Plan: | Torensteepolder 2015 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0611.Torensteepolder15-VG01 |
Ontwikkelingsvisie Gemeente Cromstrijen
In 1999 is door de gemeenteraad van Cromstrijen de 'Ontwikkelingsvisie Gemeente Cromstrijen' vastgesteld. In deze visie wordt richting gegeven aan de toekomstige ontwikkeling van Klaaswaal en Numansdorp en het omliggende agrarische landschap van de gemeente. Het doel was met een integrale visie een ruimtelijk kader te creëren voor toekomstige initiatieven en tegelijkertijd nieuwe initiatieven te stimuleren. De planhorizon van deze visie was 30 jaar, met het idee om na 5 jaar de visie te evalueren.
De Verdieping
In 2005 is naar aanleiding van deze evaluatieronde 'De Verdieping' opgesteld, vastgesteld door de raad d.d. 1 november 2005 (KuiperCompagnons 2005). Hierin wordt enerzijds de ontwikkelingsvisie geëvalueerd, geactualiseerd en aangescherpt en anderzijds een aanvulling gegeven, door de inventarisatie en analyse verder uit te werken. Het idee was om met deze aanscherping, uitwerking en onderbouwing de visie het karakter van een structuurvisie te geven.
Een belangrijk voorstel in 'De Verdieping' is de zuidelijke uitbreiding van Numansdorp. Aangegeven wordt dat de afgelopen jaren bij woningbouw inbreiding heeft plaatsgehad in Numansdorp en dat verdere inbreiding niet wenselijk is omdat daardoor teveel groene ruimtes uit de bebouwde kom verdwijnen. Hierdoor zou het dorpse karakter worden aangetast. De gedachte bij de zuidelijke uitbreiding is dat hier door middel van woningbouw, recreatieve en natuurlijke ontwikkelingen een impuls kan worden gegeven aan de kern Numansdorp en daarmee ook aan de Gemeente Cromstrijen. Behalve de mogelijkheid om hier in navolging van Philipsburg een nieuwe hoogwaardige woonomgeving te maken, biedt deze uitbreiding ook unieke kansen om Numansdorp een plek te geven aan het Hollandsch Diep en handen en voeten te geven aan de ambitie van de Gemeente om Numansdorp tot een belangrijk nautisch, recreatief centrum te maken.
Masterplan Numansdorp Zuid
In 2007 is een Masterplan opgesteld voor Numansdorp-Zuid (KuiperCompagnons 2007). Dit Masterplan 'Numansdorp aan het Hollandsch Diep' moet de leidraad gaan vormen voor de toekomstige (gefaseerde) uitbreiding van Numansdorp richting het Hollandsch Diep, met verblijfsrecreatie en permanente woningbouw op eilanden in de Molenpolder, een dorpse woonuitbreiding rondom de insteekhaven en in de westzijde van de Torensteepolder en de reeds gestarte ontwikkeling van een landgoederenzone ten oosten van deze dorpsuitbreiding.
De gemeenteraad stelde op 10 mei 2010 het Masterplan Numansdorp Zuid vast. Dit plan voorziet in woningbouw in zowel de Molenpolder als de Torensteepolder. Met het huidig beschikbare aantal woningen dat de gemeente van het Rijk mag bouwen is het niet realistisch om te beginnen met woningbouw in de Molenpolder. Dit komt onder meer doordat de gemeente 300 woningen niet kan bouwen als gevolg van het niet doorgaan van de verhuizing van TNO uit Rijswijk naar Cromstrijen. Omdat ontwikkeling van de Molenpolder vooralsnog niet uitgevoerd kan worden, besloot de gemeenteraad op 21 juni 2011 om het Masterplan gefaseerd uit te voeren. Dit betekent concreet dat de gemeente de komende tijd eerst de bouw van de woningen in de Torensteepolder mogelijk maakt.
Afbeelding 1.1 Ontwikkelingsvisie Gemeente Cromstrijen, KuiperCompagnons 1999
Afbeelding 1.2: De drie gefaseerde deelgebieden uit het Masterplan Numansdorp-Zuid
Het opgestelde stedenbouwkundig inrichtingsplan, zie afbeelding 2.2., vormt de nadere uitwerking van de uitbreiding van het woongebied aan de oostzijde van de haven. Langs een deel van de oostelijke bebouwingsrand van Numansdorp wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd welke aansluit op de Wethouder van der Veldenweg. Het stedenbouwkundig inrichtingsplan is een overkoepelend globaal inrichtingsplan voor dit woongebied.
Onderhavig bestemmingsplan beoogt de in het stedenbouwkundige inrichtingsplan voorgestelde inrichting voor het woongebied juridisch-planologisch vast te leggen. Het bestemmingsplan is opgesteld in de vorm van een globaal plan, zodat nog enige flexibiliteit mogelijk is, maar vormt tegelijkertijd wel een gedegen toetsingskader voor de inrichting van het woongebied.
Op 2 juli 2013 stelde de gemeenteraad van Cromstrijen het bestemmingsplan Torensteepolder vast. Dit bestemmingsplan had tot doel om ten zuiden van Numansdorp een nieuwe woonwijk van 179 woningen te realiseren. De ontsluiting van deze woonwijk was in het bestemmingsplan voorzien via een nieuwe oostelijke ontsluitingsweg. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zaaknummer 201308160/1/R4 d.d. 2 juli 2014, is het bestemmingsplan geheel vernietigd. Belangrijkste reden van vernietiging was de strijdigheid met trede 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking. De gemeente had eerst moeten onderzoeken of de binnenstedelijke locatie 't Hooft en van Prooijen ook kon voorzien in de gewenste woningbouwontwikkeling. Daarnaast was de Afdeling van oordeel dat de geplande oostelijke ontsluitingsweg in strijd was met de Verordening Ruimte van de provincie Zuid- Holland en dat eerst een ontheffing van Gedeputeerde Staten had moeten worden verkregen.
Naar aanleiding van deze uitspraak is de gemeenteraad nagegaan hoe ze het beste met deze uitspraak kon omgaan. Daarvoor is (onafhankelijk) juridisch advies ingewonnen. Op basis van deze beoordeling heeft de gemeenteraad besloten het bestemmingsplan opnieuw in procedure te brengen.
Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding is besloten het bestemmingsplan opnieuw in ontwerp ter inzage te leggen en daarna het plan opnieuw ter vaststelling aan de gemeenteraad aan te bieden.
Het plangebied van het woongebied ligt in het westelijk deel van de Torensteepolder. De Torensteepolder is gelegen direct ten zuidoosten van Numansdorp. Het plangebied wordt als volgt begrensd:
De grenzen zijn bepaald in samenhang met de overige elementen uit het Masterplan en zijn globaal weergegeven op afbeelding 1.3. Zie de planverbeelding voor de exacte begrenzing.
Afbeelding 1.3: Globale begrenzing plangebied
Binnen het plangebied vigeert het bestemmingsplan landelijk gebied vastgesteld door de gemeenteraad op 21 november 1989 en herziening op 25 september 2001. Het bestemmingsplan zoals dat geldt na de eerste herziening voorziet hoofdzakelijk in een agrarische bestemming. Daarnaast hebben enkele bestaande wegen een verkeersbestemming. Voor een klein deel geldt het vastgesteld bestemmingsplan Buitensluis, vastgesteld door de gemeenteraad op 15 juli 2008.
Deze toelichting bestaat uit vier delen. Dit deel, hoofdstuk 1, bevat een aantal algemene planaspecten. In het tweede deel, met hoofdstuk 2, staat de planbeschrijving en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek. Het derde deel, met de hoofdstukken 3 t/m 8, vormt feitelijk de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in het tweede deel worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en milieu. In deel vier, hoofdstuk 9, wordt economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond, in hoofdstuk 10 wordt ingegaan op de procedure en het overleg- en inspraaktraject.
Plangebied en omgeving
Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in het landelijk gebied ten zuiden van de kern Numansdorp in de gemeente Cromstrijen. Het landschap in de Gemeente Cromstrijen bestaat veelal uit open polders, waarvan de meeste gronden in gebruik zijn voor akkerbouw. Een klein deel van de grond is in gebruik voor fruitteelt (boomgaarden). In het relatief grootschalige open aanwaspolderlandschap is de verkaveling kleinschalig, maar zijn de ruimtelijke eenheden groot. De weidsheid van het landschap is kenmerkend. Er is weinig bebouwing aanwezig in de polders. Langs polderwegen en kreken staat geen hoogopgaande beplanting. Binnen het poldersysteem worden de ruimtes voornamelijk begrensd door met bomenlanen beplante dijken en door de kernen, waaronder Numansdorp. De buitendijkse gebieden langs het Hollandsch Diep bestaan uit rietgronden, bos en weidegrond.
Het huidige landgebruik in de polder bestaat uit akkerbouw. Tijdens de ruilverkaveling in de vorige eeuw zijn kleinere kavels samengevoegd, waardoor het plangebied nu uit één grote kavel aan de noordzijde en één aan de zuidzijde van de Torensteepoldersekade bestaat. De kavels vallen zelfs niet geheel binnen het plangebied; ze zijn elk ruim 30 ha groot.
Ondanks de grootschalige verkaveling heeft de Torensteepolder een relatief besloten karakter. Ofschoon de (beplante) dijken oost-west lopen en ook de Torensteepolder langgerekt in diezelfde richting ligt, is geen sprake van lange open gebieden tussen de dijken. Dit komt door de aanwezigheid van een aantal houtwallen met populieren die noord-zuid tussen de Schuringsedijk en Torensteepoldersekade en tussen Torensteepoldersekade en de Nieuwe Oosterse Polderdijk liggen. Hierdoor bestaat het landschap ten zuiden van de Schuringsedijk uit verschillende 'landschappelijke kamers': openheid binnen beplante dijken en houtwallen.
Het plangebied maakt deel uit van de Torensteepolder. De gehele Torensteepolder is onder te verdelen in drie delen:
Het plangebied, onderdeel van het westelijk deel van de Torensteepolder, wordt in een noordelijk en een zuidelijk deel verdeeld door de Torensteepoldersekade die oost-west door de gehele polder loopt. Het is een oude kade, die vroeger de grens vormde tussen de Torensteepolder (noordelijk van de kade) en de Nieuwe Oostersche Polder (zuidelijk van de kade). Tegenwoordig is de kade afgegraven en slechts een halve meter hoger dan het bestaande maaiveld. Ter hoogte van het plangebied is de kade gemiddeld 20 meter breed. De noordkant ervan is beplant met een laan van twee rijen populieren met een dichte ondergroei van essenhakhout. Een weg loopt over de zuidkant van de kade met langs de zuidrand nog een derde rij populieren, zonder ondergroei. De naam Nieuwe Oostersche Polder is verdwenen; tegenwoordig wordt met de Torensteepolder het gebied aan weerszijden van de kade bedoeld.
Afbeelding 2.1: De ligging van het plangebied in de Torensteepolder en andere typerende gebieden
De Torensteepolder wordt aan de noordzijde begrensd door de Schuringsedijk. Op een deel van deze dijk bevindt zich een bebouwingslint. Aan de zuidzijde vormt de Nieuwe Oosterse Polderdijk de grens met Numansgors, een semi-openbare buitendijkse 'woonbuurt' met woningen en jachthaventjes aan het Hollandsch Diep. Numansgors maakt echter geen deel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan. Ten zuiden van het plangebied ligt Fort Buitensluis uit 1793, aan de monding van het historische havenkanaal van Numansdorp.
Het havenkanaal (de insteekhaven) begrenst de Torensteepolder aan de westzijde. Verder ten westen ligt de Molenpolder.
Uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan en de voorziene ontwikkeling betreft het in 2013 vastgestelde en vervolgens door de Afdeling vernietigde bestemmingsplan Torensteepolder, dat hierna bestemmingsplan ´Torensteepolder 2013´ wordt genoemd.
In hoofdlijnen blijft de opzet van de ontwikkeling gelijk. Ten opzichte van het vernietigde plan zijn de volgende onderdelen gewijzigd:
Tevens wordt in onderhavig bestemmingsplan uitgebreider ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking, is uitgebreider ingegaan op de inpassing van de nieuwe ontsluitingsweg en zijn de (milieu)onderzoeken, waar nodig, geactualiseerd.
Daarnaast maken de aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan uit 2012, die waren opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan Torensteepolder 2013, weer onderdeel uit van de vernieuwde opzet van het plan. Deze aanpassingen zijn destijds gedaan op basis van ingekomen zienswijzen:
Bovengenoemde wijzigingen vinden tevens doorwerking in de regels en de verbeelding.
Als uitwerking van het Masterplan 2007 voorziet het bestemmingsplan in de ontwikkeling van een woongebied met 179 nieuwe woningen en twee bestaande woningen. In het woongebied wordt het volgende woningbouwprogramma beoogd:
Om te komen tot een zorgvuldige uitwerking van dit woningbouwprogramma is een stedenbouwkundig inrichtingsplan opgesteld dat als leidraad dient voor de ontwikkeling van het plangebied de komende 10 jaar. Hieronder is een uitsnede van het stedenbouwkundig inrichtingsplan weergegeven. Het stedenbouwkundig inrichtingsplan betreft een indicatieve weergave van de mogelijke invulling van het plangebied.
Afbeelding 2.2: stedenbouwkundig inrichtingsplan Torensteepolder
Het stedenbouwkundig inrichtingsplan voorziet in nieuw woongebied met een hoog ambitieniveau. Gestreefd wordt naar een voortzetting van het kleinschalige en dorpse karakter van Numansdorp.
Om de ruimtelijke aansluiting op de bestaande kern van Numansdorp te waarborgen en een verbinding te leggen met Buitensluis wordt ingezet op een fasering in zuidelijke richting. De noordelijke strook van Torensteepolder wordt tegen de bestaande kern van Numansdorp en de Dorpshaven ontwikkeld. Deze zone zal bestaan uit een aantal clusters met betaalbare woningen in een hogere dichtheid. Dit entreegebied heeft door haar ligging en nabijheid van het dorspkern, de potentie om ontwikkeld te worden met een voor Numansdorp aanvullend programma. Hiermee ontstaat een belangrijke ruimtelijke knoop in samenhang en ter versterking van de monumentale kavel op de hoek van de Torenstraat en de Dorpshaven.
Van noord naar zuid wordt steeds meer ruimte geboden aan water en groen en ontstaat een logische overgang naar de landelijke omgeving. In een lage dichtheid worden woningen voorzien met veel ruimte voor water en groen. Kenmerkend voor de voortzetting van het dorpse karakter van het nieuwe woongebied is hierbij de grote ruimte die geboden wordt om in een landschappelijke omgeving vrijstaande en half vrijstaande woningen te realiseren. De hoofdstructuur van het woongebied wordt daarnaast bepaald door de in verschillende vormen geprojecteerde watergangen en het doorlopen van landschappelijke structuren uit de omgeving in het woongebied.
Woningen
In het plangebied worden in totaal 176 nieuwe en 3 'ruimte-voor-ruimte' woningen gebouwd. In het plangebied zijn reeds twee vrijstaande woningen aanwezig die gehandhaafd blijven.
In paragraaf 3.5 is ingegaan op de noodzaak en behoefte aan nieuwe woningen in het kader van de toetsing aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.
Infrastructuur
Ten behoeve van een goede afwikkeling van het verkeer wordt zoveel mogelijk aangesloten op de externe bestaande verkeerstructuur. Langs een deel van de oostelijke bebouwingsrand van Numansdorp wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd welke aansluit op de Wethouder van der Veldenweg. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de infrastructurele inrichting.
Inrichtingsplan
De concrete inrichting van het woongebied is in het stedenbouwkundig inrichtingsplan uiteengezet, zie afbeelding 2.2. Ten opzichte van het woongebied zoals dat werd voorgesteld in het Masterplan Numansdorp-Zuid krijgt het woongebied een kleinschaligere opzet.
Ontwikkelingsstrategie
De woonwijk Torensteepolder zal gefaseerd ontwikkeld worden in een bouwstroom van minimaal 18 woningen per jaar. Dat betekent dat het plan binnen de planperiode van 10 jaar gerealiseerd zal worden.
De ontwikkeling start in het noorden en eindigt in het zuiden. In dit bestemmingsplan zijn hiertoe bepalingen opgenomen. De opgenomen bepalingen zien er op dat het noordelijke plandeel ('Wonen - 2' en 'Wonen - 3') eerst in aanbouw dient te zijn alvorens met de bouw van de woningen in het zuidelijk deel gestart kan worden. Gekozen is om in het zuidelijk plandeel de ontwikkeling van de woningen langs het lint voorrang te geven op de ontwikkeling van het resterende plandeel. Op deze manier wordt de gewenste verbinding tussen de kern van Numansdorp en Numansgors op natuurlijke manier gerealiseerd.
De uitwerking van het resterende plandeel met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' kan pas plaats vinden als de ontwikkeling van het noordelijk plandeel in een vergevorderd stadium is waarbij tenminste 70 % van de woningen die gebouwd moeten worden in de bestemmingen 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' in aanbouw dienen te zijn. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de ontwikkeling in noord-zuidrichting plaats vindt. Mocht de behoefte tot ontwikkeling van de gronden met de bestemming ´Woongebied - Uit te werken´ uitblijven wordt, rekening houdende met het omliggende landschap, agrarisch gebruik toegestaan.
Het woningbouwprogramma houdt naast het percentage binnen- en buitenstedelijk rekening met de provincie afgesproken aantallen. De planning en fasering zijn afgestemd op een gelijkmatige oplevering van woningen door de jaren heen. De uiteindelijke fasering van het nieuwe woongebied is flexibel en afhankelijk van actuele woningbehoefte welke worden gemonitord. Mocht in de toekomst blijken dat er minder woningen gerealiseerd gaan worden dan vooralsnog geprogrammeerd, dan blijft het uitgangspunt van toepassing dat minimaal 50% van de ontwikkelingen in de gemeente Cromstrijen, en zo mogelijk een hoger percentage, in bestaand gebied gerealiseerd wordt. In paragraaf 3.5 is uitgebreid ingegaan op de actuele woningbehoefte, de regionale afstemming en de noodzaak van de nieuwe woningen in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
In voorliggende paragraaf is een beschrijving opgenomen van de wijze waarop dit plan stedenbouwkundig is uitgewerkt en op welke wijze dat vertaald is in beeldkwaliteitseisen die bij de uitvoering van het plan in acht worden genomen. Het stedenbouwkundig inrichtingsplan is voor een belangrijk deel voortgekomen uit de wens om een goede afstemming met het omliggende landschap te bewerkstelligen. Dit resulteert in een aantal eisen die gesteld worden aan de uitvoering van het inrichtingsplan.
Onderhavige paragraaf is als volgt opgebouwd:
In bijlage 1 van dit bestemmingsplan is het Beeldkwaliteitplan voor de Torensteepolder opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan is een vertaling en concretisering van voorgaande plannen en dient richting te geven naar het beoogde beeld en ruimtelijke kwaliteit. Een beeldkwaliteitsplan heeft op zichzelf geen juridische status. Het is een visie op de gewenste ruimtelijke kwaliteit van bebouwing en openbare ruimte.
In paragraaf 3.2.2 is de regeling uit de provinciale Verordening Ruimte beschreven die voorwaarden stelt aan ruimtelijk kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De toetsing van de inrichting en inpassing aan de gestelde eisen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit vanuit de provincie, rekening houdend met de gebiedskwaliteiten en ambities zoals beschreven in het gebiedsprofiel voor de Hoeksche Waard, is opgenomen in paragraaf 3.6.1, als onderdeel van de toetsing van het plan aan het ruimtelijk beleid.
Ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap
Het plangebied is gelegen in het Zeeuws-Hollandse Deltalandschap, een relatief jong landschap. Vanaf 600 voor Chr. drong de zee ver dit gebied binnen. Wat nu Zuidwest-Nederland is, werd opgesplitst in een archipel van losse eilanden: een zout getijdengebied. Door de bewegingen van zee en rivieren werd sediment af- en aangevoerd. Op de hogere plaatsen ontstonden schorren. Vanaf de elfde eeuw na Chr. raakten de schorren langzaamaan bewoond. Deze op natuurlijke wijze ontstane hoge delen zijn bekend als het 'oudland'. Met de komst van de mens werd de weg richting het huidige man-made landschap ingezet, zoals dat vandaag de dag bestaat in de Hoeksche Waard en de gehele Delta: het dijkenlandschap ontstond. Allereerst werd het oudland bedijkt. Toen in 1421 de Sint Elisabethsvloed het gebied overstroomde en de waterlopen in het deltagebied drastisch veranderden, ontstond de Hoeksche Waard (daarvóór hoorde het oostelijk deel bij de Grote Waard en het westelijk deel bij het voormalige eiland Putten). Na deze overstroming waren alleen de polders Munnikenland en Sint Anthoniepolder en enkele dijken nog over, als een eiland.
Buitendijks ging het opslibben door. Verder van de dijk was de stroming sterker en sloeg vooral grover materiaal (zand) neer. Na voldoende opslibbing werden de schorren ingepolderd. Dit proces herhaalde zich steeds waardoor telkens meer land werd teruggewonnen op de zee: het 'nieuwland'. Hierdoor groeide het eiland tot wat nu de Hoeksche Waard is. De ontginning heeft van noord naar zuid plaatsgehad. De jonge zeeklei in het gebied was bijzonder geschikt voor akkerbouw.
Ontwikkelingsgeschiedenis van Numansdorp
De ontwikkeling van het dorp Numansdorp is sterk verbonden met de gefaseerde ontstaansgeschiedenis van de Hoeksche Waard. Na de Sint Elisabethsvloed (1421) is de Hoeksche Waard stapsgewijs ingepolderd, waarbij steeds aan de randen van de bestaande polders aangeslibde slikken en schorren werden omdijkt en ingepolderd. Numansdorp is ontstaan op de kruising tussen een dijk en een loodrecht daarop gelegen watergang: de historische ontwikkelingsas die van noord naar zuid de Hoeksche Waard doorsnijdt. Numansdorp is het meest zuidelijke dorp in de Hoeksche Waard; het heette aanvankelijk 'Buitensluis' en was min of meer de opvolger van Middelsluis, een inpoldering die eerder was ontstaan aan de Middelsluissedijk en dezelfde waterlijn. De watergang en naastgelegen weg vormden daarbij de ruggengraat van het dorp. In 1758 werden bij de volgende inpolderingsronde ook de slikken en schorren ten zuiden van het toenmalige Buitensluis ingepolderd (de huidige Molenpolder en Torensteepolder). Bij de bedijking van de polders bleef een vrije doorgang naar het Hollandsch Diep mogelijk doordat de kaden van de Torensteepolder en de Molenpolder op enige afstand van elkaar lagen. De watergang had intussen binnen het dorp een belangrijke functie als haven gekregen. Om die reden is de directe relatie met het Hollandsch Diep gehandhaafd en is aan de zuidzijde van Numansdorp de insteekhaven ontstaan.
Afbeelding 2.3: Links: luchtfoto van het plangebied in de winter; rechts: plangebied gezien vanaf de Fortlaan
Vanaf de Schuringsedijk heeft Numansdorp zich vervolgens hoofdzakelijk in noordelijke richting uitgebreid tot aan Middelsluis toe. De zuidelijke polders (Molenpolder en Torensteepolder) bleven lange tijd hoofdzakelijk agrarisch gebied. Pas recent hebben zich nabij deze polders ook andere functies gevestigd, die vooral recreatief van karakter zijn en direct of indirect zijn gekoppeld aan het Hollandsch Diep, zoals de jachthavens in de historische insteekhaven en het buitendijkse Numansgors.
Afbeelding 2.4: Historische ontwikkeling van het landschap en van Numansdorp in vier stappen.
Uit de hierboven beschreven ontwikkelingsgeschiedenis van de Hoeksche Waard is de huidige ordening van het landschap ontstaan. Het zeekleipolderlandschap wordt vandaag de dag gekenmerkt door een opeenvolgend patroon van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw (ter hoogte van het plangebied is dit contrast niet aanwezig door de aanwezigheid van het buitendijks gelegen woongebied Numansgors). Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen. Kenmerkend voor het huidige landschap van de Hoeksche Waard zijn vooral:
Rondom Numansdorp bestaat het landschap vooral uit langgerekte open aanwaspolders, begrensd door lange, hoofdzakelijk oost-west lopende dijken met bomenlanen. De geschiedenis van achtereenvolgende inpolderingsrondes (van noord naar zuid) is daardoor nog altijd goed leesbaar in het landschap. Ook de Torensteepolder is een (langgerekte) aanwaspolder.
Reliëf in de vorm van dijken en kreekruggen
Het dijken- en krekenpatroon van de Hoeksche Waard is in zijn geheel waardevol. Daarbinnen zijn verschillende typen dijken en kreken te onderscheiden en zijn er gave en minder gave delen, maar juist de samenhang is kenmerkend voor de Hoeksche Waard.
Ter plaatse van het plangebied is vooral de aan de noordzijde van de Torensteepolder gelegen Schuringsedijk een waardevolle landschappelijke structuur. Deze oost-west gelegen dijk markeert de grens van de op één na laatste inpolderingsronde. Het talud van de Schuringsedijk is begroeid met gras en er staan dubbele rijen essen aan weerszijden op/onder het talud van de dijk, die de dijk sterk beeldbepalend maken. Op een deel van deze dijk bevindt zich een bebouwingslint. Halverwege de Torensteepolder ligt - in oost-westrichting - de Torensteepoldersekade. Deze kade - vroeger de grens tussen de noordelijk gelegen Torensteepolder en de zuidelijk gelegen Nieuwe Oostersche Polder - is afgegraven en ligt daardoor niet meer verhoogd in het landschap. De afgegraven kade is echter nog steeds een belangrijke landschappelijke structuur door de zware beplanting erlangs van populieren met een dichte ondergroei.
Aan de zuidzijde vormt de Nieuwe Oosterse Polderdijk de grens met het buitendijkse Fort Buitensluis en de buitendijkse woonbuurt Numansgors. Onderlangs deze met gras begroeide dijk staat binnendijks (aan de zijde van de Torensteepolder) een enkele rij populieren. Ter hoogte van Fort Buitensluis is echter geen opgaande beplanting aanwezig.
Langs de westrand van het plangebied ligt eveneens een dijk met een (groen) grastalud. Deze dijk ligt langs de oostzijde van het havenkanaal en heeft geen opgaande beplanting.
In het plangebied zijn geen kreken, kreekrestanten of kreekruggen aanwezig.
Polderpatroon
Afbeelding 2.5: Verkavelingspatroon in de Hoeksche Waard (het plangebied is rood omcirkeld).
De huidige Hoeksche Waard bestaat uit een mozaïek van polders die vanaf het einde van de Middeleeuwen zijn bedijkt. In tegenstelling tot op veel andere plekken in de Hoeksche Waard is in de Torensteepolder het kleinschalige polderpatroon verdwenen tijdens een ruilverkaveling in de vorige eeuw. De ontstaansgeschiedenis is daardoor niet meer af te lezen uit het polderpatroon. De dijken (en dan vooral de Schuringsedijk en de Nieuwe Oosterse Polderdijk) spelen hier een veel belangrijkere rol in de herkenbaarheid van de stapsgewijze inpoldering in zuidelijke richting.
Openheid
De open ruimten vormen de tegenhanger van de dijklinten en dorpen en zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. De Torensteepolder is veel minder open dan veel andere delen van de Hoeksche Waard. Ofschoon de verkaveling in de Torensteepolder sinds de ruilverkaveling in de vorige eeuw grootschalig is, zijn de ruimtelijke eenheden er wel besloten door de aanwezigheid van de oost-west lopende dijken - de Schuringsedijk, de (afgegraven) Torensteepoldersekade en de Nieuwe Oosterse Polderdijk - en haaks daarop gelegen houtwallen, bomenlanen en de dijk langs het havenkanaal.
Afbeelding 2.6: Links: open ruimtes rondom Numansdorp; rechts: open ruimtes binnen groene kamers (het plangebied is rood omcirkeld).
Hierdoor bestaat het landschap uit relatief besloten landschappelijke kamers tussen groene randen. Van oost naar west gezien worden deze kamers in de Torensteepolder steeds kleiner en wordt het landschap steeds meer besloten. In het meest westelijk deel van de polder - ter hoogte van het plangebied - is het landschap eerder besloten dan open te noemen door de begrenzing met de dijk langs het havenkanaal en de beplanting langs de Torensteepoldersekade.
In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de keuze voor een uitbreiding van Numansdorp in zuidelijke richting en vervolgens op de landschappelijke uitgangspunten van het plan. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de inpassing van de nieuwe ontsluitingsweg. Ten slotte worden de bebouwingskarakteristieken van het nieuwe woongebied behandeld. De basis voor de beeldkwaliteit is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.
Ontwikkeling in zuidelijke richting
Vanuit historisch perspectief bezien is de ontwikkeling van woningen in de Torensteepolder een logische volgende stap in de ontwikkeling van Numansdorp en een stap die aansluit op de historische ontwikkeling van de Hoeksche Waard. Na het ontstaan van Middelsluis en Buitensluis op het kruispunt van de historische waterlijn (de insteekhaven) met respectievelijk de Middelsluissedijk en de Schuringsedijk/Molendijk (na de eerdere inpolderingsrondes), is na de laatste inpolderingsronde de volgende stap in de ontwikkeling van het dorp (in zuidelijke richting) nog niet gemaakt. Hierdoor heeft het dorp de relatie met het Hollandsch Diep voor een groot deel verloren. Het is daarom voor de hand liggend bij een stedelijke ontwikkeling de wateras / historische as / ontsluitingsas als ruggengraat te gebruiken voor een geleidelijke ontwikkeling van Numansdorp naar het Hollandsch Diep toe, langs de historische insteekhaven. De voorgestane ontwikkeling brengt het dorp terug naar de rand van het eiland en het open water. Met de oriëntatie van Numansdorp op het Hollandsch Diep wordt de beleving van de Hoeksche Waard als eiland versterkt. Langs het Hollandsch Diep en het havenkanaal / de insteekhaven liggen bovendien goede kansen voor recreatie en daarmee is de oostelijke Torensteepolder een aantrekkelijke plaats voor hoogwaardige woonmilieus.
Ontwikkeling in oostelijke of noordelijke richting van Numansdorp is niet wenselijk, omdat het landschap daar opener is. Door te bouwen aan de zuidzijde van Numansdorp kan het open landschap met de kleinschalige verkaveling aan de andere zijden gespaard worden.
Landschap als drager
In het stedenbouwkundig ontwerp voor de woningbouw in de Torensteepolder is het bestaande landschap zoveel mogelijk als uitgangspunt genomen.
Inpassing nieuwe ontsluitingsweg
Ten behoeve van de ontsluiting van het nieuwe woongebied wordt de bestaande Wethouder van der Veldenweg doorgetrokken over de Schuringsedijk. Deze ontsluiting zal tevens het woongebied Numansgors ontsluiten. Deze nieuwe oostelijke ontsluiting zorgt ervoor dat de bestaande dorpskern ontlast wordt van doorgaand verkeer, zodat mogelijkheden ontstaan om de leefbaarheid te verbeteren, vooral rond de centrale as door het dorp (Voorstraat).
Bij de landschappelijke inpassing en beoogde beeldkwaliteit van de ontsluitingsweg is rekening gehouden met de openheid van het landschap. Dit vertaalt zich in een weginrichting met zo min mogelijk asfalt, enkel opengesteld voor gemotoriseerd verkeer. Langzaam verkeer kan via de Fortlaan en Schuringsedijk de Torensteepolder bereiken.
De kruising van de nieuwe weg met de Schuringsedijk is zo oostelijk mogelijk gekozen, in aansluiting op de bestaande landschappelijke structuur:
In onderstaande afbeeldingen is een impressie gegeven van het profiel en de inrichting van de nieuwe ontsluitingsweg ten noorden van de Schuringsedijk, rekening houdende met de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan (bijlage 1). De initiatiefnemer zal een inrichtingsplan opstellen dat voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan. Vervolgens zal dit inrichtingsplan met de direct omwonenden worden besproken.
Afbeelding 2.7: Dwarsprofiel van de nieuwe ontsluitingsweg en de dorpsrand van bestaand Numansdorp ten noorden van de Schuringsedijk, met op de achtergrond de Schuringsedijk.
Afbeelding 2.8: Dwarsprofiel van de bestaande Schuringsedijk met de kruising van de nieuwe ontsluitingsweg, met op de achtergrond de dorpsrand van bestaand Numansdorp ten noorden van de Schuringsedijk.
Bebouwingskarakteristieken nieuwe woongebied (stedenbouw, openbare ruimte, architectuur)
In de toekomstige situatie wordt de bestaande dorpsstructuur zoveel mogelijk intact gelaten. De nieuwbouw wordt op enige afstand van de Schuringsedijk voorzien en krijgt geen rechtstreekse verbindingen met de Schuringsedijk. Het karakter van het bestaande lint aan de zuidzijde van de Schuringsedijk blijft daardoor behouden.
De nieuwe woningen die aan (de noordzijde van) de nieuwe ontsluitingsweg komen te liggen (tussen de Torensteepoldersekade en de Schuringsedijk), worden met de voorgevel richting de weg geplaatst. Zo wordt een zachtere overgang gevormd naar het open landschap aan de zuidzijde van de nieuwe weg.
In aansluiting op het omliggende landschap zal het nieuwe woongebied Torensteepolder het karakter krijgen van dorpse bebouwing in een landelijke setting. Essentieel daarbij is de onderliggende stedenbouwkundige hoofdstructuur bestaande uit water, lanen en groenstructuren die er voor zorgen dat het landelijke karakter gewaarborgd is. Als resultaat daarvan ontstaan in het plangebied diverse 'eilanden' die bestemd zijn voor woningbouw met een dorpse bebouwingskarakteristiek.
Belangrijk kenmerk van het dorps bouwen is een grote diversiteit aan woningen en woontypes. Die diversiteit kan het beste bereikt worden door kavels individueel uit te geven en eigenaren vrijheid te geven bij de bouw van de woning. Op die manier zal qua architectuur een grote verscheidenheid ontstaan en wordt de gewenste diversiteit van het dorps wonen bereikt. In verband met de beeldbepalendheid van het woongebied ten opzichte van het omliggende landschap kan voor eenheid worden gezorgd door de voorkeur te geven aan woningen met kap. Incidenteel bestaat er echter geen bezwaar tegen het plat afdekken van een woning. In het opgestelde beeldkwaliteitplan (bijlage 1) is een en ander nader uitgewerkt. Het beeldkwaliteitplan is een belangrijke onderlegger van de afspraken die gemaakt zijn met de ontwikkelende partij. In artikel 12 van het bestemmingsplan (bestemming Woongebied - Uit te werken) is bepaald dat uitwerking van de bestemming dient plaats te vinden conform de eisen uit het beeldkwaliteitplan.
Om de aansluiting met het regionale woningbouwprogramma te borgen acht de gemeente het wenselijk in het bestemmingsplan eisen te stellen die er voor zorgen dat de gewenste stedenbouwkundige opzet wordt gerealiseerd. In onderstaand schema is weergegeven hoe de stedenbouwkundige kwaliteiten en realisering van het dorpse woonmilieu geborgd is.
Kenmerk | Eis gemeente | Vertaling in stedenbouwkundig plan | Borging in bestemmingsplan |
Stedenbouwkundige kwaliteiten | |||
Eén stedenbouwkundige geheel als onderdeel van Numansdorp Zuid | Gemeente heeft de eis gesteld van één stedenbouwkundig plan voor de gehele locatie. | Voor het gehele plangebied is een stedenbouwkundige uitwerking gemaakt. | De hoofdstructuren van het stedenbouwkundig plan zijn gedetailleerd bestemd. Bij uitwerking van de bestemming is de eis gesteld dat voldaan moet worden aan de stedenbouwkundige hoofdstructuur. |
Verbinding richting Hollandsch Diep | Doorgaande routes vanuit door het plan Torensteepolder richting Hollandsch Diep. | Doorgaande verbindingen zijn gedetailleerd op het stedenbouwkundig plan aangegeven. | Verbindingen zijn juridisch vastgelegd en bestemd. |
Naar het zuiden toe aflopende bebouwingsdichtheid met meer ruimte voor water en groen. | Eengezinswoningen aan de noordzijde, kavels en water aan de zuidzijde. | Concreet vertaald in een verkaveling die aan deze eis voldoet. | Door de bestemde hoofdstructuur, verdeling en verschillende woonbestemmingen en maximale woningaantallen is juridisch geborgd dat een aflopende bebouwingsdichtheid wordt gerealiseerd. |
Verscheidenheid aan woningtypes | Woningbouwaanbod voor alle doelgroepen. | Stedenbouwkundig plan laat grote verscheidenheid aan woningtypes zien. | Verdeling in woningtypes is juridisch geregeld door verschillende woonbestemmingen. |
Dorps woonmilieu | |||
Mate van menging wonen | Geen menging met andere functie | Alleen wonen | Uitsluitend bestemming wonen. |
Woningdichtheid | Lager dan 40 woningen per hectare. De ondergrens van 20 woningen per hectare is door de gemeente niet gesteld omdat dit afbreuk zou doen aan het gewenst open en groene karakter van de wijk. | Gemiddeld 8 woningen per hectare, op onderdelen aan de noordzijde maximaal 40 woningen per hectare woonbestemming. | De gewenste (lage) dichtheid is geborgd door per bestemming het minimum en maximum aantal woningen te bepalen. |
Nabijheid landschap en recreatie | "Omgeven door" | Het plan grenst aan 3 zijden aan onbebouwd landelijk gebied. | Bestemming Agrarisch in omliggende bestemmingsplannen. |
Kwaliteit openbare ruimte | Gemiddeld | Deel behouden landelijke omgeving deels aanleg nieuwe hoofd groen structuur. | Bestemming water en groen op de planverbeelding. |
Kwaliteit van het groen | Volwasen, veel en divers | Behouden bestaande landschapstructuren en bomen. | Bestemming groen. |
Woningtypologie | Vrijstaand en eengezins. | Met uitzondering van 12 senioren appartementen zijn alle woningen vrijstaand of eengezins of geschakeld. | Type woningen is bestemd |
Spreidingstoestand | Verspreid, weinig openbaar. | Geen compacte situering van woningen en grote kavel met relatief weinig openbaar. | De in het bestemmingsplan opgenomen minimale afstanden van woningen tot perceelsgrenzen en combinatie met de lage dichtheid. |
Stedenbouwkundige bouwsteen | Erf/kavel | Hoofdzakelijk woningen op eigen erf / kavel. | Afspraak met ontwikkelaar. Grotendeels vrije kavels. |
Ruimtelijke identiteitsdragers | Weinig (historische linten, en structuren, uitzichten). |
Deels | n.v.t. |
Bezoekers/bewoners | Vooral bewoners, weinig bezoekers. | Een programma met uitsluitend wonen, wel bezoekers voor extensief recreatief medegebruik (wandelen/fietsen). | Bestemming beperkt tot wonen, geen andere publieksaantrekkende functies toegestaan. |
Parkeren | Met name op eigen kavel of op straat. | Beperkte ruimte in het bestemmingsplan voor gemeenschappelijke parkeervoorzieningen | De bestemde ruimtelijke structuur laat beperkte ruimte voor gemeenschappelijke parkeerterreinen. |
Interne verkeersstructuur
De interne verkeersstructuur in het woongebied bestaat uit wegen met een snelheidsregime van 30 km/h.
Aansluiting op bestaande infrastructuur
Waar mogelijk wordt de oorspronkelijke verkeerstructuur zoveel mogelijk intact gehouden. Om de verkeerseffecten op de bestaande infrastructuur te beperken worden maatregelen genomen in de trant van uitritconstructies. De Torensteepoldersekade blijft als ontsluitingsweg bestaan.
Afwikkeling van verkeer
Ten behoeve van een deugdelijke afwikkeling van het verkeer en het door het plan gegenereerde verkeer wordt aan de oostzijde van de kern Numansdorp een ontsluitingsweg gerealiseerd met een snelheidsregime van 50 km/h, daar waar de ontsluitingsweg het nieuwe woongebied nadert is een snelheidsregime van 30 km/h voorzien. Het verkeer van Numansgors en de ligplaatsen van Numansgors wordt middels een ontsluiting ten oosten van de nieuwe woonwijk afgewikkeld.
De kruising van de nieuwe ontsluitingsweg en de Schuringsedijk wordt ingericht volgens het zogenaamde ´spoorwegmodel´ dat zodanig is ingericht dat het verkeer op de nieuwe ontsluitingsweg niet af kan wikkelen op de Schuringsedijk en vice versa.
Parkeren
In het gemeentelijke parkeerbeleid van de gemeente Cromstrijen is opgenomen dat voor nieuwbouwwijken de maximale normen uit de ASVV1 worden toegepast. Dit houdt in dat per in onderhavig plan voorkomende woningtype de volgende normen worden aangehouden:
Woningtype | Parkeernorm |
Vrijstaande woningen | 2,7 |
Twee-aan-eengebouwde woningen | 2,6 |
Aaneengebouwde of geschakelde woningen | 2,4 |
Gestapelde woningen | 2,5 |
Tabel 2.9: parkeernormen in het plangebied per woningtype
In het opgestelde stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met deze parkeernormen. In de praktijk zal dat betekenen dat een groot deel van de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden aangelegd. Bij vrijstaande woningen geldt de eis dat voor iedere woning minimaal twee parkeerplaatsen op eigen erf aanwezig moeten zijn. Voor de grote vrijstaande kavels geldt zelfs een norm van 3 parkeerplaatsen per woning. De kavels in het plangebied zijn van voldoende omvang (groter dan 500 m2) om deze eis te kunnen stellen. In bijlage 2 is op een kaartje (indicatieve verkaveling) aangegeven hoe dit in de praktijk te realiseren is.
Aan iedere parkeerplaats op eigen terrein wordt de eis gesteld dat deze rechtstreeks bereikbaar moet zijn vanaf de openbare weg. Dat wil zeggen dat een auto de parkeerplaats zonder belemmeringen moet kunnen bereiken.
Om de handhaafbaarheid van deze regeling te waarborgen geldt de regel dat het per woning vereiste aantal parkeerplaatsen aanwezig moet zijn en blijven. Dit betekent dat zodra op een perceel een parkeerplaats verdwijnt en er daardoor onvoldoende parkeerplaatsen resteren, sprake zal zijn van een strijdigheid met het bestemmingsplan. De gemeente kan dan handhavend optreden.
Om een en ander ook juridisch te waarborgen wordt in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de regels is in artikel 18.1 is opgenomen dat gebruik van alle bestemmingen in het bestemmingsplan slechts is toegestaan onder de voorwaarde dat aan de normen in artikel 18.2, 18.3 en 18.4wordt voldaan. In artikel 18.2 zijn de normen opgenomen zoals weergegeven in tabel 2.9. Omdat een deel van de parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden voorzien is in artikel 18.3 een bepaling opgenomen dat op ieder perceel van grote vrijstaande woningen minimaal 3 parkeerplaatsen worden aangelegd en op ieder perceel van vrijstaande, twee-aangebouwde en geschakelde woningen minimaal twee parkeerplaatsen worden aangelegd. Een deel van de parkeerbehoefte zal tevens moeten worden voorzien in openbaar gebied. Omdat een aantal woningtypen niet kunnen voorzien van parkeerplaatsen op eigen terrein zijn in artikel 18.4 daarom de normen gespecificeerd per woningtype voor het aantal parkeerplaatsen in openbaar gebied.
Binnen het stedenbouwkundig plan is voldoende ruimte om aan de parkeernorm te voldoen. Aanvullend zullen wegen in het plangebied zo worden ingericht dat incidenteel in de berm geparkeerd kan worden een soort overloop parkeerplaatsen).
Een overzicht van de parkeerbalans is opgenomen in bijlage 2.
In hoofdstuk 4 Mobiliteit wordt verder ingegaan op de verkeerskundige aspecten.
Uitgangspunt voor de te hanteren planmethodiek is de stedenbouwkundige hoofdstructuur (water, wegen, groen, uitgeefbaar). Binnen het gebied aangewezen als uitgeefbaar (bestemming Wonen en Wonen - uit te werken) is grote vrijheid om te komen tot een verkaveling en woningtypen. Juridisch is dit nader uitgewerkt op de kaart (planverbeelding) door het plangebied te verdelen in de bestemmingen Woongebied, Water, Groen en verkeer. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de bepalingen uit het SVBP2012.
Door deze opzet van de planverbeelding is er beperkte ruimte om bij de verkaveling te komen tot geringe aanpassingen. Door gewijzigde marktomstandigheden kan het nodig zijn het bestemmingsplan aan te passen. Bijvoorbeeld door een watergang iets op te schuiven zodat een gunstigere verkaveling mogelijk is of de woningtypen te veranderen. In het plan is aan deze gewenste flexibiliteit tegemoet gekomen door binnen de bestemmingen Groen, Water en Verkeer beperkte uitwisseling met de woonbestemmingen mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: binnen de bestemming Groen wordt - binnen een zone van 5 meter - toegelaten dat tuinen worden aangelegd mits binnen de bestemming Woongebied een even groot deel wordt aangelegd als openbaar groen. Een groot voordeel van deze oplossing is dat zonder nadere procedure een beperkte afwijking van de onderliggende verkavelingsopzet mogelijk is zonder de stedenbouwkundige structuur aan te tasten.
Aanvullend wordt nog extra flexibiliteit geboden door het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid te geven om bestemmingen onderling te wijzigen. Bijvoorbeeld om een andere opzet van de verkavelingsstructuur mogelijk te in verband met gewijzigde marktomstandigheden. Aan de bevoegdheid worden voorwaarden verbonden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van het plan en de stedenbouwkundige hoofdstructuur behouden blijft.
De gemeenteraad heeft besloten het zuidelijk deel een uit te werken woonbestemming te geven. Dit zorgt er voor dat het bestemmingsplan flexibel blijft en optimaal kan inspelen op toekomstige marktomstandigheden en de actuele woonbehoefte.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Agrarisch
De bestemming 'Agrarisch' is opgenomen om het gebied tussen het nieuwe woongebied en de nieuwe ontsluitingsweg te bestemmen conform bestaand gebruik waarbij aansluiting is gezocht bij het op 2 juli 2013 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de gronden die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur van het toekomstige woongebied. Het is van groot belang dat deze structuur niet wordt aangetast. Zoals hiervoor opgemerkt wordt binnen de bestemming Groen wel enige flexibiliteit geboden om tot uitwisseling met het woongebied te komen door binnen een zone van 5 meter onderlinge verschuivingen toe te staan. Door die zone op maximaal 5 meter te stellen wordt gewaarborgd dat hoofdstructuur ten allen tijde in stand blijft en bovendien niet verkleind mag worden door de verplichte compensatie binnen de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2', 'Wonen - 3', 'Verkeer' en 'Water'. Bij het bepalen of de gronden op de juiste wijze zijn ingericht zal de gemeente bij de feitelijke uitvoering goedkeuring verlenen aan de inrichting van het openbaar gebied, bijvoorbeeld op basis van een handboek openbare ruimte.
Binnen de bestemming 'Groen' wordt ruimte geboden voor recreatief medegebruik in de vorm van fietsen en wandelen.
Groen -1
De bestemming 'Groen - 1' is opgenomen voor de gronden die gelegen zijn tussen de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg en de percelen van de woningen gelegen aan de Goudvink. Binnen de bestemming 'Groen - 1' is enkel een groene inrichting toegestaan behorende bij de weginrichting van de nieuwe ontsluitingsweg en geen voet- of fietspaden.
Tuin
De bestemming 'Tuin' is opgenomen voor het achterste deel van de (mogelijke toekomstige) achtertuinen van de woningen aan de Goudvink. Tevens is de bestemming 'Tuin' opgenomen voor de gronden die nu agrarisch bestemd zijn ten zuiden van de woningen aan de Schuringsedijk en de gronden die agrarisch bestemd zijn ten zuiden van de Horeca-bestemming aan de Schuringsedijk. Binnen de bestemming 'Tuin' is er voor gekozen geen extra erfbebouwing toe te staan aangezien vergunningvrij al voldoende mogelijkheden bestaan voor het achtererf. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is door de gemeenteraad nog een bepaling toegevoegd die expliciet regelt dat het is toegestaan om hobbymatig dieren te houden en gewassen te telen.
Verkeer
De ontsluiting van het plangebied is een belangrijk onderwerp geweest bij de planontwikkeling. Om diverse redenen wordt het wenselijk geacht hierover duidelijkheid te bieden naar de omgeving. Om die reden is de toekomstige ontsluitingsstructuur gedetailleerd opgenomen op de planverbeelding in de bestemming 'Verkeer'. Daarbij is nog wel de mogelijkheid geboden om ter plaatse van de Wethouder van der Veldenweg een nader besluit te nemen voor de wijze van aansluiting op de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg (kruispunt of rotonde).
Daarnaast is - net als bij de bestemming 'Groen' - nog enige flexibiliteit geboden om binnen een zone van 5 meter tot uitwisseling met het toekomstige woongebied te komen. Door die zone op maximaal 5 meter te stellen wordt gewaarborgd dat hoofdstructuur ten allen tijde in stand blijft.
Water
De bestemming 'Water' is opgenomen voor de gronden die deel uitmaken van de toekomstige waterstructuur van het te ontwikkelen woongebied. De waterstructuur is een essentiële ruimtelijke drager van het plan en mag in hoofdopzet niet worden aangetast. Om die reden zijn de voor water bestemde gronden gedetailleerd bestemd.
Zoals hiervoor opgemerkt wordt binnen de bestemming 'Water' nog wel enige flexibiliteit geboden om tot uitwisseling met de woonbestemmingen te komen binnen een zone van 5 meter. Door die zone op maximaal 5 meter te stellen wordt gewaarborgd dat de hoofdstructuur ten allen tijde in stand blijft en bovendien niet verkleind mag worden door de verplichte compensatie binnen de bestemmingen Wonen 1 t/m 3 en Groen. Bij het bepalen of de gronden op de juiste wijze zijn ingericht zal de gemeente bij de feitelijke uitvoering goedkeuring verlenen aan de inrichting van het openbaar gebied, bijvoorbeeld op basis van een handboek openbare ruimte.
Langs watergangen in het plangebied geldt een keurbepaling. Voor watergangen die in de keur zijn aangemerkt als 'dijksloot' geldt dat aan één zijde een onderhoudstrook van 5 meter moet worden aangehouden. In afwachting van een regeling tot dijksloot in het keur, geldt dit ook voor de sloot aan de zuidzijde van de Schuringsedijk. Aan de zuidzijde zal Midstate een onderhoudsstrook van 5 meter aanhouden. Binnen deze onderhoudsstrook mag zonder toestemming van het waterschap geen bebouwing worden opgericht.
Wonen 1 , 2 en 3
Binnen de stedenbouwkundige hoofdstructuur zijn de gronden die in aanmerking komen voor woningbouw bestemd als 'Wonen'. Binnen de bestemming Wonen is een grote vrijheid om te komen tot de meest optimale verkaveling. In de regels zijn nadere eisen gesteld ten aanzien van het aantal woningen, het type woningen, de afstand van de woning tot zijdelingse perceelsgrenzen en de bouwhoogtes. Het onderscheid in drie woonbestemmingen ('Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3') is gekozen om op de verbeelding zichtbaar te kunnen maken dat in het plan verschillende woonmilieus zijn te onderscheiden en te waarborgen dat de ontwikkeling in noord-zuidrichting plaats vindt: 'Wonen - 1' heeft met name betrekking op het lint parallel aan de Torensteepoldersekade waar in lage dichtheid vrijstaande en halfvrijstaande woningen op grote kavels worden gerealiseerd. De bestemmingen 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' zijn opgenomen om woningen in hogere dichtheid toe te staan in de vorm van rijenwoningen in het noordelijke plandeel. Om te voorkomen dat in de toekomst alleen de bestemming 'Wonen - 1' en niet de bestemming 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3' wordt gerealiseerd is binnen de bestemming 'Wonen - 1' een faseringsregeling opgenomen die moet waarborgen dat de woningbouwproductie minimaal gelijkmatig verloopt met de bestemming 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3'.
Woongebied - Uit te werken
De bestemming 'Woongebied - Uit te werken' is opgenomen voor het resterende zuidelijke plandeel waar in lage dichtheid vrijstaande en halfvrijstaande woningen op grote kavels gerealiseerd kunnen worden na uitwerking. Hierbij zijn uitwerkingsregels opgenomen die erop zien dat uitwerking enkel mogelijk is nadat 70 % van het beoogd aantal woningen in 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' in aanbouw is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is opgenomen dat het maximaal aantal woningen binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en 'Woongebied - Uit te werken', na uitwerking niet meer dan 181 (inclusief twee bestaande woningen) mag bedragen.
Daarnaast zijn een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Het gaat bijvoorbeeld om regels ten behoeve van ondergronds bouwen en een bepaling dat voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder.
Ten aanzien van geluid is het van belang op te merken dat door dit artikel wordt geregeld dat bij de aanleg van de nieuwe oostelijk ontsluitingsweg maatregelen worden getroffen die er toe leiden dat aan de voorkeursgrenswaarde dan wel de verleende hogere waarden voldoen. Zoals blijkt uit het akoestisch onderzoek behorende bij dit plan betekent dit dat toepassing van 'stil asfalt' noodzakelijk is.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is een algemeen verbod op strijdig gebruik opgenomen, en wordt een aantal voorbeelden genoemd wat in ieder geval als strijdig gebruik wordt beschouwd. Tevens is in de algemene gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen met betrekking tot parkeren.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwen) in het openbare gebied.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een regeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van het plan beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Het betreft bijvoorbeeld een aanpassing van de bestemmingsgrens die benodigd is om de verkaveling in te passen.
Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings-, nadere eisen- of wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een GBKN-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor ondermeer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste Rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.
Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Het rijk wil daarnaast duurzaamheidseisen stellen aan de ontwikkeling van bedrijven- en haventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. In het bestemmingsplan dat een dergelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet een motivering worden opgenomen op basis van de drie 'treden' voor duurzame stedelijke ontwikkeling.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk en per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Bro. Overheden moeten op grond van het Bro alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren aan de hand van de drie treden van de Ladder. De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is verankerd in het Bro in de artikelen 1.1.1 en 3.1.6. De tekst uit het Bro luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Met het plan Torensteepolder is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Op 1 juli 2011 is de Woonvisie bekend gemaakt, deze visie volgt de 'Nota wonen; Mensen, Wensen, Wonen' uit 2002 op.
De beleidsagenda van de Woonvisie volgt kort gezegd drie hoofdlijnen:
De Woonvisie bevat verschillen over de provinciale rol ten opzichte van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De minister heeft daarop aangegeven dat de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) het leidende document is. De SVIR als leidend document betekent dat, anders dan in de Woonvisie, de provincies vooraf sturen op woningbouwprogrammering omdat zij een integrale ruimtelijke afweging kunnen maken. Daarnaast zijn er in de Woonvisie rijksdoelstellingen benoemd, die niet als zodanig terugkomen in de SVIR.
Versterken vertrouwen koopmarkt
Het kabinet wil het eigenwoningbezit structureel bevorderen. Een eigen woning draagt bij aan het opbouwen van eigen vermogen en daarmee aan zelfredzaamheid van burgers. Ook beïnvloedt eigenwoningbezit in positieve zin de betrokkenheid bij de woonomgeving en de leefbaarheid van buurten en wijken, aldus de minister in de Woonvisie. Hieronder de maatregelen uit de Woonvisie die betrekking hebben op de koopmarkt.
Betere werking huurmarkt
Het kabinet wil de komende jaren toe naar een huurwoningenmarkt waar huurprijs en gewildheid beter op elkaar zijn afgestemd. Op dit moment is er slechts een beperkte relatie tussen de prijs en de gewildheid van huurwoningen, schrijft minister Donner, en het grootste deel (92%) is gereguleerd. Deze situatie leidt volgens de minister niet tot een bevredigende verdeling van woonruimte en maakt ontwikkeling van nieuw aanbod niet aantrekkelijk. De Woonvisie zet een aantal maatregelen voor de huurmarkt op een rij die eerder al bekend zijn gemaakt:
huurders in de sociale huursector met een inkomen boven € 43.000 krijgen 5% extra huurverhoging en hogere WWS-punten;
huurwoningen in zogenaamde schaarstegebieden krijgen 25 woning-waarderingspunten bij, waardoor de maximale huur tot 120 euro per maand kan stijgen;
Werkdomein corporaties duidelijk afbakenen op het terrein van wonen, maatschappelijk vastgoed en leefbaarheid; Er dient een strikte scheiding te zijn tussen activiteiten die niet tot de kerntaken van corporaties horen en de sociale taken, waarvoor staatssteun wordt ontvangen.
Intern en extern toezicht op corporaties wordt versterkt middels de nieuwe Woningwet (2012).
Verbeteren investeringscondities woningbouw
In de Woonvisie wordt de noodzaak voor innovatie in de bouwsector benadrukt. 'Door de economische crisis werken traditionele verdienmodellen in de bouw niet meer goed. Het kabinet wil de sector stimuleren deze opgave aan te pakken door investeringscondities te verbeteren en belemmeringen weg te nemen', schrijft hij. Om dit te bewerkstelligen wil het kabinet onder andere beperkingen in het ruimtelijk beleid wegnemen zodat er meer ruimte ontstaat voor woningbouw in kleinschalige uitbreidingen en voor particulier opdrachtgeverschap. Ook wil het kabinet snellere en betere bouwregels en -procedures. Hiervoor is recent een wijziging van het bouwbesluit doorgevoerd.
Op 9 juli 2014 heeft de provincie Zuid-Holland voor de gehele provincie nieuw ruimtelijk beleid vastgesteld. Als gevolg van grote veranderingen, zoals een veranderende economie, op sommige plaatsen een krimpende bevolking en meer behoefte aan duurzame energievoorzieningen, hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland op 9 juli 2014 de Visie "Ruimte en Mobiliteit" vastgesteld. Ook de Verordening ruimte 2014 en de programma's 'Ruimte' en 'Mobiliteit' maken hiervan onderdeel uit.
In deze documenten is het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van de provincie tot aan 2030 vastgelegd, waarbij de programma's een grotere dynamiek kennen dan de visie. De Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en bijbehorende verordening komen hierdoor te vervallen, net als het provinciaal Verkeers- en vervoerplan en de beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart 2006, het Fietsplan 2008 en de Nota operationalisering openbaar vervoer 2007-2010.
Het strategisch ruimtelijk beleid zoals verwoord in de Visie "Ruimte en Mobiliteit" vindt doorwerking in het Programma Ruimte. Dit programma is gekoppeld aan de kwaliteitskaart, die bij ontwikkelingen buiten of grenzend aan het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD) gebruikt wordt als richtingskader. Hierbij is de inzet van de provincie, dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de op deze kaart benoemde ruimtelijke kwaliteit. Een belangrijke pijler onder het nieuwe provinciale beleid is de ladder voor duurzame verstedelijking.
In artikel 2.1.1., lid 1, van de provinciale Verordening ruimte 2014 is opgenomen dat een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende eisen:
In lid 3 van hetzelfde artikel is opgenomen dat Gedeputeerde Staten bij de aanvaarding van een regionale visie kunnen aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid.
Bepalingen in de provinciale Verordening ruimte 2014 ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit
In artikel 2.2.1, lid 1, van de provinciale Verordening ruimte 2014 is opgenomen dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
In artikel 2.2.1, lid 3, van de provinciale Verordening ruimte 2014 is ingegaan op de inhoud van de aanvullende ruimtelijke maatregelen.
In artikel 2.2.1, lid 4, van de provinciale Verordening ruimte 2014 is bepaald dat een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid een motivering bevat, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt voorzien vraagt, conform de bepalingen in de Verordening ruimte, om een nadere motivering in een beeldkwaliteitsparagraaf. Het plangebied is niet gelegen in een gebied aangewezen als beschermingscategorie 1 of 2.
Kwaliteitskaart provinciale Visie ruimte en mobiliteit
De kwaliteitskaart uit de provinciale Visie ruimte en mobiliteit bevat de belangrijkste kenmerken (richtpunten) van een gebied. De kwaliteitskaart heeft aan het plangebied de volgende kwaliteiten toegekend:
Gebiedstype, kaartnaam | Kwaliteiten | Richtpunten |
Jonge zeeklei, Laag van de ondergrond |
De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap | - Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden. - Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand. - Ontwikkelingen in het rivierengebied houden het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar. |
Zeekleipolder, Laag van de cultuur- en natuurlandschappen |
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken. De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf. Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken. | - Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen. - Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren. - Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder. - Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap. - Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders. Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur. |
Rivierdeltalandschap, Deltalandschappen | Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden. Deze gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen. | - Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren. - Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel, waarbij bijvoorbeeld in Voorne-Putten en Hoeksche Waard een duidelijk verschil zit tussen de 'dynamische' noordrand en het 'luwe' zuiden. |
Als uitwerking van de kwaliteitskaart dient in een op te stellen beeldkwaliteitsparagraaf aangesloten te worden bij de provinciale gebiedsprofielen. Het gebiedsprofiel is een regionale uitwerking van de provinciale kwaliteitskaart. Een gebiedsprofiel beschrijft en visualiseert kenmerkende ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. De gebiedsprofielen geven een overzicht van de landschappelijke waarden, waarmee bij ruimtelijke ingrepen rekening moet worden gehouden.
Ruimtelijke kwaliteit' op gebiedsniveau
De regeling 'Ruimte-voor-ruimte' maakt geen onderdeel meer uit van het provinciale beleidskader. Hiervoor in de plaats geeft de provincie de ruimte om het handelingskader ruimtelijke kwaliteit op gebiedsniveau toe te passen. Dit houdt in dat zowel de bebouwingsmogelijkheden als de maatregelen om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren, niet op perceelsniveau worden bezien maar op een hogere schaal. Dit biedt mogelijkheden om robuuste maatregelen te treffen voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, door dit voor meerdere ingrepen in het gebied tegelijk te doen. Bestaande initiatieven voor gebiedsgerichte toepassing van 'ruimte-voor-ruimte', waarbij soms gebruik wordt gemaakt van een 'beursstelsel', kunnen dus worden voortgezet onder het nieuwe handelingskader ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent ook dat de impact van een ontwikkeling op het gebied niet op perceelsniveau wordt bezien, maar op gebiedsniveau. Er wordt dus niet per woning bezien of sprake is van "inpassing" dan wel "aanpassing", maar voor het totale programma.
Op 12 oktober 2011 is de Woonvisie Zuid-Holland 2011 - 2020 vastgesteld.
De crisis op de woningmarkt is niet in zijn geheel te wijten aan de economische recessie. Onderzoek toont aan dat de woningmarkt structureel is veranderd. Aan de vraagkant is kwaliteit belangrijker geworden. Ook veranderen demografische voorspellingen. In sommige landelijke regio's van Zuid-Holland daalt de bevolkingsomvang. Anticiperend beleid is nodig evenals een verbreding van de focus van alle woonpartners: van alleen woningen bouwen naar verbeteren van de leefomgeving.
Leefomgeving en wonen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De leefomgeving bepaalt voor inwoners van Zuid-Holland een aanzienlijk deel van hun dagelijkse welbevinden. Indirect is die omgeving en de verbinding tussen stad en platteland daarmee voorwaarde voor een sterke economische regio, die in zichzelf weer aantrekkingskracht heeft om er te wonen. De provincie wil dat binnen de woningmarkt vraag en aanbod in balans zijn. Zij wil ook balans tussen steden onderling en tussen stedelijk en landelijk gebied.
In de brief d.d. 25 augustus 2015, toegevoegd in bijlage 37 van deze toelichting heeft Gedeputeerde Staten antwoord gegeven op een aantal vragen d.d. 10 augustus 2015 van statenlid A.H.K. van Viegen. Gedeputeerde Staten bevestigd in de brief dat het bestemmingsplan Torensteepolder 2015 in overeenstemming is met de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening ruimte.
De vaststelling van de Structuurvisie Hoeksche Waard door de raad van Cromstrijen heeft op 9 juli 2009 plaatsgevonden. De Stuctuurvisie beoogt sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Tevens is de Structuurvisie een bouwsteen voor de provinciale structuurvisie. Zoals op afbeelding 3.1.3 te zien is, is het plangebied in de visie aangeduid als 'nieuw woongebied'. In de sector 'nieuw woongebied' kunnen nieuwe landgoederen en andere vormen van landelijk wonen worden ingezet als een kwaliteitsimpuls voor het landschap, onder meer voor de gewenste 'vergroening' van de dijken, voor de sanering van verspreid glas op kwetsbare plaatsen en voor het behoud van monumentale boerderijen. Dit is vooral kansrijk voor woningen in het hogere marktsegment, die de doorstroming binnen de Hoeksche Waard bevorderen.
Ontwikkelingsbeeld Numansdorp 2030
De gronden tussen de landgoederenstrook en de bestaande dijken blijven open en krijgen een ecologische en recreatieve functie (als onderdeel van de landgoedontwikkeling). Op deze wijze worden de kernkwaliteiten van het landschap versterkt en ontstaat een bijzonder 'landelijk' woonmilieu in de Torensteepolder. Samen met de bestaande en nieuwe buitendijkse natuurgebieden (o.a. de Oostersche Bekade Gorzen, de uitbreiding van de oeverlanden door zandsuppletie en het nieuwe watergebied in de Molenpolder) ontstaat een grotere stapsteen in de ecologische reeks van de Biesbosch tot de Voordelta. Het westelijk deel van de Torensteepolder is inplaatsingsgebied voor nieuwe agrarische bedrijven van buiten de regio en houdt een agrarische functie. Er zal gezorgd worden voor een goede recreatieve ontsluiting en een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe landbouwbedrijven.
Voor de bestaande dorpsrand van Numansdorp wordt gestreefd naar 'vergroening' middels kleinschalige woningbouw in combinatie met de ontwikkeling van boomgaarden, parkgebieden, recreatieboerderijen of boselementen. Hier is het inrichtingsprincipe 'rafelranden' van toepassing. In de Molenpolder ten zuidwesten van de kern Numansdorp zijn recreatieve doeleinden en woningen voorzien.
Afbeelding 3.1: Uitsnede Ontwikkelingsbeeld Numansdorp 2030, Structuurvisie Hoeksche Waard
Het plangebied is in het ontwikkelingsbeeld van Numansdorp 2030 aangegeven als een 'nieuw woongebied'. Volgens de structuurvisie is op de locatie sprake van de gewenste uitbreidingsrichtingen voor woningbouw per kern. Voor de inschatting van de capaciteit van de aangegeven woongebieden is voorlopig uitgegaan van een gemiddelde woningdichtheid van 15 woningen per ha. Dit is de bruto dichtheid, dus inclusief wegen, water en groen. De uiteindelijke dichtheid zal per locatie kunnen verschillen, afhankelijk van de gewenste ruimtelijke kwaliteit, de ligging ten opzichte van de bestaande bebouwing, de precieze doelgroepen en de economische haalbaarheid. Dit moet blijken uit nader uit te werken stedenbouwkundige plannen.
Ook is een zoeklocatie voor een nieuwe ontsluiting in de structuurvisie opgenomen, voor diverse randwegen en nieuwe ontsluitingswegen zijn al concrete tracés in beeld.
Op 16 februari 2010 is de Woonvisie Hoeksche Waard vastgesteld door de gemeenteraad van Cromstrijen. Binnen de regio is in 2013 de actualisatie van de Woonvisie Hoeksche Waard opgesteld, die vormt samen met de regionale woonvisie Hoeksche Waard en het convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020 het actuele woonbeleid. De Woonvisie Hoeksche Waard die in 2013 is geactualiseerd is opgenomen in bijlage 3. Bij besluit van 11 maart 2014 heeft de Gedeputeerde Staten de geactualiseerde regionale woonvisie aanvaard.
Bij woningbouw staan twee begrippen centraal, namelijk kwantiteit en kwaliteit. Kwantiteit moet een antwoord geven op de vraag hoeveel woningen de gemeente in een bepaalde periode bouwt en bij kwaliteit gaat het om de vraag voor welke doelgroepen de gemeente bouwt en welke type woningen daarbij horen en op welke locaties de gemeente deze het beste kan bouwen. Aan deze aspecten geeft een woonvisie richting. De woonvisie is dus het beleidsmatige instrument dat antwoord geeft op de vraag hoe de woningbouw in de toekomst vorm moet krijgen. Bij het woningbouwprogramma spelen meer de kwantitatieve aspecten een rol. Daarmee levert het de input om het woningbouwbeleid vorm te geven.
De gemeenteraad stelde op 16 februari 2010 de woonvisie Hoeksche Waard en het woningbouwprogramma 2010-2020 voor Cromstrijen vast. Beide plannen vormen het kader voor het lokale volkshuisvestingsbeleid en worden uitgewerkt in concrete programma's voor de verschillende woonprojecten.
In die Woonvisie is vastgelegd dat in de periode 2005 tot 2020 de woningvoorraadtoename in de Hoeksche Waard 3250 woningen mag bedragen. Dat is 216 woningen per jaar. Inmiddels zijn 7 jaar voorbij en in die periode realiseerde men in de Hoeksche Waard 1355 woningen; dat is 194 woningen per jaar. Voor de resterende 8 jaar zijn er dus nog 1895 over, wat neerkomt op 236 woningen per jaar. In een nog vast te stellen regionaal woningbouwprogramma wil de regio vastleggen om 200 woningen per jaar aan de voorraad toe te voegen. In de periode 2012 tot 2020 is dat 1.600 woningen. Daarmee wordt niet het geheel het vastgelegde kader benut, omdat dat op dit moment niet past bij de huidige conjunctuur.
Op 21 mei 2015 is het Woningbouwprogramma 2015-2024 vastgesteld door het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. Dit Woningbouwprogramma vormt de basis voor de nieuwe Woonvisie welke is vastgesteld op 2 juli 2015 door het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. Vervolgens is de Woonvisie naar de provincie gestuurd. Naar verwachting aanvaarden Gedeputeerde Staten de Woonvisie in september-oktober 2015.
Het Woningbouwprogramma 2015-2024 is opgenomen in bijlage 4 van deze toelichting. In het Woningbouwprogramma is de Torensteepolder opgenomen als woningbouwlocatie met gebiedstype 'dorps woonwijk' met 179 woningen. Voor wat betreft de drie 'ruimte-voor-ruimte-woningen' wordt verwezen naar paragraaf 3.6.1.
In de brief van het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard d.d. 1 juni 2015, welke is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting, is bevestigd dat het woningbouwproject Torensteepolder is opgenomen in het op 21 mei 2015 vastgestelde regionale woningbouwprogramma. Ook is aangegeven dat het project Torensteepolder past binnen de kwalitatieve kaders van de Regionale Woonvisie die in voorbereiding is.
Actualiteit
Op 27 oktober 2015 is in regionaal overeenstemming bereikt over het woningbouwprogramma voor de periode 2015-2024. In dit woningbouwprogramma zijn op onderdelen aanpassingen doorgevoerd ten opzicht van het programma 2014-2024. Het betreft onder andere de toevoeging van het plan Landgoederen in Numansdorp met 44 woningen. Dit plan was reeds langer als harde plancapaciteit aanwezig maar is nooit meegeteld in het regionaal woningbouwprogramma vanwege het specifieke woonmilieu (landgoederen), niet vergelijkbaar met de reguliere plannen in de regio. Niettemin heeft de provincie aangedrongen op aanvulling van het woningbouwprogramma op dit onderdeel. In het uitgevoerde woononderzoek (bijlage 7) is deze plancapaciteit toegevoegd aan de bestaande harde plancapaciteit. Uit het onderzoek blijkt dat deze toevoeging geen effect heeft op de conclusies. De regionale woonbehoefte is nog steeds voldoende om het plan Torensteepolder te ontwikkelen.
Wel is deze aanvulling aanleiding geweest om binnen het woningbouwprogramma een verschuiving van categorie 1 plannen naar categorie 2 en 3 door te voeren. Het gaat om de volgende aanpassingen:
Op basis van het aangepaste woningbouwprogramma 2015-2024 blijkt dat het plan Torensteepolder voorziet in een actuele regionale woonbehoefte.
De aanpassingen in het woningbouwprogramma 2015-2024 hebben overigens geen aanleiding gegeven het uitgevoerde onderzoek woningbouwprogramma (bijlage 7) aan te passen.
De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven in een brief d.d. 26 maart 2015, opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting, dat de regionale woonvisies zijn aanvaard tot 1 juli 2015.
De provincie heeft de regio's, alsmede Hoeksche Waard, gevraagd een actualisatie van de woonvisie aan te leveren.
Op 2 juli 2015 heeft het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard de nieuwe regionale woonvisie vastgesteld. Deze woonvisie is opgenomen in bijlage 35 van deze toelichting. Samen met het Woningbouwprogramma 2015-2024 vormt de Woonvisie het actuele regionaal afgestemde woonbeleid. Met de brief van 16 juli 2015, opgenomen in bijlage 36 van deze toelichting is de nieuwe Regionale Woonvisie Hoeksche Waard aangeboden aan het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Cromstrijen welke deze visie op 18 augustus hebben vastgesteld.
In september-oktober 2015 zal definitieve besluitvorming door GS plaatsvinden met betrekking tot de geactualiseerde woonvisies. Voor de tussentijdse periode is in de brief in bijlage 6 de handelingswijze van de provincie inzake woningbouwplannen toegelicht. Wanneer het plan zowel in de oude als in de nieuwe woonvisie van de regio is opgenomen is de provincie akkoord met de onderbouwing van de woningbouwbehoefte.
Omdat het woningbouwproject Torensteepolder is opgenomen in de oude en nieuwe woonvisie van de regio Hoeksche Waard is de provincie, conform de toegelichte handelswijze, akkoord met de onderbouwing van de behoefte van dit plan in het kader van trede 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit is bovendien bevestigd in de beantwoording op vraag 7 in de brief van GS opgenomen in bijlage 37 van deze toelichting.
In 1999 stelde de gemeenteraad de Ontwikkelingsvisie Cromstrijen vast. In het licht van de ruimtelijke ontwikkelingen in de Hoeksche Waard (onder andere de status Nationaal Landschap) is in het voorjaar van 2005 de ontwikkelingsvisie herzien. Voor de kern Numansdorp gelden de volgende uitgangspunten:
Met het Masterplan Numansdorp-Zuid heeft de gemeente Cromstrijen een ontwikkelingsplan voor Numansdorp-Zuid waarin de nadruk wordt gelegd op ruimtelijke en landschappelijke aspecten. In het Masterplan worden ook andere doelstellingen dan woningbouw geformuleerd en uitgewerkt in een programma van eisen en ruimtelijk ontwerp. Het programma behelst inmiddels het in onderlinge samenhang ontwikkelen van landgoederen, woningen en recreatieve voorzieningen. Het plangebied ligt in de Molen- en Torensteepolder. De planonderdelen zijn:
Het Masterplan Numansdorp-Zuid kan gezien worden als richtinggevend beleidsinstrument voor de gefaseerde ontwikkeling van Numansdorp-Zuid.
Omdat ontwikkeling van de Molenpolder vooralsnog niet uitgevoerd kan worden, besloot de gemeenteraad op 21 juni 2011 om het Masterplan gefaseerd uit te voeren.
Uit de Welstandsnota, die door de gemeente is vastgesteld in december 2014, blijkt dat het plangebied in het polderlandschap van de Hoeksche Waard is aangemerkt als gebied, waar een bijzonder welstandsniveau geldt. Bij verdere uitwerking van de plannen moet nadrukkelijk de aandacht worden besteed aan de landschappelijke inpassing.
De 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van maximaal 179 nieuwe woningen planologisch-juridisch mogelijk gemaakt. Omdat deze ontwikkeling ziet op een substantieel nieuw ruimtebeslag en functieverandering is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' conform artikel 1.1.1. onder 1 van het Bro. Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Numansdorp. Het gebied sluit gedeeltelijk aan op de bebouwde kom maar wordt daarvan grotendeels optisch en fysiek gescheiden door middel van een bosrijk terrein. Hoewel in het plangebied reeds twee woningen aanwezig zijn overheerst de agrarische functie. De nieuwe stedelijke ontwikkeling is buiten bestaand stedelijk gebied gelegen. Tevens doet zich een nieuwe ontwikkeling met wonen voor als bedoeld in art. 2 van de provinciale Verordening Ruimte, zodat ingevolge het eerste lid van die bepaling de plantoelichting een verantwoording moet bevatten voor een aantoonbare behoefte en het plan moet zijn gebaseerd op een regionale visie over het programma ter zake of tenminste regionaal moet zijn afgestemd.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat deze plantoelichting een expliciete toets op de Ladder voor duurzame verstedelijking moet bevatten. In deze paragraaf is deze toets en verantwoording opgenomen.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen. In onderstaande afbeelding is een schematisch weergave van de relaties en thema's weergegeven.
Afbeelding 3.2: schematische weergave relaties en thema's Ladder voor duurzame verstedelijking, bron: 'Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking', VNG, oktober 2012
KuiperCompagnons heeft in opdracht van de gemeente een onderzoek (bijlage 7 Onderzoek Woningbouwplannen, KuiperCompagnons, 8 september 2015) uitgevoerd naar de woningbehoeften en alle lopende woningbouwplannen in de woningmarktregio Hoeksche Waard (hierna: 'Onderzoek Woningbouwplannen'). De resultaten van dit onderzoek dienen als basis voor de toelichting voor de treden 1 en 2 van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Om de onafhankelijkheid van het onderzoek te borgen is het onderzoek is tevens voor een second opinion voorgelegd aan de Stec Groep. De beoordelingsbrief van de Stec Groep is opgenomen in bijlage 8.
De uitgangspunten en conclusies van het woningbehoefteonderzoek zijn verwerkt in paragraaf 3.5.2 'Woningmarktregio', paragraaf 3.5.3 'Trede 1 Behoefte' en paragraaf 3.5.4 'Trede 2 Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied'.
Inleiding
Aan de hand van de marktregio is vraag en aanbod in beeld gebracht. Over de omvang van de marktregio bestaat geen afbakening of definitie in het Bro. De omvang verschilt in feite per ontwikkeling en wordt niet primair bepaald door bestuurlijke regio's of grenzen. Een belangrijke indicator voor de omvang van de marktregio is het aantal verhuisbewegingen binnen en tussen de gemeente waar de ontwikkeling is gelegen. Daarnaast is de ligging en het (kwalitatieve) programma van belang.
Verhuisbewegingen
Een analyse van de verhuisbewegingen2 afkomstig van het CBS over de jaren 2004 tot 2014 in de gemeente Cromstrijen toont aan dat:
Hieruit blijkt dat slechts circa een kwart van buiten de regio Hoeksche Waard komt. Dat de Hoeksche Waard het schaalniveau is waarbinnen zich het merendeel van de verhuisbewegingen afspeelt, blijkt ook uit enkele andere onderzoeken.
In november 2010 is in opdracht van het Samenwerkingsorgaan De Hoeksche Waard is door USP een woningbehoeftenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9 van deze toelichting. De resultaten en conclusies die werden getrokken voor de regio Hoeksche Waard zijn naar alle waarschijnlijkheid nog steeds representatief voor de beschrijving van de woningbehoeften en verhuisbereidheid van huishoudens op dit moment. Dit onderzoek maakt duidelijk dat de behoefte om te verhuizen binnen de Hoeksche Waard groot is. Uit het onderzoek bleek namelijk dat 34% van alle huishoudens aangegeven heeft (wellicht) te willen verhuizen binnen 5 jaar. Van deze verhuisgeneigde huishoudens was 88% voornemens te verhuizen binnen de regio Hoeksche Waard. Van de huishoudens uit Cromstrijen, die willen verhuizen binnen de regio Hoeksche Waard, wilde 85% binnen de gemeente blijven.
Op basis van dit woningbehoeftenonderzoek wordt geconcludeerd dat er een duidelijke voorkeur bestaat van een grote meerderheid van de verhuisgeneigde huishoudens in de (bestuurlijke) regio Hoeksche Waard om binnen deze regio te blijven. Daarnaast is er een sterk regionaal verband in de verhuisstromen aangetoond.
Hiermee wordt geconcludeerd dat de Hoeksche Waard een logische marktregio vormt op basis van verhuisgeneigdheid en verhuisstromen.
In de Actualisatie 2013 Woonvisie Hoeksche Waard3, opgenomen in bijlage 3, is een analyse gemaakt van de relaties binnen en buiten de Hoeksche Waard voor wat betreft verhuisbewegingen. Onder de verhuisgeneigde in de regio is het gewenste het gewenste woningtype veruit de belangrijkste reden is om te verhuizen (49%). In combinatie met de conclusie het woningbehoeftenonderzoek van USP blijkt dat de inwoners van de Hoeksche Waard erg gebonden zijn aan en verbonden zijn met de Hoeksche Waard (pagina 3) moet de kracht van het plan Torensteepolder vooral gevonden worden in het bijzondere aanbod aan woningbouwtypen.
Programma
Daarnaast hangt de relevante marktregio af van het te realiseren programma. De reikwijdte van woningen in de lagere en middelhoge prijsklassen is beperkter dan voor dure woningen in een exclusief woonmilieu.
Het beoogde programma in de Torensteepolder maakt duidelijk dat de afbakening van de marktregio op basis van dit aspect een zekere mate van nuance behoeft. Het noordelijk deel met een meer traditioneel woningbouwprogramma, bestaat uit circa 100 woningen voor ouderen en gezinnen. Dit deel van het programma kan voorzien in een meer lokale behoefte. Het programma in het zuidelijk deel, bestaande uit 79 woningen, is exclusiever van opzet en heeft daarom een grotere bovenlokale aantrekkingskracht. Het totale programma is daarmee aan te merken als een mix van woningen waarmee in ieder geval de regio Hoeksche Waard wordt bediend. Door de bijzondere stedenbouwkundige opzet en groen/blauwe karakter van het dorpse woonmilieu is een bovenregionale aantrekkingskracht niet uit te sluiten.
Ligging
Ook de eigenschappen van de Hoeksche Waard en de ligging van de Torensteepolder daarbinnen dragen bij aan de keuze voor de Hoeksche Waard als relevante marktregio. De Torensteepolder is centraal gelegen in de Hoeksche Waard over de omliggende gemeenten. De gemeenten in de regio Hoeksche Waard vertonen veel overeenkomsten in woningaanbod, woonmilieus (dorps en landelijk). Gesteld wordt dat de fysieke leefomgeving en identiteit als eiland de Hoeksche Waard een logische afbakening van een woningmarktregio vormt. De Hoeksche Waard wordt nog altijd aan alle zijden fysiek begrensd door water en het aantal oeververbindingen met het ommeland is beperkt. Dit versterkt het naar binnen gekeerde karakter van het eiland, en van de woningmarkt. Ook in het convenant Regionaal woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020 is dit door alle betrokken gemeenten erkend en overeengekomen (3 oktober 2013).
Ook in paragraaf 2.2.3 van het Programma Ruimte (onderdeel van de Visie Ruimte en Mobiliteit, vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014) is de Hoeksche Waard door de provincie Zuid-Holland als één woningmarkt gedefinieerd.
Conclusie
De gegevens met betrekking tot de verhuisbewegingen en de ligging van de locatie centraal in de Hoeksche Waard tonen aan dat de regio Hoeksche Waard aangehouden moet worden als marktregio in dit onderzoek. Het hanteren van de Hoeksche Waard als marktregio houdt automatisch in dat ook de lokale woningmarkt bediend wordt. Om die reden is in dit onderzoek de Hoeksche Waard als uitgangspunt genomen voor de marktregio, maar is ook steeds getoetst aan de lokale behoefte.
De eerste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking eist dat aan een ruimtelijke besluit, dat een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een aangetoonde regionaal afgestemde behoefte (zowel kwalitatief als kwantitatief) ten grondslag ligt. Ingevolge art. 3.1.6 tweede lid van het Bro moet dit in de plantoelichting inzichtelijk zijn gemaakt.
Deze behoefte moet zowel kwantitatief als kwalitatief worden aangetoond. In de kwantitatieve benadering staan aantallen woningen centraal. In de kwalitatieve benadering staan de kwaliteiten van de woonomgeving en gespecificeerde behoeften centraal. Dit kent uiteenlopende indelingen zoals woonmilieus, woningtypen, huur- koopverhoudingen en prijsklassen.
Kwantitatieve behoefte
De Woningbehoefteraming 2013 en de Bevolkings Prognose 2013 van de provincie Zuid-Holland zijn beide vastgelegd in het Programma Ruimte. Het Programma Ruimte is vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 9 juli 2014. De Woningbehoefteraming 2013 (hierna: WBR2013) is gehanteerd om voor de periode 2014-2024 de woningbehoefte in beeld te brengen. De WBR2013 is bedoeld als kwantitatieve basis voor het woningbouwbeleid. Voor elke regio is berekend hoeveel extra woningen er nodig zijn, voor het huisvesten van nieuwe huishoudens. In de BP2013 is de ontwikkeling van de bevolking voorspeld op basis van woningbouwvooruitzichten.
In de regio Hoeksche Waard tot en met 2024 behoefte is aan 2.066 woningen conform de WBR2013. Indien wordt uitgegaan van de BP2013 is sprake van een woningbehoefte in de marktregio Hoeksche Waard die tot 2024 ruim 350 woningen hoger ligt, namelijk 2.425 woningen.
Uit het 'Onderzoek Woningbouwplannen' van KuiperCompagnons, opgenomen in bijlage Onderzoek Woningbouwplannen, KuiperCompagnons, 8 september 2015, wordt duidelijk dat voor 1.341 woningen sprake is van een onderliggend ontwerpbestemmingsplan. Dit houdt in dat deze plannen 'hard' zijn. Afgezet tegen de woningbehoefte van 2.066 woningen tot en met 2024 in de Hoeksche Waard resteert een vraag van 725 woningen. Voor deze behoefte aan 725 woningen zijn nog geen (ontwerp)bestemmingsplannen in procedure. Zoals onderstaande tabel weergeeft is het programma in de Torensteepolder met 179 woningen ruimschoots in de kwantitatieve behoefte in de Hoeksche Waard op te vangen.
Raming | Woningbehoefte | Woningaanbod | Resterende vraag | Programma Torensteepolder |
WBR2013 | 2.066 | 1.341 | +725 | 179 |
BP2013 | 2.425 | 1.341 | +1.048 | 179 |
Tabel kwantitatieve woningbehoefte in de marktregio per saldo
Kwantitatieve behoefte
In een kwalitatieve benadering van de woningbehoeften staan de kwaliteiten van de woonomgeving centraal. Deze kwaliteiten kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Een woonmilieu kenmerkt een wijk of buurt naar aanleiding van ligging, sociaal economische status en bebouwing.
De provincie Zuid-Holland heeft de gegevens uit de WBR2013 en de BP2013 gecombineerd met de Woningmarktverkenning 20134 .
Onderstaande tabel geeft de totale woningbehoefte weer conform de WBR2013 en de woningbehoefte per woonmilieu (dorps). In de Hoeksche Waard is behoefte aan 1.456 woningen in een dorps woonmilieu. Het 'Onderzoek Woningbouwplannen' van KuiperCompagnons concludeert dat er harde plannen zijn voor 620 woningen in een dorps woonmilieu. Hierdoor resteert een behoefte aan 836 woningen. De Torensteepolder met 179 woningen in een dorps woonmilieu past binnen die behoefte. In de marktregio Hoeksche Waard bestaat ruim voldoende kwalitatieve behoefte in woonmilieus voor het plan Torensteepolder.
Dorps woonmilieu | Woningbehoefte WBR2013 | Woningbehoefte dorps woonmilieu | Harde plannen in dorps woonmilieu | Resterende vraag | Programma Torensteepolder |
Marktregio Hoeksche Waard | 2.066 | 1.456 | +620 | +836 | 100 woningen in dorps woonmilieu+79 woningen in dorps woonmilieu met landelijk karakter |
Tabel kwantitatieve woningbehoefte naar woonmilieus in de marktregio per saldo, bron: Staat van Zuid-Holland, pagina 'Bandbreedte WBR-BP naar woonmilieus' en het 'Overzicht woningbouwplannen' in de bijlage van het 'Onderzoek Woningbouwplannen' in bijlage 7.
In bijlage D en E van de eerder aangehaalde Woningbouwverkenning Zuid-Holland 2013 is ingegaan op de ontwikkeling van de behoefte in de periode 2011-2030 en gespecificeerd naar eigendom, prijsklasse, woonmilieu en regio.
Om te bepalen of het beoogde programma in de Torensteepoldervoorziet in de behoefte op basis van verdeling van huur- en koopwoningen en prijsklassen, is hieronder een overzicht weergegeven van het programma en de prijsklassen, eigendommen, waarin voorzien wordt.
De 12 appartementen en 17 rijwoningen, deels huur (652-800+) en deels koop (168.000-320.000), voorzien in de behoefte die er tot 2030 in de marktregio Hoeksche Waard is voor deze woningen in het dorpse woonmilieu. Ook de 38 rijwoningen, die op de markt komen tussen de 168.000 en 320.000 voorzien tevens in de groeiende behoefte voor dit type woningen in het dorpse woonmilieu, zie onderstaande tabel:
Woningbehoefte Hoeksche Waard in prijsklassen (in €) |
Dorps 2011 |
2020 |
2030 |
Groei behoefte |
Huur 652-800 | 420 | 1.320 | 2.280 | +1.860 |
Huur >800 | 380 | 630 | 750 | +370 |
Koop 168-200.000 | 2.880 | 3.090 | 3.260 | +380 |
Koop 200-250.000 | 7.690 | 7.830 | 7.920 | +230 |
Koop 250-320.000 | 2.850 | 2.930 | 2.980 | +130 |
Tabel behoefteontwikkeling 2011-2030, bron: Woningmarktverkenning Zuid-Holland 2013, bijlage E
De 33 2-onder-1 kapwoningen in de prijsklassen tussen de 250.000-430.000 voorzien in de groeiende behoefte voor dit type woningen in het dorps woonmilieu, zie onderstaande tabel:
Woningbehoefte Hoeksche Waard in prijsklassen (in €) |
Dorps 2011 |
2020 |
2030 |
Groei behoefte |
Koop 250.-320.000 | 2.850 | 2.930 | 2.980 | +130 |
Koop 320.-430.000 | 3.570 | 3.690 | 3.690 | +120 |
Tabel behoefteontwikkeling 2011-2030, bron: Woningmarktverkenning Zuid-Holland 2013, bijlage E
Woningbehoefte Hoeksche Waard in prijsklassen (in €) |
Dorps 2011 |
2020 |
2030 |
Groei behoefte |
Koop 200.-250.000 | 7.690 | 7.830 | 7.920 | +230 |
Koop 250.-320.000 | 2.850 | 2.930 | 2.980 | +130 |
Koop 320-430.000 | 3.570 | 3.690 | 3.690 | +120 |
Koop >430.000 | 1.750 | 1.770 | 1.810 | +60 |
Tabel behoefteontwikkeling 2011-2030, bron: Woningmarktverkenning Zuid-Holland 2013, bijlage E
Hiermee is aangetoond dat in de marktregio Hoeksche Waard ook ruim voldoende kwalitatieve behoefte bestaat voor het plan Torensteepolder in de beoogde prijsklassen en eigendomsverhoudingen.
Conclusie trede 1 'behoefte'
Geconcludeerd kan worden dat met het afzetten van de woonbehoefte tegen het aanbod van harde plannen er voldoende kwantitatieve en kwalitatieve behoefte resteert voor het woningbouwplan Torensteepolder in de marktregio Hoeksche Waard. Hiermee is trede 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Zoals aangegeven in paragraaf 3.3 van deze toelichting is het woningbouwprogramma tevens regionaal afgestemd in een regionaal Woningbouwprogramma en Woonvisie waarop de provincie Zuid-Holland heeft aangegeven in te stemmen met trede 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In de keuze om het bestemmingsplan tot uitvoering te brengen is het voor trede 2 van de ladder van belang na te gaan of er binnen de regio locaties zijn voorzien, die voorrang moeten krijgen boven Torensteepolder. Het gaat dan om locaties in bestaand stedelijk gebied, die in toekomst ontwikkeld kunnen worden en qua omvang en kwaliteitsniveau kunnen voorzien in de woningbehoefte waarin Torensteepolder voorziet. Het gaat dan niet om de harde plannen, maar om de zachte plannen of geschikte binnenstedelijke locaties waar nog geen plannen voor voorzien zijn. Ook hiervoor geldt dat zij qua omvang en kwaliteitsniveau moeten passen bij de in trede 1 aangetoonde behoefte.
Vooropgesteld dient te worden dat de gemeente wenst vast te houden aan de hoofdgedachte van het masterplan Numansdorp-Zuid die ziet op een woningbouwinvulling in Numansdorp-Zuid die zich uitstrekt van het bestaande dorp naar de rivier. Hierbij is een meer regulier woonmilieu met diverse woningtypes voorzien aan de noordzijde en een groen/blauw woonmilieu met een lagere dichtheid aan de zuidzijde als verbindende schakel naar de rivier. Verdere inbreiding van Numansdorp is hierbij niet wenselijk geacht omdat daardoor teveel groene ruimtes uit de bebouwde kom verdwijnen. Hierdoor zou het dorpse karakter worden aangetast.
Uit het 'Onderzoek Woningbouwplannen', in bijlage 7, blijkt dat er binnen de regio geen binnenstedelijke locaties bekend zijn die kunnen voorzien in een plan voor een dorps woonmilieu met 179 woningen. Enkel de Torensteepolder heeft de gebiedskenmerken om voornoemde hoofdgedachte te kunnen realiseren
Locatie 't Hooft en van Prooijen
Binnen de gemeente Cromstrijen vraagt de, gedeeltelijk binnenstedelijke, locatie 't Hooft en van Prooijen nog een nadere afweging. In de uitspraak van de Raad van State tot vernietiging van het bestemmingsplan Torensteepolder heeft de Afdeling hierover opgemerkt dat de gemeente onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom deze locatie inhoudelijk, financieel en juridisch niet haalbaar is.
In paragraaf 5.4 van het 'Onderzoek Woningbouwplannen is uitvoerig behandeld waarom de gemeente besloten heeft tot schrappen van deze locatie als woningbouwlocatie voor de periode tot 2020. De juridische, inhoudelijke en financiële overwegingen zijn in onderhavige paragraaf samengevat.
Juridische overwegingen
Op 16 januari 2008 is tussen de gemeente en Midstate een intentieovereenkomst gesloten. Aangezien de gemeente het gebied Numansdorp Zuid in haar geheel wenste te ontwikkelen is overeengekomen dat Midstate ervoor moest zorgen dat de ontwikkeling door Midstate alleen of door Midstate en de overige eigenaars/ontwikkelaars (NPO en SOR) gezamenlijk zou worden gerealiseerd.
NPO en SOR hebben de gemeente vervolgens laten weten de locatie 't Hooft en van Prooyen in de Molenpolder zelfstandig te willen ontwikkelen. De gemeente is ermee akkoord gegaan dat zowel Midstate, als NPO en SOR een eigen rol en positie in de (her)ontwikkeling van het gebied, zouden krijgen.
In verband met die bereidheid, heeft Midstate een masterplan opgesteld met betrekking tot de herontwikkeling van Numansdorp Zuid, dat zij op 26 februari 2007 aan de raad van de gemeente heeft gepresenteerd. NPO en SOR hebben in samenspraak met Midstate in de loop van 2009 een stedenbouwkundige uitwerking van het door Midstate opgestelde masterplan voor het gebied Numansdorp Zuid opgesteld. De gemeenteraad heeft deze uitwerking in mei 2010 vastgesteld.
Op 25 november 2010 werd de gemeente ermee bekend dat TNO zich niet zou vestigen in Numansdorp Zuid. Hierdoor resteerde voor de complete ontwikkeling in Numansdorp Zuid (slechts) een overblijvend contingent van 176 woningen in plaats van 476 woningen.
Op 25 februari 2011 heeft SOR mondeling aan de Gemeente bericht dat zij niet bereid was tot betaling van een bijdrage aan de ambtelijke (project)kosten voor de verdere voorbereiding van een bestemmingsplan. Op 28 februari 2011 is dit door NPO aan de gemeente bevestigd.
Aangezien NPO en SOR hierop volgend telkenmale weigerden een bijdrage aan de gemeente te betalen, heeft de gemeente de onderhandelingen beëindigd. SOR en NPO hebben daarop niet meer gereageerd op het punt van de plicht tot onderhandelen/contracteren.
Op 21 juni 2011 besluit de raad van de Gemeente om de ontwikkeling op Numansdorp Zuid gefaseerd uit te gaan voeren en voor de resterende 176 woningen alleen te starten met de ontwikkeling van de Torensteepolder. Dit besluit had mede tot gevolg dat de ontwikkeling van de overige 300 woningen in de Molenpolder en daarmee de locatie 't Hooft en Van Prooijen in tijd zou doorschuiven. In het raadsbesluit van 21 juni 2011 wordt overwogen dat het starten van de ontwikkeling in de Molenpolder inhoudelijk, financieel en juridisch voorlopig niet haalbaar is en dus wordt uitgesteld, op basis van de volgende argumenten:
Op 21 juli 2011 heeft SOR/NPO zelfstandig een verzoek in tot voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan voor de realisatie van 350 woningen op de locatie 't Hooft en Van Prooijen (Molenpolder) ingediend. Dit verzoek werd door de raad van de Gemeente op 27 september 2011 afgewezen, onder verwijzing naar de motivering van het raadsbesluit van 21 juni 2011. SOR/NPO hebben noch bezwaren kenbaar gemaakt tegen dit besluit, noch andere rechtsmiddelen ingesteld tegen deze afwijzing. SOR/NPO hebben bovendien herhaaldelijk aangegeven het door de gemeente voorgestane stedenbouwkundige hoofdgedachte, zoals hiervoor omschreven, en het daarmee gepaard gaande woningbouwprogramma, niet wensen te realiseren. Daarnaast is op basis van het masterplan een ander programma voorzien in de Molenpolder dan de SOR/NPO voor ogen heeft.
Sindsdien hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden en zijn wederzijds brieven verstuurd. In de laatste brief van de gemeente d.d. 11 maart 2015 heeft de gemeente nogmaals aangegeven dat de gemeente niet onbereid is geweest medewerking te verlenen aan een ontwikkeling van de locatie 't Hooft en Van Prooijen mits het de ontwikkeling van de Torensteepolder niet zou kunnen frustreren en het plan past binnen de door de provincie vastgestelde woningbehoefte.
Op grond van het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van de locatie 't Hooft en van Prooijen als alternatief voor de Torensteepolder vanuit juridische overwegingen niet haalbaar is.
Inhoudelijke overwegingen
De gemeente Cromstrijen heeft adviesbureau Rho als onafhankelijk adviesbureau gevraagd onderzoek te doen naar de inhoudelijke, programmatische en ruimtelijke haalbaarheid van de locatie 't Hooft en van Prooijen als alternatief voor de Torensteepolder. Het volledige advies van Rho inzake deze inhoudelijke overwegingen is opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting.
Uit het advies van Rho blijkt dat de locatie fysiek onvoldoende ruimte biedt voor het realiseren van de beoogde ontwikkeling qua programma en woningdichtheid. Daarnaast kan de doelstelling om Numansdorp te verbinden met de rivier niet worden gehaald als alleen het bestaand stedelijk gebied in de Molenpolder wordt herontwikkeld. In de Molenpolder is namelijk een ander programma voorzien met een specifieke inrichting gericht op waterrecreatie en appartementen. De gemeente voorziet de ontwikkeling van de Molenpolder in zijn geheel op langere termijn.
Op grond van het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat het stedenbouwkundig en ruimtelijk niet mogelijk is om het beoogde programma met bijpassend ruimtegebruik op deze locatie te verwezenlijken. Vanuit dat oogpunt is de keuze voor de Torensteepolder terecht. Dat geldt temeer nu er in de Torensteepolder meer dan in de Molenpolder ook vanuit de bestaande situatie al aanleiding is om de verbinding tussen dorp en rivier te maken. Daarnaast is de Torensteepolder gelet op de eigendomssituatie en mogelijkheden voor ontsluiting een goede locatie. Voor een ontwikkeling - in lijn met de voornoemde hoofdgedachte uit het Masterplan - op de locatie 't Hooft en van Prooijen zijn tevens de zuidelijke gronden van de Molenpolder nodig welke niet in eigendom zijn van SOR/NPO.
Financiële overwegingen
Voorts heeft de gemeente het onafhankelijke adviesbureau Stec-groep gevraagd een overzicht te maken van de ontwikkelkosten van de locatie 't Hooft en van Prooijen. In bijlage 11 van deze toelichting is dit overzicht opgenomen.
In het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking woirdt geconcludeerd dat bij de gestelde uitgangspunten het beoogde woningbouwprogramma van 179 financieel niet ontwikkeld kan worden op de alternatieve locatie in de Molendpolder. Dit negatieve exploitatiesaldo staat los van het feit dat het financieringsgat van € 14,7 miljoen voor de ontsluitingsweg nog gedicht moet worden. Verder is de mate van asbestverontreiniging in de opstallen van de voormalige houthandel onbekend. Een ernstige verontreiniging kan tot aanzienlijk hogere kosten leiden dan nu opgenomen in de exploitatie.
Hierom wordt de conclusie getrokken dat de ontwikkeling van deze locatie ook financieel niet uitvoerbaar is.
Conclusie trede 2
Op grond van het voorgaande kan gesteld worden dat er geen alternatieve binnenstedelijke locaties in de marktregio voorhanden zijn. Daarmee wordt voldaan aan trede 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toepassing van trede 3 houdt in dat indien is gebleken dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan plaatsvinden, in die behoefte kan worden voorzien op locaties, die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Aan deze stap is in de provinciale Verordening Ruimte een extra voorwaarde toegevoegd. De ontwikkeling van de betreffende locaties moet ook passen in de richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit. Als het gaat om de ontwikkeling van een locatie met een omvang van meer dan 3 hectare moet deze locatie ook zijn opgenomen in het Programma ruimte.
Voor de ontsluiting van het plangebied is sprake van een aan te leggen oostelijke ontsluitingsweg die het gebied zowel voor de auto en het openbaar vervoer bereikbaar maakt. De voorziene oostelijke ontsluitingsweg kan niet worden aangemerkt als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, zodat de verantwoordingsplicht van de zogenoemde Bro-ladder daarop niet van toepassing is. Voldaan wordt aan de eis van een passende ontsluiting.
Aan de eis dat de Torensteepolder moet zijn opgenomen in het Programma ruimte wordt eveneens voldaan. In het Programma ruimte is de locatie Torensteepolder opgenomen als te ontwikkelen locatie in twee fasen: Numansdorp Torensteepolder fase 1, met een omvang van 15 hectare en Numansdorp Torensteepolder fase 2, met een omvang van 10 hectare. Dit is in overeenstemming met de oppervlakte van het plangebied: bijna 25 hectare nieuw woongebied.
Tenslotte moet worden voldaan aan de eis dat de ontwikkeling van de betreffende locatie past in de richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit.
In het gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) 2008-2017 en het GVVP 2014-2024 van de gemeente Cromstrijen wordt de centrale as van Numansdorp als knelpunt aangemerkt. Dit knelpunt wordt gevormd door hoge verkeersintensiteiten en de diverse kruispunten voor de uitwisseling van het verkeer uit de wijken. Uit de verkeerstellingen kwam eveneens naar voren dat er in de huidige situatie reeds problemen waren op de centrale as. De intensiteiten op de Rijksstraatweg, Burgemeester de Zeeuwstraat en de Voorstraat overschrijden de maximale intensiteiten die bij hun wegfunctie behoren.
Ook uit andere verschillende verkeersonderzoeken welke genoemd zijn paragraaf 4.2 van deze toelichting is gebleken dat hiervoor buiten de locatie nieuwe wegen moeten worden gerealiseerd. Daarbij zorgt de aanleg van een oostelijke weg voor een afname van het verkeer op de Voorstraat. Deze stelling is afkomstig uit het rapport 'Verkeersontsluiting Numansdorp-zuid, Openbare eindrapportage' van Megaborn d.d. 2 mei 2011. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 12 van deze toelichting.
De aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg betreft voor de gemeente een essentieel uitgangspunt direct verbonden aan de opgave om nieuwe woningen te realiseren. Los van de vraag op welke locatie die woningen gebouwd zouden gaan worden. De aanleg van een oostelijke of westelijke ontsluitingsweg is nodig om de leefbaarheid in bestaand gebied te waarborgen.
Voor de ontsluiting van het plangebied is sprake van een aan te leggen oostelijke ontsluitingsweg die het gebied zowel voor autoverkeer als het openbaar vervoer bereikbaar maakt. Hiermee voldoet de locatie aan het uitgangspunt dat het bestaande wegennet niet extra wordt belast. Voor fietsers zijn daarnaast diverse nieuwe fietsroutes voorzien die het centrum van Numansdorp doorkruisen.
Conclusie trede 3
Op grond van het voorgaande wordt voldaan aan de eis uit trede 3 dat sprake is van een passende ontsluiting van de locatie gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.
Op grond van de paragrafen 3.5.1 t/m 3.5.5 is de conclusie getrokken dat er sprake van zorgvuldig en intensiever ruimtegebruik en de geplande ontwikkeling in de Torensteepolder past binnen de randvoorwaarden van de Ladder voor duurzame verstedelijking. wordt voldaan aan alle treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De toelichting van het bestemmingsplan dient een verantwoording te bevatten in hoeverre één en ander een bijdrage levert aan de ambities behorende bij de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie door de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied te behouden en te versterken. In de beeldkwaliteitsparagraaf 2.3 is reeds een beschrijving opgenomen van de stedenbouwkundige uitwerking van het plan en op welke wijze dat vertaald is in beeldkwaliteitseisen. In paragraaf 2.4 is aangegeven hoe de stedenbouwkundige kwaliteiten en de realisering van het dorpse woonmilieu geborgd is in onderhavig bestemmingsplan.
In onderhavige paragraaf vindt toetsing plaats van de beschreven inrichting en inpassing aan de gestelde eisen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit vanuit de provincie. De provincie heeft de gebiedskwaliteiten en ambities voor de Hoeksche Waard beschreven in het 'Gebiedsprofiel Hoeksche Waard'.
Toetsing aan eisen van ruimtelijke kwaliteit
Het Gebiedsprofiel Hoeksche Waard beschrijft de Hoeksche Waard als een uniek agrarisch polderlandschap dat als representant van de bedijkingsgeschiedenis van Nederland - ook op internationale schaal - bijzonder is. De schoonheid van het landschap zit in de eenvoud: een weids en open landschap waarin dorpen, dijken, polders en kreken de ingrediënten van een leesbaar landschap zijn. De landschappelijke identiteit van de Hoeksche Waard wordt sterk bepaald door de ligging in het deltagebied. Een eiland tussen de grote wateren, waar het land is gewonnen op het water. De vruchtbare kleigronden hebben van de Hoeksche Waard een sterk landbouwgebied gemaakt. Door de rust en de ruimte is het een aantrekkelijk gebied voor recreatie, toerisme en om te wonen, in de nabijheid van de stad.
De hoofdambities uit het gebiedsprofiel Hoeksche Waard zijn:
Voor de Torensteepolder zijn de volgende agendaeenheden relevant:
Hieronder wordt per agendaeenheid een beschrijving gegeven van de karakteristiek, de ambities en hoe de inpassing van de ontwikkeling hierop aansluit.
a. Herkenbaarheid open zeekleipolderlandschap | |
Beschrijving | In tegenstelling tot op veel andere plekken in de Hoeksche Waard is in de Torensteepolder het kleinschalige polderpatroon verdwenen tijdens een ruilverkaveling in de vorige eeuw. De ontstaansgeschiedenis is daardoor niet meer af te lezen uit het polderpatroon. De dijken spelen hier een veel belangrijkere rol in het uiten van de stapsgewijze inpoldering in zuidelijke richting. |
Ambitities | -Behoud van de openheid van het polderlandschap en kenmerkende doorzichten van dijk tot dijk (zuidelijke aanwaspolder) en behoud kenmerkende grootschalige verkaveling (jonge aanwaspolder). -Ontwikkelingen zijn gericht op versterking van recreatieve gebruiksmogelijkheden van het landschap en bijzondere woonmilieus, passend binnen het landschappelijk karakter, en worden integraal opgepakt. -Er is ruimte voor ontwikkeling van de landbouw als belangrijke drager van het open polderlandschap. -En specifiek voor de zuidelijke aanwaspolder het behoud van de herkenbaarheid en leesbaarheid van het kenmerkende schilvormige polderpatroon met stevig beplante dijken. |
Beoordeling inpassing | Het stedenbouwkundig plan dat de basis vormt voor voorliggend bestemmingsplan is opgehangen aan de hoofddragers van de landschappelijke structuur: de dijken. De bestaande groene dijken - de Schuringsedijk aan de noordzijde met zijn essenlaan en de dijk langs de oostzijde van het havenkanaal aan de westzijde van het plangebied - worden gerespecteerd. Ook de Torensteepoldersekade - met zijn zware beplanting van populieren en dichte ondergroei - blijft behouden en zichtbaar. Door de vergrote toegankelijkheid van het plangebied, dat als onderdeel van de voormalige Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen jarenlang nauwelijks toegankelijk was, kan het landschap met zijn dijkenpatroon in de toekomst beter worden ervaren. Vooral de dijk tussen het havenkanaal en de Fortlaan krijgt een meer prominente plaats in het gebied. Ten behoeve van de ontsluiting van het nieuwe woongebied zal de Schuringsedijk op één plaats (ter hoogte van de oostrand van bestaand Numansdorp) moeten worden gekruist door een nieuwe ontsluitingsweg. Het plangebied is gelegen in een (langgerekte) aanwaspolder. Zoals eerder vermeld, worden de dijken en de kade gerespecteerd, terwijl in het plangebied geen kreken/kreekruggen aanwezig zijn en de openheid zeer relatief is. De contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde polders met akkerbouw wordt gehandhaafd ten oosten van het plangebied, waar de buitendijkse natuur van Polder de Oostersche Bekade Gorzen grenst aan het akkerbouwgebied van de Torensteepolder. Ter hoogte van het plangebied is dit contrast niet aanwezig door de aanwezigheid van het buitendijks gelegen woongebied Numansgors. Op de ontwikkelingsgeschiedenis van het dorp en het landschap is hierboven reeds ingegaan; daarin speelt het havenkanaal een prominente rol. Het plangebied is niet gelegen in een veenpolder. Uit bovenstaande volgt dat de voorgestane woningbouw in het westelijk deel van de Torensteepolder - rekening houdend met de waardevolle dijkenstructuur - geen afbreuk doet aan landschappelijke kwaliteiten. Bovendien voorkomt woningbouw op deze locatie aantasting van waardevolle kleinschalige polderpatronen ten behoeve van woningbouw elders in de Hoeksche Waard, zoals ten noorden en oosten en (in iets mindere mate) ten westen van Numansdorp. De ontsluitingsweg die vanaf de oostrand van Numansdorp naar het gebied loopt, komt haaks te liggen op de Schuringsedijk, waardoor deze de oude verkavelingsrichting van de polder volgt. De nieuwe ontsluitingsweg sluit direct aan op het al bestaande deel van de oostelijke weg: de Wethouder Van der Veldenweg. Het noordelijk deel van de nieuwe ontsluitingsweg ligt direct langs het bestaande dorp. De weg kruist daarna de Schuringsdijk waarna de weg via een oost-west gerichte verbinding weer langs de Torensteepolder ligt ter plaatse van de bestaande weg. De aantasting van de Zuidelijke aanwaspolder zelf is door de aanleg van de ontsluitingsweg zeer beperkt. De weg volgt zuidelijk van de Schuringsedijk eerst de bestaande bomenlaan langs het fietspad om vervolgens zonder beplanting in een rechte (korte) lijn zonder begeleidende beplanting naar het nieuwe woongebied te lopen. Zo blijft het zicht vanaf de Schuringsedijk op de Torensteepoldersekade behouden en wordt de openheid niet aangetast. Wel is sprake van enige aantasting van de Schuringsdijk waar de nieuwe ontsluitingsweg deze kruist. Door deze kruising haaks aan te leggen, is de aantasting van de dijk minimaal en wordt het aantal te kappen essen beperkt. |
b. Onderscheidend rivierengebied | |
Beschrijving | De Hoeksche Waard is een eiland dat omringd wordt door brede voormalige zeearmen aan de zuidzijde en smallere rivierarmen aan de noordzijde. Deze vier wateren hebben alle een eigen karakteristiek. Langs de randen van het eiland, tegen de buitendijk aan, liggen de buitendijkse gebieden. Dit zijn veelal natuurgebieden. Ze staan met hun natuurlijke karakter in sterk contrast met de strak verkavelde, agrarische polders binnendijks. Op de randen van het eiland komen de twee werelden bij elkaar. De buitendijk vormt hier een belangrijke structuurdrager vanwaar beide werelden beleefbaar zijn. |
Ambitities | De ambitie is gesteld om de buitendijkse natuurgebieden langs de randen van de Hoeksche Waard aan elkaar te koppelen tot een doorgaande natuurlijke oeverzone met een belangrijke ecologische betekenis, die ook voor recreatie en toerisme veel mogelijkheden biedt. Hiertoe zou ook binnendijks een aantal randpolders tot natuur worden ontwikkeld. Een aantal van deze plannen wordt niet of later uitgevoerd. Vanuit de derde toetsing van de waterkeringen en om aan de toekomstige wateropgave te kunnen voldoen is er een aantal dijktrajecten waar een versterkingopgave ligt. Op de randen van het eiland staat momenteel een aantal windturbines in lijnopstelling. In de toekomst zal de vraag naar duurzame energiebronnen en daarmee de opgave voor de plaatsing van windturbines sterk toenemen. |
Beoordeling inpassing | Zoals hierboven vermeld is vanuit historisch perspectief bezien de ontwikkeling van woningen in de Torensteepolder een logische volgende stap in de ontwikkeling van Numansdorp en een stap die aansluit op de historische ontwikkeling van de Hoeksche Waard. De voorgestane ontwikkeling brengt het dorp terug naar de rand van het eiland en het open water. Met de oriëntatie van Numansdorp op het Hollandsch Diep wordt de Torensteepolder toegankelijker en komen meer mensen naar de randen van het eiland. Zo wordt de beleving van de Hoeksche Waard als eiland versterkt. Langs het Hollandsch Diep en het havenkanaal / de insteekhaven liggen goede kansen voor recreatie. Ter hoogte van het plangebied is het contrast tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw overigens niet aanwezig door de aanwezigheid van het buitendijks gelegen woongebied Numansgors. Het genoemde contrast is wel aanwezig ten oosten van het plangebied. Dit contrast wordt gerespecteerd. |
c. Weg door land | |
Beschrijving | Het bestaande lokale wegennetwerk bestaat uit rechte polderwegen en hoger gelegen, vaak slingerende, dijkwegen. De aansluitingen van de polderwegen en de dijkwegen zijn markante punten, maar zijn nu vooral verkeerskundig ingericht. Karakteristiek voor de grootschalige infrastructuur is de transparante ligging in het landschap. Er zijn in de Hoeksche Waard diverse plannen voor nieuwe (rand)wegen om bestaande woongebieden te ontzien en nieuwe woongebieden goed te ontsluiten. Hierbij wordt zoveel mogelijk ingezet op bundeling met of de opwaardering van bestaande wegen. |
Ambitities | -Nieuwe infrastructuur wordt aangelegd als een logische verbinding van A naar B die ook na langere tijd nog begrijpelijk is. De weg beweegt waar mogelijk mee met de richting van het landschap. -Nieuwe of aan te passen infrastructuur is een integrale gebiedsopgave. -Waar N-wegen landschappelijke hoofdstructuren kruisen, blijft de landschappelijk lijn als afzonderlijke structuur zichtbaar en herkenbaar. Deze 'contactpunten' worden met zorg ontworpen. De ligging en inrichting van de weg nabij de dorpen draagt bij aan een goede oriëntatie. -De visuele relatie tussen weg en omgeving maximaliseren door dichte beplanting te voorkomen. De weg niet ruimtelijk aanzetten door middel van bebouwing. -Er wordt uitgegaan van een functioneel en ingetogen wegprofiel en zo min mogelijk wegmeubilair. |
Beoordeling inpassing | De nieuwe ontsluitingsweg maakt gebruik van bestaande gradiënten en structuren in het landschap. Daar waar deze niet aanwezig is wordt op een logische en directe wijze een verbinding gezocht: de oostwestverbinding in het tracé ten zuiden van de Schuringsedijk. Ten behoeve van de ontsluiting van het nieuwe woongebied wordt de bestaande Wethouder van der Veldenweg doorgetrokken over de Schuringsedijk. Deze ontsluiting zal tevens het woongebied Numansgors ontsluiten. Deze nieuwe oostelijke ontsluiting zorgt ervoor dat de bestaande dorpskern ontlast wordt van doorgaand verkeer, zodat mogelijkheden ontstaan om de leefbaarheid te verbeteren, vooral rond de centrale as door het dorp (Voorstraat). Bij de landschappelijke inpassing en beoogde beeldkwaliteit van de ontsluitingsweg is rekening gehouden met de openheid van het landschap. Dit vertaalt zich in een weginrichting met zo min mogelijk asfalt, enkel opengesteld voor gemotoriseerd verkeer. Langzaam verkeer kan via de Fortlaan en Schuringsedijk de Torensteepolder bereiken. De kruising van de nieuwe weg met de Schuringsedijk is zo oostelijk mogelijk gekozen, in aansluiting op de bestaande landschappelijke structuur: -ten zuiden van de dijk ligt de weg haaks op de dijk en volgt daarmee de verkavelingsrichting van het landschap en tevens de bestaande bomenlaan zuidwaarts langs het fietspad. Op een gegeven moment buigt de weg af van het fietspad om vervolgens in een rechte lijn - zonder begeleidende beplanting om de openheid te bewaren zicht vanaf de Schuringsedijk naar de Torensteepoldersekade) - westwaarts naar het nieuwe woongebied te lopen. De situering is zo gekozen dat de bestaande woningen aan de zuidzijde langs de Schuringsedijk door de grote afstand geen hinder van de weg ondervinden; -ten noorden van de dijk ligt de weg parallel aan de bestaande dorpsrand om de openheid van het landschap niet aan te tasten. De situering van de weg is zo gekozen om ten opzichte van bestaande woningen zoveel mogelijk afstand te creëren tot de gevels. Tussen de weg en de bestaande woningen komt een groenstrook, terwijl de weg zelf wordt begeleid door een eenzijdige rij bomen, waardoor de weg visueel ondergeschikt wordt aan de zwaar beplante Schuringsedijk. Uitgangspunt is de toepassing van gebiedseigen beplanting. Tegelijkertijd wordt de weg niet op te grote afstand van de bestaande bebouwing geplaatst om aantasting van de openheid te voorkomen. De kruising met de Schuringsdijk zal functioneel en ingetogen worden vormgegeven. |
d. Water als structuurdrager | |
Beschrijving | Water heeft een grote rol gespeeld in de vorming van de Hoeksche Waard. De huidige kreken, havenkanalen en de Binnenbedijkte Maas herinneren aan deze bijzondere ontstaansgeschiedenis. Het zijn alle drie kenmerkende landschappelijke structuurdragers, ze vormen een belangrijk onderdeel van het watersysteem en hebben tevens grote cultuurhistorische, ecologische en recreatieve betekenis. Kreken zijn restanten van oude getijdenstromen. Ze kronkelen in sterk contrast met de strak verkavelde polders door het landschap. Havenkanalen zijn gegraven watergangen om de dorpen die door opeenvolgende inpolderingen steeds verder van het buitenwater af kwamen te liggen weer te verbinden met open water. De Binnenbedijkte Maas tot slot is een restant van een oude rivierarm. |
Ambitities | Het reliëf van dijken en kreken is benoemd als één van de drie kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard. Behoud en versterking van deze kernkwaliteiten is het uitgangspunt. Er wordt daartoe middels een aantal projecten ingezet op kreekherstel. Het Waterschap Hollandse Delta heeft in 2004 een Waterstructuurplan vastgesteld. Dit plan beschrijft de visie van de waterbeheerder op de gewenste ontwikkeling van het watersysteem en de hieraan gerelateerde wensen en voorwaarden ten aanzien van de inrichting van de Hoeksche Waard. Aandachtspunten zijn het vergroten van de waterbergingscapaciteit en het verbeteren van de waterkwaliteit van de Binnenbedijkte Maas en waardevolle kreken. |
Beoordeling inpassing | Door de uitbreiding krijgt de insteekhaven een veel belangrijkere positie binnen Numansdorp. De belangrijkste historisch-landschappelijke structuurlijnen in het gebied, de dijken met laanbeplanting, worden gerespecteerd en blijven de dragers van het landschap. Deze lijnen zijn in het plan opgenomen en worden in de toekomstige situatie beter beleefbaar. Op een aantal plaatsen is de bestaande structuur aangevuld met ondergeschikte 'nieuwe' structuren, zoals lange routes vanuit het dorp naar het Hollandsch Diep en een aantal waterlijnen loodrecht op de insteekhaven. Deze structuren vormen tezamen een stevig landschappelijk raamwerk, waarbinnen de ontwikkelingen een plek zullen gaan krijgen. |
e. Kwaliteit in dorpsgebied | |
Beschrijving | De dorpen, en met name de historische centra, zijn medebepalend voor het karakter en de identiteit van de Hoeksche Waard en vormen belangrijke recreatieve trekkers. Zij vormen levendige, drukkere plekken op het verder rustige eiland. De verschillende dorpstypen vertellen ook iets over de ontstaansgeschiedenis van het eiland. Het meest kenmerkend zijn de dijkdorpen en de voorstraatdorpen. Beide zijn ontstaan aan de rand van een polder en langs de dijk verder uitgegroeid. Een aantal dijkdorpen ontwikkelde zich door tot voorstraatdorpen. Hier werd op afstand van de dijk een kerk gebouwd en de verbindende voorstraat vormde het hart van het dorp. In tegenstelling tot voorstraatdorpen elders in de provincie werd de kerk vaak opzij van de voorstraat geplaatst en niet als het sluitstuk. Daarnaast zijn enkele dorpen ontstaan op oeverwallen van een rivierarm of kreek. Westmaas en Maasdam onderscheiden zich doordat ze op een dam zijn gebouwd. Vrijwel alle dorpen hebben eens aan het open water gelegen. Als gevolg van verdere inpolderingen werden deze van het water afgesloten. Door het nieuw gewonnen land groef men vaak een kanaal, een havenkanaal, zodat het dorp met de zee in verbinding bleef staan. In de Hoeksche Waard komen deze zogenaamde havenkanalen niet alleen voor bij voorstraatdorpen, maar ook bij andere dorpstypen. |
Ambitities | De Hoeksche Waard ligt ingeklemd tussen de stedelijke gebieden van de Rotterdamse Regio en de Drechtsteden. Door de beperkte verstedelijking is het eiland een belangrijk uitloopgebied voor de aanliggende stedelijke gebieden én een aantrekkelijk woongebied. Hierbij wordt ingezet op het thema dorpenland. |
Beoordeling inpassing | Numansdorp is een voorstraatdorp, dat door een havenkanaal met het Hollandsch Diep is verbonden. Na het ontstaan van Middelsluis en Buitensluis op het kruispunt van de historische waterlijn (de insteekhaven) met respectievelijk de Middelsluissedijk en de Schuringsedijk/Molendijk (na de eerdere inpolderingsrondes), is na de laatste inpolderingsronde de volgende stap in de ontwikkeling van het dorp (in zuidelijke richting) nog niet gemaakt. Hierdoor heeft het dorp de relatie met het Hollandsch Diep voor een groot deel verloren. Het is daarom voor de hand liggend bij een stedelijke ontwikkeling de wateras / historische as / ontsluitingsas als ruggengraat te gebruiken voor een geleidelijke ontwikkeling van Numansdorp naar het Hollandsch Diep toe, langs de historische insteekhaven. De voorgestane ontwikkeling brengt het dorp terug naar de rand van het eiland en het open water. |
f. Kwaliteit van de dorpsrand | |
Beschrijving | De dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. De relatie tussen dorp en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de dorpsrand en die van het aangrenzende landschap. Het is een hoogwaardig en geliefd woonmilieu: dorps wonen met vrij zicht op en direct contact met het buitengebied. Daarnaast heeft de dorpsrand door de aanwezigheid van routes en functies betekenis voor de dorpsbewoners. De dorpen in de Hoeksche Waard liggen in de weidse polders. Het landschap en het dorp grenzen direct aan elkaar, waardoor contactkwaliteit ontstaat. Daarnaast liggen enkele dorpsranden direct achter de rivierdijk. De nabijheid van het water en het contrast tussen het dorp en de dijk / het water is bepalend voor de kwaliteit van deze dorpsranden. Tot slot liggen enkele dorpen aan de Binnenbedijkte Maas. Hier wordt de kwaliteit bepaald door het water en de bijbehorende programma's op de oever; een dorpsrand met contactkwaliteit. Dit levert vijf typen dorpsranden op: -dijk als landschappelijke grens; -rand aan hoofdweg; -rand verweven met landschap; -water als landschappelijke grens; -groenzone aan dorpsrand. Niet alleen de dorpsrand zelf is bepalend voor de woonkwaliteit, maar ook de bereikbaarheid van het landschap. Goede stad-landverbindingen zijn daarom van groot belang. Het karakter, de uitstraling en de ligging van deze haakse landschappelijke structuren, zoals dijken, linten en kreken, bepalen de kwaliteit van deze verbindingen. |
Ambitities | De meeste dorpen hebben aan de dorpsrand beperkte uitbreidingsruimte voor woningbouw of bedrijvigheid. Door de veranderende markt wordt echter minder ontwikkeld dan voorzien. Dit biedt mogelijkheden om in ieder stadium van ontwikkeling de dorpsrand opnieuw te interpreteren en de identiteit van het dorp te versterken. |
Beoordeling inpassing | De huidige stedenbouwkundige dorpsstructuur van de kern Numansdorp wordt begrensd door de Schuringsedijk met lintbebouwing. Aan de zuidzijde van de Schuringsedijk is sprake van vrijstaande woningen met diepe achtertuinen. De achterkanten van deze tuinen vormen de begrenzing naar het landelijk gebied. Verder oostelijk is de Schuringsdijk aan de zuidzijde onbebouwd, hier vormt de dijk de overgang naar het landelijk gebied. Hierboven is al ingegaan op hoe de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg zich voegt in het landschap en hoe deze is vormgegeven langs de bestaande dorpsrand en ten zuiden van de Schuringsedijk, waarbij rekening wordt gehouden met het behoud van de openheid, een zachte/groene overgang naar de bestaande dorpsrand, de verkavelingsrichting van de polder en de ondergeschiktheid (in landschappelijke zin) ten opzichte van de Schuringsedijk. Overigens wordt het definitieve inrichtingsplan voorgelegd aan de bewoners. Deze nieuwe oostelijke ontsluiting zorgt er bovendien voor dat de bestaande dorpskern ontlast wordt van doorgaand verkeer, zodat mogelijkheden ontstaan om de leefbaarheid te verbeteren, vooral rond de centrale as door het dorp (Voorstraat). De fietswandelverbinding vanaf de Schuringsedijk naar Polder de Oostersche Bekade Gorzen wordt gerespecteerd. Als onderdeel van dit bestemmingsplan is bovendien een beeldkwaliteitplan vastgesteld (opgenomen in bijlage 1). Dit beeldkwaliteitplan waarborgt dat sprake is van de ontwikkeling van hoogwaardige dorpsranden die een goede overgang vormen naar het landelijk gebied. In aansluiting op het omliggende landschap zal het nieuwe woongebied Torensteepolder het karakter krijgen van dorpse bebouwing in een landelijke setting. Essentieel daarbij is de onderliggende stedenbouwkundige hoofdstructuur bestaande uit water, lanen en groenstructuren die er voor zorgen dat het landelijke karakter gewaarborgd is. Als resultaat daarvan ontstaan in het plangebied diverse 'eilanden' die bestemd zijn voor woningbouw met een dorpse bebouwingskarakteristiek. De nieuwe woningen die aan (de noordzijde van) de nieuwe ontsluitingsweg komen te liggen (tussen de Torensteepoldersekade en de Schuringsedijk), worden met de voorgevel richting de weg geplaatst. Zo wordt een zachtere overgang gevormd naar het open landschap aan de zuidzijde van de nieuwe weg |
g. Linten blijven linten | |
Beschrijving | De Hoeksche Waard is ontstaan door het na elkaar bedijken van een reeks opwassen en aanwassen. De hoogste delen werden tegen de zee beschermd door de aanleg van dijken waarachter men ging wonen. De oorspronkelijke bebouwingspatronen zijn dus veelal ontstaan als compacte gehuchten en buurtschappen rondom de dijk. Een aantal dijklinten is in de loop van de tijd doorgegroeid tot een dijkdorp of voorstraatdorp. Bijna elk dorp kent een ingesloten dijk- of polderlint dat vanuit de historische dorpskern naar de polder loopt. Deze uitlopers hebben nog steeds een sterke relatie met het landschap. De situering van de bebouwing langs deze dijklinten varieert, maar overal overheerst het groene karakter door de laan- en erfbeplanting. De bebouwde dijklinten zijn onderdeel van het dijkenpatroon in de Hoeksche Waard. Naast de dijklinten zijn er een paar polderlinten. Deze linten zijn bijna allemaal ingesloten en een belangrijke verbinding tussen het dorp en het landschap. Landbouw, en met name akkerbouw, is verreweg de grootste grondgebruiker van de Hoeksche Waard. De verspreid liggende boerenerven zijn daarom ook een essentieel onderdeel van het landschap. Deze erven liggen over het algemeen open en goed zichtbaar in de polder. |
Ambitities | Veranderingen binnen de linten vinden plaats door de behoefte aan extra ruimte voor wonen, recreatie, bedrijvigheid of agrarische activiteiten. Hierbij blijft de bebouwing soms gehandhaafd, maar verandert de functie. In andere gevallen verandert ook de bebouwing of wordt bebouwing toegevoegd. Binnen de landbouwsector zal zeer waarschijnlijk een verdere schaalvergroting plaatsvinden. Het aantal bedrijven zal afnemen, maar de grootte zal verder toenemen. Dit geldt niet alleen voor de gronden, maar ook voor de erven. Verder is duurzame landbouw een actueel thema in de Hoeksche Waard. Zo moeten de bloemrijke agroranden bijdragen aan de biodiversiteit. |
Beoordeling inpassing | De huidige stedenbouwkundige dorpsstructuur van de kern Numansdorp wordt begrensd door de Schuringsedijk met lintbebouwing. Aan de zuidzijde van de Schuringsedijk is sprake van vrijstaande woningen met diepe achtertuinen. De achterkanten van deze tuinen vormen de begrenzing naar het landelijk gebied. Verder oostelijk is de Schuringsdijk aan de zuidzijde onbebouwd, hier vormt de dijk de overgang naar het landelijk gebied. In de toekomstige situatie wordt de lintbebouwing aan de Schuringsedijk intact gelaten. De nieuwbouw wordt op enige afstand van de Schuringsedijk voorzien en krijgt geen rechtstreekse verbindingen. De Schuringsdijk blijft daarmee als lint behouden. Uitzondering hierop betreft de doorgetrokken Wethouder van der Veldenweg die de Schuringsdijk doorsnijdt. Deze doorsnijding is zo oostelijk mogelijk gekozen in aansluiting op bestaande landschappelijke structuur. De situering is zo gekozen dat de bestaande dorpsstructuur zo min mogelijk wordt aangetast. In het plangebied zijn geen polderlinten aanwezig of landschappelijk waardevolle patronen van verspreid liggende boerenerven. |
h. Vrijetijdslandschap | |
Beschrijving | Recreatie en toerisme in de Hoeksche Waard richt zich met name op de beleving van het bijzondere polderlandschap met het kenmerkende patroon van kreken en dijken, historische dorpen en haventjes en op de ligging aan de Delta, met uitgestrekte (buitendijkse) natuurgebieden en goede watersportmogelijkheden. De noordrand van het eiland heeft een intensiever karakter, het recreatieve gebruik is vooral gericht op recreatieve uitloop vanuit de grotere kernen. De zuidrand van het eiland kent een luwer karakter, met recreatie gericht op landschaps- en natuurbeleving. |
Ambitities | Recreatie en toerisme zijn belangrijke speerpunten voor het regionaal ruimtelijk beleid. Het beter beleefbaar maken en het toeristisch sterker profileren van het veelzijdige landschap staan centraal. Hierbij worden de kreken en de dijken gezien als de dragers van het recreatieve netwerk. De zuidrand van het eiland, gelegen aan de delta, is een ontwikkelingsgebied voor watersport en verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende voorzieningen. Rond alle kernen in de Hoeksche Waard wordt ingezet op het verbeteren van kleinschalige recreatieve uitloopmogelijkheden en van de aansluiting op het grotere recreatieve netwerk. Daarnaast wordt er ingezet op het uitbreiden van het aantal overnachtingsplaatsen, mits passend binnen de gestelde ruimtelijke kaders. |
Beoordeling inpassing | Het aan de oostzijde van de monding van het havenkanaal gelegen Fort Buitensluis is een belangrijke landmark voor de uitbreiding van Numansdorp naar het Hollandsch Diep. Door de uitbreiding in de vorm van het nieuwe woongebied wordt het gebied rondom het fort veel beter toegankelijk; het fort wordt daardoor beter zichtbaar. Het open schootsveld over het Hollandsch Diep wordt niet aangetast door de ontwikkeling van het woongebied in de Torensteepolder, omdat dit hoofdzakelijk buitendijks ligt. De historische bebouwing aan de Schuringsedijk, nabij de insteekhaven (waaronder het Waterschapshuis uit 1860) ligt (net als het fort) buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en wordt derhalve behouden. Daarnaast wordt door de aanleg van recreatieve routes de beleefbaarheid van de natuur en het landschap vanuit de omliggende woongebieden verbeterd. Door de vergrote toegankelijkheid van het plangebied, dat als onderdeel van de voormalige Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen jarenlang nauwelijks toegankelijk was, kan het landschap met zijn dijkenpatroon in de toekomst beter worden ervaren. |
i. Identiteitsdrager | |
Beschrijving | De Schuringsedijk is een monumentale dijk. Monumentale dijken hebben vaak een typisch dwarsprofiel met huizen op de dijk aan de voormalige zeezijde en boerderijen onder langs de dijk aan de polderzijde. De dijken werden in het verleden stevig met essen beplant, zo ook de Schuringsedijk. Deze monumentale beplanting geeft eenheid aan het gevarieerde bebouwingsbeeld. |
Ambitities | -Behoud en versterking van het monumentale dijkbeeld als stevig groen lint in het open polderlandschap met doorgaande meerrijige laanbeplanting met kroonsluiting over de weg (veelal essen). -Er is beperkt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen langs de dijk. -Ontwikkelingen hebben geen grote verkeersaantrekkende werking en de verkeersfunctie voegt zich naar de maat en schaal van het dijklint. |
Beoordeling inpassing | Zoals eerder vermeld zal - ten behoeve van de ontsluiting van het nieuwe woongebied - de Schuringsedijk op één plaats (ter hoogte van de oostrand van bestaand Numansdorp) moeten worden gekruist door een nieuwe ontsluitingsweg. Door deze kruising haaks aan te leggen, is de aantasting van de dijk minimaal en wordt het aantal te kappen essen beperkt. Het monumentale dijkbeeld als stevig groen lint in het open polderlandschap wordt hierdoor slechts minimaal aangetast. Anders dan de kruising met de nieuwe ontsluitingsweg is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen langs de dijk. Door de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg hoeft de bestaande Schuringsedijk geen rol in de ontsluiting van het nieuwe woongebied te spelen. De nieuwe ontsluitingsweg kruist de dijk, maar uitwisseling van verkeer zal niet mogelijk zijn waardoor geen sprake is van verkeersaantrekkende werking of een andere verkeersfunctie. Het huidige karakter van de dijk wordt zo behouden. |
'Ruimte-voor-ruimte woningen'
In het zuidoostelijke deel van het plangebied worden middels een ruimte-voor-ruimte regeling drie vrijstaande woningen gerealiseerd. Hoewel de ruimte-voor-ruimte regeling geen onderdeel meer uitmaakt van het provinciale beleid wordt aan de eerder gestelde voorwaarden voldaan. De provincie stelt in de toelichting van de Verordening Ruimte dat bestaande initiatieven voor gebiedsgerichte toepassing van 'ruimte-voor-ruimte', kunnen worden voortgezet onder het nieuwe handelingskader ruimtelijke kwaliteit.
De gemeente heeft eerder besloten medewerking te verlenen aan het verzoek om deze regeling toe te passen op voorwaarde dat de drie woningen in dit bestemmingsplan worden opgenomen.
De drie woningen worden middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch vastgelegd en dragen bij aan de op te zetten stedenbouwkundige structuur van het nieuwe woongebied.
De voorwaarden die eerder voor ruimte-voor-ruimte woningen werden gesteld zijn hieronder vertaald in uitgangspunten, hierbij wordt beschreven hoe aan deze voorwaarden voldaan wordt:
Conclusie ruimtelijke kwaliteit
Samenvattend kan worden gesteld dat in het plan voor de Torensteepolder de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook ruim aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd. Daarbij is rekening gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en veel aandacht besteed aan een goede afronding van de nieuwe dorpsrand en de verbindingen naar landelijk gebied.
Het opgestelde beeldkwaliteitsbeleid moet er voor zorgen dat deze integrale benadering ook op de gewenste wijze tot uitvoering wordt gebracht. In de voorgaande paragrafen is beschreven hoe hier uitwerking aan is gegeven, met toepassing van de gebiedsprofielen Hoeksche Waard.
Tevens is sprake van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals het toevoegen van kenmerkende landschapselementen en 'andere maatregelen waarbij de ruimtelijke kwaliteit verbetert'. Belangrijke maatregel in dit verband is de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg die er voor moet zorgen dat er geen verdere verkeersdruk op de bestaande wegen in de kern ontstaat en zorgt voor een goede ontsluiting van het woongebied Numansgors.
Op grond van het voorgaande wordt voldaan aan de eis dat de ontwikkeling van de betreffende locatie past in de richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit.
In het Ontwikkelingsbeeld Numansdorp 2030, vastgesteld door de raad op 9 juli 2009, is de ontwikkeling van Numansdorp-Zuid opgenomen. Het met dit bestemmingsplan voorgestelde woongebied en de ontsluitingsweg aan de oostzijde van de kern zijn ontwikkelingen die passen in het Ontwikkelingsbeeld Numansdorp 2030.
De gemeentelijke ontwikkelingsvisie 'De Verdieping', vastgesteld door de raad d.d. 1 november 2005, refereert aan de ontwikkelingen in Numansdorp-Zuid door het Masterplan aan te wijzen als zijnde een nadere uitwerking van de gemeentelijke ontwikkelingsvisie.
Vanwege de economische crisis en aanverwante marktontwikkelingen zijn de genoemde (woningbouw)aantallen in het Masterplan Numansdorp-Zuid achterhaald. De marktontwikkelingen hebben invloed op de fasering van de ontwikkeling van Numansdorp-Zuid. Dit bestemmingsplan maakt een deel van het totale woningbouwprogramma uit het Masterplan mogelijk. Hierin volgt dit bestemmingsplan het ruimtelijke en landschappelijke kader dat gesteld is in het Masterplan.
De ontwikkeling van woningen in de Torensteepolder voldoet aan de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking. De eerdere strijdigheid dat de provinciale bebouwingcontour niet voorzag in de aanleg van een stedelijke functie in de vorm van een ontsluitingsweg, is komen te vervallen door de nieuwe Verordening Ruimte van de provincie. Daarvoor in de plaats stelt de provincie kwaliteitseisen aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe woonwijk Torensteepolder met nieuwe ontsluitingsweg is aan te merken als een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor kwaliteitseisen gelden. Het opgestelde stedenbouwkundige plan en de uitwerking daarvan aan de hand van beeldkwaliteitseisen voldoet aan de kwaliteitseisen die de Verordening - en in het verlengde daarvan de gebiedsprofielen - stellen.
Uitvoering van het bestemmingsplan Torensteepolder past binnen de beleidskaders zoals die op rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau gelden.
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020
In het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) van 21 januari 2004 beschrijft de provincie Zuid-Holland hoe zij de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm wil gaan geven. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid.
De provincie Zuid-Holland kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. Daarbij moeten tegelijkertijd de individuele wensen en eisen die reizigers en het bedrijfsleven aan de kwaliteit van hun mobiliteit stellen niet uit het oog worden verloren. Om de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden is ten eerste een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer op alle niveaus vereist.
Vervolgens dient een vermindering van congestie en een verbetering van de bereikbaarheid plaats te vinden. Om die reden worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de verschillende typen wegverbindingen.
Tot slot wordt gestreefd naar een toename van het fietsgebruik. Daartoe zal een volwaardig fijnmazig netwerk van zowel verkeersveilige, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen moeten worden gerealiseerd.
De groei van de mobiliteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. Eén van de ambities van de provincie is dan ook het duurzaam verbeteren van de omgevingskwaliteit in Zuid-Holland door het oplossen van de belangrijkste knelpunten in de omgevingskwaliteit (te hoge uitstoot van vervuilende stoffen, geluidsoverlast en ruimtelijke versnippering) en het voorkomen van nieuwe knelpunten.
Voor de regio Hoeksche Waard heeft de provincie de volgende strategie geformuleerd:
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2008-2017
Om een overzicht te geven van alle knelpunten, toekomstige ontwikkelingen en een hieraan gekoppeld uitvoeringsplan is op 4 november 2008 het Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Cromstrijen 2008-2017 (hierna GVVP) vastgesteld, het uitvoeringsprogramma inclusief het amendement d.d. 4 november 2008 is vastgesteld op 23 juni 2009.
In het gemeentelijke verkeer- en vervoerplan wordt het volgende over de beoogde ontwikkeling van de Torensteepolder beschreven:
De aanleg van een nieuwe weg vanaf de oostelijke ontsluitingsweg (Wethouder van der Veldenweg) tot aan de Schuringsedijk is noodzakelijk om het gebied Torensteepolder voldoende te ontsluiten en hiermee de bereikbaarheid van deze wijk te garanderen. Een goede bereikbaarheid van een wijk betekent een hogere kwaliteit van de leefomgeving in deze wijk.
De huidige verkeershinder op de Burgemeester De Zeeuwstraat/Rijksstraatweg door Numansdorp zal na het doortrekken van de oostelijke ontsluitingsweg gelijk blijven en mogelijk zelfs toenemen. Door de aanleg van een langzaam verkeer verbinding tussen plangebied Torensteepolder en de Voorstraat zal de verkeerstoename op de Voorstraat beperkt blijven. De capaciteit van de Burgemeester de Zeeuwstraat/Rijksstraatweg, de Koninginneweg en de Vlielanderstraat is voldoende voor de mogelijk lichte toename van verkeer vanwege de inwoners van de nieuwe wijk, die hun bestemming combineren met het doen van boodschappen in het centrum.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2014-2024
Op 24 september 2014 is het Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Cromstrijen 2014-2024 (hierna GVVP) vastgesteld. In dit GVVP worden de eerder beschreven conclusies ten aanzien van de noodzaak van de ontsluitingsweg in het voorgaande GVVP 2008-2017 opnieuw onderschreven.
Het nieuwe woongebied van de Torensteepolder wordt geheel ontsloten via een nieuw aan te leggen oostelijke ontsluitingsweg. Deze ontsluiting zal tevens het woongebied Numansgors ontsluiten. Door deze oostelijke ontsluiting wordt voorkomen dat een verdere belasting van de bestaande wegen op de centrale as van Numansdorp plaatsvindt.
In het plan wordt de oostelijke ontsluitingsweg van de Torensteepolder ingericht als gebiedsontsluitingsweg waarbij een maximumsnelheid van 50 km/h geldt. Dit is ook conform het GVVP. Ter hoogte van het begin van het woongebied zal de gebiedsontsluitingsweg overgaan in een erftoegangsweg waarbij een maximumsnelheid geldt van 30 km/h. Daarbij wordt gekeken naar een logische overgang (bijvoorbeeld ter hoogte van een bocht).
Voor de ontsluiting van Numansgors zal gebruik worden gemaakt van de bestaande weg over de dijk. Ten noorden van de dijk zal door toepassing van twee bochten in de nieuwe weg worden aangesloten op deze bestaande weg over de dijk. Deze bochten worden dusdanig ontworpen dat de aanrijdtijd van de brandweer ruim binnen de acht minuten blijft. Het bestemmingsverkeer wordt op deze manier langs de nieuwe woningen naar de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg geleid.
In het 30 km/h-regime passen intensiteiten tot ongeveer 3.000 mvt per werkdagetmaal. Dit wordt ingegeven door milieukundige en oversteekbaarheidsrichtlijnen. Vanaf de overgang 30-50 km/h gaat het verkeer zich verspreiden binnen plangebied richting Numansgors en nieuwe woonwijk. En liggen alle intensiteiten op deze wegen dus (fors) lager.
In tegenstelling tot wat in het (voor)ontwerpbestemmingsplan uit 2012 was opgenomen, houdt het bestemmingsplan geen rekening met de aanleg van een vrijliggend fietspad parallel aan de nieuwe ontsluitingsweg. Een fietspad daar, heeft namelijk geen logische aansluiting op de huidige verkeersvoorzieningen voor fietsers (de bestaande oostelijke ontsluitingsweg is niet toegankelijk voor fietsters) en besloten is dat het beter is om de bestaande routestructuur via het centrum te handhaven (dit mede gelet op de economische belangen aldaar). Het is daarom logisch dat op de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg een fietsverbod komt. Door het achterwege laten van een (vrijliggend) fietspad is het daarbij mogelijk gebleken om de as van de nieuwe ontsluitingsweg 6 meter in oostelijke richting op te schuiven. De as van de weg komt nu niet op 30 meter, maar op minimaal 36 meter vanaf de percelen van de bestaande woningen. Omdat het bestemmingsplan voor de komende 10 jaar geldt is het wenselijk om dit inzicht te wijzigen mocht daar in de toekomst aanleiding toe zijn. Daarom wordt in het bestemmingsplan evenwel ruimte gereserveerd voor fietssuggestiestroken. Het kan namelijk in het kader van de verkeersveiligheid wenselijk blijken om in de toekomst alsnog fietsvoorzieningen te realiseren. De fysieke ruimte ter plaatse van de ontsluitingsweg is hiervoor beschikbaar.
De gebiedsontsluitingsweg wordt conform het GVVP ingericht met een rijbaanbreedte van 6,50 meter. In de ruimtelijke reservering bestaat de ruimte voor fietssuggestiestroken. De capaciteit van de oostelijke ontsluitingsroute bedraagt zeker 10.000 tot 12.000 mvt per werkdagetmaal. Voor de nu voorziene 179 nieuwe- en 2 bestaande woningen in de Torensteepolder, samen met Numansgors en Landgoederenzone, worden naar verwachting ruim 3.500 mvt per werkdagetmaal verwacht.
De nieuwe verbindingsweg wordt aangesloten op bestaande infrastructuur waardoor twee nieuwe kruispunten ontstaan. Het gaat hierbij om de kruispunten met de Schuringsedijk en de Wethouder van der Veldenweg. Mogelijk wordt de aansluiting met de Wethouder van der Veldenweg ingericht als rotonde. Deze afweging is reeds gemaakt in het in 2012 vastgestelde Verkeerscirculatieplan Numansdorp, opgenomen in bijlage 14. Voor dit plan is een rotonde niet noodzakelijk. In het kader van dit bestemmingsplan wordt de kruising met de Schuringsedijk als een zogenaamd 'spoorwegmodel' ingericht. Dit betekent dat het verkeer over de nieuwe ontsluitingsweg niet kan afslaan op de Schuringsedijk en het verkeer op de Schuringsedijk kan niet afslaan op de nieuwe ontsluitingsweg. De bestaande verkeersstructuur blijft zodoende behouden. Daarmee blijven alle mogelijke opties uit het verkeerscirculatieplan open.
Gezien de verwachte intensiteiten van ongeveer 3.500 mvt per werkdagetmaal hebben 'gewone' kruisingen voldoende capaciteit voor een goede verkeersafwikkeling en een goede verkeersveiligheid. En er is voldoende tussenruimte tussen de auto's op de Wethouder van der Veldenweg, waardoor autoverkeer van de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg goed kan invoegen.
De I/C-verhouding van de kruising bedraagt op de drukste tak 0,24. Pas bij 0,8 raakt een aankomende richting op de kruising vol.
In het inrichtingsplan van de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg wordt beschouwd of verkeerslichten passend zijn binnen de weginrichting.
Parkeren
In paragraaf 2.5 is ingegaan op het aspect parkeren.
De gemeenteraad heeft uitgesproken dat geen verdere verkeersdruk en belasting op de bestaande wegen in het centrum gewenst is. Dit is tevens uitgangspunt geweest voor het 'Verkeerscirculatieplan Numansdorp' (Megaborn november 2012) op basis waarvan eenrichtingsverkeer is ingesteld op een aantal wegen.
Een westelijke ontsluiting van de Torensteepolder via de Schuringsedijk of de Fortlaan zal ertoe leiden dat de verkeersdruk in het centrum van Numansdorp toeneemt. Daarnaast zijn zowel de Schuringsedijk en de Fortlaan niet geschikt voor de beoogde verkeerstoename.
Uit verschillende onderzoeken ('Verkeersontsluiting Torensteepolder, Goudappel Coffeng, 14 april 2015, bijlage 13, 'Verkeerscirculatieplan Numansdorp', Megaborn november 2012, bijlage 14 en het GVVP en diverse eerdere studies die in die rapporten worden aangehaald is gebleken dat een alternatieve ontsluiting moet worden gerealiseerd buiten de locatie. Dit geldt voor de totale ontwikkeling.
Uitgangspunt is dat het gemotoriseerde verkeer naar de polders zo min mogelijk gebruik maakt van de centrale as door Numansdorp, maar via een oostelijke of westelijke randweg naar de A29 (en de A16) zou moeten worden geleid. Circa 80% van de autobewegingen is volgens die rapporten direct op deze wegen gericht.
De uitspraak van de gemeenteraad dat geen verdere belasting van de bestaande wegen het centrum van Numansdorp gewenst is, betekent concreet dat iedere uitbreiding met woningbouw ook extra verkeersbewegingen zal opleveren op de bestaande wegen. Dit heeft zich concreet vertaald in de eis aan ontwikkelaar dat de ontsluitingsweg aangelegd moet zijn zodra de eerste woningen bewoond worden.
De gemeente stelt daarbij als harde eis (privaatrechtelijk geborgd) dat ter plaatste van de nieuwe ontsluitingsweg een bouwweg gerealiseerd wordt ten einde de woningen te kunnen bouwen. De ontsluitingsweg wordt tijdelijk als bouwweg gebruikt ten einde de woningen te kunnen bouwen.
De ontsluiting van de Torensteepolder (oostelijk) is eenvoudiger te realiseren dan de ontsluiting westelijk. Onder meer omdat de route aan de westzijde langer is, de ingreep aan de westzijde een grotere impact heeft op het landschap/de dorpsrand en omdat de oostelijke ontsluiting aansluit op een reeds bestaande oostelijke randweg. De oostelijke ontsluiting heeft daarnaast als positief bijeffect dat bewoners van de woonwijk Numansgors dan niet meer door de kern van Numansdorp rijden. Dat is een bijna vergelijkbare autostroom met die van de nieuwbouw voor de komende 10 jaar. Voor langzaam verkeer blijft de bestaande Fortlaan beschikbaar.
Verkeersonderzoek
In het onderzoek 'Verkeersontsluiting Torensteepolder' van Goudappel Coffeng met kenmerk MDS013/Mes/0045.02, d.d. 14 april 2015, dat is opgenomen in bijlage 13 van deze toelichting is geconcludeerd dat per saldo geen sprake is van een wezenlijke toename van de verkeersintensiteit op het wegennet in en rondom het plangebied. Met de oostelijke ontsluitingsweg is sprake van een ontsluiting die voldoet aan het actuele verkeersbeleid. Ook het adviesbureau Megaborn, dat is ingeschakeld door de gemeente Cromstrijen, heeft onderschreven dat de oostelijke ontsluitingsweg noodzakelijk is. De notitie van Megaborn waarin dit wordt gemotiveerd is opgenomen in bijlage 15 van deze toelichting.
Verkeerstellingen
Adviesbureau Megaborn heeft verkeerstellingen uitgevoerd op de Voorstraat en de Koninginneweg in de kern Numansdorp. Deze tellingen zijn uitgevoerd om de geprognotiseerde verkeersintensiteiten uit de opgestelde verkeersstudie 'Verkeerscirculatieplan Numansdorp' (Megaborn, 21 november 2012) te toetsen aan de werkelijke verkeersintensiteiten. Deze verkeersintensiteiten hebben als basis gediend voor het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng.
Op basis van de uitgevoerde tellingen op de Voorstraat (1.534 mvt./etmaal) kan geconcludeerd worden dat deze overeenkomen met de verkeersintensiteiten (1.500 mvt./etmaal) die in het verkeersonderzoek wordt gehanteerd. De huidige verkeersintensiteiten op de Koninginneweg liggen lager dan de geprognotiseerde verkeersintensiteiten. In bijlage 16 is de notitie van Megaborn met kenmerk GCr1501RV01, d.d. 8 april 2015 opgenomen.
De ontwikkeling van het woongebied in de Torensteepolder past binnen het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid, daarnaast worden de maatregelen uit het GVVP gerespecteerd.
Adviesbureau Megaborn heeft de uitgevoerde onderzoeken van Goudappel Coffeng beoordeeld in een brief welke is opgenomen in bijlage 17.
De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen huismuis, bruine en zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd.
De Ffw gaat uit van het "nee, tenzij"-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten.
Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën:
Indien soorten van tabel 2 en/of 3 en/of vogels voorkomen, geldt dat een ontheffingsaanvraag niet aan de orde is indien mitigerende maatregelen (voorafgaand aan de ruimtelijke ontwikkeling) getroffen kunnen worden die het behoud van de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van de soorten garanderen. Ontheffing is dan niet nodig, omdat er geen sprake is van overtreding van de Ffw. Er kan worden volstaan met het werken volgens een ecologisch werkprotocol, dat moet worden opgesteld door een deskundige; ook bij het overzetten van dieren moet een deskundige worden betrokken. Door middel van het aanvragen van een ontheffing kunnen de mitigerende maatregelen worden goedgekeurd. Omdat ontheffing zelf niet noodzakelijk is zal deze worden afgewezen en worden enkel de maatregelen goedgekeurd.
Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat "voldoende zorg" in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Het voormalig ministerie van LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.
Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet 1998. Daaronder vallen de volgende typen gebieden:
Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht.
De Habitatrichtlijn voorziet in gebiedsbescherming door speciale beschermingszones aan te wijzen op grond van ecologische criteria: de Natura 2000-gebieden (waaronder de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden vallen). De beschermingsgrondslag van deze gebieden is vastgesteld in de Natuurbeschermingswet 1998. Voor elk Natura 2000-gebied is een lijst opgesteld met alle soorten (inclusief broedvogelsoorten en niet-broedvogelsoorten) en / of habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied ter bescherming is aangewezen. Per soort en per habitattype is een oordeel gegeven over de landelijke staat van instandhouding. Tevens is het belang van het gebied aangegeven. Op grond van de staat van instandhouding en het relatief belang van soorten en habitattypen zijn de belangrijkste verbeteropgaven en doelen op landelijk niveau vastgesteld. Deze landelijke doelen vormen de kaders voor de formulering van instandhoudingsdoelen op gebiedsniveau. Zo is uiteindelijk per Natura 2000-gebied de instandhoudingsdoelstelling wat betreft de oppervlakte en kwaliteit van het gebied weergegeven. De gebiedsdoelen zijn geformuleerd in termen van behoud, verbetering van de kwaliteit en uitbreiding van de verspreiding.
Centraal in de vergunningverlening op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 voor Natura 2000-gebieden staat de Habitattoets. In de Habitattoets moet worden onderzocht of, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden, door het bestemmingsplan de kwaliteit van de habitats waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen mogelijk kan verslechteren of een verstorend effect kan optreden op het leefgebied van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De Habitattoets start met de 'Oriëntatiefase', waarin moet worden aangetoond dat significante negatieve effecten met zekerheid kunnen worden uitgesloten. Een effect is significant als de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied dreigen te worden aangetast. Daarbij moet ook worden gekeken naar eventuele cumulatieve effecten van verschillende activiteiten. Als er geen kans is op een effect is verdere toetsing niet nodig. Als het vermoeden ontstaat dat een negatief effect op kan treden, geldt een vergunningsplicht en is verder onderzoek nodig. Als na de oriëntatiefase met zekerheid vaststaat dat er geen significant effect is, maar er mogelijk wel negatieve effecten zijn, moet een 'Verslechterings- en verstoringstoets' volgen. Als er echter een kans is op een significant negatief effect, dient een 'Passende beoordeling' te worden uitgevoerd.
Landschap
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een grootschalig akkerbouwcomplex, omringd door dijken met bomenlanen (populieren en essen). Het gebied is gelegen in jonge aanwaspolders; het is een zeekleigebied. Oost-west door het midden van het plangebied ligt de Torensteepoldersekade, gedeeltelijk de Ambachtsheerenlaan genoemd, een afgegraven kade met drie populierenrijen met een ondergroei van essenhakhout. Dwars op deze kade ligt een houtsingel en een andere populierenrij met ondergroei. De meeste populieren zijn nog vrij jong. Door het gebied lopen enkele vrij smalle watergangen met steile oevers. Er is een aantal huiskavels aanwezig met bebouwing.
In het plangebied worden woningen ontwikkeld. Bij de inrichting van het woongebied wordt rekening gehouden met de openheid van het landschap van de Hoeksche Waard. De bestaande bomenlanen en de typerende 'kamers' worden gehandhaafd. De waterlopen in het plangebied zullen worden verbreed en krijgen natuurvriendelijke oevers.
Flora- en faunawet
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Flora- en faunawet (Ffw) moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Door Bureau Schenkeveld zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd in het kader van de Toets Ffw:
In de bovengenoemde onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het ontwerpbestemmingsplan Torensteepolder van 9 juli 2012 is geconcludeerd dat in het plangebied een aantal door de Ffw beschermde soorten voorkomt. Het betreft vooral algemene beschermde soorten (tabel 1 Ffw). Voor deze soorten geldt echter een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel is de zorgplicht van toepassing op deze (en alle andere in het wild levende) planten- en diersoorten. Daarnaast komen in het plangebied enkele juridisch zwaarder beschermde soort(groep)en voor: vogels en vleermuizen.
Door Bureau Schenkeveld is onderzocht in hoeverre de conclusies uit de genoemde onderzoeken nog actueel zijn. Dit actualisatie-onderzoek (Woningbouwlocatie Fortlaan Numansdorp - tweede actualisatie natuuronderzoek, 11 februari 2015) is opgenomen in bijlage 20 van deze toelichting en is gebaseerd op een veldbezoek (op 29 januari 2015) en nieuw gepubliceerde waarnemingen. Uit het onderzoek blijkt dat er door het woningbouwproject geen verbodsbepalingen van de Ffw (anders dan waarvoor een algemene vrijstelling geldt) worden overtreden. Omdat de datum van de definitieve vaststelling van het bestemmingsplan nog ongewis is, wordt wel aanbevolen de natuurgegevens te updaten. In de praktijk betekent dit dat er in het voorjaar een broedvogelonderzoek moet plaatshebben (vier rondes), dat in dezelfde periode de sloten nog een keer moeten worden afgevist (op zoek naar amfibieën en vissen) en dat er tussen mei en september nog twee maal een vleermuisonderzoek (met de batdetector) moet plaatshebben.
Natuurbeschermingswet 1998
Bescherming van (natuur)gebieden heeft onder meer plaats middels de Natuurbeschermingswet 1998. In de wijde omgeving van het plan zijn vier Natura2000-gebieden gelegen. Het betreft de hierna genoemde gebieden waarbij eveneens de globale afstand tot het plangebied is aangegeven:
Het plangebied is niet gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS).
Bureau Schenkelveld heeft eind 2007 onderzoek gedaan naar negatieve effecten van een masterplan voor de ontwikkeling van heel Numansdorp-Zuid, inclusief de ontwikkeling van de westelijker gelegen Molenpolder tot woongebied en verblijfsrecreatie, de uitbreiding van de jachthaven, de ontwikkeling van een veel groter aantal (meer dan 1.000) woningen in de Torensteepolder en de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in het deel van de Torensteepolder ten oosten van het te realiseren woongebied: 'Verslechterings- en verstoringstoets Numansdorp-Zuid' (21 december 2007). Dit onderzoek is begin 2015 voor het plangebied van de woningbouw in de Torensteepolder geactualiseerd in het onderzoek 'Woningbouwlocatie Fortlaan Numansdorp - tweede actualisatie natuuronderzoek' (zie bijlage 20 van deze toelichting).
Uit deze actualisatie volgt dat na 2007 het Hollands Diep definitief is aangewezen (in 2013) als Natura2000-gebied. De begrenzing van het Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebied (zoals aangemeld) is op een aantal plaatsen aangepast. Zo is Polder de Oostersche Bekade Gorzen (verworven Deltanatuur, 60 ha) op ongeveer 600 m afstand van het plangebied toegevoegd ten behoeve van uitbreiding van het leefgebied van de noordse woelmuis (H1340). Ook is de lijst met habitattypen en soorten veranderd en wijken de instandhoudingsdoelstellingen licht af van die van de aanmelding en het ontwerpbesluit. De verspreiding van de kwalificerende soorten en habitattypen is echter niet wezenlijk veranderd. Het grootste verschil betreft echter de planvorming zelf. In voorliggend plan gaat het alleen om de woningbouw in de Torensteepolder en die bedraagt minder dan 20% van het oorspronkelijk getoetste aantal woningen van meer dan 1.000 uit het masterplan; bovendien is het woningbouwgebied in de Torensteepolder kleiner geworden, op grotere afstand van het Natura2000-gebied Hollands Diep.
In 2007 zijn de effecten van de relevante storingsfactoren samenhangend met het woningbouwproject beoordeeld. Dit zijn oppervlakteverlies (1), versnippering (2), verontreiniging (7), verdroging (8), verstoring door geluid (13), verstoring door licht (14), optische verstoring (16) en verstoring door mechanische effecten (17). Omdat de nieuwbouw in het voorliggend plan nog maar een fractie beslaat van het oorspronkelijke woningbouwplan (minder dan 200 woningen) en omdat er een zekere afstand bestaat tussen het (nieuwe) plangebied en het Natura2000-gebied, de ontsluiting vanuit het noorden komt, het waterpeil van het Hollands Diep hoger is dan het polderpeil, het water van het Hollands Diep mineraal- en voedselrijk is en het woningbouwprogramma, heeft geen van deze storingsfactoren een negatief effect op de (nieuwe) instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000-gebied Hollands Diep. Er is geen sprake van externe werking van de ingreep. Hetzelfde geldt voor de verder weg gelegen Natura2000-gebieden.
De bouw van de oorspronkelijke ruim 1.000 woningen had samen met de ontwikkeling van de landgoederenzone alleen een gering - maar niet-significant - negatief effect op de populatie grauwe gans. Daarom zijn ten behoeve van de grauwe gans bepaalde eisen gesteld aan de inrichting van de landgoederenzone ten oosten van de woningbouwlocatie (zuidelijk deel open met veel water en grasland). Hiervoor is vergunning ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet verleend. In de voorliggende planvorming is bovendien het gehele zuidoostelijk deel van het deel van de Torensteepolder ten westen van de landgoederenzone buiten het plangebied van het bestemmingsplan gehouden en dit gebied blijft derhalve (in tegenstelling tot in de oorspronkelijke planvorming in het masterplan) geheel onbebouwd. Voorliggend plan heeft dan ook geen (negatieve) effecten op grauwe gans.
Uit de bovengenoemde onderzoeken wordt echter niet duidelijk of een natuurinventarisatie ter plaatse van de nieuwe ontsluitingsweg heeft plaatsgevonden. Om die reden heeft op 20 augustus jl. alsnog een inventarisatie van dat gebied plaatsgevonden. Dit onderzoek, opgenomen in bijlage 34 van deze toelichting bevestigt opnieuw dat, ook ter plaatse van de nieuwe ontsluitingsweg, geen sprake is van aanwezigheid of aantasting van beschermde natuurwaarden door de ontwikkeling van onderhavig plan.
In het kader van de Natuurbeschermingswet is ook onderzoek uitgevoerd naar stikstofdepositie. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 21 van deze toelichting. Onderzocht is of de extra verkeersproductie als gevolg van de ontwikkelingen in het plan Torensteepolder leiden tot een verandering van de stikstofdepositie op de grens van de beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plangebied. Uit het onderzoek blijkt dat alleen een zeer geringe toename van de stikstofdepositie wordt verwacht ter plaatse van het Natura2000-gebied Hollands Diep. Omdat uit de gebiedsanalyse bij de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) blijkt dat binnen dit beschermde natuurgebied geen stikstofgevoelige habitats of soorten met een stikstofgevoelig leefgebied voorkomen, leidt deze geringe toename niet tot een belemmering.
Voor de andere Natura2000-gebieden, die op grotere afstand van het plan 'Torensteepolder' zijn gelegen, blijkt dat er geen waarneembare toename van de stikstofdepositie optreedt. Omdat in deze gebieden ook geen stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten aanwezig zijn, leidt het aspect stikstofdepositie niet tot belemmeringen.
Uit het actualisatieonderzoek blijkt dat er door het woningbouwproject geen verbodsbepalingen van de Ffw (anders dan waarvoor een algemene vrijstelling geldt) worden overtreden. Wel wordt aanbevolen de volgende natuuronderzoeken nog te actualiseren:
Uit het onderzoek blijkt tevens dat het project geen (negatieve) effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitats waarvoor het Natura 2000-gebied Hollands Diep wordt beschermd. Dit betekent ook dat een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet noodzakelijk is.
De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat gemeente en waterschap (hier is dat Waterschap Hollandse Delta) samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets omvat onder meer overleg met de waterbeheerder en de opname van een waterparagraaf. De voorliggende paragraaf is de in het kader van de wet verplichte waterparagraaf.
Europa, Rijk en Provincie Zuid-Holland
Een aantal beleidsdocumenten is relevant voor dit bestemmingsplan. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de relevante stukken op Europees, rijks- en provinciaal niveau. In de volgende twee subparagrafen wordt respectievelijk het beleid van de waterbeheerder en van de gemeente beschreven.
Europees beleid
Rijksbeleid
Beleid Provincie Zuid-Holland
Beleid Waterschap Hollandse Delta
Waterschap Hollandse Delta heeft een Waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2009-2015. In het Waterbeheerplan geeft het waterschap onder andere aan wat de doelstellingen voor de lange termijn zijn voor het waterbeheer. Het gaat hierbij om alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit (hoeveelheid), waterkwaliteit, waterkering (dijken) en waterketen (riolering en zuivering). Tevens wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt voor watergerelateerde thema's en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelstellingen te bereiken.
In het Waterbeheerplan zijn ook de doelstellingen en maatregelen verankerd om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de KRW. Het doel van deze Europese richtlijn is in de periode 2010-2027 alle wateren in een goede chemische en ecologische toestand te brengen, dus kwalitatief goed water.
Ten aanzien van het watersysteem geldt een aantal regels:
bij grote stedelijke uitbreidingen geldt dat minstens 10% van het plangebied als oppervlaktewater moet worden ingericht;
Keurverordening Waterschap Hollandse Delta
Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen, waterkeringen en waterschapswegen vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het waterschap zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het waterschap. In de Legger van oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken voor Waterschap Hollandse Delta zijn de watergangen en kunstwerken opgenomen, waarop de Keur van toepassing is.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012 (GRP) vormt de basis voor het planmatige onderhoud en beheer van de riolering in de Gemeente. Voor het verwijderen van afvalwater is riolering een onmisbare voorziening. Met deze voorziening wordt beoogd de volksgezondheid te verzekeren, wateroverlast tegen te gaan en het milieu te beschermen. De aanleg en het beheer van de riolering is een gemeentelijke taak (zorgplicht) die zijn wettelijke basis vindt in de artikelen 4.22 en 4.23 van de Wet milieubeheer (Wm).
Waterplan Cromstrijen
In 2008 is het Waterplan Cromstrijen van kracht geworden. Dit gemeentelijk Waterplan bevat maatregelen om het watersysteem te voorzien van voldoende berging en speelt in op de komende klimaatwijzigingen. Daarbij geeft het Waterplan invulling aan afspraken om de waterkwaliteit te verbeteren. Gemeente en waterschap werken de maatregelen uit in de periode 2008 - 2012. Het streven is dat de samenwerking tussen gemeente en waterschap de komende jaren leidt tot een aantrekkelijk watersysteem dat biologisch gezond is en voldoende aanvoer-, afvoer- en bergingsmogelijkheden heeft. Het Waterplan heeft dan ook de volgende hoofddoelen:
Inleiding
In het kader van de ontwikkelingen in de Torensteepolder is reeds in 2009 het Waterhuishoudingsplan Torensteepolder opgesteld dat is afgestemd met de waterbeheerder. De waterhuishoudkundige inrichting van het westelijk deel van de Torensteepolder is in het Waterhuishoudingsplan uitgewerkt. De beschreven uitgangspunten en de eisen aan de uitwerking van de inrichting worden ook in het kader van dit bestemmingsplan gehanteerd. Voor zover relevant is in deze waterparagraaf het Waterhuishoudingsplan gevolgd.
Hieronder wordt het bestemmingsplan inhoudelijk getoetst aan de verschillende 'waterthema's', zoals die beschreven staan in de zogenaamde Handreiking Watertoets. Toetsing aan deze thema's levert de watertoets op.
Veiligheid
Afbeelding 6.1: de ligging van de primaire waterkering Nieuwe Oosterse Polderdijk(afgebeeld in de Legger primaire waterkering) ten opzichte van het plangebied (binnen rode lijn) (bron: Waterschap Hollandse Delta).
Ten zuiden van het plangebied is de Nieuwe Oosterse Polderdijk gelegen, een primaire waterkering (zie afbeelding 6.1). Het plangebied ligt echter net buiten de kern- of beschermingszone van deze waterkering.
Het plangebied is echter wel deels gelegen binnen de keurzone van twee secundaire waterkeringen: de Schuringsedijk en de oostelijke dijk langs de Gemeentehaven (insteekhaven). Dit betekent dat de keurzones van de beide dijken tot en met de sloot onderlangs de dijklopen. De begrenzingen van deze zones volgen uit de Leggerkaart van de waterkeringen van het Waterschap Hollandse Delta en zijn aangegeven op de planverbeelding van dit bestemmingsplan. Alle handelingen in de keurzones zijn vergunningplichtig o.g.v. de Keur: er dient een watervergunning te worden aangevraagd voor het ondernemen van activiteiten in, op, boven, over of onder een waterkering. In het plangebied is een watervergunning in ieder geval aan de orde bij het aanleggen van de dijkopritten op de Schuringsedijk en het vergraven, verbreden en/of verdiepen van de dijksloten.
Bestaande beplanting behoeft geen vergunning en beplanting buiten de begrenzing van de waterkering evenmin. Nieuwe beplanting (bomen en struiken) op waterkeringen is niet toegestaan of alleen onder strikte voorwaarden. Op grond van de waardering van het landschap, de natuur en de cultuurhistorie (LNC-waarde) zal een beoordeling door het waterschap moeten plaatshebben.
De Torensteepoldersekade is een afgegraven kade, die geen waterstaatskundige functie meer heeft.
Het deel van het plangebied ten zuiden van de Schuringsedijk is gelegen in een gebied dat een overstromingsrisico heeft (overstromingsdiepte: 0,0 tot 2,0 meter). De voorgestane ontwikkeling in de Torensteepolder zal echter niet bijdragen aan een vergroot overstromingsrisico. Bovendien wordt in het gebied voldaan aan de beschermingseisen ten aanzien van waterveiligheid. Zo wordt het gebied goed ontsloten en bereikbaar voor hulpdiensten. Tevens zal het gebied worden opgehoogd waardoor de overstromingsdiepte zal afnemen. Door de lagere ligging van het omliggende maaiveld zal, bij een eventuele overstroming, dat gebied eerder onder water lopen dan het gebied waar mensen verblijven. Er is dan tijd om via de dijken (Havenkade, Schuringsedijk) te vluchten.
Huidig watersysteem
In het plangebied is in de huidige situatie een aantal watergangen aanwezig. Een hoofdwatergang ligt langs de noordzijde van de Torensteepoldersekade. Er zijn dijksloten gelegen ten oosten van de Fortlaan en ten noorden en ten zuiden van de Schuringsedijk. Voorts zijn in het plangebied verschillende watergangen aanwezig uit de categorie 'overig water'. Onder de Torensteepoldersekade ligt een duiker met een breedte/diameter van 1,00 m die de hoofdwatergang aan de noordzijde van de kade verbindt met een watergang uit de categorie 'overig water' aan de zuidzijde.
De huidige maaiveldhoogte - in het deel van de Torensteepolder dat binnen het plangebied valt - varieert ongeveer tussen NAP +0,15 m en NAP +0,70 m. Het grootste deel van de Torensteepolder heeft momenteel een agrarisch peil met een winterpeil van NAP -1,40 m en een zomerpeil van NAP -1,20 m. In de huidige situatie kent dit peilgebied in de Torensteepolder een afvoer van oost naar west. Het water wordt geloosd op de insteekhaven via een gemaal ter hoogte van de bestaande hoofdwatergang langs de noordkant van de Torensteepoldersekade. In het noordwestelijk deel van de polder is het (vaste) peil momenteel NAP +0,10 m; dit peilgebied heeft een eigen inlaat vanaf de insteekhaven en loost via stuwtjes op het naastgelegen peilgebied met het agrarische peil van NAP -1,20 m / NAP -1,40 m. De polder ten noorden van de Schuringsedijk heeft een winterpeil van NAP -1,75 m en een zomerpeil van NAP -1,55 m.
Toekomstige watersysteem en peilopzet
In het westelijke deel van de Torensteepolder wordt de ontwikkeling van het nieuwe woongebied en een landgoederenzone voorzien. Ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie wordt voorgesteld het peil op te zetten van NAP -1.40 m (winterpeil) en NAP -1.20 m (zomerpeil) naar NAP -0.60 m. Op onderstaande de tekening is het oppervlaktewater aangegeven waar het nieuwe peil van NAP -0.60 m gehandhaafd gaat worden. Uitgezonderd van dit peil zijn, behalve de watergang met een peil van NAP +0.10 m, tevens de watergang langs de Schuringsedijk aan de noordgrens van het plangebied en de watergang langs de primaire waterkering aan de zuidkant van het plangebied.
Afbeelding 6.3: de voorgestelde waterhuishoudkundige situatie in de westelijke Torensteepolder
De peilopzet houdt verband met de wijziging van de grondgebruiksvormen in de polder. In de huidige situatie (behoudens het deel van het plan dat al is gerealiseerd) wordt de polder intensief landbouwkundig gebruikt. De lage polderpeilen zijn met name afgestemd op de gewenste ontwatering ten behoeve van de landbouw in de lagere delen van de polder. De maaiveldhoogten variëren tussen NAP -0.35 m en NAP +0.55 m. In de toekomst worden lage maaivelddelen in het uitbreidingsgebied (deels) opgehoogd ten behoeve van de bebouwing, de wegen e.d. en is een dergelijk laag peil niet nodig. Daarnaast is ook uit het oogpunt van veiligheid, de waterkwaliteit en landschappelijke inpassing van de geplande grondgebruiksvormen een hoger peil gewenst.
Veiligheid en landschappelijke inpassing
Een hoger peil is gewenst ten behoeve van veiligheid voor personen en ten behoeve van de landschappelijke inpassing. Wanneer het peil niet wordt opgezet en het huidige peil wordt gehandhaafd ontstaan onveilige situaties vanwege de grote hoogteverschillen door te hoge oevers. Ook zal er minder binding zijn met het water en is een lage gebruikswaarde te verwachten door de slechte toegankelijkheid en zichtbaarheid.
Natuurwaarden en waterkwaliteit
Bovendien wordt een krekengebied gerealiseerd waarbij het voor de te realiseren natuurwaarden en de (bijbehorende) waterkwaliteit positief is als een hoger peil wordt ingesteld.
Het handhaven van het agrarische peil is niet gunstig voor de ecologische waterkwaliteit. Geringe diepte van waterlopen, steile oevers en hoge nutriëntengehalten zijn hier debet aan. Om biologisch gezond water te verkrijgen dienen waterlopen voldoende diep te zijn. Daarnaast ontstaan meer mogelijkheden voor flauwe oevers met oevervegetatie die bijdragen aan waterzuivering.
Wateroverlast
Voor de Torensteepolder is bij een autonome ontwikkeling wateroverlast voorzien (bron: Waterstructuurplan Hoeksche Waard, 2004). Er dient volgens het waterschap extra open water te worden gerealiseerd. Als richtlijn geldt dat 10% van het plangebied wateroppervlak dient te zijn. Het plangebied is bijna 28,6 ha groot. Er dient derhalve minimaal 2,86 ha waterberging te worden gerealiseerd. In de huidige situatie is in het plangebied circa 9.895 m2, of 0,99 ha water aanwezig. In het totale plan is 4,44 ha aan water voorzien, dit betreft een toename van circa 3.45 ha. Hiermee wordt ruimschoots aan de eisen voldaan. In de Torensteepolder geldt overigens een gemiddeld toelaatbare peilstijging van 0,25 m tijdens reguliere buien.
Indien de peilbeheersing van het gehele gebied dit mogelijk maakt, kan overwogen worden om in de toekomst het waterpeil in het deel van het plangebied dat nu nog een agrarisch peil heeft, te verhogen (zie hierboven). Nieuwe en bestaande bebouwing dient echter wel een voldoende drooglegging te hebben (minimaal 1,00 m en bij voorkeur minimaal 1,10 m). Eventueel kan bestaande bebouwing hydrologisch geïsoleerd worden.
Riolering
De aan te leggen woningen moeten gerioleerd worden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de keurzone van de waterkeringen (zie hierboven). Hemelwater van daken, parkeerverharding en opritten moet worden afgekoppeld van de droogweerafvoer(DWA) en direct afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. De kosten voor de aanleg van riolering worden geregeld in de realisatieovereenkomst.
Bodemdaling
De huidige maaiveldhoogte varieert ongeveer tussen NAP +0,15 m en NAP +0,70 m. Er is geen kans op (forse) bodemdaling, want het waterpeil wordt niet verlaagd en in de toekomst mogelijk zelfs verhoogd. Bovendien betreft het hier een zeekleigebied met zavel- en kleigronden, die niet extreem gevoelig zijn voor bodemdaling. Uit boringen van Hopman en Peters Holding B.V. (2009) blijkt dat grofweg de bovenste 100 tot 150 cm van de bodem in het plangebied overwegend bestaat uit zandige klei. Daaronder ligt fijn, ziltig zand.
Grondwateroverlast
Er is geen grondwateroverlast in het plangebied bekend. Bij het bouwen van de huizen dient rekening te worden gehouden met het eventueel opzetten van het peil in de toekomst, omdat hierdoor de hoogte van de grondwaterstand ook toeneemt. Bestaande kavels in en rondom het plangebied mogen geen hinder ondervinden van het eventueel opzetten van het peil.
In het kader van het opgestelde Waterhuishoudingsplan is de invloed van het plan op kwel reeds onderzocht. De in het plangebied aanwezige deklaag, die tot op 10m -mv ligt, biedt weerstand tegen kwel. Op basis van algemene sonderingen (DINO-loket) aan de rand van de kern van Numansdorp en bij de primaire kering kan gesteld worden dat er bij het graven van watergangen (tot maximaal 2,5 m-mv, rekening houdend met de vereiste drooglegging) geen risico is op doorsnijding van de deklaag. Bovendien is er dan geen risico op opbarsten van de bodem. Concluderend is door Witteveen+Bos gesteld dat de ontwikkeling niet zal leiden tot een wezenlijke toename van kwel door de aanleg van nieuwe watergangen. Door middel van enkele sonderingen in het veld ter plaatse van de nieuwe watergangen dient echter nog wel gecontroleerd te worden of de deklaag daadwerkelijk voldoende dik is en geen storende lagen aanwezig zijn.
Oppervlaktewater- en grondwaterkwaliteit
In het kader van het opgestelde Waterhuishoudingsplan is de invloed van het plan op kwel reeds onderzocht. De in het plangebied aanwezige deklaag, die tot op 10m -mv ligt, biedt weerstand tegen kwel. Op basis van algemene sonderingen (DINO-loket) aan de rand van de kern van Numansdorp en bij de primaire kering kan gesteld worden dat er bij het graven van watergangen (tot maximaal 2,5 m-mv, rekening houdend met de vereiste drooglegging) geen risico is op doorsnijding van de deklaag. Bovendien is er dan geen risico op opbarsten van de bodem. Concluderend is door Witteveen+Bos gesteld dat de ontwikkeling niet zal leiden tot een wezenlijke toename van kwel door de aanleg van nieuwe watergangen. Door middel van enkele sonderingen in het veld ter plaatse van de nieuwe watergangen dient echter nog wel gecontroleerd te worden of de deklaag daadwerkelijk voldoende dik is en geen storende lagen aanwezig zijn.
Tevens is het van belang te voorkomen dat dode hoeken ontstaan die niet doorstroomd worden. Daarnaast dient voorkomen te worden dat er veel bomen direct langs de waterkant staan. Dit geeft schaduw en bladval, wat de waterkwaliteit niet ten goede komt. Op sommige plekken zal echter een afweging gemaakt moeten worden tussen waterkwaliteit en belevingswaarde.
Vervuilingsbronnen dienen zoveel mogelijk te worden geminimaliseerd om vervuiling van water te voorkomen. Wegens de afkoppeling van hemelwater dat op bebouwing en overige verharding valt, mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen (zoals de dakbedekking, goten en pijpen). Een alternatief is te voorkomen dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).
Belevingswaarde en gebruikswaarden
In het plan is veel open water opgenomen waarmee niet alleen een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de opvang van piekafvoeren, ook de beleving en het gebruik van water speelt een belangrijke rol in het toekomstig woongebied. Het water is vaak gelegen aan openbare ruimtes en particulieren tuinen.
Het huidige waterpeil ligt echter fors lager dan het maaiveld in deze gebieden. Hierdoor is er slechts een beperkte relatie vanaf de waterkant met het water. Onder meer om die reden is het wenselijk in de toekomst het waterpeil op te zetten (waarbij wel rekening dient te worden gehouden met een voldoende drooglegging van woningen; zie hierboven).
Verdroging
Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde. Het voorkomen van eventueel aanwezige (grond)waterafhankelijke natuurwaarden zal alleen maar worden vergroot door de beoogde functieverandering.
Natte natuur
Het plangebied ligt niet in de ecologische hoofdstructuur en is geen onderdeel van een door de Natuurbeschermingswet beschermd natuurgebied. Het gebied is in de huidige situatie grotendeels in gebruik als landbouwgebied en de watergangen hebben steile taluds, gericht op een efficiënte agrarische bedrijfsvoering. Hierdoor is de waterkwaliteit niet goed en de (aquatische) natuurwaarden zijn laag. Door de beoogde functieverandering naar woongebied zal de waterkwaliteit alleen maar verbeteren, vooral als flauwe, natuurvriendelijke taluds worden toegepast langs watergangen (zie ook hierboven). Voor amfibieën ontstaat zo bovendien de mogelijkheid om het land te bereiken.
Het eventueel opzetten van het peil en het afstappen van het huidige agrarische peil naar een vast peil of beter nog een flexibel peil (hoger winterpeil dan zomerpeil) zou een impuls kunnen geven aan de ontwikkeling van natuurwaarden in het plangebied.
Overstromingsrisico
In het Deltaprogramma 2015 is voor de Hoeksche Waard de opgave opgenomen om de gevolgen van een mogelijke overstroming te voorkomen door klimaatbestendig en waterrobuust te bouwen. Tevens is een deel van het plangebied in de provinciale risicokaart opgenomen als gebied met een overstromingsrisico. Het deel van het plangebied ten zuiden van de Schuringsedijk is gelegen in een gebied dat een overstromingsrisico heeft (overstromingsdiepte: 0,0 tot 2,0 meter).
In de Torensteepolder wordt voldaan aan de beschermingseisen en het veiligheidsniveau. De voorgestane ontwikkeling in de Torensteepolder draagt niet bij aan een vergroot overstromingsrisico.
Beheer en onderhoud
Het waterschap beheert al het oppervlaktewater. Het waterschap onderhoudt zelf de hoofdwatergang en de dijk- en wegsloten; het onderhoud van het overige water komt voor rekening van de gemeente. De voorkeur van het waterschap gaat uit van onderhoud vanaf de oever. Dit is beter voor de waterkwaliteit en goedkoper. Hoofdwatergangen en dijk- en wegsloten dienen beschermingszones van tenminste 5,00 m breed te hebben en 'overig water' dient beschermingszones van tenminste 1,00 m breed te hebben, steeds gemeten vanaf de insteek. Dergelijke beschermingszones dienen aan weerszijden van de watergangen aanwezig te zijn. De beschermingszones van hoofdwatergangen en van weg-/dijksloten dienen (zwaar) onderhoudsmaterieel te kunnen dragen. Er mogen zich geen obstakels bevinden in de beschermingszones. Indien toch gekozen wordt voor onderhoud vanaf het water, dient rekening te worden gehouden met de breedte van het water, brughoogtes en plekken om boten te water te laten en er weer uit te halen.
Het beheer en onderhoud van de waterkeringen is in handen van het waterschap.
De verantwoordelijkheden voor het beheer en onderhoud van de riolering ligt bij de gemeente; hierover worden in de realisatieovereenkomst afspraken gemaakt. Daarin wordt ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de overige watergangen vastgelegd.
Het waterschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater. Het onderhoud aan afvoervoorzieningen van hemelwater, waaronder afvoerbuizen, greppels/wadi's, zijn voor rekening van de aanliggende eigenaren.
Waterstaatdoeleinden in het bestemmingsplan
De watergangen en keurzones zijn aangegeven op de plankaart en worden beschreven in de regels. Hierboven worden, waar dat relevant is, verplichtingen vanuit de Keur van het waterschap genoemd.
De waterparagraaf is opgesteld in overleg met het Waterschap Hollandse Delta. Het waterschap Hollandse Delta is op de hoogte van het voornemen en heeft te kennen gegeven enkel medewerking te verlenen en positief te adviseren wanneer aangetoond is dat de beoogde peilopzet technisch mogelijk is. De effecten van de peilopzet zijn onderzocht door Antea in afstemming met het Waterschap Hollandse Delta. In het kader van de vergunningverlening vraagt het Waterschap inzicht in:
In het kader van de formele bestemmingsplanprocedure wordt het Waterschap Hollandse Delta in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. Het Waterschap kan hierbij tevens een formeel, definitief advies afgeven. Dit advies zal vervolgens worden verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: "de veroorzaker betaalt". Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief "in situ" (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.
Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument "Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)". In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende "Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland" zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.
Archeologische verwachtingenkaart Hoeksche Waard
De regionale archeologische verwachtingskaart van de Hoeksche Waard, vastgesteld op 19 januari 2010 door de Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard, is door de gemeente Cromstrijen op 10 april 2014 vastgesteld. Op deze kaart is het plangebied aangewezen als een gebied met een middelhoge archeologische verwachting.
Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen.
Vestigia heeft hiertoe een bureauonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 22. Uit dit onderzoek is gebleken dat er -theoretisch gezien- een middelhoge archeologische verwachting bestaat op het aantreffen van met name sporen uit de periode van het Neolithicum en uit de periode van de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd. Geadviseerd werd om in eerste instantie de archeologische verwachting vanaf het Neolithicum te toetsen door middel van een verkennend geo-archeologisch booronderzoek, gericht op de reconstructie van het landschap.
Vestigia heeft geadviseerd om in eerste instantie de archeologische verwachting vanaf het Neolithicum te toetsen door middel van een verkennend geo-archeologisch booronderzoek, gericht op de reconstructie van het landschap. Dit zou bijvoorbeeld de vorm kunnen hebben van een aantal strategisch geplaatste raaien met boringen, met in totaal ca. 20 boringen tot maximaal 6 m -mv. Op basis hiervan kan worden vastgesteld of er inderdaad nog een middelhoge archeologische verwachting bestaat voor (delen van) het plangebied, of dat deze naar beneden kan worden bijgesteld.
Volgend uit een second opinion en overleg met de gemeente is ingezet op een archeologisch booronderzoek waarbij 26 boringen worden geplaatst, 4 tot 6 meter onder maaiveld. Dit onderzoek is uitgevoerd door ArGeoBoor en is toegevoegd in bijlage 23. Uit dit archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische resten worden verwacht en nader onderzoek niet noodzakelijk is.
Archeologisch adviesbureau RAAP heeft het booronderzoek beoordeeld en is akkoord met de gedane aanbevelingen. RAAP stelt voor om een vrijstellingsregeling op te nemen. De beoordeling van RAAP is opgenomen in bijlage 24.
In de regels is een vrijstellingsregeling opgenomen om het plangebied vrij te geven voor toekomstige bouwwerkzaamheden tot een diepte van 3 meter ten opzichte van huidig maaiveld. Deze vrijstelling geldt ook voor de aanleg/plaatsing van funderings-/heipalen ten behoeve van de geplande woningbouw. De palen reiken weliswaar dieper dan 3 meter, maar de verstoring door funderingspalen bij een 'normaal' palenplan (d.w.z. een palenplan t.b.v. woningbouw) is verwaarloosbaar klein (< 1% van het bouwvlak). De vrijstelling in het plangebied geldt niet voor andere graafwerkzaamheden die dieper gaan dan 3 meter (zoals de aanleg van waterpartijen).
Het belang van het aspect archeologie wordt middels dit bestemmingsplan voldoende gewaarborgd.
Nota Belvedere
In de "Nota Belvedere; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting" (1999) is door het rijk een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed is van grote betekenis omdat het kwaliteit toevoegt aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. De voornaamste opgave is dan ook het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de diverse ruimtelijke opgaven en de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Cultuurplan 2009 - 2012 (2008)
De provincie Zuid-Holland heeft zichzelf de opgave gesteld om de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting te bewaken en ervoor te zorgen dat de provinciale identiteit bewaard blijft. Ze wil bevorderen dat gemeenten cultuur betrekken bij hun beleidsvorming en de vertaling daarvan in ruimtelijke plannen.
De ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van een gebied kunnen worden versterkt door de cultuur te betrekken bij de planologie. De inbreng vanuit architectuur, vormgeving, cultuurhistorie en kunsten kan ontwerpopgaven verrijken. Het is van belang om vanaf het begin de culturele waarden in Zuid-Holland in de ruimtelijke plannen mee te nemen: boerderijlinten, stads- en dorpsgezichten, molens, verkavelingspatronen, archeologische monumenten, forten, zandwallen enzovoorts.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
Voor zover bekend zijn er in het plangebied geen aardkundige waarden van betekenis aanwezig. De voorgestane ontwikkeling heeft derhalve geen negatieve effecten op aardkundige waarden.
In het plangebied en in de directe omgeving ervan zijn vooral de dijken en historische insteekhaven als (redelijk tot zeer) belangrijke historisch-landschappelijke lijnen aangemerkt in de provinciale "Cultuur historische atlas". Deze vormen in de historische ontwikkeling en ruimtelijke opbouw van het landschap de belangrijkste lijnen. In een smalle strook langs de historische ontwikkelingsas van bestaand Numansdorp - bestaande uit de waterlijn en de Voorstraat / Burgemeester de Zeeuwweg - is de bebouwingsstructuur (huispercelen, rooilijnen, weg- en perceelsloten en bruggetjes) nog intact. Hieraan is een redelijk hoge waardering gegeven door de Provincie. Daarnaast wordt Fort Buitensluis (1793) met het omliggende schootsveld als een zeer waardevol element bestempeld. Dit fort kon het Haringvliet en het Hellegat bestrijken. Een open schootsveld is kenmerkend voor een dergelijk verdedigingswerk, maar dat lag bij Fort Buitensluis voornamelijk boven het water.
Regioprofielen Cultuurhistorie
De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie.
In paragraaf 2.3 is een uitgebreide omschrijving opgenomen hoe de nieuwe ontwikkeling ingepast wordt in het bestaande landschap.
Bij de uitvoering van het plan moet voldaan worden aan de beeldkwaliteiteisen zoals beschreven in paragraaf 2.3. Daarmee is het belang cultuurhistorie is voldoende mate gewaarborgd.
In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen een plan-m.e.r. op te stellen. Onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Toetsing drempelwaarden
Door te toetsen aan de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. wordt bepaald of de ontwikkelingen in het kader van dit bestemmingsplan m.e.r.-plichtig zijn of dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling voldoende is. De drempelwaarde waaraan getoetst is betreft:
"Categorie D 11.1 De bouw van woningen"
De bijbehorende drempelwaarde luidt: ´In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom'.
Het totale ontwikkelingsgebied van bestemmingsplan" Torensteepolder heeft een oppervlakte van minder dan 100 hectare en omvat minder dan 2.000 woningen. Daarnaast maakt het plan planologisch gezien geen onderdeel uit van een groter project waarover een planologisch besluit is genomen. Een m.e.r. beoordeling is niet noodzakelijk. Wel dient een informele vormvrije m.e.r. beoordeling uitgevoerd te worden om na te gaan of de uitvoering van het plan niet zal leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
Scope van het project
De omvang van dit bestemmingsplan beperkt zich tot de ontwikkeling van de Torensteepolder dat een planologisch kader biedt voor 179 nieuwe woningen. Zoals aangetoond in paragraaf 3.5.4 (trede 2 ladder duurzame verstedelijking) is het project Torensteepolder onderdeel van het regionaal afgestemde woningbouwprogramma van de gemeente Cromstrijen. Tevens is in deze paragraaf aangegeven waarom de Molenpolder als onderdeel van de ontwikkeling van Numansdorp Zuid niet opgenomen is in dit woningbouwprogramma en de ontwikkeling hiervan onzeker is.
Indien de ontwikkeling van de Molenpolder alsnog wordt gezien als een zelfstandige ontwikkeling in aanvulling op de reeds in gang gezette ontwikkeling van de landgoederen en de Torensteepolder is sprake van een stadsproject van nog geen 85 hectare. In dat geval is de volgende categorie uit het besluit Milieueffectrapportage van toepassing:
"Categorieën C 11.1 en D 11.1 en D11.2 (Woningen en bedrijven: de bouw van woningen en de uitvoering, wijziging of uitbreiding van een stadsproject, bedrijventerrein, glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied)"
Ook in dit geval is geen sprake van overschrijding van de drempelwaarde en hoeft geen m.e.r. beoordeling plaats te vinden. Deze wijze van toetsing is conform de eisen uit het Besluit milieueffectrapportage aangezien voor het gebied nog geen planologisch besluit is genomen waaruit blijkt dat sprake is van een groter stadsproject.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Deze wijziging was noodzakelijk door een uitspraak van het Europees Hof over toepassing van drempelwaarden. Onder het nieuwe besluit is voor de vraag of een mer-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de zogenaamde 'D-lijst' niet langer toereikend. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten.
Dat de voorgenomen activiteit onder de drempelwaarde ligt is al een belangrijke aanwijzing voor de conclusie dat geen mer of mer-beoordeling noodzakelijk is. De toetsing aan de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling moet in dat licht worden bezien en zal dan ook met name gericht zijn op bijzondere situaties in of om het plangebied.
De selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling zijn:
Criteria | Toets |
1. Kenmerken van het project | |
Toets | Het plangebied betreft een agrarisch landschap dat wordt ontwikkeld tot een woongebied met 179 woningen en een bijbehorende infrastructuur op basis van de bestaande wegenstructuur. Ten behoeve van een deugdelijke verkeersafwikkeling en het ontlasten van de bestaande kern wordt tevens een nieuwe ontsluitingsweg aan de oostzijde van Numansdorp gerealiseerd. Met een omvang van circa 30 hectare en de hoeveelheid geprojecteerde woningen ligt deze ontwikkeling qua schaal ver van de drempelwaarden die gesteld zijn voor activiteit 11.2 van bijlage D van het Besluit m.e.r. Ten aanzien van de bestaande landschappelijke kwaliteiten en kenmerken heeft het aspect landschappelijke inpassing een voorname rol gekregen in de planontwikkeling, zoals te lezen in de paragraaf beeldkwaliteit. In de planontwikkeling is rekening gehouden met de typerende landschappelijke structuren door deze structuren in tact te houden. De ontwikkeling vindt plaats in een Nationaal Landschap en is gelegen in de nabijheid van een Natura2000 gebied. |
De cumulatie met andere projecten | In de nabijheid is sprake van andere ontwikkelingen die mogelijk leiden tot cumulatie van milieueffecten. De recreatiewoningen ten zuiden van het plangebied worden zijn omgevormd tot woningen ten behoeve van een permanent verblijf. Dit is geregeld in het bestemmingsplan Numansgors, vastgesteld door de raad d.d. 2 juli 2013. Dit kan gevolgen hebben op de verkeersdruk in de omgeving en op de geluidsbelasting. Bij het ontwerp van de interne verkeersstructuur van de nieuwe woonwijk en de nieuwe ontsluitingsweg die in het kader van dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt is rekening gehouden met deze omvorming van de recreatiewoningen. |
Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen | Niet van toepassing |
De productie van afvalstoffen | Niet van toepassing |
Verontreiniging en hinder | Niet van toepassing |
Risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën | Niet van toepassing |
2. Plaats van het project | |
Het plangebied is gelegen in Nationaal Landschap Hoeksche Waard. De dijken, kreken, het polderpatroon, de openheid en het eilandkarakter zijn typerende kenmerken van dit gebied. In het Masterplan voor Numansdorp-Zuid worden deze waarden en kenmerken gerespecteerd. Onderhavig bestemmingsplan volgt in deze het masterplan, de woningen worden gerealiseerd binnen de 'kamers' die gecreëerd zijn door de dijken met laanbeplanting. Deze dijken blijven dan ook intact. Door het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied kan het landschap daarnaast beter worden ervaren. Het nabij gelegen Natura2000 gebied "Hollands Diep" ligt op circa 150 meter van het plangebied. |
|
Het bestaande grondgebruik | Agrarisch gebruik |
De relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen | Niet van toepassing |
Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu | Realisatie van het plan heeft geen relevante / significante effecten op bodem, flora en fauna, luchtkwaliteit, bedrijfshinder en externe veiligheid. Dit blijkt uit de onderzoeken die in het kader van het bestemmingsplan zijn uitgevoerd en zijn opgenomen. |
3. Kenmerken van het potentiele effect | |
het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking); | In het kader van dit bestemmingsplan is op de aspecten beeldkwaliteit, externe veiligheid, mobiliteit, luchtkwaliteit, geluid, bodem, milieuzonering, water, ecologie en archeologie getoetst of uitvoering van het bestemmingsplan leidt tot negatieve milieueffecten. Op geen van deze aspecten blijkt sprake van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit de uitgevoerde ecologische onderzoeken, zie paragraaf 5.2, en stikstofdepositie-onderzoek (bijlage 33) blijkt dat de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied door de ontwikkeling van het woongebied niet worden beïnvloedt, wel kan een niet significante verslechtering optreden voor het foerageergebied van de grauwe gans. In het kader van de ontwikkeling van de landgoederenzone zijn mitigerende maatregelen genomen. Met het uitvoeren van deze milieuonderzoeken is voldaan aan alle wettelijke vereisten. Voor een nadere toelichting per milieuaspect wordt verwezen naar de hoofdstukken 4, 5, 6, 7 en 8 van deze plantoelichting. Om de toename van verkeershinder in de kern als gevolg van het nieuwe woongebied en de omvorming van de recreatiewoningen in de kern zoveel mogelijk te beperken en de afwikkeling van verkeer te optimaliseren wordt een mitigerende maatregel genomen. De nieuwe ontsluitingsweg draagt bij aan de afname van de verkeersdruk in de kern en een geoptimaliseerde afwikkeling van het verkeer. |
het grensoverschrijdende karakter van het effect; | Niet van toepassing |
de orde van grootte en de complexiteit van het effect; | Niet van toepassing |
de waarschijnlijkheid van het effect; | Niet van toepassing |
de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect | Niet van toepassing |
Conclusie | |
Het bestemmingsplan leidt niet tot specifieke significante milieueffecten die een nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling noodzakelijk maken. |
Nadere onderbouwing stikstofdepositie op Natura2000-gebied
Het meest nabij gelegen Natura-2000 gebied is op een afstand van 150 m van de planlocatie gelegen. Gezien deze afstand kan alleen de verandering van de stikstofdepositie gevolgen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura-2000 gebieden. De planontwikkeling en de bijbehorende verkeersaantrekkende werking leidt niet tot areaalverlies, geluid, trillingen, licht, emissies naar het oppervlaktewater of gebruik van koelwater. Deze aspecten kunnen daarom buiten beschouwing gelaten.
Onderzocht is of de extra verkeersproductie als gevolg van de ontwikkelingen in het plan Torensteepolder leiden tot een verandering van de stikstofdepositie op de grens van de beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plan.
Uit het onderzoek, dat is toegevoegd in bijlage 21, blijkt dat een zeer geringe toename van de stikstofdepositie wordt verwacht ter plaatse van het Natura 2000-gebied Hollands Diep. Omdat uit de gebiedsanalyse bij de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) blijkt dat binnen dit beschermde natuurgebied geen stikstofgevoelige habitats of soorten met een stikstofgevoelig leefgebied voorkomen, leidt deze geringe toename niet tot een belemmering.
Op de andere in de nabijheid gelegen Natura 2000-gebieden (Haringvliet en Krammer Volkerak) is geen toename van de stikstofdepositie geconstateerd.
Dit betekent dat de planontwikkeling niet leidt tot een significante verslechtering van de habitats of habitats van soorten in de beschermde natuurgebieden. Deze conclusie heeft tot gevolg dat een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet noodzakelijk is.
Het plan leidt volgens de conclusie uit de informele toets niet tot wezenlijke milieueffecten. De conclusie uit deze informele toets is dat de ontwikkeling van het project niet leidt tot wezenlijke milieueffecten.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van gronden en het toevoegen van materiaal aan de bodem (grondverzet).
Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.
Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw)
De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Deze afstemmingsregeling is opgenomen in artikel 6.2c van de Wabo. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen op grond van artikel 8, vierde lid, van de Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
In 2009 heeft Geofox-Lexmond een verkennend bodemonderzoek (ref. nr. 20090677/INWE) uitgevoerd voor het westelijk deel van de Torensteepolder. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 25. Het deel van het plangebied dat niet door Geofox-Lexmond is onderzocht in het onderzoek uit 2009 is in 2011 alsnog onderzocht door Hopman en Peters Milieutechniek. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 26.
Het in 2009 door Geofox-Lexmond uitgevoerde onderzoek (ref. nr. 20090677/INWE) werd, voor een deel van het plangebied, geconcludeerd dat:
Omdat een bodemonderzoek in principe een houdbaarheid heeft van maximaal vijf jaar is het onderzoek uit 2009 niet meer voldoende actueel. Een actualisatie van dit onderzoek is daarom noodzakelijk gebleken. Nadat de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid heeft beoordeeld wat noodzakelijk is ten behoeve van de actualisatie is door Geofox-Lexmond is het onderzoek uit 2009 in 2015 geactualiseerd. Dit onderzoek is als bijlage 27 van deze toelichting toegevoegd.
Uit de actualisatie is gebleken dat de conclusies van het bodemonderzoek uit 2009 gehandhaafd blijven en het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Uit de actualisatie van het bodemonderzoek is gebleken dat de conclusies van het bodemonderzoek uit 2009 gehandhaafd blijven en het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
In de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) is bepaald dat in indien met het bestemmingsplan nieuwbouw van woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk wordt gemaakt, de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. De verschillende uitvoeringsbesluiten van de Wet geluidhinder zijn geregeld in het Besluit geluidhinder.
De uitvoering van het bestemmingsplan Torensteepolder voorziet in de aanleg van een nieuwe woningen en een nieuwe oostelijke ontsluitingsweg. Ten behoeve van de aansluiting van de nieuwe ontsluitingsweg op het bestaande wegennetwerk wordt de Wethouder van der Veldenweg gereconstrueerd.
Het onderzoek naar wegverkeerslawaai valt uiteen in onderzoeken naar nieuwe situaties en reconstructiesituaties.
De nieuwe situaties betreffen:
De reconstructiesituatie betreft:
Nieuwe situatie: nieuwe woningen
Het onderzoek naar het al dan niet voldoen aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder bij de nieuwe woningen is uitgevoerd door KuiperCompagnons. In hoofdstuk 2 van het milieuonderzoek (KuiperCompagnons), dat is opgenomen in bijlage 28, zijn de uitgangspunten, berekeningsresultaten en conclusies van het akoestische onderzoek van de nieuwe woningen opgenomen. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van de Wgh en de daarbij behorende rekenregels. De nieuwe woningen zijn gelegen in de zone van de Voorstraat/Molendijk, het oostelijk deel van de ontsluitingsweg Torensteepolder en de Fortlaan.
Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeurswaarde niet wordt overschreden door het verkeer op de genoemde onderzoeksplichtige wegen. Het vaststellen van hogere waarden is niet nodig.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld dat de nieuwbouw van de woningen langs de nieuwe ontsluitingsweg (30 km/uur gedeelte) niet leidt tot een onaanvaardbare geluidssituatie. Op grond van het verkavelingsplan blijkt dat iedere woning een geluidsluwe gevel en buitenruimte heeft.
Nieuwe situatie: nieuwe oostelijke ontsluitingsweg
In het kader van het bepalen en toetsen van de geluidsbelasting zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Voor wat betreft de onderzoeken naar de geluidsbelasting vanaf de nieuwe ontsluitingsweg en de gereconstrueerde Wethouder van der Veldenweg heeft GoudappelCoffeng een actualisatie uitgevoerd. Dit onderzoek is in bijlage 29 toegevoegd.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat voldaan wordt aan de Wgh voor wat betreft de nieuwe woningen en de bestaande woningen in de zone van de nieuwe ontsluitingsweg.
Resultaten nieuwe ontsluitingsweg
De voorkeursgrenswaarde wordt ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg voor de eerstelijns bebouwing overschreden. Wanneer uitgegaan wordt van geluidsreducerend asfalt met een geluidsreductie van 3 dB, kan voor alle woningen worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Resultaten reconstructie van de Wethouder van der Veldenweg
Uit het onderzoek naar de fysieke wegreconstructie van de Wethouder van der Veldenweg komt naar voren dat de geluidsbelastingen in de plansituatie toenemen met 2 tot 5 dB voor de eerstelijns bebouwing. Hiermee is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. Dit is het geval in beide beschouwde varianten. Met maatregelen in de vorm van geluidsreducerend asfalt kan de geluidstoename voor een groot aantal woningen worden weggenomen of worden beperkt.
In verband met de beperkte slijtvastheid is geluidsreducerend asfalt ter hoogte van de nieuwe aansluiting niet mogelijk. Ter hoogte van de nieuwe aansluiting is (uitgaande van geluidsreducerend asfalt op de overige wegdelen) voor een aantal woningen een hogere grenswaarden noodzakelijk.
Hogere waarden
Voor de reconstructiesituatie is het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk. De procedure hiervoor is in het kader van ontwerpbestemmingsplan Torensteepolder 2013 van 9 juli 2012 reeds doorlopen waarop tevens het hogere waardenbesluit is genomen. In het hogere waardenbesluit zijn maatregelen opgenomen, zoals het toepassen van geluidreducerend asfalt op de Wethouder van der Veldenweg. Om te kunnen borgen dat de maatregelen genoemd in het hogere waardenbesluit volledig toegepast worden, is in onderhavige gewijzigde vaststelling het plangebied vergroot. Het gehele deel van de Wethouder van der Veldenweg waar toepassing van geluid-reducerend asfalt benodigd is wordt hiertoe opgenomen in het plangebied. Het hogere waardenbesluit, dat door B&W is vastgesteld op 1 juli 2013, is opgenomen in bijlage 30.
In het hogere waardenbesluit zijn de volgende hogere waarden vastgesteld:
Adres | Plaats | Hogere waarde in dB (incl. correctie artikel 110g Wgh | Naam geluidbron |
Tapuit 2 | Numansdorp | 53 | Wethouder van der Veldenweg |
Tapuit 4 | Numansdorp | 54 | Wethouder van der Veldenweg |
Tapuit 6 | Numansdorp | 54 | Wethouder van der Veldenweg |
Tapuit 8 | Numansdorp | 54 | Wethouder van der Veldenweg |
Tapuit 10 | Numansdorp | 54 | Wethouder van der Veldenweg |
Tapuit 12 | Numansdorp | 54 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 3 | Numansdorp | 53 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 5 | Numansdorp | 56 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 7 | Numansdorp | 55 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 9 | Numansdorp | 55 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 11 | Numansdorp | 53 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 13 | Numansdorp | 53 | Wethouder van der Veldenweg |
Fazantstraat 15 | Numansdorp | 53 | Wethouder van der Veldenweg |
Gruttostraat 1 | Numansdorp | 54 | Wethouder van der Veldenweg |
Goudvink 1 | Numansdorp | 53 | Wethouder van der Veldenweg |
Hoewel de bovengenoemde vastgestelde hogere waarden gebaseerd zijn op het geluidonderzoek voor het bestemmingsplan Torensteepolder uit 2012 volstaan deze ook voor de berekende geluidsbelastingen in het geluidonderzoek van Goudappel Coffeng uit 2015, welke is opgenomen in bijlage 29.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder voor wat betreft de nieuwe woningen en de bestaande woningen in de zone van de nieuwe ontsluitingsweg.
Voor de reconstructiesituatie is het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk. De procedure hiervoor is in het kader van ontwerpbestemmingsplan Torensteepolder 2013 van 9 juli 2012 reeds doorlopen waarop tevens het hogere waardenbesluit is genomen.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2.
Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:
Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
Onderzoek
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie tot maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In dit bestemmingsplan worden 179 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waarvan drie ruimte-voor-ruimte woningen. Het totale aantal woningen overschrijdt het maximum van 1.500 woningen niet, daardoor is deze ontwikkeling te beschouwen als een project die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit is zodoende niet nodig.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt. Deze concentraties zijn afkomstig uit de NSL-monitoringstool 2014. In deze tool is onder andere de Voorstraat opgenomen. In de volgende afbeelding zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 (zeer fijnstof) weergegeven voor het peiljaar 2015.
Afbeelding 8.1 : Overzicht concentraties NO2 en PM10, peiljaar 2015 (NSL-monitoringstool)
Uit afbeelding 8.1 blijkt dat, nabij het plangebied, de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 22 µg/m3, 22 µg/m3 en 14 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschrijden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 10, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van circa 179 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Dit is ruim lager dan de cijfermatige kwantificatie voor een woningbouwlocatie. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt op de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit is niet nodig.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen in het bestemmingsplan 'Torensteepolder' (artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm).
Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO2 en PM10 bepaald. Deze waarden zijn en blijven veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is niet te verwachten, ook niet met de bijdrage van het verkeer.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Met het bestemmingsplan worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Enerzijds dient daarom onderzocht te worden of een goed woon- en leefklimaat op deze locatie gegarandeerd kan worden. Anderzijds wordt bepaald of bestaande bedrijven of inrichtingen niet onevenredig worden beperkt in hun bedrijfsvoering.
Effect nieuwe woningen op bestaande bedrijvigheid
In onderstaande tabel is weergegeven welke inrichtingen zich in de omgeving van het plangebied bevinden. Bij ieder bedrijf is aangegeven tot welke VNG categorie deze behoren met de bijbehorende richtafstand (tot een rustige woonwijk) en wat het maatgevende aspect (geur, geluid of stof) is. De werkelijke kortste afstand komt overeen met de afstand van de inrichtingsgrens tot de gevel van de dichtstbijzijnde nieuwe woning.
SBI-Code | Adres | Omschrijving | VNG categorie | Richtafstand (in m) | Werkelijke kortste afstand (in m) | Maatgevend aspect |
932 | Dorpshaven | Jachthaven | 3.1 | 50 | +/- 40 | Geluid |
932 | Havenkade 1 | Zeilcharter Hoeksche Waard | 3.1 | 50 | +- 100 | Geluid |
5221 | Havenkade 2 | Recreatiestalling* | 2 | 30 | +/- 110 | Geluid |
174 | Havenkade 6 | Zeilmakerij de Vrijheid1 | 3.1 | 50 | +/- 130 | Geluid |
561 | Molendijk 2 | Restaurant 't Schippershuis | 1 | 10 | +/- 150 | Geur/Geluid |
4752 | Schuringsedijk 18 | Firma Snijders verf&behang | 2 | 30 | +/- 100 | Geluid |
4724 | Torenstraat 9 | Bakkerij de Ambacht | 1 | 10 | +/- 130 | Geluid |
47 | Voorstraat5 | Van de Ven Mode | 1 | 10 | +/- 130 | Geluid |
5510 | Schuringsedijk 2 | Hotel | 1 | 10 | minimaal 10 | Geur/Geluid |
*Het vigerende bestemmingsplan laat ter plaatse van het perceel aan de Havenkade 2 een hogere milieucategorie bedrijven toe. Aangezien in de directe omgeving al woningen zijn gelegen voegt dit bestemmingsplan geen extra belemmering als het gaat om de gebruiksmogelijkheden op deze bestemming. |
Tabel 8.6: overzicht relevante bedrijvigheid nabij plangebied
Het plangebied wordt beschouwd als een rustige woonwijk waardoor de richtafstanden uit de VNG-lijst in beginsel gelden. In de nabijheid van het plangebied komen voornamelijk detailhandelsfuncties en bedrijvigheid, gekenmerkt door productie en dienstverlening in de watersport, voor. Het merendeel van de functies betreft een VNG-milieucategorie 1 of 2, waarvoor een indicatieve richtafstand van 10 of 30 meter geldt. Incidenteel komen categorie 3 bedrijven voor rondom het plangebied. Het gaat om bedrijven gevestigd aan de Havenkade en de jachthaven aan de Dorpshaven.
Voor alle bedrijven geldt een indicatieve hinderafstand die kleiner is dan de werkelijke afstand tot de dichtstbijzijnde nieuwe woningen, met uitzondering van de jachthaven aan de Dorpshaven. Deze jachthaven heeft een richtafstand van 50 meter op grond van het aspect geluid. De feitelijke afstand tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning is ten minste 40 meter. Voor de jachthaven dient daarom nader beschouwd te worden of de te realiseren woningen daadwerkelijk last kunnen ondervinden van mogelijke geluidshinder van de jachthaven. Deze jachthaven is een relatief kleine recreatiehaven met circa 150 plaatsen en richt zich vooral op de pleziervaart. De jachthaven valt onder de werking van het Activiteitenbesluit omdat:
In het Activiteitenbesluit is opgenomen dat de maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van gevoelige gebouwen (waaronder woningen) maximaal 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) mag bedragen in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Aan de Fortlaan 3 bevindt zich een bestaande woning op maximaal 40 meter van de inrichtingsgrens van de jachthaven. Deze woning ligt in dezelfde richting en de directe nabijheid van de geprojecteerde woningen. Formeel betekent dit dat de jachthaven valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en daarmee wordt beperkt vanuit deze sfeer. Op de bestaande woning wordt dus al een geluidsbelasting ervaren die voldoet aan het Activiteitenbesluit. Dit gegeven wordt versterkt door de aanwezigheid van een circa 2,5 meter hoge wal tussen de jachthaven en de bestaande en geprojecteerde woningen die de veroorzaakte geluidsbelasting gedeeltelijk zal reflecteren. Daarmee gelden er geen belemmeringen vanuit de geluidshinder van de jachthaven voor de bouw van nieuwe woningen. Er zal voldaan worden aan een goed woon- en leefklimaat.
Aan de Schuringsedijk 2 is een hotel gelegen. Direct ten zuiden van diens grond is eerst een strook van 5 m breed bestemd tot 'Groen' en aansluitend is de bestemming 'Maatschappelijk - uit te werken 1' opgenomen. Daar zijn maatschappelijke voorzieningen alsook bijzondere woonvormen toegestaan. Om te waarborgen dat voldoende afstand aangehouden wordt tot de horeacabestemming is een bepaling opgenomen die bij de uitwerking van deze bestemming toepassing gegeven dient te worden aan de richtlijnen uit de VNG-brochure.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door wonen, detailhandel en inrichtingen, gelieerd aan de watersport. Het plangebied dient beschouwd te worden als een rustige woonwijk. Alleen de richtafstand van de jachthaven aan de Dorpshaven reikt tot de geprojecteerde woningen in het plangebied op grond van het aspect geluid. Omdat deze jachthaven onder de werking van het Activiteitenbesluit valt, zal de inrichting voldoen aan de maximale toegestane geluidsbelasting ter plaatse van de bestaande woning aan de Fortlaan 3. Deze woning is op vergelijkbare afstand gelegen als de te projecteren woonbebouwing. Daarnaast is over de gehele lengte van het plangebied een wal aanwezig, die zal leiden tot een lagere geluidsbelasting ter plaatse van de gevels. Daarmee gelden er geen belemmeringen ten aanzien van bedrijven en milieuzonering. Een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot de woningen kan daarom gegarandeerd worden.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. In het Bevt staan regels voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het Bevt hanteert een vaste grens van 200 meter, vanaf de buitenrand van de transportroute, waarbuiten in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Buiten de 200 meter is een verantwoording niet noodzakelijk. Wel geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken buiten de 200 m dient in de toelichting aandacht moet worden gegeven aan de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor zover het binnen het invloedsgebied van de transportroute is gelegen.
Ten aanzien van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt, net als bij het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), onderscheid gemaakt tussen een volledige verantwoording en een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Een volledige verantwoording kan bovendien achterwege blijven indien kan worden aangetoond dat:
Indien sprake is van een volledige verantwoording dienen maatregelen ter beperking van het GR, alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met een lager GR en mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van de omvang van een calamiteit te worden overwogen. Een beperkte verantwoording houdt wel rekening met de effecten van een calamiteit en vindt alleen plaats als het plangebied binnen het invloedsgebied (effectgebied) van transportassen is gelegen.
In het Bevt zijn tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Een PAG is een zone, waarbinnen een aanvullende verantwoording noodzakelijk is met betrekking tot het al dan niet nemen maatregelen om de effecten van een plasbrand te beperken en de zelfredzaamheid van personen.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.
Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Bestaand en nieuw
In het plangebied bevinden zich enkele woningen en een verkeerstructuur maar kenmerkt zich met name door het agrarisch landgebruik. In het kader van dit bestemmingsplan worden de agrarische gronden heringericht tot een woongebied.
Analyse kwetsbare objecten
In het plangebied bevinden zich in de huidige situatie de volgende (beperkt) kwetsbare objecten):
In het bestemmingsplan worden 179 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, het bedrijfspand zal als gevolg van deze ontwikkeling verdwijnen.
Analyse risicobronnen
In en nabij het plangebied bevindt zich de volgende risicobron:
Naam risicobron | Ligging/adres | Type risicobron | Toetsingskader |
Transport van gevaarlijke stoffen over het water | Hollandsch Diep | Transportas | Bevt |
Transport van gevaarlijke stoffen over het Hollandsch Diep
Over het Hollands Diep vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Met de inwerkingtreding van het Basisnet Water per 1 april 2015 is het beleid waarop in het ontwerpbestemmingsplan Torensteepolder van 9 juli 2012 werd getoetst achterhaald.
Voor wat betreft de toetsing aan het Basisnet Water is de categorisering van de transportroute van belang. Het Hollands Diep is ter hoogte van het plangebied is deels aangeduid als 'binnenvaartverbinding chemische clusters & achterlandverbindingen met toetsafstand' (zwarte vaarwegen) en deels als 'binnenvaartcorridor zonder toetsafstand' (groene vaarwegen).
De beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen vallen uiteen in PR10-6 contouren, het groepsrisico en het plasbrandaandachtsgebied.
In onderstaande tabel zijn deze beperkingen per verbinding uitgezet:
Type beperking | Zwarte vaarweg | Groene vaarweg |
PR10-6 contour | PR 10-6 contouren liggen op het water en kunnen groeien tot de oeverlijn. Dit betekent: geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijnen, voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt dit als richtwaarde | Geen beperkingen |
Groepsrisico (GR) | Bij zwarte vaarwegen is een verantwoording nodig. Bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1500 pers/ha dubbelzijdig en 2250 pers/ha enkelzijdig6 is een berekening van het GR echter niet verplicht. Proefberekeningen hebben aangetoond dat in die gevallen het GR beneden 0,1 x de oriënterende waarde ligt. | Geen GR verantwoording nodig vanwege nauwelijks merkbare effecten op het GR |
Plasbrandaandachtsgebied | 25 m landwaarts vanaf de waterlijn en in uiterwaarden van vrijstromende rivieren | Geen beperkingen |
PR10-6 contour
Het plangebied is niet gelegen binnen de waterlijn van het Hollands Diep. De PR10-6 contour is hiermee geen beperking voor de beoogde ontwikkeling.
Groepsrisico
Omdat geen sprake is van een bevolkingsdichtheid groter dan 1500 pers/ha dubbelzijdig en 2250 pers/ha enkelzijdig is een verantwoording van het groepsrisico niet benodigd. Het groepsrisico is hiermee geen beperking voor de beoogde ontwikkeling.
Plasbrandaandachtsgebied
Het plangebied is niet gelegen binnen 25 meter vanaf de waterlijn en dus niet binnen het plasbrandaandachtsgebied. Het plasbrandaandachtsgebied is hiermee geen beperking voor de beoogde ontwikkeling.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich één risicobron. De DPO-leiding is niet meer in gebruik en hierdoor niet relevant. Daarnaast vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het Hollands Diep. Vanwege de grote afstand van de woningen tot de vaarweg is aangenomen dat het groepsrisico als gevolg van de ontwikkeling niet zal toenemen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Inleidend
Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.
Onderzoek en conclusie
Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig. Ook zijn geen beschermingszones behorende bij bijvoorbeeld vliegvelden aanwezig. Wel loopt over het plangebied een straalpad. Omdat het bestemmingsplan geen hoogbouw mogelijk maakt geeft dit straalpad geen belemmeringen voor de planrealisatie.
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een realisatieovereenkomst gesloten waarin het kostenverhaal volledig is afgedekt en alle locatie-eisen zijn gesteld. Op basis van die overeenkomst is het kostenverhaal anderszins verzekerd en kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
Plan(vormings)proces
Al geruime tijd wordt gewerkt aan de planvorming aan de zuidkant van Numansdorp. Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van Torensteepolder mogelijk gemaakt en tegemoet gekomen aan de vraag naar nieuwe woningen in de regio.
Het voorontwerpbestemmingsplan Torensteepolder heeft eerder ter inzage gelegen. Voor de bewoners en belanghebbenden is een informatieavond gehouden. Hier werden ruime mogelijkheden geboden om te reageren op het plan. De reacties vanuit de inspraak en de informatieavond zijn beantwoord en/of verwerkt in onderhavig ontwerpbestemmingsplan.
Omdat onderhavig bestemmingsplan niet op wezenlijke onderdelen verschilt met het ter inzage gelegde voorontwerp is door de gemeenteraad besloten direct de formele bestemmingsplanprocedure te starten met het ter inzage leggen van een ontwerpbestemmingsplan. Binnen een termijn van zes weken wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
Inleidend
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.
Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving.
Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.
Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.
Vertaling naar bestemmingsregeling
In dit bestemmingsplan wordt een agrarisch gebied herontwikkeld tot een woongebied. Eventuele opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan zullen hiermee verdwijnen. De verbeelding, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.
Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een bestemmingsplanprocedure, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft voor dit plan plaatsgevonden gelijktijdig met de publicatie van het voorontwerp.
Inspraak
In het kader van inspraak en overleg heeft het voorontwerpbestemmingsplan Torensteepolder per 24 januari 2012 ter inzage gelegen en werd deze verstuurd naar overlegpartners. De reacties vanuit de inspraak en de informatieavond zijn beantwoord en/of verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De ontvangen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord. In bijlage 31 is de Nota Inspraak en Overleg opgenomen waarin hiervan verslag is gedaan.
In onderhavig bestemmingsplan zijn de inspraak- en overlegreacties waar nodig verwerkt. Daarnaast is het plan op onderdelen aangepast, zoals genoemd in paragraaf 2.2.1, vanwege de ingekomen zienswijzen op het bestemmingsplan Torensteepolder 2013 en het besluit tot vernietiging door de Afdeling van het vastgestelde bestemmingsplan.
Omdat het plan niet wezenlijk is gewijzigd heeft, zoals ook aangegeven in paragraaf 9.2, de gemeenteraad besloten onderhavig bestemmingsplan zonder inspraakprocedure als ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.
Onderhavig bestemmingsplan is ter beoordeling voorgelegd aan de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en de Omgevingsdienst Haaglanden. Zij hebben beide aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op de paragrafen met betrekking tot de milieuthema's in het bestemmingsplan. De beoordelingen van deze diensten zijn opgenomen in respectievelijk, bijlage 32 en 33.
Onderhavig bestemmingsplan wordt heeft als ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen vanaf 22 juni 2015. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. Tevens zijn de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties toegezonden (artikel 3:13 Awb), en is aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).
De 21 ontvangen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord. In Nota Zienswijzen opgenomen in bijlage 38 Nota van Zienswijzen is hiervan verslag gedaan. Op onderdelen zijn de zienswijzen aanleiding geweest het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. In hoofdstuk 3 van de nota zienswijzen (bijlage 38) is precies aangegeven welke aanpassingen zijn doorgevoerd.
Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.