86 kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.87 landbouwdieren:

rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);

1.88 landbouwontwikkelingsgebied:

een op de verbeelding ruimtelijk begrensd gedeelte van een gebiedsplan met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;

1.89 landschappelijke inpassing:

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.90 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.91 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.92 legaal aanwezige bebouwing:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.93 loon(werk)bedrijf:

een agrarisch technisch hulpbedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – geheel of in overwegende mate diensten verleend op locatie aan land-, tuin-, bos-, of natuurbouw in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.94 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;

1.95 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.96 mestbewerking:

behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;

1.97 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen;

1.98 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een (agrarisch) bedrijf of een burgerwoning, waarbij de plaatsing van kampeermiddelen is toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;

1.99 natte natuurparel:

hydrologisch kwetsbaar natuurgebied;

1.100 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.101 nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

niet - agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waarbij de hoofdfunctie verbonden is aan een (agrarisch) bouwvlak of (niet-agrarisch) bestemmingsvlak;

1.102 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.103 nieuwvestiging agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf;

1.104 nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;

1.105 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.106 omschakeling agrarisch bedrijf:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;

1.107 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofd- of nevenfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.108 overig niet-grondgebonden bedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;

1.109 overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal twee zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.110 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.111 paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezet agrarisch bedrijf in de vorm van een houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan;

1.112 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

1.113 pensionstalling:

het stallen van paarden van derden;

1.114 plattelandswoning:

een bij een agrarische bestemming behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.115 planperiode:

periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan;

1.116 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.117 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.118 recreatiewoningencomplex:

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.119 rijstrook:

een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;

1.120 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.121 ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.122 schuilstal:

een gebouw ten behoeve van het schuilen van vee tegen weersinvloeden;

1.123 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.124 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.125 stacaravan:

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

1.126 statische opslag:

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke;

1.127 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.128 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.129 teeltondersteunende voorziening:

ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • a. laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • b. laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • c. hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
  • d. hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen);
  • e. overige teeltondersteunende voorzieningen: tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, waarbij de constructiepalen permanent aanwezig mogen zijn, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten;
1.130 theetuin

een uitspanning waar thee en andere niet-alcoholische dranken alsmede kleine spijzen voor consumptie ter plaatse worden verstrekt, geen restaurant zijnde;

1.131 trekkershut:

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor niet-langdurige verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.132 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair), koffiecorner;

1.133 tunnel(kas):

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.134 tweede teeltlaag:

een kas waarin op de begane grond bedrijfsverrichtingen plaatsvinden (sorteren, verpakken en afzetklaar maken) en waar op de eerste verdieping een kasfunctie plaatsvindt;

1.135 vakantieappartement:

deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden;

1.136 veldschuur:

een gebouw buiten het bouwvlak ten behoeve van agrarisch gebruik;

1.137 verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.138 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.139 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.140 Verordening ruimte:

Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant, met inbegrip van wijzigingen en zoals vastgesteld op 7 juli 2017 en geldend vanaf 15 juli 2017;

1.141 verwerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van een product te wijzigen;

1.142 verwevingsgebied:

een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een gebiedsplan, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;

1.143 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.144 volkstuinen:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;

1.145 volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.146 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.147 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.148 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.149 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.150 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.151 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.152 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.153 woning/ wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;

1.154 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.155 woningsplitsing:

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

1.156 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.157 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.158 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

1.159 zorgvuldige veehouderij:

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan) en hieraan ondersteunende horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  • e. behoud en herstel van landschapswaarden;
  • f. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem', alsmede de instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem;
  • g. cultuurhistorische waarden;
  • h. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. doeleinden van openbaar nut;
  • k. erfbeplanting;
  • l. een zend- en ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • m. een modelvliegclub en modelvliegtuigbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';
  • n. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;
  • o. een windturbine, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” is één agrarisch bedrijf toegestaan. zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Voorzieningen binnen en buiten bouwvlak

Voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, waterbassins e.d. gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. zijn deze voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    • a. 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum.
    • b. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' en uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in 3.2.6.
c Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij en niet zijnde een paardenhouderij worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met het voorgaande - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

      • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij alsmede een melkrundveehouderij en een schapenhouderij, niet zijnde een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een glastuinbouwbedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of schapenhouderij, alsmede een grondgebonden veehouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of een schapenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.
d Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak'; indien er geen bestaande bedrijfswoning is, dan is de bouw hiervan uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3.6;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
e Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend  de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksvloeroppervlakte danwel de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres   Huisnummer  
(sa-4)   specifieke vorm van agrarisch - 4   kampeerboerderij   Sluizenweg   61  
(sa-7)   specifieke vorm van agrarisch - 7   hoveniersbedrijf   Hoevenseweg   14  
(sa-20)   specifieke vorm van agrarisch - 20   kunstmatige inseminatie-station   Rijakkers   2a  
(sa-23)   specifieke vorm van agrarisch - 23   ijsbaan   Amerweg    
(sa-25)   specifieke vorm van agrarisch - 25   opslag bouwmaterialen   Kruisstraat   52  
(sb-50)   specifieke vorm van bedrijf - 50   opslag van agrarische producten voor derden   Eersteweg   1a  
(sa-30)   specifieke vorm van agrarisch - 30   oranjerie met inpandige horecagebruiksruimte van 100 m2, alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2.   Lageweg   50  
(sa-31)   specifieke vorm van agrarisch - 31   het houden van 60 poezen   Moerdijkseweg   15  
f Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekproducten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 200 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
g Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de ondersteunende horeca vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een (legaal) aanwezige nevenfunctie, met uitzondering van statische opslag;
  • 2. het is uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen ter plaatse van het bouwvlak toegestaan;
  • 3. de gebruiksvloeroppervlakte horecagebruiksruimte bedraagt niet meer dan 35 50 m2.
h Inpandig statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder e.

i Bed & breakfast

Bed & breakfast is niet toegestaan.

j Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' is gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 2. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • 3. het betreft een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • 4. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 5. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • 6. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer danwel en mag niet ingevolge het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als een inrichting type B;
  • 7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
k Minicamping

Een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', en uitsluitend in de vorm van een nevenactiviteit, waarbij maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, alsmede na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 3.5.1.

Een minicamping is in de vorm van een nevenactiviteit toegestaan:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met een maximum van 25 kampeerplaatsen;
  • 2. voorzover genoemd in de staat van nevenactiviteiten als bedoeld onder e;
  • 3. na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 3.5.1.
l Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - permanente tov';
  • 2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
  • 3. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat overige teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem'.
m Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden:

  • 1. dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS), alsmede het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang;
  • 2. dit houdt ook in dat openheid als landschapswaarde geldt.
n Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsvelden' het beleid is gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' het beleid is gericht op behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden van de verkavelingsstructuur.
o Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

p Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

q Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • 1. De gronden ter plaatse van Eersteweg 1a welke samenvallen met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
      gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk inpassing' worden binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 3 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Eersteweg 1a  ter plaatse van Eersteweg 1a.
  • 2. De gronden ter plaatse van Wilgenweg 2 welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
      gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 3 Landschappelijke inpassing Wilgenweg 2 .
  • 3. De gronden ter plaatse van Hoevenseweg 22a welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf met in begrip van de ruwvoedervoorzieningen worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits:
      • de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
        gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede;
      • de nieuwe bouwwerken ,geen gebouwen zijnde, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening';

binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing ' landschappelijk worden ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 6 Landschappelijke inpassing Hoevenseweg 22a .

  • 4. De gronden ter plaatse van Schuivenoordseweg 1 welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
      gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 2 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Schuivenoordseweg 1 .
  • 5. De gronden ter plaatse van Lageweg 50 welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 30' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf met in begrip van de nevenactiviteiten worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • 6. De gronden ter plaatse van Kruisstraat 39a welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' en/of de aanduiding 'kampeerterrein' mogen uitsluitend voor het kampeerterrein worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

r Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan ofwel na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 3.5.7:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht / toegestaan::

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van teeltondersteunende kassen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5000 m2; ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt de aanduiding 'glastuinbouw' als maximale oppervlakte;
  • c. bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van nevenfuncties, met in begrip van ondersteunende horeca, als bedoeld in 3.1.2;
  • d. bedrijfswoning conform het bepaalde in 3.1.2 onder d;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • f. daarnaast gelden de volgende bouwregels:
    • 1. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage %' is aangegeven. Indien een dergelijke aanduiding ontbreekt mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
    • 2. nieuwe bedrijfsbebouwing is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - nieuwe bedrijfsbebouwing'.
3.2.3 Bebouwing ten behoeve van dierplaatsen

In afwijking van het bepaalde onder 3.2.2 is het niet toegestaan om te bouwen ten behoeve van dierplaatsen.

3.2.4 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen algemeen   Min.   Max.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde    
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd      
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd      
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   9 m  
bouwhoogte   n.v.t.   12 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6  
bouwhoogte   n.v.t.   9  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen   n.v.t.   6 m  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   7 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3,3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
3.2.5 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
3.2.6 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat: ; 
      • ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' zijn dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen, niet zijnde gebouwen, toegestaan, en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum;
      • ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' sleufsilo's zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m.
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
    • 4. voor overige teeltondersteunende voorzieningen het volgende geldt:
      • overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen hebben een maximaal aaneengesloten oppervlakte van 3 ha per agrarisch bedrijf.
    • 5. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - permanente tov', met een maximale bouwhoogte van 3 m.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' de bestaande veldschuur is toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde het bouwen ten behoeve van dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;
  • c. indien sprake is van een aanduiding ''specifieke bouwaanduiding uitgesloten - nieuwe bedrijfsbebouwing', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten;
  • d. indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft bouwen ten behoeve van dierplaatsen die op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    • 2. het betreft bouwen krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning;
    • 3. het betreft bouwen van dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.
  • e. voorzover sprake is van de locatie Wilgenweg 2 te Hooge Zwaluwe: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de onherroepelijke Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 4 juni 2015 met kenmerk 'C2146040-9411' alsmede de PAS-melding d.d. 1 september 2016 met (Aerius-)kenmerk '2P9eUbMKXRgV';
  • f. voorzover sprake is van de locatie Hamseweg 20 te Hooge Zwaluwe: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemmissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de onherroepelijke omgevingsvergunning met kenmerk Z/006820-26920 waarvan onderdeel uitmaakt de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 7 maart 2016 inzake de Natuurbeschermingswet afgegeven verklaring van geen bedenkingen.
  • g. voorzover sprake is van de locatie Hoevenseweg 22a te Wagenberg: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de PAS-melding d.d. 20 juli 2015 met (Aerius-)kenmerk '12MaqhF43b';
  • h. voorzover sprake is van de locatie Schuivenoordseweg 1 te Terheijden: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de onherroepelijke Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 9 maart 2016 met kenmerk 'Z/005299/27598' alsmede de PAS-melding d.d. 6 december 2016 met (Aerius-)kenmerk '29azcuhPKpya ';
  • i. voorzover sprake is van de locatie Hofstad 4 te Wagenberg: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de vanuit de Wet natuurbescherming verleende onherroepelijke vergunning d.d. 14 juni 2017 met kenmerk Z/052233;
  • j. voorzover sprake is van de locatie Moerdijkseweg 1 te Terheijden: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de omgevingsvergunning d.d. 10 mei 2016 met kenmerk W-2014-0465) waarvan onderdeel uitmaakt de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op (17 februari 2016) inzake de Natuurbeschermingswet afgegeven verklaring van geen bedenkingen met kenmerk Z/005193;
  • k. voorzover sprake is van de locatie Moerdijkseweg 17a te Terheijden: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de verleende onherroepelijk Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 10 februari 2016 met kenmerk Z/004799';
  • l. voorzover sprake is van de locatie Zeggeweg 1 te Made: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de PAS-melding d.d. 31 augustus 2015 met (Aerius-)kenmerk 1ByETA8mk'';
  • m. voorzover sprake is van de locatie Zonzeelseweg 5 te Hooge Zwaluwe: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de onherroepelijke Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 25 juni 2015 met kenmerk 'C2161038';

Indien sprake is van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • n. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • o. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • p. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • q. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • r. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Daarnaast geldt de volgende bouwregel:

  • s. gebouwen met dierplaatsen mogen niet op een kortere afstand dan 15 m van de plattelandswoning worden gesitueerd, met dien verstande dat een bestaande kleinere afstand als minimale afstand geldt.
3.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder a, alsmede van het bepaalde in 3.1.2 onder l sub 2 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) te kunnen bouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem', een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. voor overige teeltondersteunende voorzieningen geldt het volgende:
      • overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen hebben een maximaal aaneengesloten oppervlakte van 3 ha per agrarisch bedrijf.
  • c. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad, alsmede vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap.
3.3.3 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. de goothoogte van een kas ten behoeve van een tweede teeltlaag mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de bouwhoogte van een kas ten behoeve van een tweede teeltlaag mag niet meer bedragen dan 13,5 m;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.3.4 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.3.5 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.3.6 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de bedrijfswoning is noodzakelijk vanwege de aard van de bedrijfsvoering. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij de Agrarische adviescommissie bouwaanvragen. De noodzaak mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;
  • c. de situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • e. door de bouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
3.3.7 Omgevingsvergunning nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2, 3.2.2 en 3.5 ten behoeve van nieuwbouw voor nevenfuncties binnen de aanduiding 'bouwvlak' , mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. vervangende nieuwbouw (omvang, hoogte, situering maximaal gelijk aan het aanwezige gebouw) is mogelijk indien is aangetoond dat het niet mogelijk is binnen de bestaande bebouwing deze nevenfuncties te realiseren;
  • b. nieuwbouw is mogelijk indien is aangetoond dat vervangende nieuwbouw als bedoeld onder a niet mogelijk is, mits er geen sprake is van een toename van de bebouwde oppervlakte.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf. De verwerking van agrarische producten is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.4;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder f;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • g. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • h. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • i. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden. Het verwerken of vergisten van eigen mest is uitsluitend mogelijk na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 3.7.7;
  • j. het bewerken van mest van derden;
  • k. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • l. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren voorzover dit niet plaatsvindt op de begane grond,   ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, en met uitzondering van:
    • 1. volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. bestaande gebouwen waarin het houden van dieren op meer dan één bouwlaag legaal aanwezig is;
  • m. bed & breakfastvoorzieningen;
  • n. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand;
  • o. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - nieuwe bedrijfsbebouwing'.

o. het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens;

  • p. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het agrarische grondgebruik ten behoeve van onoverdekte uitloop van pluimvee (waaronder wordt begrepen kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), met uitzondering van bestaand gebruik.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 3.1.2 onder e k en 3.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kampeerterrein kampeermiddelen zijn is, voorzover behorend bij een agrarisch bedrijf, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en / of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak' en op een afstand van minimaal 25 m van het bestemmingsvlak en / of de aanduiding 'bouwvlak' van derden; of op een afstand van maximaal 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen of de aanduiding 'bouwvlak' van derden;
  • b. het kampeerterrein is, voorzover behorend bij een bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf , op een afstand van maximaal 100 m uit het eigen bestemmingsvlak gelegen en op een afstand van minimaal 25 m van het bestemmingsvlak en / of de aanduiding 'bouwvlak' van derden;
  • c. de omvang van de minicamping het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) per bijbehorend (agrarisch) bedrijf of bijbehorend bestemmingsvlak;
  • e. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' in de aanwezige gebouwen, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1 200 m2, waarbij geldt dat het oppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing niet mag toenemen;
  • g. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede de oppervlakte van een buitenterras van maximaal 70 m2 bedraagt;
  • h. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • i. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • j. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • n. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • o. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • q. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • r. ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' mag uitsluitend een minicamping worden gesitueerd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • s. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.2 Omgevingsvergunning agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e teneinde een vorm van agrarisch technischhulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • g. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.3 Omgevingsvergunning dagrecreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e jo. 3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuin s, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op verwerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.5 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
3.5.6 Omgevingsvergunning gebruiken t.b.v. meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 lid n teneinde het gebruiken ten behoeve van meer dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;
  • c. indien sprake is van een aanduiding ''specifieke bouwaanduiding uitgesloten - nieuwe bedrijfsbebouwing', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten;
  • d. indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft bouwen ten behoeve van dierplaatsen die op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    • 2. het betreft bouwen krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning;
    • 3. het betreft bouwen van dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.
  • e. voorzover sprake is van de locatie Wilgenweg 2 te Hooge Zwaluwe: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf op grond van de onherroepelijke Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 4 juni 2015 met kenmerk 'C2146040-9411' alsmede de PAS-melding d.d. 1 september 2016 met (Aerius-)kenmerk '2P9eUbMKXRgV';

Indien sprake is van een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de huisvesting van landbouwdieren ten behoeve van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, dan gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • f. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • g. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • h. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • i. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • j. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
3.5.7 Omgevingsvergunning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder r teneinde het gebruiken van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
3.5.8 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder g teneinde het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer en mag ten hoogste ingevolge het Activiteitenbesluit aan te merken te zijn als een inrichting type B;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem'  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik en betreft het aanbrengen van verhardingen in de vorm van paden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering en betreft het aanbrengen van verhardingen uitsluitend ten behoeve van de tijdelijke opslag van bieten en tot een maximum oppervlakte van 600m2 per agrarisch bedrijf;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast. Hierbij geldt dat de beoordeling van de waterhuishoudkundige situatie pas plaats vindt bij oppervlakteverhardingen boven de 2000 m2;  
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bomenteelt'  
- er mag geen onevenredige aantasting van de landschappelijke openheid plaatsvinden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
vellen of rooien van houtgewas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling/hervestiging naar overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling danwel hervestiging toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft géén sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is een redelijke uitbreiding van een overig niet- grondgebonden agrarisch bedrijf met een grotere omvang dan bepaald onder b toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt niet meer dan 2 ha;
    • 2. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 3. de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 4. er is sprake van een bebouwingspercentage van het bouwvlak en een bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ruimtelijke ontwikkeling;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling/hervestiging naar productiegerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling danwel hervestiging toe te staan naar een agrarisch bedrijf in de vorm van een productiegerichte paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'paardenhouderij' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' en/of 'intensieve veehouderij';
  • a. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft géén sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • d. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied;
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. de ontwikkeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. het nieuwe bouwvlak wordt op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan opgenomen; voor zover daarbij sprake is van een vormverandering, worden delen van de aanduiding 'bouwvlak' geschrapt, alsmede eventueel het verwijderen van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' en/of 'wetgevingzone - permanente teeltondersteunende voorziening'.
3.7.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene regels:  

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem', of die door vormverandering of vergroting komt te liggen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' mag uitsluitend worden uitgebreid of van vorm veranderd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak', danwel ten behoeve van het bepaalde onder f; hiertoe wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen.Indien echter sprake is van een locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' ;
  • d. ;

Regels in verband met maximale omvang agrarische bedrijven:

  • e. voor grondgebonden agrarische veehouderijbedrijven (inclusief paardenhouderijen), niet- grondgebonden agrarische bedrijven en overig niet-grondgebonden agrarische bedrijven is vergroting tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;
  • f. voor grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijbedrijven, is vergroting tot een omvang van maximaal 2 ha toegestaan;
  • g. ten behoeve van grondgebonden agrarische veehouderijbedrijven is bovenop de maximale omvang als bepaald onder d. een uitbreiding aan het bouwvlak toegestaan in de vorm van een differentiatievlak met de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening', waarbij:
    • 1. deze aanduiding maximaal 0,5 ha bedraagt;
    • 2. ter plaatse uitsluitend ruwvoedervoorzieningen zijn toegestaan;
    • 3. géén gebouwen zijn toegestaan;
    • 4. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate moet zijn aangewezen op de opslag van ruwvoer;
    • 5. ter nadere invulling van het bepaalde onder punt 4 bedraagt de veebezetting niet meer dan 3.35 GVE/ha, berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie;
    • 6. de ruimte voor ruwvoeder voorzieningen binnen de aanduiding bouwvlak niet aanwezig is;
    • 7. ten aanzien van de uitbreiding advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen wordt ingewonnen;
  • h. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak is een uitbreiding toegestaan tot een maximale omvang van 1,5 ha, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
  • i. voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tot een omvang van 4 ha, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bomenteelt' is ten behoeve van boomteeltbedrijven een uitbreiding aan het bouwvlak toegestaan in de vorm van een differentiatievlak met de aanduiding 'wetgevingzone - permanente tov' met een maximale omvang van 1 ha, waarbij ter plaatse uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan; gebouwen zijn hierop niet toegestaan; ten aanzien van de noodzakelijkheid van de uitbreiding wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;

Regels in verband met landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit:

  • k. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand gehouden te worden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien sprake is van:
      • een vergroting ten behoeve van een intensieve veehouderij (inclusief paardenhouderij), dan dient ten minste 10% van de oppervlakte van het 'bouwvlak' te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing. Deze landschapsinpassing mag buiten het 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
      • een vergroting ten behoeve van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij (inclusief paardenhouderij), en het niet mogelijk is landschappelijke inpassing middels erfbeplanting te realiseren, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. kwaliteitsverbetering: indien sprake is van een vergroting van het bouwvlak boven de 1,5 ha dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 3. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

Regels in verband met omgevingswaarden:

  • l. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • n. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • p. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • q. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt. Bij intensieve veehouderijen dient nadrukkelijk het aspect geur te worden afgewogen;
  • r. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden).

Specifieke regels ten behoeve van een zorgvuldige veehouderij:

Indien sprake is van een uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of intensieve veehouderij (niet zijnde een paardenhouderij), dan gelden tevens de volgende voorwaarden:

  • s. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • t. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • u. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • v. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • w. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Specifieke regels ten behoeve van een geitenhouderij:

indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan de volgende voorwaarde:

  • x. het betreft een vormverandering en-of vergroting van het bouwvlak voor dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.

3.7.4 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 22 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de her- of verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk. Hiertoe is, in samenspraak met de gemeente, gedurende een periode van minimaal 1 jaar gericht gezocht naar een nieuwe koper die het agrarisch bedrijf op het bestaande bouwvlak wil voortzetten;
  • b. herbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij is niet toegestaan als sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument;
  • c. de bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) bebouwing mag worden gewijzigd mits de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is;
  • d. de inhoud van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag worden vergroot tot 750 m3. Een grotere inhoudsmaat is toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 22.2.3 ofwel na toepassing van artikel 22.3.4 ; Een vergroting van de inhoudsmaat boven de 750 m3 is uitsluitend mogelijk na toepassing van artikel 22.3.4;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. indien het bestemmingsvlak Wonen maximaal 1500 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien het bestemmingsvlak Wonen groter is dan 1500 m2, maar maximaal 5000 m2 dan:
      • wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
      • wordt toepassing gegeven aan de sloopbonusregeling als opgenomen in 22.3.1 of 22.3.4;
    • 3. indien het bestemmingsvlak Wonen groter is dan 5000 m2 en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 4. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag; nieuwbouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' plaatsvinden;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • h. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • i. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er wordt een bestemmingsvlak Wonen op maat opgenomen, voor zover mogelijk kleiner dan het agrarisch bouwvlak, afgestemd op de situering van de gebouwen. Het overige deel van de aanduiding 'bouwvlak' van het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd;
  • n. de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' binnen het bestemmingsvlak Wonen bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
  • o. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.5 Wijziging plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning ligt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt indien de agrarische activiteiten binnen de aanduiding 'bouwvlak' volledig zijn beëindigd ;
  • c. de plattelandswoning belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  • d. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt opgenomen op de betreffende plattelandswoning;
  • e. oprichting van een extra bedrijfswoning ter plaatse van een aangeduide 'plattelandswoning' wordt niet toegestaan.
3.7.6 Wijziging t.b.v. agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voortvloeit uit de aard van het bedrijf;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. het is niet toegestaan op locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven. en niet o Op locaties, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak';
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • m. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • n. de regels van Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.7 Wijziging biovergisting en mestverwerking als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde als nevenactiviteit vergisting van:

  • door het eigen bedrijf en/of samenwerkende melkrundveehouderijen geproduceerde mest;
  • en/of andere door het eigen bedrijf en/of samenwerkende melkrundveehouderijen geproduceerde organische restprodukten en energiegewassen;

in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of verwerking van eigen mest en/of samenwerkende melkrundveehouderijen zonder vergisting, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. verwerking of vergisting van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot maximaal 25.000 m3 op jaarbasis;
  • c. de activiteit is ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • d.  de activiteit is een bedrijfseigen agrarische activiteit (de toevoer komt van het eigen bedrijf en/of van samenwerkende melkrundveehouderijen ) met binding aan de gewone agrarische bedrijfsvoering;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
  • k. de locatie is goed ontsloten;
  • l. op-, overslag en verwerking van producten vindt niet plaats in de openlucht;
  • m. bij verdere verwerking wordt de mest ter plaatse zodanig verwerkt dat ten minste 50% van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water.
3.7.8 Wijziging verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen de regels in het algemeen ten aanzien van schapenhouderijen en geitenhouderijen aanpassen, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd en indien nodig worden vervangen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' indien gebleken is dat geen geitenhouderij en/of een schapenhouderij wordt uitgeoefend; of
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd en worden vervangen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' indien de provinciale regelgeving en/of provinciale verordening de regelgeving omtrent een geitenhouderij en/of schapenhouderij gelijkstelt met een intensieve veehouderij;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat het bepaalde in 3.1.2 onder c ten aanzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij' als volgt wordt aangepast: 'ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij.
3.7.9 Wijziging verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'intensieve veehouderij' kan worden verwijderd indien dit op vrijwillige basis geschiedt.
3.7.10 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. nevenactiviteiten (voor zover in 4.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan) en hieraan ondersteunende horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  • e. behoud en herstel van landschapswaarden;
  • f. cultuurhistorische waarden;
  • g. water en waterhuishoudkundige doeleinden, alsmede een algemene waterbergingsfunctie ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. erfbeplanting;
  • k. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;
  • l. een nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • m. een antennemast;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 4.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” is één agrarisch bedrijf toegestaan. zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
  • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op het adres Gaete 7 / Lange reeweg ong. te Lage Zwaluwe maximaal 2 agrarische bedrijven toegestaan.
b Voorzieningen binnen en buiten bouwvlak

Voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, waterbassins e.d. gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. zijn deze voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    • a. 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum.
    • b. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' en uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in 4.2.6.
c Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij en niet zijnde een paardenhouderij worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met het voorgaande - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

      • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij alsmede een melkrundveehouderij en een schapenhouderij, niet zijnde een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een glastuinbouwbedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of schapenhouderij, alsmede een grondgebonden veehouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of een schapenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij.
d Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak'; indien er geen bestaande bedrijfswoning is, dan is de bouw hiervan uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.6;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
e Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend  de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksvloeroppervlakte danwel de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres   Huisnummer   Vloeroppervlakte  
(sa-1)   specifieke vorm van agrarisch - 1   forellenvijver met kantine en detailhandel in de vorm van verkoop van ter plaatse te nuttigen consumptiegoederen ten behoeve van de forellenvijver   Munnikenhof   9   4650 m2
, waarvan 120 m2 ten behoeve van kantine en de toegestane vorm van detailhandel.  
(sa-2)   specifieke vorm van agrarisch - 2   parkeren bij 'specifieke vorm van agrarisch - 1'   Munnikenhof/ Poolse
Dreef  
9    
(sa-5)   specifieke vorm van agrarisch - 5   slachterij   Scheerbiesstraat   3a    
(sa-24)   specifieke vorm van agrarisch - 24   kinderdagverblijf   Wildestraat   13    
(sa-26)   specifieke vorm van agrarisch - 26   minicamping met maximaal 25 kampeerplaatsen, 4 trekkershutten en 6 bed&breakfasteenheden   Munnikenhof   20    
(sa-27)   specifieke vorm van agrarisch - 27   kaasbereiding en excursies tot maximaal 50 personen   Wagenbergsestraat   2    
(sa-28)   specifieke vorm van agrarisch - 28   opslag van land- en tuinbouwproducten   Wagenstraat   55    
(sa-32)   specifieke vorm van agrarisch - 32   minicamping met maximaal 25 kampeerplaatsen   Oud Drimmelen   12    
(sa-33)   specifieke vorm van agrarisch - 33   honden- en kattenpension inclusief het trimmen van honden en katten. Hierbij zijn toegestaan maximaal:
- 65 honden, in pensionhuisvesting met buitenuitloop;
- 20 katten, in
pensionhuisvesting.  
Zanddijk   10a    
(sa-34)   specifieke vorm van agrarisch - 34   Pensionstalling voor maximaal 8 paarden en bed & breakfast / vakantieappartementen voor maximaal 8 personen in bestaande bebouwing.   Scheerbiesstraat   6    

f Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekproducten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 200 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
g Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de ondersteunende horeca vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een (legaal) aanwezige nevenfunctie, met uitzondering van statische opslag;
  • 2. het is uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen ter plaatse van het bouwvlak toegestaan;
  • 3. de gebruiksvloeroppervlakte horecagebruiksruimte bedraagt niet meer dan 35 50 m2.
h Inpandig statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder e.

i Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40%, tezamen met de activiteit als opgenomen onder j, van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang en/of in vrijstaande bijgebouwen, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.5.
j Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de bestemming 'Agrarisch - 2' is gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 40 %, tezamen met de activiteit als opgenomen onder i, van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 2. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • 3. het betreft een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • 4. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 5. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • 6. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer danwel en mag niet ingevolge het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als een inrichting type B;
  • 7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
k Minicamping

Een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en uitsluitend in de vorm van een nevenactiviteit, waarbij maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, alsmede na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 4.5.1.

Een minicamping is in de vorm van een nevenactiviteit toegestaan:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met een maximum van 25 kampeerplaatsen;
  • 2. voorzover genoemd in de staat van nevenactiviteiten als bedoeld onder e;
  • 3. na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 4.5.1.
l Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - permanente tov';
  • 2. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan.
m Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsvelden' het beleid is gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' het beleid is gericht op behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden van de verkavelingsstructuur.
n Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

o Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

p Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan ofwel na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 4.5.10:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
q Voorwaardelijke verplichting landschapsinpassing
  • 1. Het gebruik van de gronden ter plaatse van Munnikenhof 15 conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 10 Landschappelijke inpassing Munnikenhof 15 uiterlijk op 3 augustus 2018 is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
  • 2. De gronden ter plaatse van Scheerbiesstraat 4 en 4a welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf met in begrip van de ruwvoedervoorzieningen worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits:
      • de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
        gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede;
      • de nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening';

binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing ' landschappelijk worden ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 8 Landschappelijke inpassing Scheerbiesstraat 4 en 4a .

  • 3. De gronden ter plaatse van Zwaluwse Pootweg 5, welke samenvallen met de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits binnen de belendende bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' uiterlijk 2 jaar na 28 december 2018 wordt voorzien in een landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 13 Landschappelijke inpassing Zwaluwse Pootweg 5 en vervolgens in stand wordt gehouden. 

4.1.3. Voorwaardelijke verplichting

Binnen uiterlijk 2 jaar nadat sprake is van een onherroepelijk bestemmingsplan, dient een

landschappelijke inpassing te zijn gerealiseerd ter plaatse van de gronden met de

bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing', en vervolgens in stand te worden

gehouden, overeenkomstig de Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Zwaluwse Pootweg 5.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht / toegestaan:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van teeltondersteunende kassen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5000 m2; ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt de aanduiding 'glastuinbouw' als maximale oppervlakte;
  • c. bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van nevenfuncties, met in begrip van ondersteunende horeca, als bedoeld in 4.1.2;
  • d. bedrijfswoning conform het bepaalde in 4.1.2 onder d;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.3 Bebouwing ten behoeve van dierplaatsen

In afwijking van het bepaalde onder 4.2.2 is het niet toegestaan om te bouwen ten behoeve van dierplaatsen.

4.2.4 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen algemeen   Min.   Max.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde    
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd      
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd      
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   9 m  
bouwhoogte   n.v.t.   12 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6  
bouwhoogte   n.v.t.   9  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen (anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten)   n.v.t.   4 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnettten   n.v.t.   6 m  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   7 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3,3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
antennemast   25 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
4.2.5 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
4.2.6 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat: ; 
      • ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' zijn dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen, niet zijnde gebouwen, toegestaan, en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum;
      • ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' sleufsilo's zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m.
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 m;
    • 4. voor overige teeltondersteunende voorzieningen het volgende geldt:
      • overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen hebben een maximaal aaneengesloten oppervlakte van 3 ha per agrarisch bedrijf.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' de bestaande veldschuur is toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
4.2.7 Nutsvoorziening

Een nutsvoorziening is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' en uitsluitend met de bestaande maatvoering en situering als maximum.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 teneinde het bouwen ten behoeve van dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;
  • c. indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft bouwen ten behoeve van dierplaatsen die op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    • 2. het betreft bouwen krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning;
    • 3. het betreft bouwen van dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.

Indien sprake is van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • d. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • e. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • f. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • g. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • h. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Daarnaast geldt de volgende bouwregel:

  • i. gebouwen met dierplaatsen mogen niet op een kortere afstand dan 15 m van de plattelandswoning worden gesitueerd, met dien verstande dat een bestaande kleinere afstand als minimale afstand geldt.
4.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. de goothoogte van een kas ten behoeve van een tweede teeltlaag mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de bouwhoogte van een kas ten behoeve van een tweede teeltlaag mag niet meer bedragen dan 13,5 m;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1.
4.3.3 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.3.4 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.3.5 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.3.6 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder c teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de bedrijfswoning is noodzakelijk vanwege de aard van de bedrijfsvoering. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij de Agrarische adviescommissie bouwaanvragen. De noodzaak mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;
  • c. de situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. door de bouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • e. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 onder d teneinde de bouw van een schuilstal mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de schuilstal is bestemd voor de niet-bedrijfsmatige huisvesting van dieren;
  • d. de situering van de schuilstal vindt bij voorkeur plaats op hoeken, randen van percelen en/of bij bestaande opstallen;
  • e. de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn. Wanneer de noodzaak niet meer aanwezig is, dient de schuilstal te worden verwijderd;
  • f. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats, zoals is opgenomen in de Verordening ruimte.
4.3.8 Omgevingsvergunning nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2, 4.2.2 en 4.5 ten behoeve van nieuwbouw voor nevenfuncties binnen de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. vervangende nieuwbouw (omvang, hoogte, situering maximaal gelijk aan het aanwezige gebouw) is mogelijk indien is aangetoond dat het niet mogelijk is binnen de bestaande bebouwing deze nevenfuncties te realiseren;
  • b. nieuwbouw is mogelijk indien is aangetoond dat vervangende nieuwbouw als bedoeld onder a niet mogelijk is, mits er geen sprake is van een toename van de bebouwde oppervlakte.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf. De verwerking van agrarische producten is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.6;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1.2 onder f;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • g. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • h. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • i. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • j. het bewerken van mest van derden;
  • k. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • l. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren voorzover dit niet plaatsvindt op de begane grond,   ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, en met uitzondering van:
    • 1. volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. bestaande gebouwen waarin het houden van dieren op meer dan één bouwlaag legaal aanwezig is;
  • m. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand;

n het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens.

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het agrarische grondgebruik ten behoeve van onoverdekte uitloop van pluimvee (waaronder wordt begrepen kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), met uitzondering van bestaand gebruik.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 4.1.2 onder e k (en e voorzover van toepassing) en 4.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kampeerterrein kampeermiddelen zijn is, voorzover behorend bij een agrarisch bedrijf, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en / of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak' en op een afstand van minimaal 25 m van het bestemmingsvlak en / of de aanduiding 'bouwvlak' van derden; of op een afstand van maximaal 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen of de aanduiding 'bouwvlak' van derden;
  • b. het kampeerterrein is, voorzover behorend bij een bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf , aansluitend op het eigen bestemmingsvlak gelegen en op een afstand van minimaal 25 m van het bestemmingsvlak en / of de aanduiding 'bouwvlak' van derden;
  • c. de omvang van de minicamping het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 10000 m2;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) behorend bij agrarisch bedrijf;
  • e. er zijn maximaal 50 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of bijbehorend bestemmingsvlak  in de aanwezige gebouwen, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 200 m2, waarbij geldt dat het oppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing niet mag toenemen;
  • g. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of bijbehorend bestemmingsvlak , alsmede de oppervlakte van een buitenterras van maximaal 70 m2 bedraagt;
  • h. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • i. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • j. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • n. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • o. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • q. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • r. ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' mag uitsluitend een minicamping worden gesitueerd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • s. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.2 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder e teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technischhulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • g. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.3 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder e jo. 4.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 8;
  • e. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • f. een bij de pensionstalling behorende paardenbak mag maximaal 1200 m2 bedragen;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.4 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder e jo. 4.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.5 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder e jo. 4.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuin s, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • d. maneges zijn niet toegestaan;
  • e. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 20 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  • f. ten behoeve van de nevenactiviteit zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan, waarbij de maximale omvang niet meer bedraagt dan 600 m2;
  • g. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • h. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. er wordt voldaan aan de geur- en geluidnormen;
  • n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • o. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • p. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.6 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder e, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op verwerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
4.5.7 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder h teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • f. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.5.8 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
4.5.9 Omgevingsvergunning gebruiken t.b.v. meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 lid m teneinde het gebruiken ten behoeve van meer dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.
  • c. indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft bouwen ten behoeve van dierplaatsen die op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    • 2. het betreft bouwen krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning;
    • 3. het betreft bouwen van dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.

Indien sprake is van een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de huisvesting van landbouwdieren ten behoeve van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, dan gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • d. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • e. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • f. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • g. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • h. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
4.5.10 Omgevingsvergunning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder p teneinde het gebruiken van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
4.5.11 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder g teneinde het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer en mag ten hoogste ingevolge het Activiteitenbesluit aan te merken te zijn als een inrichting type B;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.6.4. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik en betreft het aanbrengen van verhardingen in de vorm van paden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering en betreft het aanbrengen van verhardingen uitsluitend ten behoeve van de tijdelijke opslag van bieten en tot een maximum oppervlakte van 600m2 per agrarisch bedrijf;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast.
Hierbij geldt dat de beoordeling van de waterhuishoudkundige situatie pas plaats vindt bij oppervlakteverhardingen boven de 2000 m2;  
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld';


Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden ter plaatse van deze aanduiding is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijngaard';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
vellen of rooien van houtgewas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling/hervestiging overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling danwel hervestiging toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft géén sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling/hervestiging naar productiegerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling danwel hervestiging toe te staan naar een agrarisch bedrijf in de vorm van een productiegerichte paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'paardenhouderij' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' en/of 'intensieve veehouderij';
  • b. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft géén sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • d. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. de ontwikkeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. het nieuwe bouwvlak wordt op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan opgenomen; voor zover daarbij sprake is van een vormverandering, worden delen van de aanduiding 'bouwvlak' geschrapt, alsmede eventueel het verwijderen van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' en/of 'wetgevingzone - permanente teeltondersteunende voorziening'.
4.7.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene regels:

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone en de EHS niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel zoekgebied watersysteem', of die door vormverandering of vergroting komt te liggen ter plaatse van de aanduiding ''wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel zoekgebied watersysteem' mag uitsluitend worden uitgebreid of van vorm veranderd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak', danwel ten behoeve van het bepaalde onder f; hiertoe wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen. Indien echter sprake is van een locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' ;

Regels in verband met maximale omvang agrarische bedrijven:

  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), overig niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
  • e. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak is een uitbreiding toegestaan tot een maximale omvang van 1,5 ha, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
  • f. ten behoeve van grondgebonden agrarische veehouderijbedrijven is bovenop de maximale omvang als bepaald onder d. een uitbreiding aan het bouwvlak toegestaan in de vorm van een differentiatievlak met de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening', waarbij:
    • 1. deze aanduiding maximaal 0,5 ha bedraagt;
    • 2. ter plaatse uitsluitend ruwvoedervoorzieningen zijn toegestaan;
    • 3. géén gebouwen zijn toegestaan;
    • 4. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate moet zijn aangewezen op de opslag van ruwvoer;
    • 5. ter nadere invulling van het bepaalde onder punt 4 bedraagt de veebezetting niet meer dan 3.35 GVE/ha, berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie;
    • 6. de ruimte voor ruwvoeder voorzieningen binnen de aanduiding bouwvlak niet aanwezig is;
    • 7. ten aanzien van de uitbreiding advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen wordt ingewonnen;
  • g. voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een omvang van 4 ha toegestaan, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;

Regels in verband met landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit:

  • h. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien sprake is van:
      • een vergroting ten behoeve van een intensieve veehouderij (inclusief paardenhouderij), dan dient ten minste 10% van de oppervlakte van het 'bouwvlak' te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing. Deze landschapsinpassing mag buiten het 'bouwvlak' worden gerealiseerd; 
      • een vergroting ten behoeve van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij (inclusief paardenhouderij), en het niet mogelijk is landschappelijke inpassing middels erfbeplanting te realiseren, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. kwaliteitsverbetering: indien sprake is van een vergroting van het bouwvlak boven de 1,5 ha dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 3. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

Regels in verband met omgevingswaarden:

  • i. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt. Bij intensieve veehouderijen dient nadrukkelijk het aspect geur te worden afgewogen;
  • o. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden).

Specifieke regels ten behoeve van een zorgvuldige veehouderij:

Indien sprake is van een uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of intensieve veehouderij (niet zijnde een paardenhouderij), dan gelden tevens de volgende voorwaarden:

  • p. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • q. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • r. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • s. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • t. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Specifieke regels ten behoeve van een geitenhouderij:

indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan de volgende voorwaarde:

  • u. het betreft een vormverandering en-of vergroting van het bouwvlak voor dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.
4.7.4 Wijziging naar wonen / t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 22 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene regels geldend voor wijziging naar wonen:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • a. herbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij is niet toegestaan als sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument;
  • b. de bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) bebouwing mag worden gewijzigd mits de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is;
  • c. de inhoud van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag worden vergroot tot 750 m3. Een grotere inhoudsmaat is toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 22.2.3 ofwel na toepassing van artikel 22.3.4 ; Een vergroting van de inhoudsmaat boven de 750 m3 is uitsluitend mogelijk na toepassing van artikel 22.3.4;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen (indien sprake is van wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing gelden onderstaande maatvoeringen voor de totale gezamelijke oppervlaktemaatvoeringen na wijziging):
    • 1. indien het bestemmingsvlak Wonen maximaal 1500 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 1500 m2, maar maximaal 5000 m2 dan:
      • er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing . Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • wordt toepassing gegeven aan de sloopbonusregeling als opgenomen in 22.3.1 of 22.3.4;
    • 3. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 5000 m2 en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hiervoor genoemd;
    • 4. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • nieuwbouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' plaatsvinden;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving; f. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'' in de zin van gemeentelijke monumenten;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in de zin van rijksmonumenten, zoals deze zijn opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'; of
      • in (voormalige) (woon)boerderijen;
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wordt opgenomen uitsluitend wanneer geen sprake is van woningsplitsing ;
  • m. er wordt een bestemmingsvlak Wonen op maat opgenomen, voor zover mogelijk kleiner dan het agrarisch bouwvlak, afgestemd op de situering van de gebouwen. Het overige deel van de aanduiding 'bouwvlak' van het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd;
  • n. de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' binnen het bestemmingsvlak Wonen bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
  • o. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Specifieke regels uitsluitend van toepassing bij wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing:

  • p. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • q. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing. In dit verband geldt na woningsplitsing een sloopverbod, behoudens in het geval van:
      • tenietgaan als gevolg van een calamiteit, of;
      • op basis van een positief uitgebracht advies van de monumentencommissie ten aanzien van een herbouwplan.
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
4.7.5 Wijziging plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning ligt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking;
  • c. de plattelandswoning belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  • d. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt opgenomen op de betreffende plattelandswoning;
  • e. oprichting van een extra bedrijfswoning ter plaatse van een aangeduide 'plattelandswoning' wordt niet toegestaan.
4.7.6 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • c. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • d. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k.  het is niet toegestaan o Op locaties, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak';'
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • m. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • n. de regels van Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.7 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 22 Wonen met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er wordt tevens gebruik gemaakt van de wijziging naar de woonfunctie als opgenomen in 4.7.4;
  • b. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak';
  • e. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden; de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • f. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • g. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 2. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan;
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 3. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • n. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • p. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.
4.7.8 Wijziging zorgverlenende activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 15 Maatschappelijk, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit;
  • d. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen maximaal 500 m2 bedraagt, dan wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing als hiervoor genoemd;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • k. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • l. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • p. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • q. de regels van Artikel 15 Maatschappelijk worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.9 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Recreatie teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • b. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • e. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan; per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • f. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • g. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit;
  • h. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien het bestemmingsvlak Recreatie maximaal 5000 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt dan wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem / herstel watersysteem' is toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' is toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap; het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • m. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • q. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden aanvullend de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 8. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • r. de regels van de bestemming Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.10 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 8 Bedrijf, teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 4.7.6 en 4.7.7, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • c. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels in Bijlage 1 Staat van inrichtingen opgenomen bedrijven of daarmee naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare bedrijven;
  • d. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • e. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak';
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt dan wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat detailhandel in volumineuze goederen niet is toegestaan. De vloeroppervlakte van de detailhandelsvoorziening bedraagt niet meer dan 200 m2;
  • h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. een publieksgerichte voorziening is niet toegestaan;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • n. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie, bedoeld;
  • r. de regels van Artikel 8 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.11 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde bij een wijziging t.b.v. hergebruik binnen een andere bestemming, tevens een bestaande minicamping mee te wijzigen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 4.7.4 of 4.7.7 of 4.7.9 ;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal;
  • c. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
4.7.12 Wijziging verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen de regels in het algemeen ten aanzien van schapenhouderijen en geitenhouderijen aanpassen, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd indien gebleken is dat geen geitenhouderij en/of een schapenhouderij wordt uitgeoefend; of
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd indien de provinciale regelgeving en/of provinciale verordening de regelgeving omtrent een geitenhouderij en/of schapenhouderij gelijkstelt met een intensieve veehouderij;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat het bepaalde in 4.1.2 onder c ten aanzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij' als volgt wordt aangepast: 'ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij.
4.7.13 Wijziging verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'intensieve veehouderij' kan worden verwijderd indien dit op vrijwillige basis geschiedt.

Artikel 5 Agrarisch - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van glastuinbouw;
  • b. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. doeleinden van openbaar nut;
  • f. erfbeplanting;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 5.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

Agrarische bedrijfsuitoefening.

a Agrarische bedrijfsuitoefening

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend glastuinbouwbedrijven toegestaan, met dien verstande dat:

  • ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' tevens een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, is toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of schapenhouderij, alsmede een grondgebonden veehouderij, is toegestaan.
b Bedrijfswoning

Eén bedrijfswoning per bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is.

c Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekproducten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 200 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
d Inpandig statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

e Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de bestemming 'Agrarisch - 3' is gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 2. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • 3. het betreft een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • 4. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 5. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • 6. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer danwel en mag niet ingevolge het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als een inrichting type B;
  • 7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
f Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • 2. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan.
g Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden.
h Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

i Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

j Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan ofwel na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 5.5.2:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

5.2.2 Bebouwing bij glastuinbouwbedrijven

Ten behoeve van glastuinbouwbedrijven mogen (buiten een bouwvlak) worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, waaronder kassen;
  • b. bedrijfswoning conform het bepaalde in 5.1.2 onder b;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf.
5.2.3 Maatvoering en situering bebouwing glastuinbouwbedrijven

De maatvoering en situering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een glastuinbouwbedrijf is als volgt:

Gebouwen algemeen   Min.   Max.  
afstand van kassen tot perceelsgrens   1 m    
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   10 m, tenzij het hieronder bepaalde    
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd      
afstand tot aan de bestemming 'water'   4 m    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd      
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   9 m  
bouwhoogte   n.v.t.   12 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   10  
bouwhoogte   n.v.t.   12  
oppervlakte kassen   0,5 ha    
Kassen met tweede teeltlaag   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   11  
bouwhoogte   n.v.t.   13,5  
afstand kassen tot bedrijfswoningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen (anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten)   n.v.t.   4 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnettten   n.v.t.   6 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   7 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3,3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum;
  • b. In afwijking van hetgeen in bovenstaande tabel is aangegeven, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dat voor bedrijfsgebouwen een minimale dakhelling van 0° en maximum goothoogte van 12 m is toegestaan.
5.2.4 Bebouwing binnen bouwvlak bij agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf

Ten behoeve van het agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, mogen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' uitsluitend de volgende bouwwerken worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoning conform het bepaalde in 5.1.2 onder b;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarisch bedrijf;
  • d. ondersteunende kassen.
5.2.5 Bebouwing ten behoeve van dierplaatsen bij agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf

In afwijking van het bepaalde onder 5.2.4 is het niet toegestaan om te bouwen ten behoeve van dierplaatsen.

5.2.6 Maatvoering en situering bebouwing agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf

De maatvoering en situering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij het grondgebonden agrarisch bedrijf is als volgt:

Gebouwen algemeen   Min.   Max.  
afstand van kassen tot perceelsgrens   1 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd      
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   9 m  
bouwhoogte   n.v.t.   12 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   12°   60°  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen (anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten)   n.v.t.   4 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnettten   n.v.t.   6 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   7 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3,3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
5.2.7 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfsbedrijfswoning wordt gesloopt.
5.2.8 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 m;
    • 4. voor overige teeltondersteunende voorzieningen het volgende geldt:
      • overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen hebben een maximaal aaneengesloten oppervlakte van 3 ha per agrarisch bedrijf.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.3.3 Bouwen t.b.v van meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde het bouwen ten behoeve van dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;

Indien sprake is van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • c. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • d. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • e. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • g. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Daarnaast geldt de volgende bouwregel:

  • h. gebouwen met dierplaatsen mogen niet op een kortere afstand dan 15 m van de plattelandswoning worden gesitueerd, met dien verstande dat een bestaande kleinere afstand als minimale afstand geldt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 5.1.2 onder c;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • g. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • h. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • i. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • j. het bewerken van mest van derden;
  • k. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • l. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren voorzover dit niet plaatsvindt op de begane grond, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, en met uitzondering van:
    • 1. volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. bestaande gebouwen waarin het houden van dieren op meer dan één bouwlaag legaal aanwezig is;
  • m. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand;

n het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens.

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het agrarische grondgebruik ten behoeve van onoverdekte uitloop van pluimvee (waaronder wordt begrepen kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), met uitzondering van bestaand gebruik.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
5.5.2 Omgevingsvergunning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder j teneinde het gebruiken van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
5.5.3 Omgevingsvergunning gebruiken t.b.v. meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 lid m teneinde het gebruiken ten behoeve van meer dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.

Indien sprake is van een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de huisvesting van landbouwdieren ten behoeve van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, dan gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • c. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • d. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • e. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • g. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
5.5.4 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder g teneinde het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer en mag ten hoogste ingevolge het Activiteitenbesluit aan te merken te zijn als een inrichting type B;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging verwijderen aanduiding 'bouwvlak'

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. van deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien het betreffende agrarische bedrijf in hoofdzaak is omgeschakeld omschakelt naar glastuinbouw;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de nagestreefde ruimtelijke en functionele karakteristiek als omschreven in 5.1.
5.6.2 Wijziging plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning ligt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking;
  • c. de plattelandswoning belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  • d. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt opgenomen op de betreffende plattelandswoning;
  • e. oprichting van een extra bedrijfswoning ter plaatse van een aangeduide 'plattelandswoning' wordt niet toegestaan.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bestemming strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden, te weten de groenblauwe mantel;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. nevenactiviteiten; (voor zover in 6.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan) en hieraan ondersteunende horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • f. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem', alsmede de instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
  • h. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • i. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. doeleinden van openbaar nut;
  • l. erfbeplanting;
  • m. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a Verhouding tussen doeleinden

Binnen de bestemming “Agrarisch met waarden - Landschap” is het beleid zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.

b Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” is één agrarisch bedrijf toegestaan. zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
c Voorzieningen binnen en buiten bouwvlak

Voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, waterbassins e.d. gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. zijn deze voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    • a. 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum.
    • b. wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' en uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in 6.2.7.
d Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij en niet zijnde een paardenhouderij worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met het voorgaande - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

      • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij alsmede een melkrundveehouderij en een schapenhouderij, niet zijnde een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een glastuinbouwbedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of schapenhouderij, alsmede een grondgebonden veehouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of een schapenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.
e Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak'; indien er geen bestaande bedrijfswoning is, dan is de bouw hiervan uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.7;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
f Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend  de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksvloeroppervlakte danwel de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres  
(ijs)   ijsbaan   ijsbaan   Laakdijk  

g Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekproducten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 200 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
h Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de ondersteunende horeca vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een (legaal) aanwezige nevenfunctie, met uitzondering van statische opslag;
  • 2. het is uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen ter plaatse van het bouwvlak toegestaan;
  • 3. de gebruiksvloeroppervlakte horecagebruiksruimte bedraagt niet meer dan 35 50 m2.
i Inpandige statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder f.

j Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40%, tezamen met de activiteit als opgenomen onder k, van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang en/of in vrijstaande bijgebouwen, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.5.
k Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' is gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 40%, tezamen met de activiteit als opgenomen onder j van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 2. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • 3. het betreft een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • 4. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 5. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • 6. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer danwel en mag niet ingevolge het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als een inrichting type B;
  • 7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
l Minicamping

Een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en uitsluitend in de vorm van een nevenactiviteit, waarbij maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, alsmede na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 6.5.5.

Een minicamping is in de vorm van een nevenactiviteit toegestaan:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met een maximum van 25 kampeerplaatsen ;
  • 2. voorzover genoemd in de staat van nevenactiviteiten als bedoeld onder e;
  • 3. na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in  6.5.5.

m Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  • 2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
  • 3. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
n Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van openheid.

o Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden:

  • 1. dit houdt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' in dat het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS), alsmede dat het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang.
p Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsvelden' het beleid is gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' het beleid is gericht op de instandhouding van de aardenwal als cultuurhistorische waarde van het voormalige fort;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' het beleid is gericht op behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden van de verkavelingsstructuur.
q Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

r Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

s Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan ofwel na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 6.5.10:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

6.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht / toegestaan:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • c. bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van nevenfuncties, met inbegrip van ondersteunende horeca, als bedoeld in 6.1.2 ;
  • d. bedrijfswoning conform het bepaalde in 6.1.2 onder e;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.3 Bebouwing ten behoeve van dierplaatsen

In afwijking van het bepaalde onder 6.2.2 is het niet toegestaan om te bouwen ten behoeve van dierplaatsen.

6.2.4 Rijhallen paardenhouderijen

De bebouwde oppervlakte van rijhallen ten dienste van paardenhouderijen mag maximaal 1200 m2 bedragen. Indien de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

6.2.5 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen algemeen   Min.   Max.  
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   1 m    
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde    
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd      
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd      
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   9 m  
bouwhoogte   n.v.t.   12 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   9 m  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   4,5 m  
teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen (anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten)   n.v.t.   4 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnettten   n.v.t.   6 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   7 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3,3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren  
 

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
6.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
6.2.7 Maatvoering bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat: ; 
      • ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' zijn dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen, niet zijnde gebouwen, toegestaan, en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum;
      • ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening' sleufsilo's zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m. 
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,5 m, met dien verstande dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' de bestaande veldschuur is toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 teneinde het bouwen ten behoeve van dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;
  • c. indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft bouwen ten behoeve van dierplaatsen die op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    • 2. het betreft bouwen krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning;
    • 3. het betreft bouwen van dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.

Indien sprake is van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • d. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • e. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • f. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • g. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • h. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Daarnaast geldt de volgende bouwregel:

  • i. gebouwen met dierplaatsen mogen niet op een kortere afstand dan 15 m van de plattelandswoning worden gesitueerd, met dien verstande dat een bestaande kleinere afstand als minimale afstand geldt.
6.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.3.3 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. de goothoogte van een kas ten behoeve van een tweede teeltlaag mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de bouwhoogte van een kas ten behoeve van een tweede teeltlaag mag niet meer bedragen dan 13,5 m;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • i. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1.
6.3.4 Omgevingsvergunning bouwhoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.7 onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1.
6.3.5 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.7 onder a, sub 3 en 4, alsmede van het bepaalde in 6.1.2 onder m sub 2 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) te kunnen bouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak', een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. voor overige teeltondersteunende voorzieningen geldt het volgende:
      • overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen anders dan hagelnetten en/of schaduwnetten zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
      • overige teeltondersteunende voorzieningen hebben een maximaal aaneengesloten oppervlakte van 3 ha per agrarisch bedrijf.
  • c. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad, alsmede vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waarden van de groenblauwe mantel.
6.3.6 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.3.7 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder c teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de bedrijfswoning is noodzakelijk vanwege de aard van de bedrijfsvoering. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij de Agrarische adviescommissie bouwaanvragen. De noodzaak mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;
  • c. de situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. door de bouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • e. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.3.8 Omgevingsvergunning nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2, 6.2.2 en 6.5 ten behoeve van nieuwbouw voor nevenfuncties binnen de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. vervangende nieuwbouw (omvang, hoogte, situering maximaal gelijk aan het aanwezige gebouw) is mogelijk indien is aangetoond dat het niet mogelijk is binnen de bestaande bebouwing deze nevenfuncties te realiseren;
  • b. nieuwbouw is mogelijk indien is aangetoond dat vervangende nieuwbouw als bedoeld onder a niet mogelijk is, mits er geen sprake is van een toename van de bebouwde oppervlakte.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • b. het bewerken van mest van derden;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • d. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf. De verwerking van agrarische producten is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.6;
  • e. detailhandel, behoudens het bepaalde in 6.1.2 onder g;
  • f. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • g. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • i. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • j. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • l. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren voorzover dit niet plaatsvindt op de begane grond, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, en met uitzondering van:
    • 1. volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. bestaande gebouwen waarin het houden van dieren op meer dan één bouwlaag legaal aanwezig is;
  • m. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand.

n het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens.

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het agrarische grondgebruik ten behoeve van onoverdekte uitloop van pluimvee (waaronder wordt begrepen kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), met uitzondering van bestaand gebruik.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 6.1.2 onder l (en f voorzover van toepassing)en 6.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kampeerterrein kampeermiddelen zijn is, voorzover behorend bij een agrarisch bedrijf, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en / of aansluitend op de aanduiding 'bouwvlak' en op een afstand van minimaal 25 m van het bestemmingsvlak en / of de aanduiding 'bouwvlak' van derden; of op een afstand van maximaal 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen of de aanduiding 'bouwvlak' van derden;
  • b. het kampeerterrein is, voorzover behorend bij een bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf , aansluitend op het eigen bestemmingsvlak gelegen en op een afstand van minimaal 25 m van het bestemmingsvlak en / of de aanduiding 'bouwvlak' van derden;
  • c. de omvang van de minicamping het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 10000 m2;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) per bijbehorend agrarisch bedrijf; 
  • e. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of bijbehorend bestemmingsvlak in de aanwezige gebouwen, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 200 m2, waarbij geldt dat het oppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing niet mag toenemen;
  • g. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of bijbehorend bestemmingsvlak , alsmede de oppervlakte van een buitenterras van maximaal 70 m2 bedraagt;
  • h. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • i. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • j. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • n. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • o. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • q. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • r. ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' mag uitsluitend een minicamping worden gesitueerd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • s. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;
  • t. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.2 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder d teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technischhulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • g. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.3 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder c teneinde pensionstalling toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 8;
  • e. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • f. een bij de pensionstalling behorende paardenbak mag maximaal 1200 m2 bedragen;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.4 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder c en 6.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.5 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder f l en 6.2.5 teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuin s, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d. in een grotere omvang, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. is bed & breakfast niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen op gronden die zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • d. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; stacaravans zijn niet toegestaan;
  • e. maneges zijn niet toegestaan;
  • f. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 20 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  • g. ten behoeve van de nevenactiviteit zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan, waarbij de maximale omvang niet meer bedraagt dan 600 m2;
  • h. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • i. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. er wordt voldaan aan de geur- en geluidnormen;
  • o. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • r. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.6 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder d, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op verwerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.7 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder i teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, inclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1000 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • f. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.5.8 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder f g en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
6.5.9 Omgevingsvergunning gebruiken t.b.v. meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 lid m teneinde het gebruiken ten behoeve van meer dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.
  • c. indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft bouwen ten behoeve van dierplaatsen die op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering zijn;
    • 2. het betreft bouwen krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning;
    • 3. het betreft bouwen van dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.

Indien sprake is van een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de huisvesting van landbouwdieren ten behoeve van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij, dan gelden tevens de navolgende voorwaarden:

  • d. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • e. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • f. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • g. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • h. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
6.5.10 Omgevingsvergunning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder s teneinde het gebruiken van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
6.5.11 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder i teneinde het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer en mag ten hoogste ingevolge het Activiteitenbesluit aan te merken te zijn als een inrichting type B;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 6.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

6.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaats hebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
6.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 6.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder i de toetsingscriteria weergegeven.

6.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem'  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik en betreft het aanbrengen van verhardingen in de vorm van paden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering en betreft het aanbrengen van verhardingen uitsluitend ten behoeve van de tijdelijke opslag van bieten en tot een maximum oppervlakte van 600m2 per agrarisch bedrijf;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast.
Hierbij geldt dat de beoordeling van de waterhuishoudkundige situatie pas plaats vindt bij oppervlakteverhardingen boven de 2000 m2;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;  
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van landschappelijke en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van landschappelijke en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden plaatsvinden van de grondwaterafhankelijke natuur;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter) 

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;


 
- er mag geen onevenredige aantasting van de landschappelijke openheid plaatsvinden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
 
vellen of rooien van houtgewas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling/hervestiging naar productiegerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling danwel hervestiging toe te staan naar een agrarisch bedrijf in de vorm van een productiegerichte paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'paardenhouderij' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' en/of 'intensieve veehouderij';
  • b. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft géén sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • d. de bebouwde oppervlakte van rijhallen ten dienste van paardenhouderijen mag maximaal 1200 m2 bedragen.
  • e. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd ;
  • g. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien er sprake is van:
      • een vergroting van het 'bouwvlak' (tot maximaal 1,5 ha), dan dient de omvang van de landschappelijke inpassing tenminste 2 maal de lange zijde, 1 maal de korte zijde van het vergrootte bouwvlak te omvatten met een minimale breedte van 4 m;
      • een vergroting van het 'bouwvlak' waarbij het niet mogelijk is landschappelijke inpassing middels erfbeplanting te realiseren, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de ontwikkeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. het nieuwe bouwvlak wordt op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan opgenomen; voor zover daarbij sprake is van een vormverandering, worden delen van de aanduiding 'bouwvlak' geschrapt, alsmede eventueel het verwijderen van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' en/of 'wetgevingzone - permanente teeltondersteunende voorziening'.
6.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene regels:

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone en de EHS niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem', of die door vormverandering of vergroting komt te liggen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' mag uitsluitend worden uitgebreid of van vorm veranderd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak', danwel ten behoeve van het bepaalde onder f; hiertoe wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen.Indien echter sprake is van een locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', waar gebruik is gemaakt van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' ;

Regels in verband met maximale omvang agrarische bedrijven:

  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
  • e. uitbreiding ten behoeve van een overig niet-grondgebonden bedrijf is niet toegestaan;
  • f. ten behoeve van grondgebonden agrarische veehouderijbedrijven is bovenop de maximale omvang als bepaald onder d. een uitbreiding aan het bouwvlak toegestaan in de vorm van een differentiatievlak met de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening', waarbij:
    • 1. deze aanduiding maximaal 0,5 ha bedraagt;
    • 2. ter plaatse uitsluitend ruwvoedervoorzieningen zijn toegestaan;
    • 3. géén gebouwen zijn toegestaan;
    • 4. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate moet zijn aangewezen op de opslag van ruwvoer;
    • 5. ter nadere invulling van het bepaalde onder punt 4 bedraagt de veebezetting niet meer dan 3.35 GVE/ha, berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie;
    • 6. de ruimte voor ruwvoeder voorzieningen binnen de aanduiding bouwvlak niet aanwezig is;
    • 7. ten aanzien van de uitbreiding advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen wordt ingewonnen;
  • g. voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een omvang van 4 ha toegestaan, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak is een uitbreiding toegestaan tot een maximale omvang van 1,5 ha, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij); hierbij dient ten minste 10% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

Regels in verband met landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit:  

  • i. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien sprake is van:
      • een vergroting ten behoeve van een intensieve veehouderij, dan dient ten minste 10% van de oppervlakte van het 'bouwvlak' te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.Deze landschapsinpassing mag buiten het 'bouwvlak' worden gerealiseerd; 
      • landschappelijke inpassing middels erfbeplanting dan dient de omvang tenminste 2 maal de lange zijde, 1 maal de korte zijde van het vergrootte bouwvlak te omvatten met een minimale breedte van 4 m;
      • een vergroting ten behoeve van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, en het niet mogelijk is landschappelijke inpassing middels erfbeplanting te realiseren, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. kwaliteitsverbetering: indien sprake is van een vergroting van het bouwvlak boven de 1,5 ha dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 3. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. er moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel.

Regels in verband met omgevingswaarden:

  • k. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • m. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • o. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt. Bij intensieve veehouderijen dient nadrukkelijk het aspect geur te worden afgewogen;
  • q. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);

r. er moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel.

Specifieke regels ten behoeve van een zorgvuldige veehouderij:

Indien sprake is van een uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of intensieve veehouderij (niet zijnde een paardenhouderij), dan gelden tevens de volgende voorwaarden:

  • r. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte 2014;
  • s. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volgende aspecten, inpasbaar is in de omgeving:
    • 1. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
    • 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd;
  • t. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • u. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • v. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;

Specifieke regels ten behoeve van een geitenhouderij:

indien sprake is van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geitenhouderij', is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitgesloten, tenzij voldaan kan worden aan de volgende voorwaarde:

  • w. het betreft een vormverandering en-of vergroting van het bouwvlak voor dierplaatsen welke is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder dat hierbij sprake is van een toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.
6.7.3 Wijziging naar wonen / t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 22 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene regels geldend voor wijziging naar wonen:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • a. herbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij is niet toegestaan als sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument;
  • b. de bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) bebouwing mag worden gewijzigd mits de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is;
  • c. de inhoud van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag worden vergroot tot 750 m3. Een grotere inhoudsmaat is toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 22.2.3 ofwel na toepassing van artikel 22.3.4 ; Een vergroting van de inhoudsmaat boven de 750 m3 is uitsluitend mogelijk na toepassing van artikel 22.3.4;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen (indien sprake is van wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing gelden onderstaande maatvoeringen voor de totale gezamelijke oppervlaktemaatvoeringen na wijziging):
    • 1. indien het bestemmingsvlak Wonen maximaal 1500 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 1500 m2, maar maximaal 5000 m2 dan:
      • er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing . Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • wordt toepassing gegeven aan de sloopbonusregeling als opgenomen in 22.3.1 of 22.3.4;
    • 3. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 5000 m2 en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hiervoor genoemd;
    • 4. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • nieuwbouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' plaatsvinden;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving; f. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'' in de zin van gemeentelijke monumenten;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in de zin van rijksmonumenten, zoals deze zijn opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'; of
      • in (voormalige) (woon)boerderijen;
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wordt opgenomen uitsluitend wanneer geen sprake is van woningsplitsing;
  • m. er wordt een bestemmingsvlak Wonen op maat opgenomen, voor zover mogelijk kleiner dan het agrarisch bouwvlak, afgestemd op de situering van de gebouwen. Het overige deel van de aanduiding 'bouwvlak' van het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd;
  • n. de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' binnen het bestemmingsvlak Wonen bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
  • o. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Specifieke regels uitsluitend van toepassing bij wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing:

  • p. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • q. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing. In dit verband geldt na woningsplitsing een sloopverbod, behoudens in het geval van:
      • tenietgaan als gevolg van een calamiteit, of;
      • op basis van een positief uitgebracht advies van de monumentencommissie ten aanzien van een herbouwplan;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;

6.7.4 Wijziging plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning ligt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking;
  • c. de plattelandswoning belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  • d. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt opgenomen op de betreffende plattelandswoning;
  • e. oprichting van een extra bedrijfswoning ter plaatse van een aangeduide 'plattelandswoning' wordt niet toegestaan.
6.7.5 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 22 Wonen met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er wordt tevens gebruik gemaakt van de wijziging naar de woonfunctie als opgenomen in 6.7.3;
  • b. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande aanduiding 'bouwvlak';
  • e. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden; de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • f. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • g. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 2. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan;
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 3. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • n. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • o. er moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.
6.7.6 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Recreatie teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • b. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodaties, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. hergebruik ten behoeve van een manege is niet toegestaan;
  • e. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan; per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • f. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • g. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit;
  • h. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien het bestemmingsvlak Recreatie maximaal 5000 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt dan wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem / herstel watersysteem' is toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersysteem' is toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap; het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • m. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • q. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • r. de locatie van de recreatie-activiteiten en de uitstralingseffecten daarvan mogen de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Ook dient de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn te worden aangetoond. Verder moet verblijfsrecreatie leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek;
  • s. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
  • t. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • u. voor een dagrecreatieve voorziening geldt dat de omvang van de gebruiksactiviteit van gebouwen niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • v. er moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • w. de regels van Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.7.7 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde bij een wijziging t.b.v. hergebruik binnen een andere bestemming, tevens een bestaande minicamping mee te wijzigen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 6.7.3 of 6.7.5;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal;
  • c. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
6.7.8 Wijziging verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'intensieve veehouderij' kan worden verwijderd indien dit op vrijwillige basis geschiedt.
6.7.9 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - Natuur en landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. nevenactiviteiten; (voor zover in 7.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • d. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem', alsmede de instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. erfbeplanting;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

a Verhouding tussen doeleinden

Binnen de bestemming “Agrarisch met waarden - Natuur en landschap” is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.

b Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
  • 2. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
c Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden:

  • 1. dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS), alsmede het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang;
  • 2. dit houdt ook in dat binnen deze bestemming ruimtelijke ingrepen achterwege blijven, die natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst kunnen frustreren. Het betreft hier EHS-gebieden die nog een regulier landbouwkundig gebruik kennen, maar die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur.
d Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsvelden' het beleid is gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' het beleid is gericht op behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden van de verkavelingsstructuur.
e Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

f Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Maatvoering bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' de bestaande veldschuur is toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • b. het bewerken van mest van derden;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • d. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • e. detailhandel;
  • f. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • g. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • i. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • j. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • k. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren voorzover dit niet plaatsvindt op de begane grond, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, en met uitzondering van:
    • 1. volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 2. bestaande gebouwen waarin het houden van dieren op meer dan één bouwlaag legaal aanwezig is.
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het agrarische grondgebruik ten behoeve van onoverdekte uitloop van pluimvee (waaronder wordt begrepen kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), met uitzondering van bestaand gebruik.
  • m. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 7.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

7.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaats hebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
7.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 7.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

7.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding:
- wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem'  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik en betreft het aanbrengen van verhardingen in de vorm van paden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering en betreft het aanbrengen van verhardingen uitsluitend ten behoeve van de tijdelijke opslag van bieten en tot een maximum oppervlakte van 600m2 per agrarisch bedrijf;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast. Hierbij geldt dat de beoordeling van de waterhuishoudkundige situatie pas plaats vindt bij oppervlakteverhardingen boven de 2000 m2;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;  
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van potentiële landschappelijke en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van potentiële landschappelijke en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren van grasland   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het graslandareaal voor weidevogels;  
het dempen van poelen, sloten en greppels   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden plaatsvinden van de grondwaterafhankelijke natuur;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het aanleggen van drainage   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden plaatsvinden van de grondwaterafhankelijke natuur;  
het verlagen van de grondwaterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden plaatsvinden van de grondwaterafhankelijke natuur;  
het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter)

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;  
- de karakteristieke openheid van het landschap mag niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  
vellen of rooien van houtgewas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt ten behoeve van lpg;
  • c. een windturbine, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Staat van niet-agrarische bedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven:

Afkorting   Aanduiding   Betekenis in regels   Straat   Huisnumme r   Bebouwingsopp ervlakte (m2)  
(sb-1)   specifieke vorm van bedrijf - 1   hondenpension   Bergen   55   460  
(sb-2)   specifieke vorm van bedrijf - 2   magazijn   Bergen   14a   155  
(sb-3)   specifieke vorm van bedrijf - 3   opslag van houtproducten   Bergen   28   2040  
(sb-6)   specifieke vorm van bedrijf - 6   houtbewerking bij houthandel   Dirk de Botsdijk   1   1540  
(sb-7)   specifieke vorm van bedrijf - 7   groothandel in motorvoertuigen   Drimmelenseweg   46   375  
(sb-10)   specifieke vorm van bedrijf - 10   gemeentewerf   Steelhovensedijk   ong.   0
 
(sb-11)   specifieke vorm van bedrijf - 11   brandstofverkooppunt   De Langeweg   2   500
 
(sb-12)   specifieke vorm van bedrijf - 12   niet-agrarisch loonwerkbedrijf   Geraniumstraat   50   645  
(sb-14)   specifieke vorm van bedrijf - 14   detailhandel antiek   Zouterdijk   22   1530
 
(sb-19)   specifieke vorm van bedrijf - 19   reparatiebedrijf witgoed   Kerkdijk   31   380  
(sb-28)   specifieke vorm van bedrijf - 28   transportbedrijf   Wagenstraat   70   310
 
(sb-32)   specifieke vorm van bedrijf - 32   restauratie auto's   Withuisstraat   8   640  
(sb-33)   specifieke vorm van bedrijf - 33   seksinrichting   Witteweg   15   150  
(sb-35)   specifieke vorm van bedrijf - 35   productiebedrijf/ bouwnijverheid   Zandstraat   1   1910
 
(sb-36)   specifieke vorm van bedrijf - 36   bloemshop   Withuisstraat   6   720  
(sb-37)   specifieke vorm van bedrijf - 37   aannemersbedrijf   Molenstraat   53   110  
(sb-42)   specifieke vorm van bedrijf - 42   sloopbedrijf asbest   Oud Drimmelen   7   725
 
(sb-43)   specifieke vorm van bedrijf - 43   opslag bouwmaterialen   Witteweg   17   900  
(sb-47)   specifieke vorm van bedrijf - 47   Opslag
bouwmaterial-en en houtbewerking in een maximale
milieucategorie 2 volgens de Staat van inrichtingen  
Witteweg   15n   1800  
(sb-48)   specifieke vorm van bedrijf - 48   tuincentrum   Brandestraat   18   3200  
(sb-50)   specifieke vorm van bedrijf - 50   opslag en ondersteunend
kantoor zonder
baliefunctie  
Hoevenseweg   12a   430  
(sb-53)   specifieke vorm van bedrijf - 53   kleinschalig aannemersbedrijf   Drimmelenseweg     44   1000  

b Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
c Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang en/of in vrijstaande bijgebouwen, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 8.5.1.
d Minicamping

Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 8.5.2.

e Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

f Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen het bestemmingsvlak voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan ofwel na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 8.5.4:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
g Voorwaardelijke verplichting landschapsinpassing
  • 1. De gronden ter plaatse van Witteweg 15n, welke samenvallen met de bestemming Bedrijf '' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits binnen de belendende bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' uiterlijk 2 jaar na 28 december 2018 wordt voorzien in een landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 14 Landschappelijke inpassing Witteweg 15n en vervolgens in stand wordt gehouden.
  • 2. De gronden ter plaatse van Drimmelenseweg 44, welke samenvallen met het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits binnen de aan de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Agrarisch - 2' grenzende bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' uiterlijk 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan wordt voorzien in een landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 17 Landschappelijke inpassing Drimmelenseweg 44.

8.1.3. Voorwaardelijke verplichting

Binnen uiterlijk 2 jaar nadat sprake is van een onherroepelijk bestemmingsplan, dient een

landschappelijke inpassing te zijn gerealiseerd ter plaatse van de gronden met de

bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing', en vervolgens in stand te worden

gehouden, overeenkomstig de Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Witteweg 15n.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

8.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

8.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.Deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen

8.2.4 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   8 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bedrijfswoning
 
Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
inhoud   maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen); indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   80 m2  
goothoogte   3,3 m  
bouwhoogte   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
een windturbine, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'   de bestaande bouwhoogte  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van niet-agrarische bedrijven in 8.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt, in afwijking van bovenstaande tabel, de met deze aanduiding aangeduide bouwhoogte als maximum.
  • c. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
8.2.5 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
8.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.5 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • c. het bewerken van mest van derden;
  • d. detailhandel, behoudens het bepaalde in 8.1.2 onder a;
  • e. voor (ondersteunende) horeca;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • h. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • i. een seksinrichting.
  • j. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • k. risicovolle inrichtingen;
  • l. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties;

m. het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens.

  • m. buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 47'.
  • n. buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 47'.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 8.1.2 onder c teneinde als nevenactiviteit bij een bedrijfswoning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan alsmede toe te staan in vrijstaande bijgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is in de bedrijfswoning, in aangebouwde bijgebouwen en in vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is bed & breakfast niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen op gronden die zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfastvoorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de geur- en geluidnormen.
8.5.2 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 8.1.2 onder d (en a voorzover van toepassing) en 8.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. omvang van de minicamping mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) per agrarisch bedrijf;
  • c. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • d. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden, waarbij de gebruiksomvang niet meer mag bedragen dan 1 200 m2;
  • e. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Bedrijf', met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 , alsmede de oppervlakte van een buitenterras van maximaal 70 m2 bedraagt;
  • f. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • g. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden.
8.5.3 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 onder d f en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
8.5.4 Omgevingsvergunning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2 onder f teneinde het gebruiken van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging oppervlakte bebouwing niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven als opgenomen in 8.2.3 te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de toegestane vergroting bedraagt het volgende:
    • 1. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de in 8.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte met maximaal 10% in de planperiode worden vergroot;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' mag de in 8.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte met maximaal 20% in de planperiode worden vergroot;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de in 8.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte met maximaal 10% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • i. de uitbreiding is vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 8.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen.
8.6.2 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond dient te worden dat in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend minder gunstige gevolgen ontstaan voor de omgeving van het betreffende bedrijf, in vergelijking met de gevolgen van het oorspronkelijke bedrijf ten aanzien waarvan deze wijzigingsbevoegdheid wordt doorlopen;
  • b. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • c. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  • d. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 8.2;
  • e. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. uit een te overleggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 8.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
  • o. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
8.6.3 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een agrarisch verwant bedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven doeleinden;
  • l. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de omvang van het bestemmingsvlak niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 9.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;
  • n. indien de omvang van het bestemmingsvlak Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf kleiner is dan het bestemmingsvlak Bedrijf, dan wordt op de resterende gronden de aangrenzende agrarische gebiedsbestemming Artikel 3 Agrarisch - 1, Artikel 4 Agrarisch - 2 en/of Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap opgenomen;
  • o. de regels van Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
8.6.4 Wijziging t.b.v. woondoeleinden/ woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:

Algemene regels geldend voor wijziging naar wonen:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • a. herbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij is niet toegestaan als sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument;
  • b. de bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) bebouwing mag worden gewijzigd mits de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is;
  • c. de inhoud van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag worden vergroot tot 750 m3. Een grotere inhoudsmaat is toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 22.2.3 ofwel na toepassing van artikel 22.3.4 ; Een vergroting van de inhoudsmaat boven de 750 m3 is uitsluitend mogelijk na toepassing van artikel 22.3.4;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen (indien sprake is van wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing gelden onderstaande maatvoeringen voor de totale gezamelijke oppervlaktemaatvoeringen na wijziging):
    • 1. indien het bestemmingsvlak Wonen maximaal 1500 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 1500 m2, maar maximaal 5000 m2 dan:
      • er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing . Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • wordt toepassing gegeven aan de sloopbonusregeling als opgenomen in 22.3.1 of 22.3.4;
    • 3. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 5000 m2 en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hiervoor genoemd;
    • 4. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • nieuwbouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' plaatsvinden;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving; f. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'' in de zin van gemeentelijke monumenten;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in de zin van rijksmonumenten, zoals deze zijn opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'; of
      • in (voormalige) (woon)boerderijen;
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • m. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wordt opgenomen uitsluitend wanneer geen sprake is van woningsplitsing;
  • n. er wordt een bestemmingsvlak Wonen op maat opgenomen, voor zover mogelijk kleiner dan het bestemmingsvlak Bedrijf, afgestemd op de situering van de gebouwen. Voor het overige wordt de agrarische gebiedsbestemming overgenomen;
  • o. de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' binnen het bestemmingsvlak Wonen bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
  • p. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Specifieke regels uitsluitend van toepassing bij wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing:

  • q. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • r. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing. In dit verband geldt na woningsplitsing een sloopverbod;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst
8.6.5 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het toestaan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal:
    • 1. 2 ha buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. 1,5 ha op de overige gronden;
  • c. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden metgebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • d. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;'
  • i. de omschakeling danwel hervestiging mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de in 8.1 omschreven waarden buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. de in 8.1 omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 3. de in 8.1 omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • k. de volgende bestemming wordt van overeenkomstige toepassing verklaard:
    • 1. Agrarisch - 1 buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. Agrarisch - 2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 3. Agrarisch met waarden - Landschap ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verwante bedrijven;
  • b. agrarisch technische hulpbedrijven;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 9.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven.

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnum mer   Maximale bebouwde oppervlakt e (m2)  
(sb-8)   specifieke vorm van bedrijf - 8   agrarisch toeleveringsbedrijf   Drimmelenseweg   17a   2650  
(sb-20)   specifieke vorm van bedrijf - 20   agrarisch loonbedrijf   Molendijk   1   1130  
(sb-21)   specifieke vorm van bedrijf - 21   transportbedrijf/ varkenshandel   Munnikenhof   8   475  
(sb-23)   specifieke vorm van bedrijf - 23   agrarisch loonbedrijf   Noordseweg   1   2200  
(sb-26)   specifieke vorm van bedrijf - 26   agrarisch loonbedrijf   Schuivenoordseweg   5   1220  
(sb-29)   specifieke vorm van bedrijf - 29   agrarisch loonbedrijf   Wagenstraat   55a/b   3270  
(sb-31)   specifieke vorm van bedrijf - 31   agrarisch loonbedrijf   Wagenstraat   66a en b   1120  
(sb-39)   specifieke vorm van bedrijf - 39   veehandel   Munnikenhof   12   350  
(sb-40)   specifieke vorm van bedrijf - 40   agrarisch loonbedrijf   Dirk de Botsdijk   4a   1100  
(sb-41)   specifieke vorm van bedrijf - 41   agrarisch loonbedrijf   Streeplandsedijk   1   350  
(sb-46)   specifieke vorm van bedrijf - 46   agrarisch loonbedrijf   Moerdijkseweg   11   510  
(sb-49)   specifieke vorm van bedrijf - 49   pensionstalling   Munnikenhof   1   5110  
(sb-52)   specifieke vorm van bedrijf - 52   pensionstalling ter plaatse van bestaande bebouwing   Stuivezandsestraat   22   275  

b Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
c Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang en/of in vrijstaande bijgebouwen, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1.
d Minicamping

Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.2.

e Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

f Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen het bestemmingsvlak voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan of na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 9.5.5:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
g Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

De gronden ter plaatse van Munnikenhof 1 welke samenvallen met het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf ' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het agrarisch verwante bedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
    gelegen ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf' worden binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 5 Landschappelijke inpassing Munnikenhof 1.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

9.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

9.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat voor zover in de tabel in 9.1.2 onder a een bebouwde oppervlakte is opgenomen, die oppervlakte als maximum geldt. Deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

9.2.4 Bebouwing ten behoeve van dierplaatsen

In afwijking van het bepaalde in de tabel in 9.1.2 onder a is het niet toegestaan om te bouwen ten behoeve van dierplaatsen.

9.2.5 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   80 m2  
goothoogte   3,3 m  
bouwhoogte   6 m  
afstand bijgebouwen tot bedrijfswoning   15 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven in 9.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt, in afwijking van bovenstaande tabel, de met deze aanduiding aangeduide bouwhoogte als maximum.
  • c. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
9.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
9.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.6 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
9.3.3 Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.4 teneinde het bouwen ten behoeve van dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;
  • c. voorzover sprake is van de locatie Munnikenhof 1 te Terheijden: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende bedrijf op grond van de onherroepelijke Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 28 april 2015 met kenmerk 'C2136571-2916 '. 

Daarnaast geldt de volgende bouwregel:

  • d. gebouwen met dierplaatsen mogen niet op een kortere afstand dan 15 m van de plattelandswoning worden gesitueerd, met dien verstande dat een bestaande kleinere afstand als minimale afstand geldt.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • c. het bewerken van mest van derden;
  • d. detailhandel, behoudens het bepaalde in 9.1.2 onder a;
  • e. ondersteunende horeca;
  • f. een seksinrichting;
  • g. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • i. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • j. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • k. een risicovolle inrichting;
  • l. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
  • m. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand;
  • n. het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 9.1.2 onder c teneinde als nevenactiviteit bij een bedrijfswoning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan alsmede toe te staan in vrijstaande bijgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is in de bedrijfswoning, in aangebouwde bijgebouwen en in vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is bed & breakfast niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen op gronden die zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfastvoorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de geur- en geluidnormen.
9.5.2 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 9.1.2 onder d (en a voorzover van toepassing) en 9.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. omvang van de minicamping mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) per agrarisch bedrijf;
  • c. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • d. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden, waarbij de gebruiksomvang niet meer mag bedragen dan 1 200 m2;
  • e. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf ', met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2, alsmede de oppervlakte van een buitenterras van maximaal 70 m2 bedraagt;
  • f. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • g. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 9.1 omschreven waarden.
9.5.3 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 onder e g en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
9.5.4 Omgevingsvergunning gebruiken t.b.v. meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 teneinde het gebruiken ten behoeve van meer dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.
  • c. voorzover sprake is van de locatie Munnikenhof 1 te Terheijden: wordt voldaan aan de maximaal toegestane ammoniakemissie vanaf het betreffende bedrijf op grond van de onherroepelijke Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 28 april 2015 met kenmerk 'C2136571-2916 '.
9.5.5 Omgevingsvergunnning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 onder f teneinde het gebruiken van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
9.5.6 Omgevingsvergunning ondersteunende horeca bij pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 teneinde ondergeschikte en ondersteunende horeca bij een pensionstalling mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de ondergeschikte en ondersteunende horeca heeft een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de activiteit pensionstalling, met dien verstande dat de inpandige horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2, alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging oppervlakte bebouwing agrarisch verwante bedrijven en agrarisch technische hulpbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante en agrarisch technische hulpbedrijven als opgenomen in 9.2.1 te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 9.2.1 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 25% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • h. de uitbreiding is vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • j. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de omvang van het bestemmingsvlak niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 9.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 6. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel.
9.6.2 Wijziging naar andere vorm van agrarisch verwant of technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van een agrarisch verwant of een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er een afname van bebouwing (niet zijnde een waardevol pand of een rijksmonument) plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en een vermindering van de milieubelasting;
  • b. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • c. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  • d. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 9.2;
  • e. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. uit een te overleggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de omvang van het bestemmingsvlak niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 9.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 6. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
9.6.3 Wijziging tbv woondoeleinden/woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in Artikel 22 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene regels geldend voor wijziging naar wonen:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • a. herbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij is niet toegestaan als sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument;
  • b. de bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) bebouwing mag worden gewijzigd mits de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is;
  • c. de inhoud van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag worden vergroot tot 750 m3. Een grotere inhoudsmaat is toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 22.2.3 ofwel na toepassing van artikel 22.3.4 ; Een vergroting van de inhoudsmaat boven de 750 m3 is uitsluitend mogelijk na toepassing van artikel 22.3.4;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen (indien sprake is van wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing gelden onderstaande maatvoeringen voor de totale gezamelijke oppervlaktemaatvoeringen na wijziging):
    • 1. indien het bestemmingsvlak Wonen maximaal 1500 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 1500 m2, maar maximaal 5000 m2 dan:
      • er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing . Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • wordt toepassing gegeven aan de sloopbonusregeling als opgenomen in 22.3.1 of 22.3.4;
    • 3. indien het bestemmingsvlak Wonen groter wordt dan 5000 m2 en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hiervoor genoemd;
    • 4. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • nieuwbouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' plaatsvinden;
    • 5. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving; f. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'' in de zin van gemeentelijke monumenten;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in de zin van rijksmonumenten, zoals deze zijn opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'; of
      • in (voormalige) (woon)boerderijen;
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 9.1 omschreven waarden;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • m. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wordt opgenomen uitsluitend wanneer geen sprake is van woningsplitsing;
  • n. er wordt een bestemmingsvlak Wonen op maat opgenomen, voor zover mogelijk kleiner dan het bestemmingsvlak Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, afgestemd op de situering van de gebouwen. Voor het overige wordt de agrarische gebiedsbestemming overgenomen;
  • o. de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' binnen het bestemmingsvlak Wonen bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
  • p. de regels van Artikel 22 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Specifieke regels uitsluitend van toepassing bij wijziging naar wonen in combinatie met woningsplitsing:

  • q. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • r. voor woningsplitsing gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing. In dit verband geldt na woningsplitsing een sloopverbod ;
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst
9.6.4 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het toestaan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal:
    • 1. 2 ha buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. 1,5 ha op de overige gronden;
  • c. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de (voormalige) bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • d. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;'
  • i. de omschakeling danwel hervestiging mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de in 9.1 omschreven waarden buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. de in 9.1 omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 3. de in 9.1 omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • k. de volgende bestemming wordt van overeenkomstige toepassing verklaard:
    • 1. Agrarisch - 1 buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. Agrarisch - 2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 3. Agrarisch met waarden - Landschap ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

Artikel 10 Bedrijf - Nutsbedrijf

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsbedrijven;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 10.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

10.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 10.1.1:

a Staat van nutsbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de nutsbedrijven genoemd in de navolgende Staat van nutsbedrijven:

Afkorting   Aanduiding   Nutsbedrijf   Adres   Huisn umme r   Toevoeging   Bebouwde oppervlakte  
(sb-13)   specifieke vorm van bedrijf - 13   waterzuivering   Buitendijk        
(sb-45)   specifieke vorm van bedrijf - 45   onderhoudsgebouw waterschap   Thijsseweg   23     650 m2  

b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

c Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

10.2.2 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan de bestaande bebouwde oppervlakte, danwel niet meer dan de in de tabel in 10.1.2 onder a opgenomen bebouwde oppervlakte.

10.2.3 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   8 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • c. een risicovolle inrichting;
  • d. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.

Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 11.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

11.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 11.1.1:

a Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

11.2.2 Maatvoeringseisen (kleine) nutsvoorzieningen

Voor de nutsvoorzieningen gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m2;
  • c. voorzover de bebouwde oppervlakte, goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande bebouwde oppervlakte, goot- en/of bouwhoogte als maximum.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • d. een seksinrichting;
  • e. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • f. een risicovolle inrichting;
  • g. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.

Artikel 12 Bos

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • h. beeldende kunstwerken;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:

a Verhouding tussen de doeleinden

Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.

b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

c Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bestaande gebouwen, ten dienste van deze bestemming.

12.2.2 Bestaande gebouwen

Uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.

12.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 12.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

12.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
12.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 12.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 12.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 12.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

12.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen   - het dient te gaan om bestaande wegen en paden;
- de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.  
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem   - het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast;
- de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden.  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  

Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor Groen - Landschappelijke inpassing aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. één doorgang met een maximale breedte van 6m ten behoeve van ontsluiting van een agrarisch bouwvlak op naastgelegen agrarische gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 13.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

13.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1:

a Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

13.1.3.

De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing dient te geschieden

overeenkomstig de landschappelijke inpassing als opgenomen in Bijlage 1

Landschappelijke inpassing Zwaluwse Pootweg 5 en Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Witteweg 15n.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.

13.2.2 Bouwregels erfafscheidingen

Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 13.1.1 lid c of 13.4.4;
  • c. het verwijderen van landschapselementen die zijn aangelegd en in stand worden gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing als bedoeld onder 13.1 uitgezonderd het verwijderen van landschapselementen ten behoeve van normaal onderhoud en beheer.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 13.4.4 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

13.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
13.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 13.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 13.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 13.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

13.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang   de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;  
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang   het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
 
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijziging naar Agrarische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' in een aangrenzende Agrarische bestemming mogelijk te maken, zoals opgenomen in 3.7.3, 4.7.3, of 6.7.2, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecadoeleinden;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 14.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

14.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1:

a Staat van horecafuncties

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van horecafuncties:

Afkorting   Aanduiding   Functie   Adres   Huisnummer   Bebouwingsoppervlakte (m2)  
(sh-1)   specifieke vorm van horeca - 1   café/ restaurant   Moerdijkseweg   10   590  

b Bedrijfswoning

Per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak.

c Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang en/of in vrijstaande bijgebouwen, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 14.5.1.
d Minicamping

Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 14.5.2.

e Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

14.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

14.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan het in de tabel in 14.1.2 onder a opgenomen bebouwingsoppervlakte.Deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

14.2.4 Maatvoeringseisen algemeen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Gebouwen    
goothoogte   max 5,5 m  
bouwhoogte   max 10 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte     80 m2  
oppervlakte per bijgebouw     17 m2  
goothoogte     3,3 m  
bouwhoogte     6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevel; elders 2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 m  
bouwhoogte overkappingen   3 m  
oppervlakte overkappingen   150  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van horecafuncties in 14.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
14.2.5 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.3 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van een horecabedrijf te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 14.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 10% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • k. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.
14.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
14.3.3 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.5 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 14.1.2 onder c teneinde als nevenactiviteit bij een bedrijfswoning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan alsmede toe te staan in vrijstaande bijgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is in de bedrijfswoning, in aangebouwde bijgebouwen en in vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is bed & breakfast niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen op gronden die zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfastvoorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de geur- en geluidnormen.
14.5.2 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 14.1.2 onder d en 14.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. omvang van de minicamping mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) per agrarisch bedrijf;
  • c. er zijn maximaal 20 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • d. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden, waarbij de gebruiksomvang niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • e. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Horeca' met een inpandige horecagebruiksruimte oppervlakte van maximaal 100 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige terras oppervlakte met een oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • f. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • g. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 14.1 omschreven waarden.
14.5.3 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden;
  • b. ondersteunende horeca;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 15.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

15.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 15.1.1:

a Staat van maatschappelijke functies

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van maatschappelijke functies:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnummer  
(sm-1)   specifieke vorm van maatschappelijk - 1   scouting met ondersteunende horeca   Bergen   47  
(sm-2)   specifieke vorm van maatschappelijk - 2   dierenartspraktijk   Watertorenstraat   9  
(sm-3)   specifieke vorm van maatschappelijk - 3   begraafplaats   Kerkpolder (Oud Drimmelen)   ong.  
(sm-4)   specifieke vorm van maatschappelijk - 4   begraafplaats   Zwaluwseweg   31  
(sm-5)   specifieke vorm van maatschappelijk - 5   gildeterrein   Hoge Vaartkant   8  
(sm-6)   specifieke vorm van maatschappelijk - 6   molen   Dirk de Botsdijk   naast 2  
(sm-7)   specifieke vorm van maatschappelijk - 7   kapel   Poolseweg   ong.  
(sm-8)   specifieke vorm van maatschappelijk - 8   kapel   Kerkdijk   ong.  
(sm-9)   specifieke vorm van maatschappelijk - 9   bijengilde   Koekoeksweg   ong.  

b Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
c Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de ondersteunende horeca vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een functie als opgenomen onder a bestaande functie, met uitzondering van statische opslag;
  • 2. het is uitsluitend inpandig toegestaan;
  • 3. de horecagebruiksruimte gebruiksvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 35 50m2.
d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

e Kwalitatieve verplichting landschapsinpassing

De gronden welke samenvallen met het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' alsmede de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 9' mogen uitsluitend worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits de landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in de aangrenzende bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' in stand wordt gehouden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

15.2.2 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van maatschappelijke functies in 15.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

15.2.3 Maatvoeringseisen algemeen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Gebouwen    
goothoogte   max 5,5 m  
bouwhoogte   max 10 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevel; elders 2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 m  
bouwhoogte overkappingen   3 m  
oppervlakte overkappingen   150  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van maatschappelijke functies in 15.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing maatschappelijke functie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bebouwing van een maatschappelijke functie te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 15.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 10% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • k. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.
15.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. woondoeleinden;
  • c. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • d. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • e. een seksinrichting.

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden voor het eigen perceel, alsmede een algemene waterbergingsfunctie ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 16.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

16.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:

a Bescherming van waarden

Binnen de bestemming 'Natuur' is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.

b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

c Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt onder andere in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden van de verkavelingsstructuur;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsvelden' het beleid is gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' is het beleid gericht op behoud, beheer, herstel en versterken van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

16.2.2 Maatvoering

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland/ het scheuren van grasland;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het verlagen van de grondwaterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties;
  • h. het plaatsen van een mestzak.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 16.4.4. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

16.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 16.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
16.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 16.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 16.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 16.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

16.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van het beheren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;  
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van potentiële landschappelijke en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van potentiële landschappelijke en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden plaatsvinden van de grondwaterafhankelijke natuur;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
 
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  
vellen of rooien van houtgewas   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  

Artikel 17 Recreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groen' is uitsluitend groenvoorziening toegestaan met een afschermende werking;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 17.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

17.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 17.1.1:

a Staat van recreatieve voorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnum mer   Bebouwde oppervlakt e  
(sr-1)   specifieke vorm van recreatie - 1   landschapscamping, bestaande uit 56 trekkershutten en 25 35 stand kampeerplaatsen en ondergeschikte ondersteunende horeca   Groenendijk   ongenummerd (naast 35)   400 m2, incl. 75 m2 horeca  
(sr-2)   specifieke vorm van recreatie - 2   volkstuin   Vogelstraat   ongenummerd (naast 38)    
(sr-3)   specifieke vorm van recreatie - 3   recreatieparadijs (waaronder een kinderboerderij met binnen- en buitenspeelgelegenheid, een Indoor Survival Hal, bowlingbanen en ondersteunende horeca, ondergeschikte detailhandel, opslag caravans in bestaande bebouwing, minicamping)   Brugdam   17   2100 m2, waarvan 925 m2 ten behoeve van inpandige horeca, en 272 m2 horeca in de vorm van een buitenterras  
(sr-4)   specifieke vorm van recreatie - 4   gastenverblijf ten behoeve van natuurbeleving   Hamseweg   9   49 m2  
(sr-5)   specifieke vorm van recreatie - 5   verblijfsrecreatie in de vorm van een camping bestaande uit 5 trekkershutten, 25 kampeerplaatsen, 4 bed & breakfasteenheden.

dagrecreatie in de vorm van een speeltuin, kinderboerderij en educatie.

een en ander met aan de verblijfs- en dagrecreatie ondersteunende horeca en campingwinkel.

Ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca' met een inpandige horecagebruiksruimte van 150 m2 en een buitenterras van 100 m2.

De campingwinkel heeft een maximale inpandige oppervlakte van 50 m2 en een buiten verkoopruimte van 20 m2.  
Wagenstraat   74   Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – ruimte voor ruimte' bedraagt de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen 750 m2. Dit is inclusief 150 m2 inpandige horecagebruiksruimte, 50 m2 campingwinkel, bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken behorend bij een bedrijfswoning.  
(sr - 6)   specifieke vorm van recreatie - 6   Camping (bestaande uit 50 kampeerplaatsen, 2 vakantieappartementen, bijbehorende voorzieningen waaronder
sanitair, keuken voor campinggasten, recreatieruimte, een horecagebruiksruimte, campingwinkel), een bijbehorende gebruiksgerichte pensionstalling van 25 paarden, opslag van materieel en kampeermiddelen.  
Munnikenhof   21   1750 m2, incl. 150 m2 horecagebruiksruimte en een horecaterras van 100 m2  

b Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
c Ondergeschikte detailhandel

Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.

d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

e Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • 1. De gronden ter plaatse van Wagenstraat 74 welke samenvallen met het bestemmingsvlak 'Recreatie' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het recreatiebedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
      gelegen ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Recreatie' worden binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 4 Landschappelijke inpassing Wagenstraat 74 .
  • 2. De gronden ter plaatse van Groenendijk ongenummerd (naast 35)
    welke samenvallen met het bestemmingsvlak 'Recreatie' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het recreatiebedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de nieuwe gebouwen, nieuwe verhardingen en nieuwe andere voorzieningen
      gelegen ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Recreatie' worden binnen één jaar na de oprichting of het in gebruik nemen danwel het verharden hiervan, maar uiterlijk 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de aanduiding 'Groen' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de Bijlage 11 Landschappelijke inpassing Groenendijk ongenummerd (naast 35) .
  • 3. De gronden ter plaatse van Munnikenhof 21 welke samenvallen met het bestemmingsvlak 'Recreatie' mogen uitsluitend voor de uitbreiding van het recreatiebedrijf worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

17.2.2 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van recreatieve voorzieningen in 17.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

17.2.3 Maatvoeringseisen

Voor de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
inhoud     max 750 m3, incl. aangebouwde bijgebouwen  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2   
goothoogte   n.v.t.   3,3m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   max. 2,5 m  
bouwhoogte ballenvanghekken   max. 7,5 m  
bouwhoogte lichtmasten   max. 9 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van recreatieve voorzieningen in 17.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
17.2.4 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing recreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 17.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van recreatiebedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. voor de bebouwde oppervlakte geldt het volgende:
    • 1. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de in 17.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte met maximaal 10% in de planperiode worden vergroot;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mag de in 17.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte met maximaal 20% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. geurgevoelige objecten moeten voldoen aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. de uitbreiding van het recreatiebedrijf moet in overeenstemming zijn met de draagkracht van het gebied;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • m. er is verzekerd dat alle overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 8.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
  • q. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  • r. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
  • s. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
17.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
17.3.3 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 17.1.2 onder b toegestane bedrijfswoning;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. voor permanente bewoning van kampeermiddelen met inbegrip van stacaravans;
  • d. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;
  • e. recreatieparken, waarvan de recreatiewoningen niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd;
  • f. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • g. een risicovolle inrichting;
  • h. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties , die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.4.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur-, milieuregelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 18.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

18.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 18.1.1:

a Staat van sportvoorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van sportvoorzieningen:

Aanduiding   Betekenis   Activiteiten   Straat   Huisnu mmer   Bebouwde oppervlakte  
(ss-2)   specifieke vorm van sport - 2   ponyclub   Zandstraat   36    
(ss-3)   specifieke vorm van sport - 3   ijsbaan   Laakdijk      
(ss-5)   specifieke vorm van sport - 5   manege   Wagenstraat   40a   2530 m2  
b Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding.
c Ondergeschikte horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de ondersteunende horeca vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een functie als opgenomen onder a bestaande functie, met uitzondering van statische opslag;
  • 2. het is uitsluitend inpandig toegestaan;
  • 3. de gebruiksvloeroppervlakte horecagebruiksruimte bedraagt niet meer dan 35 50 m2.
d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

18.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van die aanduiding 'bouwvlak'.

18.2.3 Bebouwde oppervlakte

De in de tabel in 18.1.2 onder a opgenomen bebouwde oppervlakte geldt als maximaal toegestane oppervlakte. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum. Deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

18.2.4 Bebouwing ten behoeve van dierplaatsen

In afwijking van het bepaalde in de tabel in 18.1.2 onder a is het niet toegestaan om te bouwen ten behoeve van dierplaatsen.

18.2.5 Maatvoeringseisen

Voor de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bebouwingsregels:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de bedrijfswoning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
inhoud     max 750 m3, ( incl. aangebouwde bijgebouwen)  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2   
goothoogte   n.v.t.   3,3m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   2,5 m  
bouwhoogte ballenvanghekken   7,5 m  
bouwhoogte lichtmasten   9 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max 6 m; voorzover in de tabel in 18.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van sportvoorzieningen in 18.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
18.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bedrijfswoning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • d. de oude bedrijfswoning wordt gesloopt.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing sport

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.3 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bebouwing van een sportfunctie te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 18.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 10% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied". Invulling van deze kwaliteitsverbetering van het landschap vindt in ieder geval plaats door realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals hierboven genoemd. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • i. de uitbreiding is vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2.
18.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
18.3.3 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.6 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
18.3.4 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing manege

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.3 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van de op grond van 18.1.2 onder a toegestane maneges te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 18.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • f. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • m. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • n. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • q. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • r. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 18.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
  • s. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  • t. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' geldt dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
18.3.5 Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.4 teneinde het bouwen ten behoeve van dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;

Daarnaast geldt de volgende bouwregel:

  • c. gebouwen met dierplaatsen mogen niet op een kortere afstand dan 15 m van de plattelandswoning worden gesitueerd, met dien verstande dat een bestaande kleinere afstand als minimale afstand geldt.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 18.1.2 onder b toegestane bedrijfswoning;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. lawaaisporten;
  • d. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • e. een risicovolle inrichting;
  • f. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties , die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties;
  • g. het gebruik van stallen voor meer dierplaatsen dan bestaand;
  • h. het verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • i. het bewerken van mest van derden.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.4.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur-, milieuregelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m.
18.5.2 Omgevingsvergunning gebruiken t.b.v. meer dierplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.4.1 teneinde het gebruiken ten behoeve van meer dierplaatsen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen toename plaats van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande situatie; of
  • b. een toename van de ammoniakemissie is toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie, mits is aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden, waarbij het bestaande aantal rijstroken niet mag worden uitgebreid;
  • b. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem', alsmede de instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem;
  • c. de instandhouding van onverharde wegen, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning onverharde wegen';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden.
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt ten behoeve van lpg;

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten en overeenkomstig de in 19.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

19.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 19.1.1:

a Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB)  de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS), alsmede het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang.
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.

19.2.2 Gebouwen t.b.v. nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 m mag bedragen.

19.3 Wijzigingsbevoegdheid
19.3.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 16 Natuur ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel zoekgebied watersysteem' ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel zoekgebied watersysteem' waarbij tevens kan worden gewijzigd in de bestemming Artikel 21 Water met een beschermende regeling ten behoeve van natuurwaarden;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg en beheer van spoorwegwerken;
  • b. spoorwegovergangen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergbezinkbassins, groenvoorzieningen, spoorsloten, hekken, veiligheids-, onderhouds- en bereikbaarheidsvoorzieningen .

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede wachtruimtes en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.

20.2.2 Maatvoering nutsvoorzieningen

Voor nutsvoorzieningen en wachtruimtes gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
20.2.3 Gebouwen

Gebouwen ten behoeve van spoorwegdoeleinden dienen te voldoen aan:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  • b. de oppervlakte van overige gebouwen bedraagt niet meer dan 50 m2.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. De bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • b. De bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Omgevingsvergunning nutsgebouwen en wachtruimtes

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.2. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of wachtruimtes toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. De ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen.
  • d. De stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • d. verkeer te water;
  • e. beheer en onderhoud van de watergang;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. vijvers;
  • h. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem', alsmede de instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden,

beschoeiingen e.d, een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 21.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

21.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 21.1.1:

a Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS), alsmede het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang.
b Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' het beleid is gericht op de instandhouding van de aardenwal als cultuurhistorische waarde van het voormalige fort en de kenmerkende waterstructuur.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen, bed & breakfast en/of een theetuin;
  • c. het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zoals deze zijn opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 22.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

22.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 22.1.1:

a Nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van het bestemmingsvlak voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de aangegeven, of bij het ontbreken van een oppervlakte maat de bestaande, gebruiksoppervlakte is toegestaan en uitsluitend in bestaande gebouwen:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnu mmer   Max. gebruiksoppervl akte  
(sw-1)   specifieke vorm van wonen - 1   bed&breakfast en theetuin   Groenendijk   33a    
(sw-3)   specifieke vorm van wonen - 3   paardenhouderij max 7 paarden   Helkantsedijk   28    
(sw-5)   specifieke vorm van wonen - 5   schildersbedrijf   Kerkdijk   6    
(sw-6)   specifieke vorm van wonen - 6   statische opslag   Kerkdijk   29    
(sw-7)   specifieke vorm van wonen - 7   houtbewerking   Kerkdijk   46    
(sw-8)   specifieke vorm van wonen - 8   opslag, transport, autopoetsbedrijf   Moerdijkseweg   7    
(sw-11)   specifieke vorm van wonen - 11   kantoor aan huis   Zandstraat   20   80 m2  
(sw-12)   specifieke vorm van wonen - 12   opslag en stalling t.b.v. een loonbedrijf   Zandstraat   14   uitsluitend binnen de bestaande bebouwing  
(sw-13)   specifieke vorm van wonen - 13   atelier   Plukmadesestraat   61    
(sw-14)   specifieke vorm van wonen - 14   reparatiebedrijf voor boten   Sluizenweg   50    
(sw-15)   specifieke vorm van wonen - 15   opslag   Brandestraat   12    
(sw-16)   specifieke vorm van wonen - 16   opslag   Groenedijk   68    
(sw-17)   specifieke vorm van wonen - 17   bouwbedrijf   Zandstraat   2    
(sw-18)   specifieke vorm van wonen - 19   interieur ontwerpbedrijf met bijbehorende detailhandel   Kerkdijk   38    
(sw-19)   specifieke vorm van wonen - 19   stucadoors- en restauratiebedrijf   Lageweg   35    
(sw-20)   specifieke vorm van wonen - 20   opslag voor
privédoeleinde
n, statische
opslag en
opslag voor
derden  
Kerkdijk   4   300 m2,
waarvan 120
m2 ten
behoeve van
statische
opslag en
opslag voor
derden  
(sw-21)   specifieke vorm van wonen - 21   opslag voor
privédoeleinde
n, statische
opslag en
opslag voor
derden  
Voorstraat   15   788 m2.  
(sw-22)   specifieke vorm van wonen - 22   bed & breakfast   Dirk de Botsdijk   naast 2   toegestaan in gehele woning in afwijking van het bepaalde in 22.1.2 onder d   
(sw-24)   specifieke vorm van wonen - 24   bed & breakfast in een vrijstaand bijgebouw voor maximaal acht personen   Stuivezandsestraat   8    
(sw-25)   specifieke vorm van wonen - 25   inpandige opslag met de daarbij behorende voorzieningen.   Hoevenseweg   12a   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en met een maximum gebruiksoppervlakte van 250 m2.  
b Aantal woningen

Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is geen woning toegestaan;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen.
c Minicamping

Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 22.5.1, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.

Een minicamping is in de vorm van een nevenactiviteit toegestaan:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met een maximum van 25 kampeerplaatsen ;
  • 2. voorzover genoemd in de staat van nevenactiviteiten als bedoeld onder a;
  • 3. na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in  22.5.1,
d Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40%, tezamen met de activiteit als opgenomen onder f, van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang en/of in vrijstaande bijgebouwen, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 22.5.2.
e Theetuin

Een theetuin is toegestaan:

  • 1. voorzover genoemd in de staat van nevenactiviteiten als bedoeld onder a;
  • 2. na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 22.5.3.
f Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de bestemming 'Wonen' is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 40 %, tezamen met de activiteit als opgenomen onder d, van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 2. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • 3. het betreft een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • 4. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 5. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • 6. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer danwel en mag niet ingevolge het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als een inrichting type B;
  • 7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
g Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

h Carnavalswagens

Het gebruik van één of meerdere gebouwen binnen het bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voornalig agrarisch bedrijf' voor het bouwen van carnavalswagens is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan of na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 22.5.5:

  • 1. Het gebouw is gelegen op grotere afstand dan 50 meter van een (bedrijfs-)woning op een naastgelegen bouwvlak ofwel bestemmingsvlak;
  • 2. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • 3. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.

i Voorwaardelijke verplichting waterberging en/of landschapsinpassing

  • 1. De gronden ter plaatse van Bergen 26, welke samenvallen met de aanduiding 'overige zone - bergen 26' alsmede samenvallen met de bestemming 'Wonen' en de belendende bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing', mogen ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Wonen' uitsluitend voor wonen worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • 2. De gronden ter plaatse van Voorstraat 15a, welke samenvallen met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpasing' en de bestemming 'Wonen', mogen ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Wonen' uitsluitend voor wonen worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. uiterlijk binnen 1 jaar na 23 augustus 2019 zijn een waterberging en een landschappelijke inpassing gerealiseerd en worden deze instandgehouden. Voor wat betreft de landschappelijke inpassing gebeurd dit overeenkomstig de Bijlage 16 Landschappelijke inpassing Voorstraat 15a.
  • 3. De gronden ter plaatse van Hoevenseweg 12a, welke samenvallen met de bestemming 'Wonen', mogen ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Wonen' uitsluitend voor wonen worden bebouwd, verhard en gebruikt, mits de natuur- en/ of landschapselementen overeenkomstig Bijlage 18 Landschappelijke inpassing Hoevenseweg 12a zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van die aanduiding 'bouwvlak'. In afwijking hiervan zijn bijgebouwen ook buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bijgebouwen' is opgenomen.

22.2.3 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de woning mag maximaal 750 m3 bedragen, exclusief aangebouwde bijgebouwen;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 750 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  • c. voorzover het een gesplitste woning betreft, geldt de inhoud van vóór de splitsing voor de gesplitste woningen gezamenlijk als totale maximale inhoud;
  • d. indien sprake is van een bestaande (woon)boerderij, geldt de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d bedraagt de inhoud van de woning maximaal hetgeen is aangeduid met 'maximum volume (m3)'.
22.2.4 Maatvoering en situering

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg waarnaar de voorgevel is gericht   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de woning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de woning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    

Woning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   7 m, met dien verstande dat:
- indien de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide goothoogte als maximum geldt  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m, met dien verstande dat:
- indien de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide bouwhoogte als maximum geldt  
inhoud   zie 22.2.3.    
dakhelling   0º   60º  
afstand van de woning tot perceelsgrens   3 m   n.v.t.  
Bijgebouwen bij woning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per woning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3,3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot woning   n.v.t.   20 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte afrastering agrarische gronden met hobbymatig agrarisch gebruik   1,5 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' geldt de met deze aanduiding aangegeven goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt de met deze aanduiding aangegeven bouwhoogte als maximum bouwhoogte.
  • c. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt dan in de tabel is opgenomen, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • d. bijgebouwen bij de woning als bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22' zijn in afwijking van hetgeen in bovenstaande tabel is aangegeven, uitsluitend toegestaan na een positief advies van de monumentencommissie en met een maximale oppervlakte van 30 m2.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bergen 26', voorzover tevens samenvallend met de bestemming 'Wonen', zijn in afwijking van hetgeen in bovenstaande tabel is aangegeven 500 m2 aan vrijstaande bijgebouwen toegestaan en zijn de maximale maatvoeringen ten aanzien van de bebouwing binnen de hierin voorkomende aanduiding 'bouwaanduiding - karakteristiek' voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens bepaald op de maatvoering en situering van de bestaande bebouwing.'
22.2.5 Herbouw woning

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw houdt een raakvlak met de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de woning wordt niet dichter naar de weg gebouwd;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • d. de oude woning wordt gesloopt.
  • e. Sloop en herbouw van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22' is niet toegestaan, behoudens in het geval van:
    • 1. tenietgaan als gevolg van een calamiteit, of;
    • 2. op basis van een positief uitgebracht advies van de monumentencommissie ten aanzien van een herbouwplan.
  • f. Sloop en herbouw van de woning(-en) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bergen 26', voorzover tevens samenvallend met de bestemming 'Wonen', is niet toegestaan, behoudens in het geval van:
    • 1. tenietgaan als gevolg van een calamiteit, of;
    • 2. op basis van een positief uitgebracht advies van de monumentencommissie ten aanzien van een herbouwplan.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning. De maximaal toegestane bebouwde oppervlakte kan worden vermeerderd, waarbij gerekend wordt in kubieke meters. Hiervoor geldt het volgende:
    • 1. sloop van gebouwen kan tevens plaatsvinden op de aangrenzende agrarische gronden, oorspronkelijk behorend tot het bouwperceel;
    • 2. bij gedeeltelijke sloop op eigen locatie: maximaal 15 % van het gesloopte volume, gerekend in kubieke meters, mag worden teruggebouwd;
    • 3. bij totale sloop op eigen locatie mag het volgende worden teruggebouwd:
      • bij sloop van 360 m3 tot 2250 m3: 360 m3 + 50% van alles tussen de 360 m3 en 2250 m3; 
      • bij sloop van 2250 m3 - tot 4500 m3: 1305 m3 + 30% van alles tussen de 2250 m3 - 4500 m3;
      • bij sloop vanaf 4500 m3: 1980 m3 + 25% van alles boven de 4500 m3;
    • 4. de totale oppervlakte bijgebouwen bedraagt maximaal 500 m2; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
  • b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • c. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien de bebouwde oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
  • f. er is geen sprake van een woning als bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22'.
22.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand zijdelingse bouwperceelsgrens gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.4 teneinde de minimum afstand van een woning tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. de landschappelijke kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast, waaronder de openheid en doorzichten;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en structuur wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
  • f. er is geen sprake van een woning als bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22'.
22.3.3 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bestemmingsinvulling moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • i. er is geen sprake van een woning als bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22'.
22.3.4 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning in combinatie met sloop

Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.3 teneinde een vergroting van de maximale inhoud voor een burgerwoning toe te staan, tot een maximum van 900 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande woning mag worden uitgebreid met maximaal 20% van de gesloopte oppervlakte, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een inhoudsmaat groter dan 900 m3;
  • b. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
  • c. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    • 2. sloop op een locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    • 4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • e. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
  • i. er is geen sprake van een woning als bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22'.
22.3.5 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 22.2.5 onder a en/of b teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • g. er is geen sprake van een woning als bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 22'.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, anders dan genoemd in de in 22.1.2 onder a opgenomen tabel en anders dan toegestaan op grond van 22.1.2 onder f;
  • c. het gebruik van gebouwen voor het bouwen van carnavalswagens.
  • d. opslag van gevaarlijke stoffen.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 22.1.2 onder c (en a voorzover van toepassing) en 22.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. omvang van de minicamping mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) per agrarisch bedrijf;
  • c. er zijn maximaal 20 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • d. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden, waarbij de gebruiksomvang niet meer mag bedragen dan 1 200 m2;
  • e. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Wonen', met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige gebruiksvloeroppervlakte horecagebruiksruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2, alsmede de oppervlakte van een buitenterras van maximaal 70 m2 bedraagt;
  • f. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
  • g. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische waarden;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 22.1 omschreven waarden.
22.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 22.1.2 onder d teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan alsmede toe te staan in vrijstaande bijgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is in de woning, in aangebouwde bijgebouwen en in vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is bed & breakfast niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen op gronden die zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' en buiten de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de geur- en geluidnormen.
22.5.3 Omgevingsvergunning theetuin

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.1.2 onder e ten behoeve van een koffie- / theetuin, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij de bestemmingsomschrijving de activiteit reeds toestaat buiten het bouwvlak;
  • c. de oppervlakte aan inpandige horecagebruiksruimte van de koffie- en theetuin mag maximaal 40 50 m2 bedragen met een buitenterras van maximaal 50 m2;
  • d. de afstand van een koffie- / theetuin (met inbegrip van de parkeergelegenheid) tot het bestemmingsvlak Wonen van derden mag niet minder bedragen dan 50 30 m;
  • e. het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • g. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • h. er wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
22.5.4 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur-, milieuregelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 25 m.
22.5.5 Omgevingsvergunning gebruiken carnavalsloodsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.1.2 onder h teneinde het gebruiken van gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voornalig agrarisch bedrijf' voor het bouwen van carnavalswagens mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het gebruik is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiend uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • c. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
22.5.6 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.4.1 onder b teneinde het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer en mag ten hoogste ingevolge het Activiteitenbesluit aan te merken te zijn als een inrichting type B;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

22.5.7 Omgevingsvergunning andere uitvoering landschapsinpassing Hoevenseweg 12a

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.1.2 onder i voor het toestaan van een andere landschappelijke inpassing ter plaatse van de gronden van Hoevenseweg 12a, mits hierdoor de aard, omvang en doelstelling van de inpassing niet wijzigt en dit landschappelijk aanvaardbaar is.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande boerderijgebouwen of woningen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor woningsplitsing gelden specifiek de volgende bepalingen:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, al dan niet voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'; woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in de zin van gemeentelijke monumenten;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in de zin van rijksmonumenten, zoals deze zijn opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'; of
      • in (voormalige) (woon)boerderijen;
    • 2. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing. In dit verband geldt na woningsplitsing een sloopverbod, behoudens in het geval van:
      • tenietgaan als gevolg van een calamiteit, of;
      • op basis van een positief uitgebracht advies van de monumentencommissie ten aanzien van een herbouwplan.
    • 3. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
    • 4. splitsing is uitsluitend toegestaan indien de inhoud van de woning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • b. woningsplitsing is niet toegestaan op de gronden (grotendeels) omgeven door de bestemming Agrarisch - 1;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de voormalige (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • d. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 2. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
    • 3. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
22.6.2 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het toestaan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' of ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel' is dit uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf';
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal:
    • 1. 1,5 ha binnen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wro-zone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. 2 ha op de overige gronden;
  • d. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de voormalige bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;'
  • j. de omschakeling danwel hervestiging mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de in de aangrenzende gebiedsbestemming omschreven waarden buiten de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wro-zone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. de in de aangrenzende gebiedsbestemming omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 3. de in de aangrenzende gebiedsbestemming omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • l. de volgende bestemming wordt van overeenkomstige toepassing verklaard:
    • 1. Agrarisch - 1buiten de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en buiten de aanduiding 'wro-zone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. Agrarisch - 2 ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 3. Agrarisch met waarden - Landschap ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
22.6.3 Wijziging t.b.v. glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in Agrarisch - 3 ten behoeve van het toestaan van een glastuinbouwbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bestemmingswijziging is uitsluitend toegestaan indien de aangrenzende agrarische bestemming Agrarisch - 3 is;
  • b. er dient sprake te zijn van een uitbreiding van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de voormalige bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak en bedraagt het uitbreidingspercentage voor het toevoegen van oppervlakte bedrijfsbebouwing ten opzichte van bestaand maximaal 25%;
  • d. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;'
  • i. de ruimtelijke ontwikkeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
22.6.4 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' de bestemming van de gronden wijzigen in Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een agrarisch technisch hulpbedrijf is uitsluitend toegestaan buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • b. een agrarisch verwant bedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • e. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing middels erfbeplanting plaats te vinden en in stand te worden gehouden; Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l.  het is niet toegestaan op locaties, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte geldt het volgende.In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de voormalige bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak;
  • m. het is niet toegestaan op locaties, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de in 3.1 danwel 4.1 omschreven waarden voor het bepaalde onder a;
    • 2. de in 4.1 omschreven waarden voor het bepaalde onder b;
  • o. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • p. de regels van Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
22.6.5 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inpandige statische opslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • c. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de voormalige bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak;
  • d. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden; de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • e. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 2. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan;
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 3. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • l. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • n. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de in 4.1 omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
    • 2. de in 6.1 omschreven waarden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel'.
22.6.6 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' de bestemming wijzigen in Bedrijf, teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, niet zijnde agrarisch verwante en technisch hulpbedrijven en inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een niet-agrarisch bedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels in Bijlage 1 Staat van inrichtingen opgenomen bedrijven of daarmee naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare bedrijven;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • f. op de locatie, met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte', heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking waar gebruik is gemaakt van de regeling “Ruimte-voor-ruimte” geldt het volgende. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, wordt géén uitbreiding van het ruimtebeslag van de voormalige bedrijfslocatie toegestaan ten opzichte van de bestaande omvang van het bestemmingsvlak;
  • g. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt dan dient sprake te zijn van de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat detailhandel in volumineuze goederen niet is toegestaan. De vloeroppervlakte van de detailhandelsvoorziening bedraagt niet meer dan 200 m2;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. een publieksgerichte voorziening is niet toegestaan;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 22.1 en 4.1 omschreven waarden;
  • o. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • q. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • r. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie, bedoeld;
  • s. de regels van Artikel 8 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
22.6.7 Wijziging t.b.v. zorgverlenende activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' de bestemming van de gronden wijzigen in Maatschappelijk, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak, toe te staan in combinatie met licht agrarische activiteiten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de zorgverlenende activiteit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto gebruiksvloeroppervlak van de nevenactiviteit, met dien verstande dat de inpandige gebruiksvloeroppervlakte horecagebruiksruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2 , alsmede een buitenterras van maximaal 70 m2;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit;
  • e. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen maximaal 500 m2 bedraagt, dan dient sprake te zijn van de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • indien de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 22.1 en 4.1 omschreven waarden;
  • l. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • m. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • q. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • r. de regels van Artikel 15 Maatschappelijk worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
22.6.8 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wijzigen in Recreatie teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een recreatiebedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie' en 'wetgevingzone – omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • b. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • e. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • f. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan; per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • g. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • h. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit;
  • i. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • indien het bestemmingsvlak Recreatie maximaal 5000 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing is gesloopt dan dient sprake te zijn van de realisatie en instandhouding van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen. De kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Indien een landschappelijke inpassing middels erfbeplanting niet mogelijk is, dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied";
      • indien het bestemmingsvlak Recreatie meer dan 5000 m2 bedraagt en/of de de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden waarbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van minimaal 20% van de waardevermeerdering conform categorie 3 als opgenomen in de gemeentelijke visie "Landschappelijke kwaliteit buitengebied".
    • 2. zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
      • er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt:
      • als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat indien het gebruik (deels) een inpandig gebruik betreft, dan dient dit gebruik plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
      • er dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;
    • 4. verkeer en parkeren:
      • parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
      • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • l. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 22.1, 4.1 respectievelijk 6.1 omschreven waarden;
  • p. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • q. de regels van Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 23 Wonen - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woonwagens;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 23.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

23.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 23.1.1:

a Aantal woonwagens

Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met deze aanduiding is aangegeven.

b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woonwagens met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2.2 Maatvoering en situering

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de weg   15 m, tenzij het hieronder bepaalde  
indien de voorgevel van de woning op een kortere afstand is gelegen, dan geldt dat gebouwen niet vóór de voorgevel van de woning mogen worden gesitueerd    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    

Woonwagens   Max.  
bouwhoogte   4 m, met dien verstande dat indien de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bebouwde oppervlakte   120 m2  
Bijgebouwen en overkappingen bij woonwagen   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per woonwagen   25 m2  
bouwhoogte   3 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde    
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.2 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • d. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • e. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
23.4.2 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de bestemming 'Wonen - 2' is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 80 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het betreft een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. opslag en stalling vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer danwel ingevolge en mag niet het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als een inrichting type B;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

Artikel 24 Leiding - Brandstof

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de realisatie en instandhouding van een K1-brandstofleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende dubbelbestemming of hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en/of het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen, verwijderen of herstellen van ondergrondse leidingen of drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • f. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 centimeter wortelen;
  • g. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke hoger opgroeien dan 1,5 meter;
  • h. het rooien van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;
  • i. het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem;
  • j. het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen;
  • k. het plaatsen van voorzieningen ten behoeve van een evenemententerreinen.
24.4.2 Uitzonderingen

Het onder 24.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen;
  • d. in de vorm van mechanische graafwerkzaamheden waarvoor een melding bij het kadaster is gedaan, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion).
24.4.3 Verlening

De in 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen (externe) veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 24.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding;
  • b. bijbehorende voorzieningen.
25.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 25.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • b. De oppervlakte respectievelijk de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld onder a mogen niet meer dan 10 m² respectievelijk 3,0 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 onder a, teneinde het bouwen van bouwwerken overeenkomstig andere bestemmingen mogelijk te maken, voorzover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Veiligheidscontour 1

De bestaande druk en diameter van de leiding mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat daardoor de wettelijke risicocontour (PR 10-6 contour) komt te liggen buiten de bij de bestaande druk en diameter behorende PR 10-6 contour.

25.4.2 Veiligheidscontour 2

Uitsluitend zijn leidingen toegestaan die passen binnen de bestaande plaatsgebonden risicocontour 10-6.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In het belang van het bepaalde in lid 25.1 is het verboden op of in de in lid 25.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
25.5.1 Uitzonderingsregels

Het verbod als bedoeld in lid 25.5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. betrekking hebben op normaal agrarisch gebruik;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 25.1 bedoelde bestemming;
  • f. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
25.5.2 Toetsingscriterium bij omgevingsvergunningverlening

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 25.5 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en uitsluitend in het bestaande type met de bestaande hoeveelheid KV's.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

26.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, ten dienste van deze bestemming.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbindingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m.
26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
26.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt ontnomen, indien de dubbelbestemming ter plaatse niet meer nodig is.

Artikel 27 Leiding - Riool

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

27.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting; hieronder wordt niet verstaan het oogsten van gewassen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met een diepte van meer dan 30 cm;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
27.4.2 Uitzonderingen

Het onder 27.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. welke betreffen het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen;
  • e. in de vorm van mechanische graafwerkzaamheden waarvoor een melding bij het kadaster is gedaan, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion).
27.4.3 Verlening

De in 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 27.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van (hoge) verwachte archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m;
  • b. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere dieper en oppervlakte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en de bebouwde oppervlakte als bepaald in 28.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport (conform vigerende KNA), in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast. zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
28.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

28.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in 28.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,5 m;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil.
28.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om het aanleggen van drainages;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht, mits verricht door een terzake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
28.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
28.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het is verboden de voor de 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2 en dieper gaat dan 0,5 m onder maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
28.5.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
28.5.3 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 28.5.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

28.6 Wijzigingsbevoegdheid
28.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van (middelhoge) verwachte archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m;
  • b. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 1000 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere dieper en oppervlakte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of  de bebouwde oppervlakte als bepaald in 29.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport(conform vigerende KNA) , in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast. zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
29.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

29.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in 29.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 1000 m² en dieper dan 0,5 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,5 m;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil.
29.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in 29.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om het aanleggen van drainages;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht,mits verricht door een terzake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen .
29.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het is verboden de voor de 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1000 m2 en niet dieper gaat dan 0,5 m onder maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
29.5.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
29.5.3 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 29.5.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

29.6 Wijzigingsbevoegdheid
29.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 30 Waarde - Attentiegebied ehs

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Attentiegebied ehs aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.2.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk
  • b. verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • c. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • d. het dempen van poelen, sloten en greppels;
  • e. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • f. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
30.2.2 Uitzonderingen

Het in 30.2.1 opgenomen vergunningvereiste geldt niet voor:

  • a. zover de daar genoemde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  • c. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • d. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen op moment van in werking treden van het gebiedsplan.
30.2.3 Verlening

Een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 30.2.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

30.2.4 Advies waterstaatsgezag

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 30.2.1 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

Artikel 31 Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van de gronden.

31.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterberging zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan ten behoeve van deze bestemming en de hoofdbestemming, mits het behoud van het waterbergend vermogen verzekerd is.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen of wijzigen van kaden;
  • c. het dempen van poelen, sloten en greppels;
  • d. aanleggen van drainage;
  • e. het verlagen van de waterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties.
31.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 31.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend.
31.4.3 Verlening

Ten aanzien van de onder 31.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend mits het behoud van het waterbergend vermogen verzekerd is;
  • b. er wordt advies gevraagd aan het betrokken waterschapsbestuur.

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige doeleinden, in het bijzonder de bescherming, het keren van water door dijken en kaden en het instandhouden en het onderhoud van die kaden en dijken;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • c. dijksloten;
  • d. kunstwerken en andere waterstaatswerken.
32.2 Bouwregels

Ten aanzien van bebouwing, zijn op of in de in 32.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.1 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven hoofdbestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering en het kwantitatieve waterbeheer. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de beheerder van de waterkering.

Artikel 33 Waterstaat - Winterbed

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Winterbed aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Afwijkende maatvoering

Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

36.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • a. 'overige zone - bergen 26';
  • b. 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch dijklichaam';
  • c. 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak';
  • d. 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • e. 'wetgevingzone - omgevingsvergunning schootsvelden';
  • f. 'wetgevingzone – permanente tov';
  • g. 'wetgevingzone – voorzieningen buiten bouwvlak';
  • h. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bomenteelt';
  • i. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem';
  • j. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied gemengde plattelandseconomie';
  • k. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ruwvoedervoorziening';

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

36.2 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

36.3 Veiligheidszone - inrichting
36.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - inrichting' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

36.3.2 Gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - inrichting' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in gebruik te nemen.

36.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - inrichting ' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - inrichting' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - inrichting' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
36.4 Veiligheidszone - leiding
36.4.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

36.4.2 Gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in gebruik te nemen.

36.5 Veiligheidszone - propaan
36.5.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

36.5.2 Gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in gebruik te nemen.

36.5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
36.6 Vrijwaringszone - dijk
36.6.1 Algemeen

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de beschermingszone van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

36.6.2 Bouwregels
a Maatvoering

Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

36.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.6.2 onder a voor het bouwen overeenkomstig deze functie en de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering en het kwantitatieve waterbeheer. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de beheerder van de waterkering.

36.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop
36.7.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1', 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2', 'vrijwaringszone - molenbiotoop 3' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 4' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen:

36.7.2 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. op een afstand van 100 m vanaf de molen en het gebied binnen een straal van 100 m vanaf de molen mag de hoogte niet meer bedragen dan het onderste punt van de meest verticale wiek;
  • b. vanaf een afstand van 100 m vanaf de molen, geldt de volgende formule:

    h=x/n+c*z

  • c.
    Waarbij het volgende geldt:
    h = hoogte bouwwerk
    x = afstand obstakel tot molen
    n = waardering voor de omgeving van de molen in verband met het functioneren van de molen (op basis van 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied)
    c = constante = 0,2
    z = askophoogte (helft van lengte gevlucht+hoogte belt)

Aanduiding   Naam   Straat   Plaats   Afstand   Belthoogte   Askophoogte (z)   n  
vrijwaringszone - molenbiotoop 1   Zeldenrust   Kerkdijk 21
 
Hooge Zwaluwe   400   4,60   15,95   75  
vrijwaringszone - molenbiotoop 2   De Arend   Molenstraat 40

 
Terheijden   400   7,50   19,90   75  
vrijwaringszone - molenbiotoop 3   De Moer / Emilliapolder (molenromp)   Moerseweg 7   Hooge Zwaluwe   100   0      
vrijwaringszone - molenbiotoop 4   Schuddebeursche watermolen   Dirk de Botsdijk naast 2   Lage Zwaluwe   100   1,5      
36.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.7.2 en een hogere bouwhoogte toestaan, mits hierdoor hetzij direct, hetzij indirect het huidige en het toekomstige functioneren van de molen door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

36.7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren indien dit leidt tot een overschrijding van de hoogte die volgt uit de formule als opgenomen in 36.7.2 onder a. en b.:

  • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • 2. het ophogen van gronden;
  • 3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
b Uitzonderingen

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel
  • 2. van ondergeschikte betekenis zijn en/of
  • 3. voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • 4. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • 5. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel
  • 6. die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
c Verlening

De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

36.8 Vrijwaringszone - weg
36.8.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de weg de hierna volgende bepalingen:

36.8.2 Bouwen

Op de in 36.8.1 bedoelde gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch - 1, Agrarisch - 2, Agrarisch - 3, Agrarisch met waarden - Landschap en/of de detailbestemmingsvlakken Bedrijf, Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, Bedrijf - Nutsbedrijf, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie, Sport, Wonen en/of Wonen - 2.

36.8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.8.2 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits hierbij het belang van toekomstige wegverbredingen niet onmogelijk dan wel onnodig duur te maken. Hiertoe wordt een verklaring van geen bezwaar verkregen van de wegbeheerder.

36.9 Wetgevingzone - omgevingsvergunning onverharde weg
36.9.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning onverharde weg' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 36.9.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

36.9.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 36.9.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
36.9.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 36.9.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming, alsmede de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de onverharde weg. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 36.9.4   37.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.

36.9.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen   de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos, het agrarisch gebruik dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;  
36.10 Wetgevingzone - reservering voorkeurstracé buisleidingenstrook
36.10.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - reservering voorkeurstracé buisleidingenstrook' gelden ter bescherming van de belangen van de aanleg van een buisleidingenstrook de hierna volgende bepalingen:

36.10.2 Bouwen

Op de in 36.10.1 bedoelde gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

36.10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.10.2 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits hierbij het belang van de toekomstige aanleg van een buisleidingenstrook niet onevenredig wordt geschaad door deze onmogelijk dan wel onnodig duur te maken.

36.11 Wetgevingzone - zoekgebied voorkeurstracé buisleidingenstrook

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied voorkeurstracé buisleidingenstrook' kunnen burgemeester en wethouders deze aanduiding wijzigen in de aanduiding 'wetgevingzone - reservering voorkeurstracé buisleidingenstrook' ter optimalisatie van het beoogde voorkeurstracé voor de aanleg van een buisleidingenstrook. Een en ander na een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen.

36.12 milieuzone - geurzone
36.12.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geurhinderveroorzakende objecten.

36.12.2 Bouwen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen ter plaatse van deze aanduiding geen nieuwe woningen worden gebouwd.

36.12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.12.2  voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de voor de geurzone relevante inrichting zijn activiteiten heeft beëindigd dan wel de milieuvergunning van deze inrichting daartoe aanleiding geeft.

36.12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de omvang van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' wijzigen indien de voor de geurzone relevante inrichting zijn activiteiten heeft beëindigd dan wel de milieuvergunning van deze inrichting daartoe aanleiding geeft..

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologische waarde

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

37.2 Wijzigingsbevoegdheid opheffing tijdelijk moratorium geitenhouderijen

Burgemeester en wethouders kunnen de planregels van dit bestemmingsplan wijzigen door de regels verband houdend met het tijdelijk moratorium voor geitenhouderijen op te heffen indien het bepaalde in de artikelen 6.4 lid 5, 7.4 lid 5 en 37 van de Verordening Ruimte komt te vervallen.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

38.1 Voorwaardelijke verplichting

Landschappelijke inpassing:

  • d. Gebruik van het perceel zoals vastgelegd in onderhavig plan is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing maximaal 12 maanden na onherroepelijk worden van het plan is aangelegd ter plaatsen van de aanduiding 'Groen - Landschappelijke inpassing' en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.
  • e. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
38.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 38.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 38.1.1 met maximaal 10%.

38.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 38.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.2 Overgangsrecht gebruik
38.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

38.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 38.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

38.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 38.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

38.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 38.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 1.