direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duivendaal Wageningen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op het oude universiteitsterrein Duivendaal zijn enkele historische gebouwen aanwezig. Na het verplaatsen van de universiteitsfunctie zijn deze gebouwen herbestemd voor andere functies, waaronder wonen. De overige gebouwen zijn gesloopt en het terrein kwam leeg te staan. Op deze locatie is hierdoor ruimte ontstaan voor ontwikkelingen.

Initiatiefnemer heeft plannen ontwikkeld voor de locatie Duivendaal in Wageningen. Het plan bestaat op hoofdlijnen uit een toevoeging van negen nieuwe bouwblokken die bestaan uit woningen, een paviljoen (multifunctioneel gebouw), zorg-eenheden en bijhorende maatschappelijke functies. Het parkeren wordt zo veel mogelijk in twee geheel verdiepte parkeergarages gefaciliteerd.

Op de locatie worden in totaal 240 woningen, een paviljoen (multifunctioneel gebouw), zorgwoningen en bijhorende maatschappelijke functies gerealiseerd. Ook de bestaande gebouwen maken onderdeel uit van de ontwikkeling.

Programma in bestaande en nieuwe gebouwen

  wooneenheden   Overig   m2  
In bestaande gebouwen        
Woningen, koop   13 (7 appartementen en 6 grondgebonden woningen)     2.159  
Studentenhuisvesting (incl. 22 studio's)     200   6.627  
Zorg-eenheden     34   2.548  
Kantoren       150  
In beoogde nieuwbouw        
Woningen, sociale huur/middenhuur   126     8.549  
Woningen, koop   114     14.177  
Zorg-eenheden     59   4.126  
Zorggerelateerde functies       473 (bvo)  
Horeca (ondersteunend)       380 (bvo)  
Totaal   253     39.190  

De exacte verdeling over de woningcategorieën wordt duidelijk bij de verdere uitwerking van het plan en de gebouwen. Dat is het moment wanneer met de gemeente concrete afspraken gemaakt worden over het te bouwen programma. Wel is bekend dat 45-55% van de nieuwbouwwoningen behoort tot het segment sociale of middenhuur (of vergelijkbaar koopsegment). Verder is circa 55% van de nieuwbouwwoningen een seniorenwoning of geschikt voor senioren. Dit houdt onder meer in dat deze woningen een minimaal oppervlak van 65 m2 hebben. De overige woningen zijn nagenoeg ook allemaal geschikt voor ouderen maar voldoen niet aan dit oppervlakte criteria. Aangezien Duivendaal een levendige wijk voor verschillende doelgroepen moet worden zullen ook andere woningsegmenten gerealiseerd worden. De aantallen, oppervlakten, (huur)prijzen e.d. zijn echter afhankelijk van de verdere planuitwerking en marktontwikkelingen.

Met de bewoners van Duivendaal 1,3,4,7,8 en 9 zijn afspraken gemaakt over het parkeren. In totaal worden 11 parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie voor eigen gebruik op maaiveld toegekend aan deze bewoners. Samen met de 8 parkeerplekken op eigen terrein bij Duivendaal 1 en de 2 parkeerplaatsen bij Duivendaal 1a wordt hiermee voorzien in de eigen parkeerbehoefte. De in totaal 21 plekken worden in de parkeerbalans niet meegerekend in het dubbelgebruik. Het bezoekersparkeren wordt in het openbaar gebied gerealiseerd en zijn onderdeel van de totale parkeerbalans van Duivendaal.


In de regels van dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om maximaal 240 woningen te mogen realiseren, om de volgende redenen:

  • de gebouwen indelingen zijn nog niet definitief;
  • flexibiliteit om zo in te kunnen spelen, op veranderingen in de woningmarkt;
  • te kunnen voorzien in de grote vraag naar woningen.

Deze ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Wageningen, 2e herziening' (vastgesteld op 28 mei 2013).

In verband daarmee is de aanpassing van de bestemmingsregeling noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan biedt een passende juridisch-planologische regeling voor de beoogde ontwikkeling en voorziet in de daarvoor benodigde onderbouwing met de daarbij behorende onderzoeken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum van Wageningen. Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de Lawickse Allee (N225) en aan de westkant door de Costerweg. De locatie van de beoogde bebouwing is in de huidige situatie grotendeels begroeid met gras.

Het plangebied wordt ook wel Duivendaal genoemd, wat tevens de naam is van de bestaande weg, binnen het plangebied en van het laantje ten oosten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Wageningen, 2e herziening', vastgesteld op 28 mei 2013. Een uitsnede is opgenomen in figuur 1.2.

Ter plaatse van het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'Maatschappelijk - Onderwijs' en 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen)

De gronden bestemd als 'Maatschappelijk - Onderwijs' zijn bestemd voor onderwijs- en sociaal-culturele voorzieningen, met bijhorende ondersteunende functies zoals tuinen en wegen. Binnen deze bestemming zijn woningen niet toegestaan.

De gronden bestemd als 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, voet- en (brom)fietspaden, speelvoorzieningen, uitstallingen en waterhuishoudkundige doeleinden. De bestemming van deze gronden blijft grotendeels gelijk. Tuinen zijn op deze gronden niet toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van Rijk, provincie en gemeente komt hier aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied en gaat verder in op de nieuwe ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze waarop het plan met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke zin uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050. Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt, tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Toetsing

De NOVI kenmerkt zich door een hoog abstractieniveau en bevat geen concreet beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met de NOVI.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2018)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.

Toetsing

Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma’s die op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro)

Ieder ruimtelijk besluit waarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Deze onderbouwing is daarop afgestemd en gaat in op de behoefte.

Toetsing

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig zijn. Ook functiewijzigingen groter dan 500 m2 bvo zijn aan te merken als stedelijke ontwikkeling.

De bestaande gebouwen zijn inmiddels getransformeerd. In totaal zijn er 13 (7 appartementen + 6 grondgebonden) woningen, 200 studentenkamers (incl. 22 studio's), 34 zorgwoningen en een kantoor/cursusruimte van 150 m2 bvo al aanwezig en ook planologisch mogelijk gemaakt. De nieuwe ontwikkeling bestaat uit:

  • 240 woningen (waarvan circa 126 sociale huur/middenhuur);
  • 59 zorgeenheden + 473 m2 bvo zorggerelateerde functies in de plint;
  • paviljoen van 544 m2 bvo. Het toekomstige gebruik is nog niet bekend. De functies zullen ondersteunend aan de wijk zijn, zoals, horeca, fietsenberging en buurthuis. De mogelijkheden voor wijkondersteunende voorzieningen worden in deze paragraaf onderbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0003.png"

Figuur 2.1: Overzicht proefverkaveling en bestemmingsplan Wageningen 2e herziening

Gelet op het beoogde programma is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er is ook sprake van een nieuwe 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling omdat het geldende bestemmingsplan geen woningen, zorg en horeca mogelijk maakt. Het plangebied heeft nu een maatschappelijke bestemming ten behoeve van onderwijsvoorzieningen en sociaal-culturele voorzieningen.

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”. De beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, hangt volgens de Nota van toelichting (2017) af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het begrip is in de jurisprudentie nader ingevuld. Gronden waarop een agrarische bestemming rust, en die overeenkomstig die bestemming worden gebruikt, vormen geen onderdeel van bestaand stedelijk gebied. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied, daarom is hierna de behoefte beschreven.

Relevante regio

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen en zorg is dat de gemeente Wageningen binnen de woonregio Foodvalley. Het beoogde paviljoen heeft een lokale verzorgingsfunctie voor de buurt.

Beschrijving woningbehoefte

Voor het bepalen van de woningbehoefte zijn provinciaal, regionaal en gemeentelijk woonbeleid, de provinciale prognose en regionale afspraken leidend. Deze worden hierna behandeld.

Actieplan wonen 2020-2025, sneller, betaalbaar, flexibel (Provincie Gelderland, mei 2020)

In het Coalitieakkoord 2019-2023, Samen voor Gelderland streeft de provincie naar een Gelderland waarin het prettig wonen is, met een passende woningvoorraad. Dat betekent voldoende woningen in alle segmenten, die uiteindelijk klimaat- en energieneutraal zijn. Veilig en gezond wonen, in een groene, klimaat adaptieve omgeving in een fijne, inclusieve woonomgeving met voorzieningen. Opgave is om veel extra passende woningen te realiseren met oog voor kwaliteit. De samenstelling van huishoudens verandert. Dat betekent ook een verandering van het totaal aan woonbehoeften. De provincie stimuleert flexibiliteit en innovatie. In 2020 heeft de provincie een Actieplan Wonen opgesteld. Met het Actieplan wil de provincie Gelderland voldoende woongelegenheid bevorderen en het grote woningtekort van vooral betaalbare woningen terugdringen. In het actieplan staan drie doelen centraal:

  • sneller: versnelling van de woningbouw;
  • betaalbaar: meer betaalbare woningen, en;
  • flexibel: meer flexibele woonvormen.

Huishoudensprognose 2019 (Provincie Gelderland, december 2019)

Uit de actuele Bevolkings- en huishoudensprognose Gelderland 2019 blijkt dat de kwantitatieve woningbehoefte in de regio Foodvalley voor de periode 2019-2030 uitkomt op 11.460 tot 11.890 woningen. In de periode 2030-2040 is behoefte aan 6.660 tot 6.840 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0004.png"

Figuur 2.2: Huishoudensontwikkeling 2019-2040 per regio in twee varianten

In de regio Foodvalley is tot 2040 sprake van bevolkingsgroei. De regio Foodvalley vergrijst naar verhouding minder sterk dan andere regio's. Er is op dit moment in de meeste Gelderse regio's sprake van een woningtekort. Voor een goed functionerende woningmarkt wordt in het algemeen uitgegaan van een acceptabel woningtekort van ongeveer 2%. In de regio Foodvalley ligt dit percentage aanmerkelijk hoger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0005.png"

Figuur 2.3: Huishoudensontwikkeling naar leeftijd en huishoudenssamenstelling 2019 – 2040

In de Foodvalley is de vraag naar woningen per segment veel gelijkmatiger verdeeld dan in de andere regio's. Ook hier is naar verhouding veel vraag naar goedkopere koopwoningen. De vraag naar goedkope appartementen en particuliere huurappartementen ligt in de Foodvalley ook relatief hoger dan in de andere regio's. Dit komt mede door de grotere groep jonge huishoudens in Wageningen.

Regionaal actieprogramma Wonen 2021-2024

Het Actieprogramma Wonen 2021-2024 is een vervolg op de Regionale Woonagenda 2.0 2018-2021. Die agenda bestond uit zeven thema's en hierin is afgesproken dat Wageningen in de periode 2017-2027 circa 1.300 woningen toevoegt aan de woningvoorraad. Het actieprogramma brengt focus aan op drie onderwerpen. Het actieprogramma is erop gericht dat Regio Foodvalley een mooie regio blijft om te wonen en te werken met voldoende en betaalbare woningen. Regio Foodvalley zet zich de komende jaren in op het stimuleren van betaalbare woningbouw, meer zorgwoningen en het verduurzamen van bestaande woningen.

Bij voorkeur vindt inbreiding plaats en worden er binnen bebouwd gebied meer woningen gerealiseerd middels transformatie, herstructurering en verdichting. Verdichten draagt bij aan zuinig ruimtegebruik, verbetert de openbare ruimte, revitaliseert wijken, schept draagvlak voor bestaande en dure voorzieningen en draagt bij aan het vestigingsklimaat.

De afgelopen jaren zijn in de Regio Foodvalley per jaar circa 2.500 nieuwe woningen gebouwd. Dat aantal is hoger dan was afgesproken in de Regionale Woonagenda 2.0. De regio heeft bovengemiddeld gepresteerd, ook als dat landelijk wordt vergeleken. Dit hoge niveau is ook nodig gezien de bovengemiddelde groei van de economie en het aantal huishoudens in Regio Foodvalley en het grote vestigingsoverschot vanuit omliggende regio's en met name de Randstad. Een hoog bouwtempo blijft daarom onverminderd hard nodig. Dit betekent voor de looptijd van dit actieprogramma circa 6.300 woningen (2.100 per jaar).

Tegelijkertijd ziet de regio dat de bestaande plancapaciteit in 2025 haar grenzen bereikt en vanaf 2029 zelfs geheel ontbreekt. De beschikbaarheid van voldoende woningbouwlocaties in de toekomst staat hiermee onder druk, waarbij er zorgen zijn over het vasthouden of indien nodig vergroten van het hoge bouwtempo. Bestaande (grote uitleg) locaties raken volgebouwd en nieuwe dienen zich binnen bebouwd gebied en in de uitleg nog onvoldoende aan. Voor zover bouwlocaties al wel bekend zijn, moet met de vereiste planologische bestemming nog worden begonnen. Het is vooral belangrijk om de zachte plancapaciteit verder aan te vullen met nieuwe plannen.

Het oplopende woningtekort en de daaruit voortkomende grote woningbouwopgave in Regio Foodvalley zorgen voor een flinke woonopgave van 40.000 woningen tot 2040. Afgezet tegen de huidige woningvoorraad van circa 155.000 woningen, betekent dit voor de toekomst een enorme groei van circa 25%. De woningmarkt staat onder druk, met daarbij de vraag hoe het wonen voor de inwoners betaalbaar kan worden gehouden.

Door de druk op de woningmarkt stijgen de huizenprijzen sterk. Daarnaast stijgen de (bouw)kosten onder andere door wensen en eisen op het gebied van verduurzaming, wonen en zorg, natuur inclusief bouwen en grondstoffen die duurder worden. Dit vertaalt zich eveneens in stijgende stichtingskosten en woningprijzen. Het woningaanbod in de lagere prijscategorieën staat onder druk. Voor huishoudens met een laag inkomen, maar ook steeds meer met een middeninkomen, is een huur- of koopwoning in de huidige markt steeds moeilijker bereikbaar. De betaalbaarheid staat ook onder druk doordat er te weinig betaalbare woningen gebouwd worden.

De druk op de (sociale) huursector neem toe. Daarnaast doen ook andere doelgroepen een beroep op het betaalbare segment. Bijvoorbeeld door arbeidsmigranten die veelal tijdelijk in de Regio Foodvalley komen wonen en door de extramuralisering vanuit maatschappelijke instellingen. Daarnaast zorgen stijgende bouwprijzen tot nog hogere onrendabele toppen voor woningcorporaties. Dit zet het verdienmodel voor woningcorporaties onder druk, wat problemen kan geven voor de realisatie van sociale woningbouw.

Voor de economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van de Regio Foodvalley is een voldoende aanbod van middenhuur belangrijk. Dit woningsegment valt buiten de gereguleerde sociale huurwoningenmarkt en is een belangrijke schakel voor het goed functioneren van de woningmarkt. Voor starters op de woningmarkt zijn sociale- en middendure- huurwoningen en betaalbare koopwoningen belangrijk om een eerste stap te kunnen zetten naar zelfstandige woonruimte. De Regio Foodvalley kent een relatief jonge beroepsbevolking die daar groot belang bij heeft en die op de woningmarkt ook de effecten merkt van de sterke kapitaalkrachtige instroom vanuit met name de Randstad. Ook voor tijdelijke werknemers bij onder andere kennisinstellingen en internationaal georiënteerde bedrijven vervult middenhuur een behoefte.

De vergrijzing en de groei van het aandeel kwetsbare groepen op de reguliere woningmarkt stelt eisen aan de kwaliteit van woningen en de woonomgeving. Naar verwachting verdubbelt het aantal 75-plussers de komende twee decennia (dubbele vergrijzing), waardoor een grote behoefte ontstaat aan extra zelfstandige zorggeschikte woningen. Door het landelijk beleid om ouderen langer zelfstandig te laten wonen, wonen steeds meer ouderen langer thuis. Dit belemmert de noodzakelijke doorstroming. Het stimuleren van doorstroming bij onder andere de toekomstige generatie ouderen (gehuisvest in de jaren '70 - '90-wijken) is een belangrijk middel om starters en gezinnen meer kansen te geven en oudere wijken te vitaliseren. Tevens biedt het ouderen de mogelijkheid om zich passend bij hun (toekomstige) zorgbehoefte te huisvesten. Ook voor kwetsbare groepen zijn passende woonlocaties, eventueel met begeleiding, nodig.

De regio ziet een sterk toenemende vraag naar kleinere (levensloopbestendige) woningen, ook in de bestaande woningvoorraad. Verder is er de noodzaak tot verduurzamen van de woningvoorraad in lijn met het landelijke klimaatakkoord en het reduceren van CO2 uitstoot en duurzame gebiedsontwikkeling. Zowel voor de sociale als particuliere woningvoorraad ligt er een grote uitdaging.

Bij een aanhoudende grote woningbehoefte zal een tekort aan nieuwbouwwoningen in Regio Foodvalley onvermijdelijk leiden tot verdere prijsstijgingen in zowel de huur- als koopsector. Naast meer woningen, is daarom ook de behoefte aan betaalbare woningen groot. In dit project wordt mede invulling gegeven aan de behoefte aan sociale huurwoningen, middenhuur en ook specifiek aan zorgeenheden en verdichting/inbreiding.

Beleid gemeente Wageningen

Tussen 2017 en 2027 worden 1.300 nieuwbouwwoningen opgeleverd (conform kwantitatieve woningbouwafspraken regio FoodValley 2017). Uitgangspunten uit de Structuurvisie hierbij zijn inbreiding en gemengde woonwijken. Duivendaal is in de structuurvisie aangemerkt als inbreidingslocatie. Duivendaal heeft vanwege de versterking van de noordrand van het centrum structurele ruimtelijke betekenis voor de stad. De herontwikkeling van Duivendaal draagt sterk bij aan de kwaliteit van Wageningen. Duivendaal kan ontwikkelen tot een nieuw aantrekkelijk stedelijk woongebied. De opgave is herontwikkeling tot gemengd stedelijk woonmilieu met overwegend wonen (o.a. senioren), cultuur, kwalitatieve leisure en hoogwaardige horeca.

De huishoudensprognose voor Wageningen valt hoger uit dan tot nu toe is aangenomen. Dit is aanleiding om een nieuwe zoektocht te starten naar nieuwe locaties voor woningbouw. Ook regionaal is in het kader van een hogere druk op de woningmarkt een start gemaakt met de integrale aanpak ruimtegebruik en verstedelijkingsstrategie van Regio FoodValley. De zoektocht naar locaties voor woningbouw in Wageningen zal hier uiteraard onderdeel van uitmaken.

De woningmarktstrategie heeft geleid tot een verbetering van de prioritering, fasering en programmering van (potentiële) woningbouwprojecten. Op de juiste plekken worden voor de juiste doelgroepen betaalbare woningen gerealiseerd. De kernvoorraad sociale woningbouw is kwantitatief en kwalitatief afgestemd op de doelgroep en de gemeente voldoet aan de taakstelling van de huisvesting van statushouders. Op basis van de woonvisie 2025 (2016) worden jaarlijks (prestatie)afspraken gemaakt met de corporaties. Ook met ontwikkelaars maakt de gemeente per plan afspraken over de diverse doelgroepen op basis van de Woningmarktstrategie (2019). Hiermee zorgt de gemeente voor voldoende beschikbaarheid van betaalbare woningen voor de doelgroepen senioren, mensen met een beperking, bijzondere doelgroepen, starters en kenniswerkers of jonge tweeverdieners. Bij elk bouwplan met meer dan 30 woningen worden minimaal 30% sociale huurwoningen en 15% middenhuur gerealiseerd.

Plancapaciteit gemeente Wageningen

Uit de Vastgoedmonitor Foodvalley blijkt dat in de gemeente Wageningen per 23 juni 2022 harde plancapaciteit is voor 247 woningen. Dit is niet voldoende om te kunnen voorzien in de grote woningbehoefte.

Beschrijving behoefte zorgeenheden en zorggerelateerde functies

De verwachting is dat het aantal ouderen en daarmee ook het aantal dementie patiënten de komende jaren fors zal toenemen. De toenemende vergrijzing en het langer zelfstandig wonen betekent een opgave voor woningen en appartementen die geschikt zijn voor senioren door transformatie en nieuwbouw. De behoefte van senioren is veelal gericht op woningen in de nabijheid van voorzieningen. Inwoners voor wie het langer zelfstandig wonen niet meer past, zijn aangewezen op voorzieningen inclusief zorg op maat. De gemeente staat voor de uitdaging om voor deze inwoners passende woonzorginitiatieven te realiseren.

Een belangrijke doelstelling van de gemeente is dan ook dat inwoners zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen in een woning op maat, met voldoende mogelijkheden voor zorg op maat. Het aanbod van woningen die geschikt zijn voor senioren wordt vergroot.

In het toetsingskader woningmarktstrategie gemeente Wageningen is een aantal 'zachte' criteria vastgesteld, waarmee extra punten worden toegekend aan projecten voor seniorenwoningen die een maximale loopafstand van 5 minuten/500 m hebben tot winkels, gezondheidszorg, ontmoetingsruimte of ov-halte. Ook is behoefte aan projecten met een vernieuwend woonconcept of gericht op een specifieke doelgroep, waar aantoonbaar behoefte aan is in Wageningen.

Bij woonzorginitiatieven worden daarnaast de volgende criteria meegewogen:

  • het overgrote deel (3/4) bestaat uit seniorenwoningen of woningen die geschikt zijn voor senioren;
  • het voorziet aantoonbaar in de beantwoording van zorgvragen uit Wageningen;
  • het concept is passend bij de doelgroep;
  • er wordt voldaan aan de bestaande kwaliteitseisen in de zorg;
  • de financiering van de zorg goed is geborgd binnen de beschikbare middelen;
  • er is sprake van een innovatief en toekomstbestendig initiatief.

Gezien de opgave voor het wonen voor senioren, zijn de locaties rondom het centrum, waaronder Duivendaal specifiek bestempeld, als locaties waarbij overwegend woningen worden opgenomen voor de doelgroep senioren.

Het beoogde zorgconcept richt zich op verpleging en verzorging en specifiek op dementiezorg. Zorggerelateerde voorzieningen maken onderdeel uit van het concept.

Beschrijving behoefte wijkondersteunende voorzieningen

In het plan is in een paviljoen van 544 m2 ruimte voor wijkondersteunende voorzieningen waarin o.a. horeca, fietsenberging incl. reparatie en een buurthuis mogelijk worden gemaakt. Deze ruimte zal hoofdzakelijk een functie hebben als ontmoetingsruimte voor de nieuwe inwoners en de buurt. In de woningmarktstrategie is aangegeven dat voorzieningen als winkels, gezondheidszorg, ontmoetingsruimte en halte openbaar vervoer voor iedereen binnen een niet al te grote loopafstand bereikbaar moeten zijn (minder dan 5 minuten of 500 meter). Voor ouderen is dit belang het grootst, omdat zij vaker te maken hebben met verminderde mobiliteit. Plannen in de nabijheid van voorzieningen krijgen daarom extra pluspunten. In dit plan wordt daarin voorzien met de mogelijkheid voor horeca en een buurthuis. Dit is ook in lijn met de beleidsmatige wens uit de structuurvisie om te Duivendaal te herontwikkelen tot gemengd stedelijk woonmilieu met overwegend wonen (o.a. senioren), cultuur, kwalitatieve leisure en hoogwaardige (wijkgerichte) horeca.

Specifieke behoefte horeca

Het horeca-aanbod in Wageningen is vergeleken met het gemiddelde aanbod in kernen met een vergelijkbare omvang (30.000 tot 50.0000 inwoners) iets beneden gemiddeld. In figuur 2.4 is deze vergelijking weergegeven. Te zien is dat de omvang van het aanbod (wvo) in Wageningen iets kleiner is dan verwacht zou worden op basis van het gemiddelde in Nederland. Deze vergelijking geeft een indicatie van de marktsituatie in Wageningen. Daarnaast zal het aantal inwoners in Wageningen als gevolg van de toevoeging van woningen in dit project, en verder in de gemeente, toenemen. Dit brengt ook nieuw draagvlak met zich mee voor voorzieningen, waaronder wijkgerichte horeca.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0006.png"

Figuur 2.4: Vergelijking aanbod (wvo) horeca in Wageningen met het gemiddelde in kernen met 30.000 tot 50.000 inwoners (bron: Locatus, 2022)

Conclusie

De druk op de woningmarkt is groot. Er is behoefte aan meer woningen. Met dit bestemmingsplan worden daarom 240 extra woningen mogelijk gemaakt. Er is specifiek ruimte voor betaalbare woningen en zorgeenheden.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland heeft de status van structuurvisie. In de omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. De provincie richt zich onder meer op een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving, en een robuust bodem- en watersysteem.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in woningen, zorgwoningen, zorgvoorzieningen en wijkondersteunende voorzieningen op een binnenstedelijke locatie en draagt daarmee bij aan de kwaliteit van de leefomgeving en het versterken van de economie. Door gebruik te maken van een locatie binnen bestaand stedelijk gebied hoeft geen inbreuk te worden gedaan op het landschap. Het bouwplan zal worden afgestemd op de huidige woonwensen en geeft invulling aan een gezonde en veilige leefomgeving.

De locatie is volgens de Omgevingsvisie aangeduid als 'windenergie aandachtsgebied' en 'grondwaterfluctuatiezone'. De beoogde ontwikkeling heeft geen effect op het onderwerp windenergie. In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied. Negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem kunnen ter plaatse van het plangebied uitgesloten worden. Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerd februari 2022) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

In de omgevingsverordening is opgenomen dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als deze in overeenstemming zijn met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda, of onder voorwaarden vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda.

Een toetsing van het plan aan de regionale woonagenda is opgenomen in paragraaf 2.1.3.

Toetsing

Mede uit de regionale woonagenda blijkt dat er behoefte is aan meer woningen. In dit project wordt mede invulling gegeven aan de behoefte aan sociale huurwoningen, middenhuur en ook specifiek aan zorgeenheden. Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Wageningen

In de structuurvisie (2014) wordt aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en afwegingskader voor de komende 10 jaar.

Wageningen is een ‘kleine stad’. Een gemeente met kernwaarden als nabijheid, kleinschaligheid, cultuurhistorie, sociale samenhang, kenniseconomie, duurzaamheid, landschappelijkheid en een intensieve mix van functies. Dit zijn kernwaarden, nu en in de toekomst.

De kwaliteiten van stad en land in Wageningen vormen het vertrekpunt voor de structuurvisie. Kernkwaliteiten die Wageningen uniek maken zijn bijvoorbeeld de historische binnenstad, de universiteit, de arboreta, een diversiteit aan landschappen en ligging aan de Rijn en de haven.

In de Structuurvisie worden de volgende centrale opgaven voor de gemeente benoemd:

  • 1. Het op orde brengen van de basiskwaliteit: regionale en lokale verbondenheid, stedenbouwkundige structuur, landschap, cultuurhistorie, duurzaamheid en klimaat.
  • 2. Het toekomstbestendig maken van de wijken en haar voorzieningen.
  • 3. Het bieden van een kwaliteitskader voor de ontwikkellocaties.
  • 4. Het versterken van het toeristische en recreatieve profiel.
  • 5. Het versterken van de relatie tussen stad, universiteit en de kenniseconomie.
  • 6. Ruimte bieden voor de lokale en regionale werkgelegenheid.
  • 7. Het versterken van de binnenstad.

Wageningen koestert de kwaliteiten van het landschap, wil niet langer uitbreiden in het landschap en wil vooral investeren in de kwaliteit van de bestaande stad. Wageningen groeit nog wel, maar de grote groei is eruit. Naast de bestaande uitbreidingslocatie gaat Wageningen daarom voorlopig niet meer uitbreiden. De nadruk komt volledig op de herontwikkeling van bestaande wijken te liggen.

Toetsing

Duivendaal is in de Structuurvisie genoemd als een potentiële locatie voor ontwikkeling van woningbouw. Duivendaal kan ontwikkelen tot een nieuw aantrekkelijk stedelijk woongebied.

De ontwikkeling sluit nauw aan bij de thema's inbreiding en kwaliteitsverbetering. De ontwikkeling vindt plaats op een gedeeltelijk leegstaand gebied in binnenstedelijk gebied en neemt behoud van de cultuurhistorische waardes mee als uitgangspunt voor de toekomstige inrichting. Voor de bestaande historische gebouwen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie Bijlage 1. Deze gebouwen vormen het gezicht van het terrein, het zicht op de monumentale bebouwing en het karakter wordt dan ook gewaarborgd.

Zodoende draagt het plan zowel ruimtelijk als functioneel bij aan het versterken van de structuren zoals die in de omgeving bestaan.

Gelet op de kenmerken en kwaliteiten van de voorgenomen ontwikkeling is het plan in lijn met de ambities en doelstellingen uit de Structuurvisie Wageningen. Op het aspect duurzaamheid wordt in paragraaf 4.14 nader op ingegaan.

2.3.2 Woonvisie 2016 - 2025

Op 10 oktober 2016 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Wageningen 2016-2025 vastgesteld. De focus van de Woonvisie is gericht op het vergroten van de beschikbaarheid van woningen. De keuze voor het vergroten van de beschikbaarheid van woningen is op de eerste plaats ingegeven door het willen bieden van meer keuzevrijheid voor ouderen met een inkomen tot € 35.739,- en het huidige huisvestingsvraagstuk voor statushouders, GGZ-cliënten en kwetsbare personen met een urgente woonvraag. Daarnaast speelt de gemeente in op de actuele woningbehoefte van lagere middeninkomens (tussen € 35.739,- en € 43.786,-), studenten, PhD’ers en kenniswerkers. Deze groepen zijn van belang voor Wageningen en hiervoor zijn op de huidige woningmarkt nog onvoldoende mogelijkheden.

Het vergroten van de beschikbaarheid van woningen en woonruimte kan door nieuwe woningen en woonruimte te realiseren, maar ook door transformatie van bestaand (leegstaand) vastgoed. Door woningen toe te voegen, komt een doorstromingsproces op gang waardoor starters op de woningmarkt meer kans maken op een woning. Het uitgangspunt van de Woonvisie is dat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen in de eigen sociale woonomgeving. Dit hoeft niet per se in de huidige woning, maar inwoners moeten wel een passende woning in de ‘buurt’ of directe woonomgeving kunnen vinden, in de nabijheid van het eigen sociale netwerk. Een belangrijke kernwaarde van de Woonvisie is differentiatie. Uitgangspunt is dat differentiatie de leefbaarheid positief beïnvloedt. Dit wordt o.a. bereikt door een meer divers aanbod te creëren in eenzijdig samengestelde buurten, met veel dezelfde type woningen. Daarnaast richt differentiatie zich op het realiseren van diverse (bijzondere) woonvormen of experimenten met uiteenlopende doelgroepen. Tot slot is verduurzaming van de sociale woningvoorraad van belang om woonlasten voor lagere inkomensgroepen voor lange termijn te stabiliseren of verlagen. Dit heeft effecten op de betaalbaarheid van het wonen.

De locaties in de strategischezones, zoals benoemd in de Structuurvisie (waaronder Noordrand centrum met de SNS-locatie en Duivendaal) worden geprioriteerd. De zachte plancapaciteit bedraagt voor Duivendaal 225 woningen.

Toetsing

De ontwikkeling wordt in de woonvisie nog niet beschouwd als onderdeel van de plancapaciteit, maar is wel opgenomen in de meerjarenplanning van de gemeente Wageningen als toekomstig woningbouwinitiatief voor in de periode na 2020.

Het plan behelst het toevoegen van 126 woningen in de sociale en middenhuur. De beschikbaarheid van woningen word hiermee vergroot en is daarmee in lijn met het gemeentelijk beleid.

2.3.3 Woningmarktstrategie Wageningen

Op 28 oktober 2019 heeft de gemeenteraad de Woningmarktstrategie Wageningen vastgesteld. De woonvisie geeft geen harde randvoorwaarden voor nieuwe initiatieven voor woningbouw. Er is sturing nodig om ervoor te zorgen dat nieuwe initiatieven voor wonen daadwerkelijk aansluiten bij de woonvisie, de uitgangspunten van het coalitieakkoord en ander gemeentelijk beleid. De woningmarktstrategie is een aanvulling, aanscherping en actualisatie van de Woonvisie voor de gemeente Wageningen. Onder andere is de reguliere woonbehoefte in Wageningen geactualiseerd.

De kern van de woningmarktstrategie bestaat uit een toetsingskader woningbouw voor het beoordelen van nieuwe woningbouwinitiatieven. Voor woonzorginitiatieven gelden hiernaast nog een aantal specifieke criteria. Dit toetsingskader wordt toegepast bij ruimtelijke initiatieven en plannen waar woningbouw mee gemoeid is. Een aantal criteria zijn harde uitgangspunten, dit zijn vereisten voor ruimtelijke initiatieven.

Zo geldt voor ontwikkelingen met meer dan 50 woningen tenminste de volgende voorwaarden:

  • 30% sociale huur of meer
  • 15% middenhuur
  • 40% koop tot € 430.000
  • Max 10% vanaf € 430.000 (minder of geen mag ook)

Andere criteria zijn zacht, waarbij per criterium punten kunnen worden toegekend. Een ruimtelijk initiatief wordt beoordeeld aan de hand van het toetsingskader (een puntensysteem). Zo zijn er op basis van dit puntensysteem relatief veel punten te behalen als een plan voor een overgroot deel (3/4) bestaat uit seniorenwoningen of woningen die geschikt zijn voor senioren. Het initiatief moet minimaal de helft van het maximaal te halen punten halen. In dat geval krijgt de initiatiefnemer groen licht om het plan verder uit te werken in een concreet voorstel. Is dit niet het geval, dan zal de initiatiefnemer het plan moeten aanpassen.

Toetsing

Er wordt een nieuwe invulling gegeven aan de voormalige universiteitsgronden en er worden sociale huur- en middeldure huurwoningen en seniorenwoningen aan de woningvoorraad toegevoegd. De exacte verdeling over de woningcategorieën wordt duidelijk bij de verdere uitwerking van het plan en de gebouwen. 45-55% Van de nieuwbouwwoningen in het voorlopige programma behoort tot het segment sociale of middenhuur (of vergelijkbaar koopsegment)). Waarbij minimaal 30% van de nieuwbouwwoningen behoort tot de sociale huur. Verder is circa 55% van de nieuwbouwwoningen een seniorenwoning of geschikt voor senioren. Dit houdt onder meer in dat deze woningen een minimaal oppervlak van 65 m2 hebben. De overige woningen zijn nagenoeg ook allemaal geschikt voor ouderen maar voldoen niet aan dit oppervlakte criteria. Er worden dus sociale huur- en middeldure huurwoningen en seniorenwoningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Het voorgenomen plan is in lijn met de woningmarktstrategie.

2.3.4 Groenbeleidsplan

In het Groenbeleidsplan is aangegeven, dat groen een belangrijke rol speelt om de effecten van klimaatverandering op te vangen, het een positief effect heeft op de gezondheid van mensen en zorgt voor een prettige leefomgeving (mogelijkheid om ommetjes te maken) en draagt bij aan het zichtbaar maken van cultuurhistorische kwaliteiten van een locatie. De volgende uitgangspunten uit het Groenbeleidsplan zijn van toepassing:

  • Handhaving en versterking van de huidige stedelijke groenstructuur bij alle planontwikkelingen is van belang, aansluiting op groenstructuren in de directe omgeving speelt hierbij een rol.
  • Handhaving en zorgvuldige inpassing van de bestaande bomen. Dit kan tot stand worden gebracht door te starten met een bomeninventarisatie (leeftijd, soort, gezondheid en vitaliteit) en een inventarisatie van de natuurwaarden.
  • Wanneer handhaven van bestaande bomen niet mogelijk is, moet aangegeven worden op welke manier dit gecompenseerd wordt.
  • Het zoveel mogelijk gebruik maken van inheems groen is een aandachtspunt.

Toetsing

In april 2020 is door tree-o-logic een bomeninventarisatie (zie Bijlage 7 Bomeninventarisatie) uitgevoerd en gekeken welke toekomstverwachting de aanwezige bomen hebben en of ze herplantbaar zijn. Uit de inventarisatie blijkt dat er verschillende monumentale bomen in het plangebied aanwezig zijn, voornamelijk in het zuiden van het plangebied. Er komt geen nieuwbouw op deze plek. Ook blijft de bomenrij langs de bestaande gebouwen intact en wordt deze waar mogelijk versterkt. Voor de bomen die op een locatie staan waar gebouwd gaat worden is gekeken naar de verplantbaarheid. Vervolgens is voor de negen bomen die op een locatie staan waar gebouwd gaat worden een nader onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 8 Verplantbaarheidsonderzoek. Het advies is om een boom te verplanten, vanwege de cultuurhistorische waarde. De overige bomen worden vervangen.

In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de inrichting van de openbare ruimte. Er worden langzaamverkeersroutes aangesloten op het park en een groene zone langs de stadsgracht. Er komen wandelpaden en wallenpaden waardoor het mogelijk wordt om een ommetje te maken in het groen. Op deze manier wordt meer openbaar groen aan de locatie toegevoegd.

2.4 Conclusie

Onderhavig plan is in lijn met het gestelde in het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Historie

De locatie “Duivendaal” werd in 1878 aangekocht door het Rijk. Dit terrein bestond uit circa 7 ha zware kleigrond, waarvan 2.8 ha als bouwland en 3.5 ha als weiland werd gebruikt. Het overige deel werd kort daarop door gebouwen ingenomen. In dit drassige gebied verrezen de modelboerderij Duivendaal met bijgebouwen en proefvelden, een internaat en een Kabinet voor Landbouwwerktuigen. Het bouwprogramma van de Rijkslandbouwschool werd in 1882 voortgezet met de voltooiing van een tuinmanswoning met schuur aan het Spijk ( het straatje aan de buitenzijde van de stadsgracht) .

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0007.jpg"

Het internaat op Duivendaal werd na het cursusjaar 1894/1895 opgeheven vanwege het geringe aantal leerlingen (nog maar een tiental). Na de opheffing van het internaat kwamen in dat gebouw de afdeling Landbouwschool en het woonhuis voor de directeur van deze school. Net buiten Duivendaal verrezen het zelfstandige Proefstation voor Zaadcontrole (1902) en het Station voor Maalderij en Bakkerij (1909). Aan het complex Duivendaal werden later o.a. toegevoegd:

  • een onderwijsgebouw (1903);
  • een proefstation voor veevoeding (1916);
  • een hulpaula (1921);
  • het bestuurscentrum van de WUR (1990).

Groei van Duivendaal

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0008.jpg"

Het huidige Duivendaal is na veelvuldige transformaties een parkachtig gebied met een grootschalige moderne gebouwen en enkele 19e-eeuwse gebouwen

3.2 Huidige situatie

Het gebied Duivendaal maakt deel uit Kernrand-Noordwest. In dit gebied werd in 1876 de Rijkslandbouwschool (thans WUR) gevestigd: het onderwijs- en laboratoriumcomplex Duivendaal. Het WUR-complex ligt tussen de stadsgracht, Costerweg, Lawickse Allee en een park. De voormalige universiteitsfunctie is verplaatst naar de campus aan de noordkant van Wageningen.

Toen de WUR in 2017 het terrein verkocht, is voor werknemers uit de binnenstad de werknemersparkeervergunning in het leven geroepen door Gemeente Wageningen. Je kunt met die vergunning parkeren op aangewezen plekken buiten de gracht. Hiermee wordt parkeeroverlast in woonstraten in omliggende wijken voorkomen. Het gaat bijvoorbeeld om P9 Costerweg/Costerstaete als aangewezen plek voor parkeren met een werknemersparkeervergunning.

Uit parkeeronderzoek van 2019 volgt dat destijds op de maatgevende zaterdag circa 120 voertuigen van bezoekers aan de binnenstad op Duivendaal hun voertuig parkeert. Door de ontwikkeling van Duivendaal is dat niet meer mogelijk. Uit het parkeeronderzoek van 2019 bleek dat de restcapaciteit (ongebruikte beschikbare parkeerplaatsen) op de parkeerlocaties P8 Costerweg/De Arc, Troelstraweg en P9 Costerweg/Costerstaete konden voorzien in een alternatief voor het parkeren van 120 voertuigen van bezoekers aan de binnenstad. Daarnaast was ook op parkeerlocatie P13 Olympiaplein op de zaterdag nog restcapaciteit beschikbaar, zo bleek uit het parkeeronderzoek van 2019.

Duivendaal is een parkachtig gebied met een grootschalig modern gebouw en enkele 19e-eeuwse (monumentale) gebouwen. De moderne bebouwing heeft een plat dak. De kleurstelling is licht. De gevels bestaan uit crèmekleurige baksteen. De 19e-eeuwse gebouwen zijn voorzien van een kap bedekt met dakpannen. De gevels bestaan uit baksteen. Het gebied kent een zest al gemeentelijke monumenten. Deze zijn bijna allemaal gelegen aan het Laantje van Duivendaal.

De laatste jaren wordt op Duivendaal veel geparkeerd door bezoekers van de binnenstad maar ook door werknemers. Deze situatie wordt door de eigenaar gedoogd, maar het gebruik is oneigenlijk en planologisch niet vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0009.png"

Figuur 3.1 : Huidige bebouwing Duivendaal (Duivendaal 10)

De huidige bebouwing binnen het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. De monumentale panden zijn reeds getransformeerd naar voornamelijk woningen. Voor deze transformaties zijn vergunningen verleent door de gemeente Wageningen. Hieronder wordt ingegaan op de specifieke functies die zich in het gebied vinden, In tabel 3.1 is een overzicht hiervan weergegeven.

Duivendaal 1 t/m 9 zijn getransformeerd naar woningen. Duivendaal 8 biedt tevens ruimte voor kantoor en cursussen. Duivendaal 10 (De Lawet) leent zich voor zorg. Op deze locatie zijn 34 zorgwoningen aanwezig. Het gebouw dat vroeger dienst heeft gedaan als bestuurscentrum van de Wageningen Universiteit (Costerweg 50) is getransformeerd naar woonruimtes voor studenten (178 kamers). Ditzelfde geldt voor het gebouw aan Duivendaal 2, hier zijn 22 beschikbaar voor studenten. In tabel 3.1 is een overzicht van de huidige functies weergegeven.

Tabel 3.1 Overzicht huidige functies

Locatie   Functie   Aantal  
Duivendaal 1A   wonen   1  
Duivendaal 1   wonen   7  
Duivendaal 2   studentenhuisvesting (zelfstandige studio's)   22  
Duivendaal 3   wonen   1  
Duivendaal 4   wonen   1  
Duivendaal 7   wonen   1  
Duivendaal 8   wonen
workshop/kantoor  
1
150 m2   
Duivendaal 9   wonen   1  
Duivendaal 10   zorgwoningen   34  
Costerweg 50   studentenhuisvesting   178  

In totaal zijn er 13 woningen, 200 studentenkamers(incl. 22 studio's), 34 zorgwoningen en een kantoor/cursusruimte aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0010.png"

Figuur 3.2: Huidige situatie plangebied

De nieuwbouw vindt plaats op de onbebouwde gronden van Duivendaal, zie figuur 3.2 en 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0011.png"

Figuur 3.3: Luchtfoto huidige situatie plangebied

De onbebouwde gronden zijn in de huidige situatie voornamelijk begroeid met gras. De verkeersstructuur heeft een erffunctie en bestaat uit een boomstructuur. Parkeren vindt plaats langs de verkeersstructuur op het maaiveld.

In de huidige situatie domineert de auto door de vele parkeerplaatsen op maaiveld in het gebied. Het langzame verkeer gaat vooral over het Laantje van Duivendaal of via het fietspad langs de Costerweg of vind zijn eigen weg door het gebeid. Met deze ontwikkeling wordt ingezet op een gezonde en duurzame ontwikkeling van de stad door een verschuiving te realiseren van autogebruik naar lopen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit. Door het parkeren grotendeels onder maaiveld te brengen en de ingangen van de parkeergarages dicht bij de ingang van het gebied te situeren ontstaan een autoluw gebied en ruimte voor fietsers en voetgangers (inclusief hulpdiensten, vuilniswagen en bijvoorbeeld ook pakketbezorgdiensten). Het plan kent verder een fijnmazig fiets- en voetgangersnetwerk met diverse verbindingen inclusief extra loop- en fietsbruggen. Ook de ligging nabij het centrum en het openbaar vervoer maakt het mogelijk om het autogebruik terug te dringen. Mocht echter toch een auto nodig zijn dan kan gebruik gemaakt worden van deelmobiliteit.

Het plan gaat hiermee in op het STOMP ordeningsprincipe, namelijk prioriteit geven aan meer duurzame vormen van mobiliteit. De auto staat niet langer centraal bij de inrichting van de ruimte, maar we gaan eerst uit van voetgangers, vervolgens fietsers en OV. In het inrichtingsplan wordt dit verder verwerkt

3.3 Toekomstige situatie

Samen met de gemeente en de buurt is voor de ontwikkeling een beeldkwaliteitsplan opgesteld, voor de bestaande woningen, zie Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan monumentenstrook en voor de nieuw te realiseren gebouwen zie Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan en Beeldkwaliteitsplan ontwikkeling. Op de locatie worden woningen, zorgwoningen met ondersteunende functies en een paviljoen gerealiseerd. Voor de transformatie van de huidige bebouwing zijn reeds vergunningen verleent. Het bestemmingsplan gaat in op Duivendaal, de bestaande getransformeerde gebouwen zijn onderdeel van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0012.png"

Figuur 3.4: Ligging plangebied tussen historische binnenstad en stadsuitbreiding

In het beeldkwaliteitsplan zijn de uitgangspunten voor de ontwikkeling toegelicht. Binnen het gebied worden drie verschillende zones gecreëerd, met als doel:

  • het creëren van een nieuwe identiteit van het binnengebied: (park);
  • sfeer en beweging sluit aan op omgeving;
  • versterken van de buitenrand;
  • mix van functies, in aansluiting op de binnenstad.

De doelen zijn vertaald naar concrete uitgangspunten, zie figuur 3.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0013.png"

Figuur 3.5: Uitgangspunten ontwikkeling Duivendaal

De ontwikkeling is gericht op verbetering van de uitstraling van het centrumgebied met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische waarden.

Er worden in totaal 9 gebouwen gerealiseerd. De indeling is nog niet bekend, een indicatie is weergegeven in figuur 3.5. Het meest noordelijke gebouw wordt ook wel het zorggebouw genoemd. Op de verdiepingen worden zorgwoningen gerealiseerd. In de plint komen hier ondersteunende functies voor de zorg, zoals een kantine met woonkamer, apotheek of huisarts.

Tussen de bestaande bebouwing (Costerweg 50 en Duivendaal 2) wordt een paviljoen met wijkgerichte functies gerealiseerd, hierbij kan worden gedacht aan een fietsenstalling en reparatie, een buurthuis en ondergeschikte horeca met terras. Rond dit gebouw ontstaat het zogenoemde 'cultuurplein'. Het gebouw van Duivendaal 2 wordt onderdeel van dit plein.

In de andere gebouwen worden woningen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0014.png"

Figuur 3.6: Indicatieve situatie van de toekomstige bebouwing

Programma

Binnen het plangebied is in de toekomstige situatie een gedifferentieerd aanbod aan woningen aanwezig. De huidige situatie biedt ruimte voor grondgebonden woningen, studentenhuisvesting en zorgwoningen. De ontwikkeling in het gebied voegt appartementen toe, van sociale huurappartementen tot koopappartementen. Hiernaast wordt het aanbod aan zorgwoningen vergroot. Ook wordt een paviljoen gerealiseerd, waar ruimte is voor buurtondersteunende functies.

De exacte verdeling over de woningcategorieën wordt duidelijk bij de verdere uitwerking van het plan en de gebouwen. 45-55% Van de nieuwbouwwoningen behoort tot het segment sociale of middenhuur (of vergelijkbaar koopsegment). Verder is circa 55% van de nieuwbouwwoningen een seniorenwoning of geschikt voor senioren. Dit houdt onder meer in dat deze woningen een minimaal oppervlak van 65 m2 hebben. De overige woningen zijn nagenoeg ook allemaal geschikt voor ouderen maar voldoen niet aan dit oppervlakte criteria.

Toekomstige bebouwing

De toekomstige bouwblokken krijgen verschillende bouwhoogtes, dit varieert tussen 2 en 7 bouwlagen. Aan de oostzijde ontstaat door de verschillende kleinschalige volumes meer ruimte voor groen en meer relatie met het park. De nieuwe bebouwing aan deze zijde wordt als villa tussen de monumenten gerealiseerd. De huidige monumentale panden komen beter tot hun recht in het groene karakter van het openbaar gebied.

Aan de westzijde van het plangebied worden in de lengte, parallel aan de Costerweg, kloeke gebouwen gerealiseerd.

Openbaar gebied

De zone langs de stadgracht (zuidzijde van het plangebied) wordt een groene zone, met diverse verbindingen voor langzaam verkeer. Er worden verbindende langzaamverkeersroutes tussen noordzijde Lawickse Allee, oostzijde Costerweg naar de binnenstad via het laantje Duivendaal, en een nieuwe verbinding over de gracht in het verlengde van de Riemsdijkstraat gerealiseerd. Richting de supermarkt komt een nieuwe brug. Dit wordt gecombineerd met langzaamverkeersroutes van en naar de bouwvolumes. Door de vele langzaamverkeerroutes is het parkgebied ideaal voor recreatieve en sportieve doeleinden.

Omgeving

De Stadsgracht begrenst het plangebied aan de zuidzijde, het water loopt door aan de westkant van het plangebied. Parallel aan het water ligt de Costerweg, met een losliggend fietspad (tweerichtingen). Het plangebied sluit aan op deze fietsverbinding. De ontsluiting van het plangebied kruist dit fietspad. In paragraaf 4.12 wordt nader ingegaan op de verkeersveiligheid van deze locatie. De fietsers hebben voorrang op het gemotoriseerde verkeer dat van en naar het plangebied gaat.

Ten oosten van het plangebied, aan de monumentenstrook is een fietspad met achterliggend park aanwezig. Achter het park ligt het grootschalige hotel WICC. Door het huidige groen is hierop geen zicht.

Aan de noordkant wordt het plangebied begrenst door de Lawickse Allee. Aan de overkant van deze weg zijn woningen aanwezig. Deze woningen worden ontsloten via een ventweg van de Lawickse Allee. De nieuwe bebouwing wordt achter de rooilijn van de huidige bebouwing (Duivendaal 10) gerealiseerd.

Parkeren

Duivendaal is een particulier terrein, maar voor iedereen toegankelijk. Het terrein telt nu circa 210 parkeerplaatsen op maaiveld. Deze plekken worden gebruikt door bewoners maar grotendeels door werknemers, stalling van bedrijfswagens en bezoekers van de binnenstad.

De parkeernota kent vijf gebiedsindelingen met elk hun bijbehorende parkeernorm, te weten:

  • 1. Wageningen binnenstad: het gebied met betaald parkeren (zone 1)
  • 2. ‘binnenstadschil’: het gebied waar parkeerregulering is ingevoerd (parkeren voor vergunninghouders en parkeerschijfzone) (zone 2)
  • 3. De rest van de bebouwde kom (zone 3)
  • 4. Bedrijventerreinen (zone 4)
  • 5. Wageningen-Hoog en het buitengebied (zone 5)

Momenteel behoort Duivendaal tot zone 3. Echter gelet op de mate van verstedelijking van de ontwikkeling, het mobiliteitsconcept en de wens om beschikbare ruimte efficiënt te gebruiken is het logisch om uit te gaan van zone 2.

Daarnaast worden er een aantal langzaamverkeersroutes aangelegd richting centrum, supermarkt e.d. waardoor dit een gunstig effect heeft op het autobezit en dus ook op parkeren.

Het beleid biedt verder vrijstellingsmogelijkheden, een algemene vrijstelling van 2 parkeerplaatsen en een reductie voor woningbouw van 4 parkeerplaatsen per deelauto die structureel deel uitmaakt van het woonaanbod met een maximum van 50% van de reguliere parkeereis.

Met de bewoners van Duivendaal 1,3,4,7,8 en 9 zijn afspraken gemaakt over het parkeren. In totaal worden 11 parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie voor eigen gebruik op maaiveld toegekend aan deze bewoners. Samen met de 8 parkeerplekken op eigen terrein bij Duivendaal 1 en de 2 parkeerplaatsen bij Duivendaal 1a wordt hiermee voorzien in de eigen parkeerbehoefte, De in totaal 21 plekken worden in de parkeerbalans niet meegerekend in het dubbelgebruik. Het bezoekersparkeren wordt in het openbaar gebied gerealiseerd en zijn onderdeel van de totale parkeerbalans van Duivendaal.

De genodigde parkeerplekken voor de Lawet zijn voorzien op maaiveld, nabij het gebouw. Bezoekers moeten evenals bewoners en bezoekers van Costerweg 50 en Duivendaal 2 in de garages te parkeren. In het plan is ruimte voor invalideparkeren, dit wordt bij de verder planuitwerking uitgewerkt.

De parkeerbehoefte bedraagt 399 parkeerplekken (zone 2). Aangezien niet iedereen tegelijk aanwezig zal zijn, mag je volgens de parkeernota rekenen met een aanwe zigheidspercentage. De parkeereis van Duivendaal bedraagt dan 337 parkeerplekken. Door 8 deelauto's in het gebied te plaatsen wordt de parkeereis verlaagd naar 313 (één deelauto vervangt vier parkeerplaatsen, maar de deelauto heeft zelf ook een parkeerplaats nodig).

Het inrichtingsplan is erop gebaseerd om de auto's zo min mogelijk het gebied in te leiden. Duivendaal kent echter al bewoners dus er is geen sprake van een volledig blanco situatie. Op maaiveld, bij de bestaande gebouwen zijn 44 parkeerplekken bedacht. In de twee volledig verdiepte parkeergarages, die de contouren van de nieuwbouw volgen, zijn in totaal 269 parkeerplekken gepland. In totaal kent het plan dus 313 parkeerplekken.

Uitgangspunten zijn:

  • Het invoeren van betaald parkeren (met mogelijkheid voor bewonersvergunningen).
  • Het hanteren van de parkeernormen voor zone 1 (binnenstad).
  • Parkeerplaatsen dubbel laten gebruiken.
  • Deelmobiliteit in de vorm van 8 deelauto's invoeren.

In paragraaf 4.12 wordt nader ingegaan op het aspect parkeren.

Bij de nieuwbouw vindt het parkeren plaats, onder het maaiveld. Bij de monumenten vindt parkeren plaats op maaiveld, in groene koffers.

Voor het gehele plan geldt een parkeerbehoefte voor 698 fietsers (zone 2). Uitgaande van het feit dat niet iedereen er tegelijk zal zijn mag dit aantal verlaagd naar 528 fietsparkeerplekken. Voor het beoogde woningprogramma zijn 186 bergingen nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0015.jpg"

Figuur 3.7: Parkeren onder maaiveld en in groene koffers

In figuur 3.8 wordt het onder maaiveld parkeren weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0016.jpg"

Figuur 3.8: Dwarsdoorsnede

Autoverkeer

Het plan is erop gebaseerd om de auto's zo min mogelijk het gebied in te leiden.

Uit verkeersonderzoek blijkt dat kruispunten Costerweg-Duivendaal en Lawickse Allee -Costerweg -Kortenoord Allee de verkeerstoename van het plan zonder problemen kunnen verwerken (zie ook paragraaf 4.12).

Logistiek

In figuur 3.9 worden de opstelplekken voor de brandweerwagen weergegeven waarvan 5 op het parkeerdek. Deze plekken zijn zo gekozen dat de brandweer op twee manieren binnen een afstand van 40 meter bij het pand kan komen. Tevens wordt de rijcurve voor de vuilniswagen en de calamiteiten uitgang weer gegeven. Bij de verdere uitwerkingen zal ook gekeken worden naar de locatie voor de afvalinzameling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0017.jpg"

Figuur 3.9: Logistiek

Langzaam verkeer

Fijnmazig padenstelsel voor voetgangers als drager van het park en verbindt Duivendaal met haar omgeving. Zo worden korte route's gerealiseerd naar de bushalte op de Lawickse Allee, alsook de twee haltes aan de Costerweg, de binnenstad en de supermarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0018.jpg"

Figuur 3.10: Langzaamverkeerroute's

Wallenpad, brug, wegen en paden

Het wallenpad is de routing over Duivendaal. langs de gracht aansluitend op het bestaande wallenpad in het naastgelegen park.

Parkpaden worden aangelegd in halfverharding aansluitend op de halfverharding in het park. De rijweg wordt voorzien van klinkerverharding. Korte routes naar gebouw- en parkeergarage entrees.

Richting de supermarkt wordt een nieuwe brug aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0019.jpg"

Figuur 3.11: Paden

Groen

Voor Duivendaal wordt ingezet op wonen in een groen landschap. Dit groene landschap bindt de woongebouwen aaneen, biedt een aantrekkelijke setting en geeft bewoners een aangename leefomgeving. Om die kwaliteit te halen wordt ingezet op een aaneengesloten veld; een doorlopend, ruimtelijk en voor iedereen toegankelijk park.

De singel, langs het water wordt voorzien van kruidenrijk grasland en bestaande bomen. Het binnengebied wordt een parkgazon, met verspreid staande bomen (mensen kunnen hier recreëren met schaduwplekken). De monumentenstrook bestaat uit privé tuinen omzoomd door hagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0020.jpg"

Figuur 3.12: Groeninrichting

Bomen

Op de daken van de parkeergarages komen meerstammige bomen met een diversiteit in bladvorm, bloei, herfstkleur en silhouette.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0021.jpg"

Figuur 3.13: Bestaande en nieuwe bomen

Natuurinclusief en duurzaam

De transformatie van het Duivendaal terrein naar een parkachtige en autoluwe omgeving zorgt voor een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier. Door het autoparkeren ondergronds te brengen kan op maaiveld, in een volwaardige 70 cm hoge leeflaag op de parkeergarage, een groene wereld ontstaan. Samen met het behoud van bestaande bomen in volle grond, ontstaat met het planten van meerstammige bomen, hagen en planten en kruidenrijk gras, een volwaardige leefruimte voor dieren.

Ontwikkeling

Door Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten en LEVS architecten is in augustus 2023 een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkeling (zie Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan en Beeldkwaliteitsplan ontwikkeling). Deze is ook als een voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de regels.

Het park kent twee sferen:

  • het park met verfijnde gebouwen door vorm, verfijning en detail;
  • de strook langs de singel met kloeke gebouwen.

Materialen

Gebouwen hebben elk een eigen hoofdkleur en/of -materiaal.

  • Materiaal wordt ingezet om de identiteit te versterken.
  • Balkons en galerijen moeten intergraal onderdeel zijn van de gevelarchitectuur.
  • Hoofdmaterialen kunnen keramisch, biobased, circulair of gerecycled zijn.
  • Ondersteunend aan het hoofdmateriaal kan er gebruik worden gemaakt van beton of aluminium.
  • Op belangrijke ankerpunten is baksteen het uitgangspunt.

Bouwhoogtes

De bouwhoogtes variëren van 2 tot en met 7 bouwlagen.

Afstanden gebouwen t.o.v. elkaar

Gebouwen dienen op voldoende afstand tot elkaar te staan om de doorwaadbaarheid van de openbare ruimte te waarborgen en geluid zoveel mogelijk buiten het gebied te houden.

Hiervoor zijn minimale en maximale maatvoeringen omschreven om dit te bewerkstelligen aangegeven in de rode pijlen. De zwarte maten borgen de minimale maat voor plein en ruimte werking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0022.jpg"

Figuur 3.14: Overzicht minimale en maximale afstanden tussen de gebouwen

Massa opbouw van de gebouwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0023.jpg"

Figuur 3.15: Massa opbouw van de gebouwen

Compositie hoog/laag

  • Hoge gebouwen (7 lagen).
  • Accentueren van belangrijke punten zoals het entreegebied, kruispunten en het Wallenpad

Kloeke gebouwen

Stevige massa's met aangegeven setbacks of hogere lagen worden verzacht. Zwaardere gebouwen aan pleinen dienen verzacht te worden

Parels

Verfijnde massa's met een bijzondere vorm. Parels in het groen met een eigen karakter

Paviljoen

Paviljoen. Eventueel met een specifieke vorm. Onderscheid zich t.o.v. de overige bebouwing door zijn eigenheid

Overgang privé-openbaar

Voor Duivendaal is ingezet op wonen in een groen landschap. Het groene landschap bindt woongebouwen aaneen, biedt een aantrekkelijke setting en geeft bewoners een aangename leefomgeving. Om die kwaliteit te halen is ingezet op een aaneengesloten veld, een doorlopend; ruimtelijk en voor iedereen toegankelijk park.

Aansluitend op deze inzet zijn alle privé buitenruimtes deel van het gebouw. De buitenruimten worden met het gebouw mee ontworpen, de (erf)scheiding is onderdeel van de architectuur.

De privé buitenruimten langs de Costerweg (geluid) en langs de doorgangen (ruimte) en de stadsgracht (ruimte), ruwweg de buitenschil van het plan, blijven allen binnen de rooilijn. Denk hiernij aan loggia.

Voor de privé buitenruimten op maaiveld aan de binnenzijde van het plan is er ruimte om de vloer 1 meter buiten de rooilijn te brengen. Twee gebouwen kennen een galerij, het centrale gebouw in het noordelijk deel en het centrale gebouw langs de Costerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0024.jpg"

Figuur 3.16: Overgang privé-openbaar

Bijzondere plint

Het zorggebouw en paviljoen met horeca ondersteuning hebben beide in de plint, een meer bijzondere uitstraling. Dit om de gebouwen zichtbaar en herkenbaar te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0025.jpg"

Figuur 3.18: Bijzondere plint

Monumentenstrook

Door Veenenbos en Bosch landschapsarchitecten is een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de monumentenstrook (zie Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan monumentenstrook).

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0026.jpg" Figuur 3.19: BKP beeld voor de monumentenstrook

Samenvatting BKP voor de monumentenstrook

Voorkant & achterkant

  • representatieve voorkant, privé achterkant
  • overgang na eerste raampartij

Overgang voor-achter

  • groene overgang
  • plaatsing heesters

Voortuin

  • open houden, groen karakter
  • vrij zicht op monument
  • gras of lage beplanting
  • enkele solitaire heesters
  • bij voorkeur entree

Tuinmuur handhaven en aanvullen

  • muur t.h.v. kavels, poortjes voor entree
  • doorsteken vrijlaten
  • aanpassen waar nodig

Haag

  • één soort, aansluitend op bestaand (meidoorn, liguster, beuk)
  • laag aan voorkant, max. hoogte bovenbuis hekwerk
  • hoog aan achterkant, max. 1,80 m

Berging

  • los van monument: achter in de hoek, binnen de haag
  • bij aanwezigheid bestaande boom, voor de boom
  • eenvoudige hoofdvorm
  • max. hoogte 2,4 m
  • donkergroene kleur monument, terughoudend, opgebouwd uit hout
  • oppervlakten zoals besproken

Bestaande bomen

  • blijven behouden

Parkeren in openbaar gebied

  • niet op de kavel
  • gereserveerde parkeerplekken

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.

4.2 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Beoordeling

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 240 woningen, 48 zorgeenheden en een paviljoen van 544 m2. De ontwikkeling blijft daarmee (ruim) onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Deze is opgenomen in Bijlage 3 M.e.r. notitie.

4.3 NGE/OO(niet gesprongen explosieven/ontplofbare oorlogsresten)

Duivendaal is niet onderzocht qua NGE/OO. De gemeente heeft aangegeven dat een onderzoek niet verplicht is. In het verleden was een groot deel van Duivendaal bebouwd, waardoor de grond geroerd is. Het risico op niet gesprongen explosieven is dan ook niet zo groot. Om deze reden is er voor gekozen om niet nu maar in het kader van de omgevingsvergunning nader onderzoek te doen.

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering"

Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft z.g.n. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).

De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.

Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).

Relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk en buitengebied   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.

Beoordeling

In de beoogde situatie worden woningen, horeca, zorgeenheden en zorgfuncties gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige en milieuhinderlijke functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich centrumbestemmingen, maatschappelijke bestemmingen, woningen en gemengde bestemmingen. Tevens bevindt zich de ontsluitingsweg N225 ten noorden van het plangebied. De omgeving van het plangebied kan zodoende aan de randen van het plangebied worden getypeerd als 'gemengd gebied'. Binnen in het plangebied is sprake van een 'rustig' gebied.

Milieuhinderlijke functie

Woonzorgeenheden vallen volgens de VNG-brochure in milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter in een gemengd gebied. De horeca in het paviljoen bestaat uit kleinschalige horeca, welke in milieucategorie 1 vallen. Deze mogen in een gemengd gebied naast woningen gerealiseerd worden. Zorgfuncties (ondersteunend aan de zorgwoningen) vallen volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt tot de dichtstbijzijnde woningen in het plangebied voldaan.

Milieugevoelige functie

Ten oosten op een afstand van circa 26 meter bevindt zich een centrumbestemming met een congresfunctie. Conferentie-oorden en congrescentra vallen volgens de VNG-brochure in milieucategorie 1 en mogen naast woningen gerealiseerd worden. Ten noordwesten en westen van het plangebied bevinden zich verschillende gemengde functies, detailhandel en maatschappelijke functies. De maximale milieucategorie die hier is toegestaan is 2 met een richtafstand van 10 meter. De minimale afstand tussen deze functies is 54 meter. Er wordt aan de richtafstand voldaan.

Conclusie

Er wordt aan de richtafstanden voldaan. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Volgens de regels van dit bestemmingsplan, kunnen binnen de bestemming wonen kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan. Deze bedrijfsmatige activiteiten staan opgesomd in Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten van de regels. De activiteiten zijn alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de bij die activiteit behorende richtafstand tot andere woningen.

4.5 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

- Natura 2000-gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

- Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Beoordeling

In september 2023 is door GRAS Advies een quickscan natuurtoets uitgevoerd, om te bepalen of er vanuit de Wet natuurbescherming belemmeringen aanwezig waren (zie Bijlage 4).

Op basis van de resultaten van dit verkennend onderzoek (quickscan) flora en fauna zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen als volgt:

Gebiedsbescherming

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Rijntakken op circa 390 m afstand van het projectgebied en de Veluwe op circa 1,75 km afstand (figuur 4.2). Deze gebieden zijn beschermd vanuit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het wordt hiervan gescheiden door de bebouwde kom van Wageningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0027.jpg"

Figuur 4.2: Ligging van het projectgebied (rood kader) t.o.v. Natura 2000-gebied Rijntakken (groen) en Natuurnetwerk Nederland gebied (gearceerd)

Effectenbeoordeling

Het projectgebied bevindt zich buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden. Verstoring van de Natura 2000-gebieden door trillingen, geluid en licht kan worden uitgesloten. Een AERIUS-berekening om het effect van stikstofemissie op de Natura 2000-gebieden te onderzoeken is wel nodig.

Stikstof

Ten behoeve van de gehele ontwikkeling Duivendaal is in augustus 2023 door Ecofect een stikstofberekening uitgevoerd (zie Bijlage 5). Uit de Aerius berekeningen van de aanlegfase blijkt dat er rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr op de omliggende Natura 2000-gebieden. Met de geplande ontwikkeling vindt er een tijdelijke depositie van 0.05 mol/ha/jr plaats op Natura 2000-gebied de Rijntakken en 0.01 mol/ha/jr op de Veluwe. Dit resultaat is gelijk aan de eerder uitgevoerde berekening en vergunde situatie.

Uit de Aerius berekeningen van de nieuwe gebruiksfase blijkt dat er rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr op de omliggende Natura 2000-gebieden. Met de geplande ontwikkeling vindt er permanente depositie van 0.03 mol/ha/jr plaats op Natura 2000-gebied de Rijntakken en 0.01 mol/ha/jr op de Veluwe.

Dit resultaat is gelijk aan de eerder uitgevoerde berekening en vergunde situatie. Geconcludeerd wordt dat in de aanlegfase en de nieuwe gebruiksfase de nu gehanteerde grenswaarde van de stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jr wordt overschreden. Een vergunning Wet natuurbescherming is noodzakelijk. Deze is op basis de eerder uitgevoerde berekeningen aangevraagd bij de Provincie Gelderland. De vergunning voor deze depositie is op 30 juni 2021 verstrekt. Gezien het feit dat er geen verschillen zijn tussen de “oude” en “nieuwe” berekeningen is een aanvullende vergunning niet noodzakelijk.

Voor deze toename is door de provincie, een vergunning verleend volgens het stikstofregistratiesysteem (zie Bijlage 6 Vergunning stikstof). Voor deze ontwikkeling is voldoende ruimte in het stikstofregistratiesysteem beschikbaar.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De dichtstbijzijnde gebieden behorend tot het Natuurnetwerk Nederland zijn Rijntakken op circa 390 m afstand van het projectgebied en de Veluwe op circa 1,75 km afstand (figuur 4.2). Doordat deze gebieden in de provincie Gelderland liggen, zijn ze onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Deze gebieden vallen deels onder Natura 2000-gebied. Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en wordt hiervan gescheiden door de bebouwde kom van Wageningen.

Soortenbescherming

In de bestaande bebouwing zijn nest- of verblijfplaatsen van vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen aanwezig. Deze bebouwing blijft in takt. Er zijn geen potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen in bomen aangetroffen. Ook zijn er geen jaarrond beschermde nesten in de bomen aangetroffen. Het plangebied kan door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied of vliegroute, maar het betreft geen essentieel foerageergebied of vliegroute. Er is een roekenkolonie aanwezig direct grenzend aan het plangebied.

Indien er geen heiwerkzaamheden plaats gaan vinden en er gewerkt wordt met een ecologisch werkprotocol kunnen negatieve effecten op deze beschermde soorten als gevolg van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling op voorhand worden uitgesloten. Vervolgonderzoek naar beschermde soorten is dan niet nodig.

Alle inheemse in het wild levende vogels zijn beschermd onder de Vogelrichtlijn. Het projectgebied kan (onderdeel van) het leefgebied voor o.a. zangvogels zijn. Het is aannemelijk dat zangvogels de bomen en bosschages in het projectgebied als broedlocatie (gaan) gebruiken. Een nader onderzoek naar vogels en/of een ontheffingsaanvraag is niet benodigd mits werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden óf wanneer wordt voldaan aan ondergenoemde maatregelen.

Verstoring van broedende vogels is verboden
Verstoring van broedvogels kan voorkomen worden door de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen is globaal aan te geven tussen 15 maart en 15 juli, afhankelijk van weersomstandigheden en de specifieke soort. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming. Wanneer werkzaamheden toch binnen het broedseizoen vallen, dienen de aanwezige struwelen/bomen met nesten en de omgeving hiervan niet te worden verstoord, óf het projectgebied wordt maximaal 3 dagen voor de werkzaamheden door een deskundig ecoloog gecontroleerd op de aanwezigheid van broedende vogels.  

Zorgplicht
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat nadelige gevolgen tenminste moeten worden voorkomen, beperken of ongedaan maken. (Wnb Artikel 1.11).  

Conclusie

Negatieve effecten op beschermde (natuur)gebieden en houtopstanden als gevolg van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten.

De aanwezigheid van vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen kan niet worden uitgesloten. Indien gewerkt wordt met een ecologisch werkprotocol is van verstoring van bovengenoemde soorten geen sprake. In dit protocol komen richtlijnen te staan voor de omgang met de mogelijk aanwezige vleermuizen, huismussen gierzwaluwen en roeken.

Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met het werkprotocol.

4.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Beoordeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0028.png"

Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart met plangebied groen omkaderd

Overeenkomstig de risicokaart, waarop relevante risicobronnen worden getoond, vindt er in de omgeving van het plangebied geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen via het spoor, het water of de weg (figuur 4.3). Verder zijn binnen en in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen met een externe werking.

De gemeente heeft aangegeven dat de kruising Lawickse Allee - Kosternoord Allee onderdeel is van route gevaarlijke stoffen.

Ten noordoosten bevindt zich de buisleiding N-568-01 in beheer van de Gasunie. Het betreft een aardgasleiding met een grootte van 6 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Het bijbehorende invloedsgebied is 70 meter. Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 2 kilometer en is hiermee buiten het invloedsgebied gelegen. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Het plan is beoordeeld door de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, zie Bijlage 10 Advies Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. De gegeven adviezen worden meegenomen bij de verdere uitwerking van het plan.

4.7 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk project uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het beleid en normstelling voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 ( = 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk project uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Beoordeling en conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2021 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs alle wegen rond het plangebied onder de grenswaarden liggen. Omdat direct langs de maatgevende weg (Lawickse Allee) aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de het gehele plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de effecten van de toename aan verkeer is de NIBM-tool ingevuld, zie figuur 4.4

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0029.jpg"

Figuur 4.4: Weergave uitkomsten NIBM-tool

Uit de NIBM-tool blijkt dat de verkeerstoename (zie paragraaf 4.12) zorgt voor een toename van 0,97 µg/m³ NO2  en 0,24 µg/m³ PM10 in de lucht. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Als in de berekening het huidige verkeer van de (feitelijke) parkeerfunctie die het terrein nu heeft, er nog van af gaat, betekent dit dat de berekening dus worst case is.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitonderzoek kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief.

4.8 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het gebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Beoordeling

De beoogde ontwikkeling voorziet ten opzichte van de vigerende planologische situatie in een functiewijziging, is in het kader van het bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11 Bodemonderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat:

  • In de bodem zijn tot 1,4 m-mv zintuiglijke bijmengingen met puin en/of kolen aangetroffen. Hieronder zijn tot 1,5 m-mv nog sporen puin aangetroffen. In de zintuiglijk puin- en kolenhoudende bovengrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen, Pak en PCB getoond.
  • In het grondwater van alle peilbuizen is een licht verhoogde gehalten aan barium en xylenen aangetoond. In een peilbuis is tevens een licht verhoogd gehalte aan benzeen aangetoond.

Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek.

Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond voldoet op basis van het Besluit Bodemkwaliteit gemiddeld aan de bodemkwaliteitsklasse Wonen.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Water

Beleid en normstelling

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei & Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Provinciale Omgevingsverordening

Waterschapsbeleid

Het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe heet het Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027. De doelen hiervan zijn samen met de partners van het waterschap vastgesteld, zoals vastgelegd in de Blauwe Omgevingsvisie 2050. Daarbij is rekening gehouden met de wettelijke taken van het waterschap: waterveiligheid en schoon en voldoende oppervlaktewater. De BOP-doelen zijn gecategoriseerd in vijf onderwerpen: waterveiligheid, watersysteem, wonen en zuiveren, circulaire economie en energietransitie.

  • Waterveiligheid: Bij het op orde houden en brengen van de waterkeringen houden zij rekening met andere functies en waarden op en aan de dijk, zoals natuur en biodiversiteit, ruimtelijke kwaliteit en recreatie. Daarbij werken zij samen met inwoners en gebiedspartners.
  • Watersysteem: Er wordt gewerkt aan een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen. Meer focus op ecologie en waterkwaliteit en de toenemende vervlechting van functies vraagt om een kijk op waterbeheer.
  • Wonen en zuiveren: Hier valt het hele proces onder van het verwerken van (extreme) neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem. In het stedelijk gebied houden ze water zoveel mogelijk lokaal vast en infiltreren het in de bodem door meer groen en water in de stad. Deze klimaatadaptatie bevordert de biodiversiteit en draagt bij aan het waterbewustzijn en het verhogen van de leefbaarheid. In samenwerkingsverbanden met gemeenten wordt gewerkt aan uitvoeren van klimaatadaptieve maatregelen en het verbeteren van het huidige watersysteem en rioolstelsel. Ze werken aan het efficiënt onderhouden, optimaliseren en verduurzamen van bestaande installaties en streven naar circulariteit door terugwinning van energie en grondstoffen.
  • Circulaire economie: Waterschap Vallei en Veluwe wil in 2050 volledig circulair zijn. Ze dragen daarin actief bij aan de transitie naar een regionale, circulaire economie. Het Beleidskader Circulaire Economie is hierbij het vertrekpunt. Dat betekent een omwenteling in de manier waarop we omgaan met grondstoffen, samenwerkingen en onze leefomgeving.
  • Energietransitie: Het waterschap is het eerste energieneutrale waterschap in Nederland. In 2050 winnen we al onze energie uit hernieuwbare bronnen en is de CO2-uitstoot met 95 procent verminderd. Nu streven ze naar een klimaatpositieve bijdrage aan onze leefomgeving. Daarmee bedoelen ze dat ze de uitstoot van broeikasgassen minimaliseren, compenseren en/of opslaan in bodem of biomassa. Duurzaam denken en doen zit in het DNA en is onderdeel van iedere opdracht. Ze leggen verbindingen, inspireren en enthousiasmeren om onze Europese en nationale klimaatdoelen en BOVI-doelen te realiseren.

Gemeente

De gemeente Wageningen heeft een Water- en Rioleringsplan (vGRP+) opgesteld voor de periode 2016-2020. Zover bekend is dit beleidsdocument nog steeds het geldend beleid. Hierin is het beleid ten aanzien van grond-, vuil- en hemelwater opgenomen. Nieuwbouwprojecten dienen minimaal van een gescheiden stelsel voorzien te worden, waarbij het hemelwater bij voorkeur lokaal, zichtbaar en bovengronds verwerkt wordt. Deze oplossing biedt een meerwaarde voor de openbare ruimte of het landschap. Verder heeft de gemeente een duurzaamheidsprofiel t.b.v. nieuwbouw opgemaakt. Middels een op te stellen checklist wordt een overzicht verkregen van de mogelijkheden voor duurzaam bouwen op de onderdelen energie, bouwmaterialen en groen/water (natuurinclusief en klimaatbestendig bouwen). (zie ook paragraaf 4.14).

Beoordeling huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt aan Duivendaal in Wageningen. Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de Lawickse Allee en aan de westkant door de Costerweg. Binnen het plangebied is momenteel al bebouwing aanwezig. Hierdoor is het plangebied deels verhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is de locatie niet gekarteerd. Volgens de Bodemkaart is er in de omgeving van het plangebied sprake van kalkloze poldervaaggronden; zware klei. Er is sprake van grondwatertrap IVc. Dit wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) zich op 116 cm onder het maaiveld en de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ondieper op 49 cm-mv ligt. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa 8,3 meter +NAP.

Waterkwantiteit

Het plangebied wordt aan bijna alle kanten begrensd door watergangen behorende tot de categorie B, aan de noord-west kant grenst het plangebied voor een deel aan een A-watergang, zie figuur 4.5. Binnen de beschermingszones geldt conform de Keur van Waterschap Vallei & Veluwe beperkingen voor bouwen en aanleggen ter bescherming van en om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0030.jpg"

Figuur 4.5: Uitsnede legger Waterschap Vallei & Veluwe

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied bevat bestaande bebouwing en is daarmee al aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Ook worden de nieuwe woningen aangesloten op het gemeentelijk riool. Dit zal in nauw overleg met de gemeente worden uitgevoerd.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 240 woningen, paviljoen, zorgeenheden en ondersteunende zorgfuncties.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

Er zullen geen werkzaamheden plaatsvinden in de beschermingszone van de watergangen. Bij nieuwe lozingen vanaf verhard oppervlak op oppervlaktewater geldt dat de hoeveelheid te lozen water geen nadelig effect mag hebben op het ontvangende watersysteem. Vanuit het waterschap geldt een berging van 60 mm per m2 verhard oppervlak ter compensatie. In figuur 4.6 geeft de bestaande verharding weer en in figuur 4.7 zijn de huidige en toekomstige verhardingen van de locatie weergegeve n. Hieruit blijkt dat er momenteel sprake is van 18.974 m2 aan verhard oppervlak. In de toekomstige situatie betreft dit 17.681 m2, hierdoor is er sprake van een afname aan verhard oppervlak. Compensatie is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0031.jpg"

Figuur 4.6: Overzicht huidige verhardingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0032.png"

Figuur 4.7: Overzicht huidige en toekomstige verhardingen

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Er is een afname aan verhard oppervlak. Hierdoor is watercompensatie niet nodig. Negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem kunnen ter plaatse uitgesloten worden.

Desondanks heeft de initiatiefnemer besloten hemelwater van de nieuwbouw niet aan te sluiten op de bestaande riolering maar te infilteren of te bergen in oppervlaktewater.

4.10 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Beoordeling en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet

De Erfgoedwet bundelt wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Cultuurhistorische waardenkaart

De gemeente Wageningen heeft een cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) opgesteld. De waardenkaart is op 26 maart 2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Cultuurhistorie heeft te maken met de grond en hoe deze door mensen werd gebruikt. Dijken, (water-)wegen, akkers en aarden wallen zijn door menselijk handelen tot stand gekomen. Soms zijn ze in het landschap (ten dele) zichtbaar. De CHW brengt de ontwikkeling van de historische cultuurlandschappen en de planmatige uitbreidingen van de stad in beeld.

Beoordeling archeologie

Het plangebied kent in het huidige bestemmingsplan een dubbelbestemming ter bescherming van archeologische waarden. Op basis van deze regeling is archeologisch onderzoek verplicht bij ontwikkelingen ie een grotere oppervlak beslaan dan 250 m2. Omdat de ontwikkeling een groter oppervlak beslaat dat deze grenswaarde is een archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Op basis van het verkennend booronderzoek (zie Bijlage 9 Archeologisch onderzoek) is geconcludeerd dat, op basis van de bodemopbouw en de aanwezige verstoringen, binnen de onderzoekslocatie geen kansrijke zones aanwezig zijn voor het voorkomen van archeologische resten. Het advies is om de onderzoekslocatie vrij te geven.

De regio-archeoloog heeft in 2020 bevestigd dat het gehele plangebied vrij gegeven kan worden en dat de dubbelbestemming kan komen te vervallen.

Ook voor het vrijgegeven plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Beoordeling cultuurhistorie

De gemeente Wageningen heeft een cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) opgesteld. Op basis van de Cultuurhistorische waarden kaart is het plangebied aangeduid als rivieroeverwal en maakt hiermee onderdeel uit van het rivierenlandschap. De ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied en heeft geen effect op het rivierenlandschap.

Het gebied Duivendaal maakt deel uit Kernrand-Noordwest. In dit gebied werd in 1876 de Rijkslandbouwschool (thans WUR) gevestigd: het onderwijs- en laboratoriumcomplex Duivendaal. De huidige gebouwen (Duivendaal 1, 2, 3, 4, 7-9, en 10) binnen het plangebied zijn gemeentelijke monumenten. Deze gebouwen werden gebruikt als schoolgebouwen met enkele ondersteunde functies. Het behoud van deze gemeentelijke monumenten is geregeld in de Erfgoedverordening Wageningen 2019. De versterking van de monumentale waardes van het plangebied is een uitgangspunt bij de planontwikkeling. De huidige cultuurhistorische waardes worden niet belemmerd door de beoogde ontwikkeling en waar mogelijk zelfs verstevigd.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Mobiliteit

Beleid en normstelling

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie berekend op basis van de Nota Parkeernormen Wageningen 2015. Voor de te hanteren normen wordt uitgegaan van een ligging in 'zone 1: binnenstad'. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van het plangebied in de huidige en toekomstige situatie wordt gebruik gemaakt van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van CBS-data voor de gemeente Wageningen uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van 'sterk stedelijk' en voor de ligging wordt uitgegaan van 'schil centrum'. Per kencijfer wordt op basis van het autobezit per huishouden en de omgevingsadressendichtheid conform data van het CBS uitgegaan van de minimum van de bandbreedte.

Parkeren

Met de bewoners van Duivendaal 1,3,4,7,8 en 9 zijn afspraken gemaakt over het parkeren. In totaal worden 11 parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie voor eigen gebruik op maaiveld toegekend aan deze bewoners. Samen met de 10 parkeerplekken op eigen terrein bij Duivendaal 1a en 1 wordt hiermee voorzien in de eigen parkeerbehoefte. De in totaal 21 plekken worden in de parkeerbalans niet meegerekend in het dubbelgebruik. Het bezoekersparkeren wordt in het openbaar gebied gerealiseerd en zijn onderdeel van de totale parkeerbalans van Duivendaal.

In Bijlage 12 Parkeerbalans is de parkeerbalans opgenomen. Conform de Nota Parkeernormen Wageningen 2015, wordt uitgegaan van dubbelgebruik van parkeerplaatsen. De bezoekers van de verschillende functie zijn namelijk niet tegelijkertijd aanwezig. Hiervan uitgaande is er een parkeerbehoefte van 326 plaatsen.

Binnen het plangebied worden 2 parkeergarages aangelegd met in totaal 266 parkeerplaatsen. Daarnaast worden in de openbare ruimte 44 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit zorgt voor een totaal parkeeraanbod van 310 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0033.jpg"

Figuur 4.8: Overzicht parkeren

Deelmobiliteit

Binnen de beoogde ontwikkeling kan de parkeerbehoefte verlaagd worden door middel van het toepassen van deelmobiliteit in de vorm van deelauto's. Conform het gemeentelijke parkeerbeleid geldt bij woningbouw een reductie van 4 parkeerplaatsen per deelauto die structureel deel uitmaakt van het woonaanbod, met een maximum van 50% van de reguliere parkeereis.

De parkeerbehoefte bedraagt 399 parkeerplekken (zone 2). Aangezien niet iedereen tegelijk aanwezig zal zijn, mag je volgens de parkeernota rekenen met een aanwezigheidspercentage. De parkeereis van Duivendaal bedraagt dan 337 parkeerplekken. Door 8 deelauto's in het gebied te plaatsen wordt de parkeereis verlaagd naar 313 (één deelauto vervangt vier parkeerplaatsen, maar de deelauto heeft zelf ook een parkeerplaats nodig).

De huidige parkeerplaatsen binnen het plangebied worden ook gebruikt door bezoekers van de binnenstad. Aan de andere zijde van de Costerweg is hiervoor een parkeerplaats aangelegd. Deze parkeerplaats biedt voldoende ruimte om de te vervallen parkeerplaatsen op te vangen.

Fietsparkeren

In de parkeergarages en kleder (gebouw 8) en in het paviljoen zijn voldoende bergingen en stallingsmogelijkheden voorzien. De bestaande woningen hebben allemaal hun eigen berging en mogelijkheid om fietsen van bezoekers op eigen terrein te stallen. Verder wordt een klein deel van het bezoekersparkeren opgelost in de openbare ruimte. Hiervoor is voldoende ruimte, dit wordt uitgewerkt bij het opstellen van het inrichtingsplan.

Verkeersgeneratie 

In Bijlage 13 Verkeersonderzoek is het verkeeronderzoek opgenomen. In dit onderzoek door RHO in november 2023 wordt ingegaan op de verkeersgeneratie, verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. Uit het onderzoek blijkt dat:

  • De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van 1.489 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. De kruispunten Costerweg en Lawickse Allee kunnen de verkeerstoename van het plan zonder problemen verwerken.
  • Eventuele wachtrijen voor de parkeergarage zullen naar verwachting niet rijken tot aan het fietspad langs de Costerweg. Het is wel aan te raden om de slagboom voor de parkeergarages op enige afstand van de aansluiting met openbare weg inpandig te situeren. Hierdoor wordt de bufferruimte voor auto’s die de garages willen inrijden groter waardoor een eventuele wachtrij minder ver zal terugslaan op de openbare weg. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede.

Inrichting van de openbare ruimte

De inrichting van de openbare ruimte zal voldoen aan verkeerswetgeving. Zoals het RVV1990 en de Uitvoeringsvoorschriften BABW. In het inrichtingsplan wordt qua ruimtegebruik en doorgangsbreedte hiermee rekening gehouden.

Plaatsing van verkeersborden wordt afgestemd met de Gemeente Wageningen als wegbeheerder.

Uit het Gemeentelijk Mobiliteitsplan (2012) volgt dat de weginrichting moet voldoen aan de ontwerprichtlijnen van Duurzaam Veilig Verkeer (in de ontwikkeling als 30 km/u-zone). En dat het materiaalgebruik moet voldoen aan de randvoorwaarden uit het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR). Met daarbij aandacht voor de Inclusieve maatschappij en de toegankelijkheid van gebouwen en de openbare ruimte.

In het VO-inrichtingsplan wordt nader op bovenstaande punten ingegaan en zal nader worden ingegaan op o.a de bereikbaarheid van de brandweer en de vuilniswagens voor de afvalinzameling. Deze zijn allemaal van invloed op het ruimtegebruik en het inrichtingsplan.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.13 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer normen voor geluid van wegverkeers- en spoorweglawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient daarom rekening te worden gehouden met de in de Wgh genoemde grenswaarden en bepalingen.

In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de gevelbelastingen op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals in dit geval nieuw te bouwen woningen. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan, mits voldoende onderbouwd. Het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Wageningen, bepaalt of een overschrijding daadwerkelijk mag plaatsvinden. Dit wordt 'het verlenen van een ontheffing van de voorkeurswaarde' of 'het vaststellen van een hogere grenswaarde' genoemd. Het gaat hierbij om het vaststellen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde en is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of financiële of stedenbouwkundige bezwaren ondervinden.

Indien hogere grenswaarden worden aangevraagd en een locatie is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (de cumulatieve geluidbelasting). Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen. Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk tenzij deze worden voorzien van dove gevels of andere maatregelen.

Wegverkeerslawaai

Conform artikel 74 van de Wgh (zones langs wegen) hebben alle wegen een zone, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De zone is een gebied waarbinnen een nader akoestisch onderzoek verplicht is. De breedte van de zone, aan weerszijden van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buiten stedelijk).

Onderzoek

In augustus 2023 is door GeluidMeesters BV een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie Bijlage 14 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai).

De locatie is gelegen binnen de bebouwde kom in de wettelijke geluidzones van de Lawickse Allee, Costerweg, Walstraat en het Plantsoen. In het onderzoek is de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de voornoemde wegen inzichtelijk gemaakt en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en aan het geluidbeleid van de gemeente Wageningen.

Op de Duivendaal geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur waarvoor in de Wet geluidhinder geen grenswaarden zijn opgenomen. Ook in het geluidbeleid van de gemeente Wageningen worden dergelijke wegen niet expliciet benoemd. In jurisprudentie is bepaald dat voor dergelijke wegen bij een ruimtelijke procedure wel een akoestische afweging noodzakelijk is. Daarom is de geluidbelasting van deze weg inzichtelijk gemaakt. Voor de beoordeling is aansluiting gezocht bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0034.jpg"

Figuur 4.9: Ontwikkelingslocatie met gebouwen nummering

De berekeningen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer zijn uitgevoerd overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift Geluid 2012.

Uit het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai (zie Bijlage 14 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai) blijkt:

Woongebouwen (gebouwen 01, 02, 04, 05, 06, 07 en 08, zie figuur 4.7):

  • voor gebouw 01 zal een hogere waarde moeten worden vastgesteld als gevolg van het verkeer op de Walstraat/Plantsoen;
  • voor de gebouwen 02 en 07 zijn er vanuit akoestisch oogpunt geen knelpunten geconstateerd;
  • voor de gebouwen 04, 05 en 06 zal een hogere waarde moeten worden vastgesteld als gevolg van het verkeer op de Costerweg. Tevens is bij de woningen in gebouw 04 en 05 sprake van een relatief hoge geluidbelasting als gevolg van de Duivendaal. Dit betreft echter een weg met een 30 km/uur regime. In de Wet geluidhinder zijn daarvoor geen grenswaarden opgenomen. Voor dit wegvak wordt dan ook geen hogere waarde vastgesteld;
  • voor gebouw 08 zal een hogere waarde moeten worden vastgesteld als gevolg van het verkeer op de Lawickse Allee.

Paviljoen (gebouw 03):

Het paviljoen is geen geluidgevoelige bestemming en niet nader beschouwd.

Zorggebouw (gebouw 09):

Op het zorggebouw wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden als gevolg van de Lawickse Allee en Costerweg overschreden.

Indien sprake is van een geluidgevoelige bestemming, dan dient een hogere waarde vastgesteld te worden. In de Beleidsregels hogere waarde Wet geluidhinder 2008 van de gemeente Wageningen zijn alleen voorwaarden opgenomen voor het vaststellen van hogere waarden voor woningen. Het advies is bij de indeling van het te realiseren gebouw rekening te houden met de berekende geluidbelasting en met het bevoegd gezag de (eventuele) voorwaarden voor het verlenen van een hogere waarde af te stemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0093Duivendaal-ONT1_0035.png"

Figuur 4.10: Gebouwnummering akoestisch onderzoek

Het stedenbouwkundig plan dat is gebruikt als basis voor bovengenoemd onderzoek is inmiddels goedgekeurd door het College van B&W van de gemeente Wageningen. Ten opzichte van het eerdere plan bevat het goedgekeurde plan enkele wijzigingen:

Het aantal woningen is gewijzigd naar in totaal 253 reguliere wooneenheden (koop/huur), 200 eenheden studentenhuisvesting, en 93 zorgeenheden.

De vormgeving van 3 gebouwen is veranderd: het paviljoen (lager en grotere footprint), het nieuwe gebouw in de monumentenzone (gewijzigde vorm) en het gebouw op de hoek Costerweg-Lawickse Allee. Voor dit laatste gebouw zijn twee varianten mogelijk.


Deze wijzigingen zijn doorgevoerd in het akoestisch rekenmodel, waarbij beide varianten van het hoekgebouw zijn meegenomen.

Naast bovengenoemde wijzigingen is het verkeersonderzoek geactualiseerd. De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in het akoestisch onderzoek uitgevoerd door RHO in december 2023, zie Bijlage 15 Memo wegverkeerslawaai.

Hieruit blijkt dat om het bestemmingsplan in procedure te kunnen brengen de volgende werkwijze moet worden gevolgd:

  • 1. Voor alle gebouwen/gevels worden hogere waarden vastgesteld conform de bijlagen.
  • 2. In de planregels wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor een aanvullende toets bij de aanvraag Omgevingsvergunning aan het geluidbeleid, inclusief een afwijkingsmogelijkheid.
  • 3. De geluidwering wordt geregeld in een voorwaardelijke verplichting op basis van de cumulatieve geluidniveaus volgens de bijlagen.

In de basis wordt hiermee voldaan aan de Wet geluidhinder. Het akoestisch binnenklimaat is geborgd op basis van de hoogst berekende cumulatieve geluidniveaus en de toets aan het geluidbeleid wordt pas uitgevoerd op het moment van de bouwkundige detaillering en ontwerp van de gebouwen.

De gemeenteraad van Wageningen ziet graag een toets aan de WHO-waarden voor geluid. Deze WHO-richtlijnen bevatten aanbevelingen voor de bescherming van de gezondheid van mensen tegen negatieven effecten van omgevingsgeluid. Voor wegverkeer geldt een maximum van 53 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat enkele plekken hier niet aan voldoen. Door middel van akoestische maatregelen wordt een fijn binnenklimaat gegarandeerd van maximaal 33 dB.

De gemeente heeft aangegeven dat er niet aan voldaan hoeft te worden. Voor dit plan is een dergelijke toets overbodig aangezien de 53 dB al wordt overschreden.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen problemen voor de beoogde ontwikkeling. Voor de ontwikkeling worden hogere grenswaarden aangevraagd vanwege het verkeer op de Costerweg en Lawickse Allee. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarden wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

4.14 Duurzaamheid

Beleid en normstelling

Landelijke ambitie

Op 7 december 2016 is de energie agenda gepubliceerd door minister Kamp. De agenda schetst het beleid na 2023 dat moet leiden tot een vrijwel CO2-neutrale economie in Nederland in 2050. De agenda beschrijft de overgang naar een gasvrije maatschappij. Door de toenemende onzekerheid over het aardgas, de effecten van aardgaswinning in Groningen, de toenemende afhankelijkheid van geïmporteerd aardgas en de klimaatdiscussie kiezen projectontwikkelaars, overheden en netbeheerders vaker voor wijken zonder gasleidingen. Nederland wil in 2050 volledig duurzaam zijn en heeft ook de klimaatakkoorden (Parijs) getekend. Een van de maatregelen om volledig duurzaam te worden is het stoppen met aardgas. Alternatieven kunnen zijn: volledig elektrisch met een warmtepomp, blokverwarming of wijkverwarming uit duurzame bronnen.

Op basis van de Wet Voortgang Energietransitie mogen geen vergunningen meer mogen worden afgegeven voor nieuwbouw die wordt aangesloten op een gasnet, tenzij de gemeente hiervoor om zwaar wegende redenen ontheffing verleent.

Routekaart Wageningen Klimaatneutraal

In de routekaart worden de ambities en speerpunten van het Wageningse klimaatbeleid benoemd met verschillende tussenmijlpalen in 2030 en 2040, om tot een klimaatneutraal Wageningen in 2050 te komen. Om de uitdaging tastbaar en werkbaar te maken focust de gemeente op de volgende zes sporen:

  • Energiebesparing en warmtetransitie: besparing van energie van huishoudens en bedrijven in de gebouwde omgeving.
  • Duurzame energieopwekking: het winnen van duurzame warmte uit de zon, bodem, lucht of water en duurzame elektriciteit uit zon en wind.
  • Mobiliteit: het verminderen van verplaatsingen, het stimuleren van verschuivingen van auto naar OV en fiets en tot slot het verminderen van de CO2-uitstoot van de mobiliteit door groene brandstoffen.
  • Circulaire productieketens: het stimuleren van circulaire bouwmaterialen in de gemeente, het circulair inkopen van de gemeentelijke organisatie en het vergroten van de circulariteit van de (huishoudelijke) afvalinzameling.
  • Een klimaatadaptieve en groene stad: het maximaal inzetten op groen en het verbeteren van de biodiversiteit, het optimaal inrichten van onze ruimtelijke ordening om te anticiperen op de gevolgen van klimaatverandering. Indirect draagt dit spoor ook bij aan een lager energieverbruik omdat bv. het voorkomen van hittestress leidt tot het niet aanschaffen van een airco.

Beoordeling .

Duurzaamheid is een belangrijk vertrekpunt bij de ontwikkeling. De gebouwen worden geïsoleerd, zodat deze voldoen aan de standaarden die momenteel gelden voor nieuwbouwwoningen. Concreet betekent dit dat gevels een isolatiewaarde van 4,5 RC krijgen en het dak een isolatiewaarde van 6 RC. De woningen worden gasloos. De bouw zal verder geschieden met duurzame materialen.

Klimaatadaptatie

De inrichting van de buitenruimte wordt klimaatadaptief gerealiseerd. De parkeervakken op het maaiveld en parkpaden worden halfverhard uitgevoerd en in het plangebied wordt veel groen toegevoegd. Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt af ten behoeve van de ontwikkeling.

Doordat veel parkeren plaats vindt onder maaiveld, wordt onnodige verharding voorkomen. Dit komt ten goede aan de klimaatadaptatie en hittestress, zie paragraaf 4.9.

Hitte

Hittegolven treden steeds vaker op, tijdens een hittegolf kunnen de maximale temperaturen overdag in combinatie met beperkte afkoeling in de nacht zorgen voor gezondheidsproblemen. Naast bouwtechnische ingrepen om hitte effecten te verminderen zoals passieve koeling, goede ventilatiemogelijkheden en het beperken van de glasoppervlakken wordt er voornamelijk ingezet op het verkoelende effect van het groen.

Harde (steenachtige) oppervlaktes zorgen voor opwarming van de lucht. Groene oppervlaktes en bomen zorgen voor verkoeling, enerzijds door het vocht dat hierdoor verdampt wordt, anderzijds door de schaduwwerking. Voor Duivendaal kan worden gedacht aan:

  • Verkoelend oppervlak: het gevel- en dakoppervlak van de gebouwen voorzien van vegetatie en werkt daarmee als verkoelend oppervlak.
  • Schaduw: de steeds langer durende, warmere en drogere zomers maken voldoende schaduw onontbeerlijk, zeker voor het gebied waar voetgangers zich bewegen en verblijven.
  • Wind: wind draagt in hete dagen bij aan verkoeling. De overheersende windrichting in hete dagen is zuid tot oost. Tussen de gebouwen is voldoende ruimte aanwezig.

Biodiversiteit

In het ontwerp wordt de natuurinclusiviteit onderzocht. Gedacht wordt aan het toepassen van natuurdaken (tevens wateropvang), nestkastvoorzieningen, insectenkasten en differentiatie aan vegetatie.

Energietransitie

De eis voor nieuwe woningen is dat deze gasloos moeten zijn. Hier wordt bij de beoogde ontwikkeling bij aangesloten. Vanaf 1 januari 2021 moeten nieuwe aanvragen voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). De eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). Voor de ontwikkeling wordt een rapportage BENG opgesteld, welke onderdeel uitmaakt van de vergunningaanvraag.

4.15 Bezonning

Beleid en normstelling

Binnen Nederland worden er geen formele eisen gesteld aan de bezonning van woningen of andere bouwwerken. Wel bestaan er de zogenaamde TNO-normen. Volgens de lichte TNO-norm is er sprake van een voldoende bezonning bij tenminste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari t/m 21 oktober (gedurende 8 maanden) ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. Volgens de strenge TNO-norm is er sprake van een goede bezonning bij tenminste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 21 januari t/m 22 november (gedurende 10 maanden) ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. Het is echter gebruikelijk om bij de beoordeling vooral naar de bezonning van de woonkamer te kijken. Indien de woonkamer grenst aan meerdere gevels mogen vervolgens de zonuren op de betreffende gevels bij elkaar worden opgeteld. De lichte TNO-norm is het meest gangbaar.

Onderzoek

In november 2023 is door Peutz een bezonningsstudie uitgevoerd(zie Bijlage 16 Bezonningsstudie. Het onderzoek is gebaseerd op de rekenkundige bezonning van een 3D-model van de bestaande en de geplande bebouwingssituatie.

Het doel van het onderzoek is het vaststellen of na realisatie van de plannen de bezonning van de omliggende bestaande woonbebouwing voldoet aan de lichte TNO-norm. Het onderzoek is gebaseerd op berekeningen met het softwarepakket Radiance. Hiermee is de potentiële bezonningsduur, de afname van de bezonning alsmede de schaduwwerking op grafische wijze inzichtelijk gemaakt op de data 21 juni (langste dag), 21 juli, 21 augustus, 21 september en 21 oktober. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bezonning van de bestaande woningen op de meeste plaatsen voldoet aan de criteria van de lichte TNO-norm. Op een beperkt aantal gevels voldoet de bezonning op de datum met de laagste zonnestanden, 21 oktober, plaatselijk niet. Dit is doorgaans een beperkte bezonningsafname ten opzichte van de bestaande situatie.

Conclusie

Bezonning is geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groen in de vorm van een park. Hierbij wordt voor de ondergrondse parkeergarage een aanduiding opgenomen.

Artikel 4 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt verschillende maatschappelijke functies mogelijk, zoals tandarts, huisarts e.d. In het plangebied zijn hiermee o.a. de zorgwoningen, workshop/kantoorruimte en het paviljoen (incl. horeca) bestemd.

Artikel 5 Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen om te voorkomen dat daar waar voortuinen aanwezig zijn deze volgebouwd worden. Toegestaan zijn slechts erfafscheidingen en ondergeschikte bouwdelen behorende bij het op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouw.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen en parkeerplaatsen op het maaiveld zijn voorzien van de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. Hier zijn onder meer woonstraten, voet- en (brom)fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, watervoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

Artikel 7 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'vrijstaand': ten behoeve van vrijstaande woningen;
  • 'aaneengebouwd: ten behoeve van aaneengebouwde woningen;
  • 'gestapeld': ten behoeve van gestapelde woningen;
  • ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
  • ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', tevens voor zorgeenheden met ondersteunende functies;
  • ter plaatse van de aanduiding 'studentenhuisvesting', tevens voor de huisvesting van studenten;
  • ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage.

Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan. De maximum bouwhoogte wordt op de verbeelding weergegeven.

5.2.3 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld een bestaande maten regeling en een regeling voor extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt het bevoegd gezag de mogelijkheid geboden om onder voorwaarden af te wijken van bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen, alsmede afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van ontwikkelingen van algemeen nut.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een aantal aanvullende gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel is een artikel opgenomen over de werking van wettelijke regelingen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Tevens wordt er een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer gesloten. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De ingekomen reacties worden verwerkt in het bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Samen met de verzending naar de overlegpartners wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend door eenieder. De ontvangen zienswijzen op het plan worden samengevat en beantwoord in een Nota Zienswijzen.