direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Zuidhorn (herziening)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1969.BPBG17cor1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeenteraad van Zuidhorn heeft op 12 april 2010 het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld, dat betrekking heeft op het gebied buiten de kernen.

Gedeputeerde Staten van Groningen hebben op 18 mei 2010 een reactieve aanwijzing gegeven voor onderdelen van het bestemmingsplan, waardoor deze geen deel uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan. Door gedeeltelijke intrekking van deze aanwijzing en door een uitspraak van de rechter zijn slechts enkele onderdelen van de reactieve aanwijzing in stand gebleven. De instandgebleven reactieve aanwijzing wordt verwerkt in de regels van onderhavig plan. Hierop wordt nader ingegaan in Hoofdstuk 2.

Daarnaast heeft dit plan de functie van veegplan. Op circa 36 locaties is sprake van ontwikkelingen, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend of een wijzigingsplan is vastgesteld dan wel van situaties waarin juist de bestaande situatie op een juiste wijze wordt vastgelegd. Deze locaties worden besproken in Hoofdstuk 3.

Verder zijn er onderwerpen van meer algemene aard die in dit veegplan worden meegenomen, zoals:

  • karakteristieke panden;
  • Beeldbepalende gebouwen;
  • archeologie;
  • plattelandswoningen;
  • provinciale verordening;
  • herstellen omissies.

Deze onderwerpen worden in Hoofdstuk 4 toegelicht.

De juridische planopzet wordt uitgelegd in Hoofdstuk 5.

Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

1.2 Bij het plan behorende stukken

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • Een verbeelding waarop de bestemmingen en gebiedsaanduidingen in het plangebied zijn aangegeven. Voor de percelen waarvan een basisbestemming is opgenomen betreft deze herziening een integrale herziening. Voor de gronden waar alleen een dubbelbestemming is opgenomen betreft deze herziening alleen een partiële herziening.
  • Regels waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. De planregels die onderdeel uitmaken van deze herziening zijn met een gele markering aangegeven in de regels van het vigerende plan uit 2010.
  • Deze toelichting waarin de keuzes in het bestemmingsplan nader gemotiveerd en verantwoord worden.

De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Reactieve aanwijzing en de nieuwe provinciale verordening

2.1 Algemeen

Het huidige bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn werd door de raad vastgesteld op 12 april 2010. Tegen het bestemmingsplan was een aantal zienswijzen ingediend, onder meer door Gedeputeerde Staten van Groningen. Deze zienswijzen zijn niet volledig overgenomen. Op een viertal onderdelen hebben Gedeputeerde Staten bij besluit van 18 mei 2010 een reactieve aanwijzing gegeven vanwege strijdigheid met de provinciale Omgevingsverordening:

  • 1. bebouwing buiten de agrarische bouwblokken;
  • 2. handhaving van de verschijningsvorm van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing met de bestemming “Wonen”;
  • 3. niet-agrarische bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen;
  • 4. hergebruik van vrijkomende bebouwing voor meer dan één woning.
 

Gedeputeerde Staten hebben op 28 juni 2011 hun aanwijzingsbesluit voor onderdeel 2 gedeeltelijk ingetrokken. De intrekking betrof de percelen met de bestemming “Wonen” die in het eerdere bestemmingsplan ook een woonbestemming hadden. Voor deze woonpercelen is het vastgestelde bestemmingsplan in stand gebleven.

Tegen de reactieve aanwijzing heeft de gemeente beroep ingesteld. In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan. Ook wordt ingegaan op de nieuwe provinciale verordening, die Provinciale Staten op 1 juni 2016 hebben vastgesteld (hierna: de Verordening). De onderwerpen waarop de reactieve aanwijzing zag, worden hieronder aan deze nieuwe verordening getoetst.

2.2 Bebouwing buiten de agrarische bouwblokken

Het bouwen van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten de agrarische bouwblokken is in beginsel nog steeds niet toegestaan. Artikel 2.26.1 van de Verordening ziet op concentratie van bebouwing binnen het bouwperceel. In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan onder voorwaarden voorzien in de oprichting van voorzieningen voor mestopslag en voor opslag van veevoer buiten het agrarisch bouwperceel (artikel 2.26.7 van de Verordening). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorzieningen binnen 25 m van de grens van het agrarisch bouwperceel en op meer dan 25 m. Voorzieningen op meer dan 25 m van de grens van het agrarisch bouwperceel zijn alleen toegestaan als deze liggen in een gebied dat daarvoor uit een oogpunt van behoud van landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten aanvaardbaar wordt geacht. De geometrische plaatsbepaling van deze gebieden wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld op voorstel van de gemeente.

De afwijkmogelijkheid voor mest- en voeropslagvoorzieningen buiten het agrarisch bouwperceel is met de bijbehorende voorwaarden opgenomen in de bestemming Agrarisch.

Tot het moment waarop het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met artikel 2.26.7 geldt op basis van de Verordening een rechtstreeks verbod om de voorzieningen voor mestopslag en voor opslag van veevoer buiten het agrarisch bouwperceel op te richten of aan te leggen. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. Gedeputeerde Staten moeten verklaren hiertegen geen bedenkingen te hebben (artikel 2.26.8 Verordening).

2.3 Handhaving verschijningsvorm vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing met de bestemming Wonen

Door de reactieve aanwijzing maken de percelen met een woonbestemming die in het vorige plan een agrarische bestemming hadden niet langer deel uit van het bestemmingsplan. De reactieve aanwijzing was als volgt gemotiveerd.

"Op grond van artikel 4.27, lid 4, van de verordening stelt het bestemmingsplan regels omtrent het hergebruik van bestaande vrijkomende gebouwen. Deze regels voorzien er in ieder geval in dat de functie wonen wordt beperkt tot het hoofdgebouw en dat de bestaande maatvoering in de planregels wordt vastgelegd.

In artikel 4.28, lid 1, van de verordening is aan ons de bevoegdheid toegekend om ten behoeve van vervangende nieuwbouw van woningen een van artikel 4.27 afwijkende regeling vast te stellen. Op grond van lid 2 van dit artikel is een dergelijke regeling uitsluitend van toepassing in situaties waarin met de bouw van een vervangende woning verrommeling van het landschap wordt tegengegaan. Bovendien dient de regeling regels te bevatten ten aanzien van de uiterlijke verschijningsvorm van de op te richten hoofd- en bijgebouwen.

Van de in artikel 4.28, lid 1, van de verordening opgenomen bevoegdheid mogen wij, zo blijkt uit de toelichting daarop, pas gebruik maken nadat tussen ons en de betrokken gemeenten een convenant is gesloten waarin bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder vervangende nieuwbouw van woningen mogelijk is.

Wij stellen vast dat artikel 25 van de planregels geen regeling bevat, waarin de bestaande maatvoering van voormalige agrarische bebouwing die in het verleden reeds een functiewijziging heeft ondergaan (wonen) is vastgelegd. Als gevolg daarvan is sloop van deze bebouwing mogelijk. Aangezien een afwijkende regeling op grond van 4.28, lid 1, van de verordening ontbreekt, kan van het bepaalde in artikel 4.27 van de verordening niet worden afgeweken. De regeling is derhalve in strijd met de verordening.

In verband hiermee geven wij de reactieve aanwijzing dat de plandelen met de bestemming "Wonen" op de verbeelding alsmede artikel 25 (Wonen) van de planregels geen deel blijven uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan."

Tegen deze reactieve aanwijzing is beroep ingesteld. In een uitspraak van 19 november 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat strijd met de Verordening de reactieve aanwijzing niet kan dragen. De Afdeling heeft de aanwijzing echter zo verstaan dat Gedeputeerde Staten hieraan tevens handhaving van het bestendige beleid omtrent het behoud van de omvang van de voormalige agrarische bebouwing bij de functieverandering naar woondoeleinden ten grondslag hebben gelegd. Gedeputeerde Staten voerden in het kader van het geven van verklaringen van geen bezwaar een bestendig beleid dat deze functieverandering in beginsel slechts was toegestaan, indien deze plaatsvond binnen de bestaande bebouwing. Beoogd is dit beleid in de Verordening neer te leggen. Gedeputeerde Staten konden zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat provinciale belangen het geven van een reactieve aanwijzing noodzakelijk maakten met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

In beroep is de reactieve aanwijzing dus overeind gebleven.

In de nieuwe Verordening komt het onderwerp aan bod in artikel 2.13.2. Een bestemmingsplan kan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf, die er in ieder geval toe strekken dat de functie wonen slechts is toegestaan:

  • in het hoofdgebouw;
  • in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in de regionale woonvisie. Op dit moment is dat de Regionale woonvisie Westerkwartier (2015), vastgesteld door de raad van Zuidhorn op 9 maart 2015.

Ter voldoening hieraan is in de bestemmingsomschrijving van 'Wonen' toegevoegd dat het wonen uitsluitend mag plaatsvinden in de bestaande woning en de bestaande aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen door één huishouden (bestaande situaties uitgezonderd).

2.4 Niet-agrarische bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen

Aan bestaande, legaal tot stand gekomen niet-agrarische bedrijven is een bedrijfsbestemming toegekend. De bestaande bedrijfsvloeroppervlakte is de toegestane oppervlakte. In het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn was een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor een uitbreiding van de toegestane oppervlakte van de bedrijfsbebouwing. Daarbij was uitsluitend voor bedrijven gelegen binnen de plandelen met de nadere aanduiding "singelgebied" bepaald dat de uitbreiding niet meer mocht bedragen dan 20% van het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel deel uitmaakte van een open laagte.

Bij de reactieve aanwijzing hebben Gedeputeerde Staten het volgende overwogen.

"Op grond van artikel 4.27, lid 8, van de verordening stelt het bestemmingsplan regels ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande niet-agrarische bedrijven. Deze regels betreffen in elk geval:

a. de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden, niet zijnde biomassavergisting als industriële activiteit, tot een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing tot een percentage dat de 20% niet mag overstijgen;

b. de voorwaarde dat de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast.

Op grond van artikel 4.28, lid 3, van de verordening kunnen wij ten behoeve van bedrijfsuitbreiding voor een gemeente dan wel voor een groep van gemeenten een afwijkende regeling vaststellen, mits er een directe relatie ligt tussen de mogelijkheden voor bedrijfsuitbreiding en landschappelijke kwaliteit. Volgens de toelichting op dit artikel is een afwijkende regeling bedoeld om ruimte te laten voor gebiedsgerichte ontwikkelingen. Voorwaarde daarbij is dat tussen de provincie en de betrokken gemeenten een convenant is gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de totale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing met meer dan 20% mag uitbreiden.

Wij stellen vast dat een afwijkende regeling op grond van 4.28, lid 3, van de verordening ontbreekt. In verband daarmee dient de uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijfsgebouwen, gelet op artikel 4.27, lid 8, onder a, van de verordening, beperkt te blijven tot maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte. De ontheffingsbevoegdheden bieden echter ruimte voor uitbreidingsmogelijkheden van meer dan 20%. De ontheffingsbevoegdheid voor uitbreiding van bestaande bedrijven is derhalve met de verordening in strijd.

In verband hiermee geven wij de reactieve aanwijzing dat de volgende onderdelen geen deel blijven uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan: de artikelen 7.4.1 onder b (Agrarisch Paardenhouderij), 9.4.1. onder b (Bedrijf), 12.4.1 onder b (Bedrijf-Opslag) en 13.4.1 onder a (Horeca)."

Tegen deze aanwijzing is beroep ingesteld.

De Afdeling heeft overwogen dat de toepassingsvoorwaarden bij de vermelde artikelonderdelen cumulatief gelden. Hieruit volgt dat de desbetreffende ontheffingsbevoegdheden niet voorzien in uitbreiding van de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%. Gelet hierop hebben Gedeputeerde Staten zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het plan in strijd is met artikel 4.27, achtste lid, van de Verordening. De Afdeling heeft de reactieve aanwijzing vernietigd voor zover daarbij een aanwijzing is gegeven met betrekking tot de artikelen 7, lid 7.4.1, onder b, 9, lid 9.4.1, onder b, 12, lid 12.4.1, onder b, en 13, lid 13.4.1, onder a, van de planregels.

In beroep zijn deze artikelen dus overeind gebleven.

In de nieuwe Verordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied geen bestemmingen bevat die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling (artikel 2.13.1).

In afwijking hiervan (artikel 2.13.5 lid 1) kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid tot:

  • a. uitbreiding van bebouwing van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing; en
  • b. uitbreiding van het bouwperceel tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, waarbij rekening wordt gehouden met:
    • 1. de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
    • 2. de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
    • 3. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
    • 4. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
    • 5. het aspect nachtelijke lichtuitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPBG17cor1-VA01_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPBG17cor1-VA01_0002.png"

Artikel 2.13.5 van de Verordening biedt ook mogelijkheden om onder voorwaarden buiten het bestemmingsvlak te bouwen ten behoeve van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Omdat de grond buiten een bestemmingsvlak diverse bestemmingen kan betreffen, is deze mogelijkheid opgenomen in de algemene wijzigingsregels. Onderscheid wordt gemaakt tussen uitbreidingen van minder en meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel. Uitbreidingen van meer dan 20% zijn aan strengere voorwaarden verbonden.

2.5 Hergebruik van vrijkomende bebouwing voor meer dan één woning

In het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn was de bevoegdheid opgenomen om (agrarische) bedrijfsbestemmingen te wijzigen in de bestemming "Wonen" waarbij binnen voormalige bedrijfsbebouwing één of meerdere woningen konden worden gerealiseerd.

Bij de reactieve aanwijzing hebben Gedeputeerde Staten het volgende overwogen.

"Bij besluit van 8 december 2009 hebben wij op grond van artikel 4.7, lid 1, van de verordening de nieuwbouwruimte vastgesteld voor elke gemeente. Ingevolge lid 2 van artikel 4.7 van de verordening stelt een bestemmingsplan op expliciete wijze regels over het maximaal aantal te bouwen woningen. Deze verplichting geldt tevens indien een bestemmingsplan in nieuwe woningbouw voorziet in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. Op grond van het derde lid dient de toelichting op een bestemmingsplan met nieuwe woningbouw inzicht te bieden in het aantal woningen dat op grond van of krachtens andere bestemmingsplannen in de gemeente kan worden gebouwd. Ingevolge lid 4 mag het maximaal aantal te bouwen woningen, vermeerderd met het aantal nieuwe woningen dat op grond van of krachtens andere bestemmingsplannen, kan worden gebouwd de nieuwbouwruimte niet overschrijden. Het vierde lid is niet van toepassing op bedrijfswoningen, vrijkomende gebouwen in het buitengebied die (mede) in gebruik worden genomen voor één individuele woning, bedoeld in artikel 4.27, derde lid, nieuwbouw ter vervanging van niet-zelfstandige woonruimte voor ouderen en gehandicapten voor dezelfde doelgroep en landgoederen.

Wij stellen vast dat in de planregels het aantal - via wijziging van het bestemmingsplan - te realiseren woningen niet expliciet is begrensd. Tevens biedt de toelichting geen inzicht in het maximum aantal woningen dat op grond van of krachtens andere bestemmingsplannen in de gemeente kan worden gebouwd. In verband daarmee is niet objectief aangetoond dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, voor zover het betreft het gebruik van gebouwen voor meer dan één woning, niet leidt tot overschrijding van de nieuwbouwruimte. Dit betekent dat het plan op dit punt in strijd is met artikel 4.7 van de verordening.

In verband hiermee geven wij de reactieve aanwijzing dat de volgende onderdelen geen deel blijven uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan: de artikelen 4.8.2 onder b (Agrarisch-Agrarisch bedrijf 1), 5.7.2 onder b (Agrarisch-Fruitteelt), 6.8.2 onder b (Agrarisch-Kwekerij), 7.7.2 onder b (Agrarisch-Paardenhouderij), 9.6.2 onder b (Bedrijf), 12.6.2 onder b (Bedrijf-Opslag), 13.5.2 onder b (Horeca), 14.5.2 onder b (Maatschappelijk)."

Tegen deze aanwijzing is beroep ingesteld.

De Afdeling heeft overwogen dat het provinciebestuur zich in redelijkheid het belang van borging van de nieuwbouwruimte heeft kunnen aantrekken. Burgemeester en wethouders hebben niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is om in het plan expliciete regels over het maximum aantal te bouwen woningen op te nemen. De gevolgen voor de nieuwbouwruimte dienen reeds in het kader van het bestemmingsplan aan de orde te komen.

In beroep is de reactieve aanwijzing dus overeind gebleven. Het plan bevat geen mogelijkheid om meerdere woningen te vestigen in voormalige bedrijfsgebouwen.

Op basis van artikel 2.13.2. kunnen vrijgekomen gebouwen worden hergebruikt voor de functie wonen, maar uitsluitend:

  • in het hoofdgebouw;
  • in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in de regionale woonvisie.

Deze laatste mogelijkheid is bij deze herziening in de regels opgenomen als wijzigingsbevoegdheid.

Verder bevat de Verordening een ruimte-voor-ruimte-regeling (artikel 2.13.4). Meer hierover in paragraaf 4.9.4.

Hoofdstuk 3 Wijzigingen per locatie

 

3.1 Algemeen

Uitgangspunt van deze herziening is enerzijds het aanpassen van het bestemmingsplan Buitengebied naar aanleiding van de reactieve aanwijzing van de provincie (rekening houdend met de uitspraak van de Raad van State) en anderzijds het doorvoeren van een aantal actualisaties en het herstellen van een aantal omissies. Samen met het al in werking zijnde bestemmingsplan Buitengebied ontstaat zo een actuele planologische regeling.

3.2 Medenerweg 13 - Den Ham

Het agrarisch bedrijf op het perceel Medenerweg 13 te Den Ham heeft plannen om de agrarische bedrijfsvoering uit te breiden tot maximaal 2 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en gedeeltelijk de dubbelbestemmingen 'Waarde - Wierde' en 'Waarde - Archeologie'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De beoogde uitbreiding vindt buiten het bouwvlak plaats.

De initiatiefnemer heeft voor de beoogde uitbreiding een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 5 toegevoegd. fGeconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Voor het plan is een MER-beoordeling opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 6. De omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving leveren geen belemmering op.

Op basis van artikel 2.26.3 van de provinciale verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing die als bijlage 5 is opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.

Op dit moment is de gemeente bezig met het opstellen van een visie passend landschappelijk bouwen Middag Humsterland. Het is voor dit perceel van belang dat er geen 'standaard' loopstal wordt geplaatst. De loopstal wordt derhalve gebouwd in lijn met de nog op te stellen visie gebouwd.

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en is niet groter dan 2 hectare.

3.3 Pieterzijlsterweg 5 - Pieterzijl

Het agrarisch bedrijf op het perceel Pieterzijlsterweg 5 direct ten zuiden van Pieterzijl heeft plannen om de agrarische bedrijfsvoering uit te breiden naar 1,7 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De beoogde uitbreiding vindt buiten het bouwvlak plaats.

De initiatiefnemer heeft voor de beoogde uitbreiding een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 7 toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Op basis van artikel 2.26.3 van de provinciale verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 7 bij toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft daarbij onder de 2 hectare.

3.4 Lageweg 34 - Grijpskerk

Op het woonperceel Lageweg 34 is een bedrijf aan huis gevestigd in de vorm van een hondenkennel. Dit betreft een al jaren bestaande situatie. Dergelijke bedrijven aan huis zijn in het onderliggende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' geregeld middels de aanduiding 'bedrijf aan huis', waarbij de bedrijven in het tabel van artikel 25.1 specifiek worden benoemd. Deze functies zijn ondergeschikt aan de woonfunctie. Vanuit milieutechnisch oogpunt zijn deze functies aanvaardbaar.

Voor het perceel Lageweg 34 wordt derhalve voorzien van de aanduiding 'bedrijf aan huis'. In de tabel van artikel 25.1 wordt het adres Lageweg 34 met daarbij de functie hondenkennel toegevoegd. De functie is alleen toegestaan binnen de bestaande oppervlakte.

3.5 Spanjaardsdijk Noord 2 - Den Ham

Voor het perceel Spanjaardsdijk Noord 2 te Den Ham is op 22 mei 2015 voor de bouw van een nieuwe woning een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten 'bouwen' en 'afwijken van het bestemmingsplan'. De vergunning is opgenomen in bijlage 8.

Het onderdeel 'afwijken van het bestemmingsplan' betreft een binnenplanse afwijking in verband met het overschrijden van de maximale grondoppervlakte van de woning. Deze bedraagt 229 m2 in plaats van de maximaal toegestane oppervlakte van 120 m2. In het geldende bestemming is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2. Dit is overeenkomstig artikel 2.13.8 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, niet groter mag zijn dan 300 m².

De tweede afwijking heeft betrekking op een afwijkende dakvorm, waarvoor in het bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is opgenomen.

Ten behoeve van een optimale inrichting van het woonperceel heeft een grondruil plaatsgevonden. Het bestemmingsvlak wordt op het toekomstige woonperceel afgestemd. De oppervlakte van het bestemmingsvlak neemt in de nieuwe situatie niet toe.

3.6 Electraweg 4 - Oldehove

Het perceel Electraweg 4 te Oldehove heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De agrarische bedrijfsvoering is echter beëindigd en wordt gebruikt ten behoeve van de woonfunctie met een nevenactiviteit in de vorm van een natuurboerderij waar educatieve bijeenkomsten worden gehouden. Deze functies vinden plaats in de bestaande bebouwing. Tevens vinden geen wijzigingen aan de landschappelijk kenmerken van het erf plaats. De bestaande kenmerken blijven gecontinueerd.

Dergelijke bedrijven aan huis zijn in het onderliggende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' geregeld middels de aanduiding 'bedrijf aan huis', waarbij de bedrijven in de tabel van artikel 25.1 specifiek worden benoemd. Deze functies zijn ondergeschikt aan de woonfunctie en veroorzaken geen overlast naar omwonenden. Vanuit milieutechnisch oogpunt zijn deze functies dan ook aanvaardbaar.

Het perceel Electraweg 4 krijgt de bestemming 'Wonen' met daarbij de aanduiding 'bedrijf aan huis'. In de tabel artikel 25.1 lid h wordt het adres Electraweg 4 met daarbij de functie educatieve bijeenkomsten toegevoegd. De functie is alleen toegestaan binnen de bestaande oppervlakte.

3.7 De Ruige Waard 7 - Kommerzijl

Nabij het agrarisch bedrijf aan de Ruige Waard 7 liggen restanten van het dijklichaam Ruigezandsterpolder. In het geldende bestemmingsplan is het dijklichaam Ruigezandsterpolder beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Dijk'. Bij de gemeente is het verzoek ingediend om op een gedeelte van de gronden ter hoogte van de dubbelbestemming 'Waarde - Dijk' de gronden af te graven. Echter op basis van de geldende regeling is dit niet toegestaan.

In beginsel zijn oude dijken binnen de provincie beschermd. De oude dijken zijn op kaart 7 van de Verordening aangeven (zie uitsnede figuur 1). In artikel 2.57.4 van de Verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan niet voorziet in bouwmogelijkheden die leiden tot wijziging van het profiel van de 'oude dijken' of delen of restanten daarvan. Er geldt een verbod op het diepploegen, egaliseren en afschuiven van dijkgronden. Op basis van hetzelfde artikel dient in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen te worden die voorziet in regels gericht op bescherming van de landschapselementen die met de oude dijken samenhangen, waaronder coupures, schotbalkloodsjes en kolken.

Voor de gronden waar de aanvraag betrekking op heeft, heeft de provincie geen beschermende regeling opgenomen. Deze gronden liggen ten noorden van de rode lijn in figuur 1.

Uit onderzoek blijkt dat het herstellen van de afgegraven delen niet realistisch is. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 9.

In dit bestemmingsplan wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Dijk' ter hoogte van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft er afgehaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPBG17cor1-VA01_0003.png"

Figuur 1 Uitsnede kaart 7 'Landschap' provinciale verordening

3.8 Gaweg 8 - Zuidhorn

Aan de Gaweg 8 in Zuidhorn is een hoveniersbedrijf gevestigd. Er is hierbij geen sprake van eigen kweek in de vorm van bijvoorbeeld houtteelt, bos en boomgarden. De openheid van het gebied wordt dan ook niet aangetast. Bij het bedrijf wordt gewoond en er worden cursussen gegeven. Tevens is een parkeerruimte aanwezig, waarvoor in de huidige situatie een vergunning verleend is.

In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen'. De omliggende gronden hebben de bestemming 'Agrarisch'. Binnen beide bestemmingen is een hoveniersbedrijf niet toegestaan. Om de gewenste situatie planologisch mogelijk te maken dient, overeenkomstig de systematiek van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn', de bestemming gewijzigd te worden naar de bestemming 'Bedrijf' met daarbij de aanduiding 'bedrijf'. Met de beoogde bestemming wordt een hoveniersbedrijf met een bedrijfsoppervlakte groter dan 500 m2 mogelijk gemaakt.

In de tabel van artikel 9.1 lid c wordt het adres Gaweg 8 met de functie hoveniersbedrijf toegevoegd. In de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte. Omdat nog geen vergunning is verleend en er dus nog geen sprake is van 'het bestaande oppervlak', wordt de ruimtelijk aanvaardbaar geachte oppervlakte in de bouwregels opgenomen.

Het vestigen van een hoveniersbedrijf is passend binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' zijn mogelijkheden opgenomen om op een voormalige agrarische bedrijfslocaties de bestemming te wijzigen ten behoeve van een hoveniersbedrijf.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat:

  • 1. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
  • 2. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
  • 3. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt.

In artikel 2.13.3 van de Verordening is een bepaling opgenomen waarbij het mogelijk is om

een of meer nieuwe, bijbehorende bouwwerken op te richten met een grotere oppervlakte dan 20% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van gebouwen. Hiervoor dienen in de planregeling voorwaarden te zijn opgenomen op grond waarvan een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend als voor deze uitbreiding de maatwerkmethode is gevolgd onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, waarbij rekening wordt gehouden met:

  • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
  • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
  • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
  • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
  • het aspect nachtelijke lichtuitstraling.

Voor de ontwikkeling is de maatwerkmethode gevolgd. Zie bijlage 10 Hiermee wordt de uitbreiding, conform de regels uit de verordening, van de kapschuur mogelijk gemaakt.

3.9 E.H. Woltersweg 23 - Aduard

In 2008 is vergunning verleend voor het realiseren van een tweetal woonruimten (appartementen) en een atelier in de schuurruimte van de voormalige boerderij Evert Harm Woltersweg 23 te Aduard (zie bijlage 4). De woonruimten en atelier kennen een tweetal verdiepingen met respectievelijk 494,4 m2, 369,3 m2 en 362,1 m2. Daarnaast wordt het bestaande woonhuis van de boerderij bewoond door initiatiefnemers.

Het perceel krijgt derhalve de bestemming 'Wonen'.

3.10 Stationsweg 20a - Visvliet

Aan de Stationsweg 20a te Visvliet was een intensieve veehouderij gevestigd. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met daarbij de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbinnen een dergelijk agrarisch bedrijf is toegestaan. De bedrijfsvoering is ondertussen beëindigd.

Bij de gemeente is het verzoek binnengekomen om in de voormalige agrarische bebouwing een kleinschalig aannemersbedrijf uit milieu categorie 2 te beginnen. Er is geen sprake van nieuwbouw.

Bij een dergelijke functie dient rekening gehouden te worden met een milieuafstand van 30 meter ten opzichte van milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies bevinden zich op een afstand van meer dan 30 meter ten opzichte het toekomstige bestemmingsvlak. Vanuit milieutechnisch oogpunt is de functie dan ook aanvaardbaar.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat:

    • 1. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
    • 2. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
    • 3. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt.

De in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' opgenomen mogelijkheden om op een voormalige agrarische bedrijfslocatie niet-agrarische bedrijvigheid te vestigen worden aangepast aan het provinciale beleid. Meer hierover in paragraaf 4.9.

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Bedrijf' is de functie timmerwerkplaats genoemd en is bepaald dat uitsluitend zijn toegestaan 'binnenopslag en binnenstalling van bouwmaterialen, machines en gereedschappen en voertuigen, waaronder caravans'. Daarmee wordt aan de provinciale voorwaarden voldaan.

Binnen de bestemming 'Bedrijf' krijgt het perceel de aanduiding 'bedrijf' overeenkomstig de systematiek van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn'. Om eventuele toekomstige uitbreidingsmogelijkheden tegen te gaan, is het bestemmingsvlak kleiner ten opzichte van het bestaande bestemmingsvlak. De gronden die niet bestemd zijn als 'Bedrijf' hebben de bestemming 'Agrarisch' zonder bebouwingsmogelijkheden gekregen.

3.11 Rijksstraatweg 48 - Niezijl

Het perceel Rijksstraatweg 48 te Niezijl heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Het bedrijf wordt ook als zodanig gebruikt, waardoor de bestemming in stand wordt gelaten.

3.12 Poelweg 20 - Grijpskerk

Op het perceel Poelweg 20 te Grijpskerk was voorheen een aannemersbedrijf gevestigd. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Bedrijf' met daarbij de aanduiding 'bedrijf'. Op basis van deze bestemming is een aannemersbedrijf toegestaan.

De bedrijfsvoering is echter beëindigd en wordt in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van de woonfunctie. In de toekomstige situatie is sprake van een verbeterde milieusituatie ten opzichte van de woningen in de omgeving van het perceel. Er is namelijk geen sprake meer van een bedrijfsfunctie. Met de nieuwe woonfunctie zijn bedrijfsactiviteiten niet meer mogelijk, waardoor de milieusituatie verbetert.

De functiewijziging levert ook geen belemmeringen op voor de bestaande (agrarische) bedrijvigheid in de omgeving. Deze liggen op voldoende afstand.

Het voormalige bedrijfsperceel krijgt de bestemming 'Wonen'. In de algemene gebruiksregels is bepaald dat vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor bewoning.

3.13 Hoendiep Westzijde 66 - Zuidhorn

Aan de Hoendiep Westzijde 66 te Zuidhorn is een bedrijf gevestigd met een bed & breakfast. Voor de bed & breakfast is op 29 juli 2014 een omgevingsvergunning verleend (zie bijlage 11). De oppervlakte die voor de bed & breakfast wordt aangewend is circa 90 m2. Het geldende bestemmingsplan voorziet alleen in bed & breakfast tot 50 m2. Om de vergunde situatie planologisch vast te leggen wordt het perceel met de bestemming 'Bedrijf' voorzien van de aanduiding 'bedrijf'. Naast de logiesverstrekking gaat de eigenaar van het bedrijf fietsverhuur en fietsarrangementen beginnen. Om het karakter van de voormalige boerderij te behouden worden tevens vrije uitloop kippen gehouden als neventak. Deze functies zijn tevens opgenomen binnen de aanduiding 'bedrijf'. De functies zijn alleen toegestaan binnen de bestaande bebouwing.

3.14 Tankstation Boerema bij rotonde nabij Oostergast

In het geldende bestemmingsplan 'Zuidhorn Buitengebied' is op de gronden bij de rotonde nabij Oostergast binnen de bestemming 'Verkeer - 3' een ontheffingsgebied (aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied') opgenomen voor het verlenen van ontheffing voor de verkoop van motorbrandstoffen (artikel 19.5 in combinatie met artikel 19.3 van de regels).

In artikel 41 Algemene ontheffingsregels van het plan is hiervoor een afwijkingskader opgenomen, te weten:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Het toekomstig tankstation zal een belangrijk aandeel voor het aanzicht van het dorp Zuidhorn gaan vormen. Het is de toegangspoort tot het dorp vanaf de oostzijde. Het is van groot belang dat de ruimtelijke uitstraling van het tankstation op deze locatie kwalitatief hoogwaardig is. Om dit te waarborgen wordt in artikel 19.5.1 de voorwaarde opgenomen dat sprake moet zijn van bebouwing met een kwalitatief hoogwaardige ruimtelijke uitstraling.

3.15 Jensemaweg 3 - Oldehove

Het perceel Jensemaweg 3 te Oldehove heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' met daarbij de functieaanduiding 'bedrijf aan huis'. Op het voormalige boerderijperceel zijn naast de woonfunctie de ondergeschikte nevenfuncties logies, wellness en conferenties toegestaan. Voor deze activiteiten is in 2008 een omgevingsvergunning verleend.

Er is een verzoek bij de gemeente ingediend om de bestaande functie uit te breiden met een horecafunctie en een kleinschalige kampeerterrein. Het betreft een kampeerterrein met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2 voor kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. De horecafunctie betreft het ter beschikking stellen van zalenverhuur ten behoeve van vergaderingen, feesten, en partijen.

In de beoogde situatie is geen sprake meer van (bedrijfs)activiteiten die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Om de gewenste horeca activiteiten planologisch mogelijk te maken dient de bestemming gewijzigd te worden naar de bestemming 'Horeca' met daarbij een regeling waarbij tevens een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan. Dit overeenkomstig de systematiek van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn'.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat:

    • 1. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
    • 2. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
    • 3. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt.

De activiteiten zijn naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar. Het perceel ligt in een open gebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object is circa 70 meter. Van milieuhinder ter plaatse van de omliggende woningen zal dan ook geen sprake zijn.

De mogelijkheden van opslag en detailhandel zijn beperkt in die zin dat ze alleen zijn toegestaan ten dienste van de horecabestemming.

De regeling voor het kleinschalig kampeerterrein is overeenkomstig het geldende plan en past binnen het provinciale beleid voor kleinschalige kampeerterreinen bij (voormalige) agrarische bedrijven.

3.16 Bouwderij De Kampen 5 - Oldehove

Het perceel De Kampen 5 te Oldehove heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De agrarische bedrijfsvoering is echter beëindigd en wordt in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van een aannemersbedrijf. Deze functie vindt plaats in de bestaande bebouwing (circa 675 m2). Er vinden geen wijzigingen plaats aan de landschappelijk kenmerken van het erf; de bestaande kenmerken blijven gecontinueerd.

Voor een dergelijke functie dient rekening gehouden te worden met een milieuafstand van 30 meter ten opzichte van milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies bevinden zich op een afstand van meer dan 500 meter ten opzichte het toekomstige bestemmingsvlak. Vanuit milieutechnisch oogpunt is de functie dan ook aanvaardbaar.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' zijn mogelijkheden opgenomen om van een voormalige agrarische bedrijfslocatie de bestemming te wijzigen ten behoeve van een bedrijf. Om de gewenste situatie planologisch mogelijk te maken wordt in de systematiek van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' de bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'bedrijf'. In de tabel artikel 9.1 lid c wordt het adres De Kampen 5 met daarbij de functie bouwbedrijf toegevoegd.

Om eventuele toekomstige uitbreidingsmogelijkheden tegen te gaan is het bestemmingsvlak kleiner ten opzichte van het bestaande bestemmingsvlak. De gronden die niet bestemd zijn als 'Bedrijf' hebben de bestemming 'Agrarisch' zonder bebouwingsmogelijkheden gekregen.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat:

  • a. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
  • b. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
  • c. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt.

Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voor de omgeving ontstaat geen hinder. De mogelijkheden van opslag van materialen en goederen wordt beperkt door het bestemmingsvlak te beperken. In de bestemming 'Bedrijf' is detailhandel niet toegestaan.

3.17 Bescherming Oude Heereweg Noordhorn

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in bestemmingsplannen aandacht worden besteed aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in het bestemmingsplan worden beschermd.

De Oude Heereweg is een historische route op de oude dijk van Friesland naar Groningen. De dijk zelf bestaat inmiddels niet meer, maar deze is nog op verschillende manieren zichtbaar in het landschap. Het oude tracé loopt in Noordhorn vanaf de Herberg de Gouden Leeuw in westelijke richting. De loop van de Oude Heerenweg is rond 1840 verschoven naar de nieuwe dijk langs Niezijl, maar een deel van het tracé op de oude locatie is gebleven. In bijlage 12 en 13 is een uitgebreide beschrijving van de landschaps- en cultuurhistorische ontwikkeling van de Oude Heereweg en zijn omgeving opgenomen. De ligging van de nog zichtbare kenmerken van de Oude Heereweg is weergeven in figuur 2. Figuur 3 geeft een aanzicht op de nog zichtbare kenmerken van de weg.

De kenmerken van de Oude Heerenweg zijn als volgt:

  • Ten eerste volgen de boerderijen ter hoogte van Oxwerd de voormalige dijk;
  • Ten tweede zijn de hoogteverschillen zichtbaar die zijn ontstaan als gevolg van de aanleg: de voormalige buitendijkse gronden zijn hoger opgeslibd dan het binnendijkse land;
  • Ten derde volgen ook de afwateringssloten nog de voormalige dijk;
  • Tot voor kort was het tracé van deze weg nog te herkennen als onverharde grasbaan (zie figuur 3);
  • Als de lijn verder naar het oosten doorgetrokken wordt, ligt het slotenpatroon en de Oude Heerenweg duidelijk in het verlengde en sluit aan op de keileemrug van Noord- en Zuidhorn.

De Oude Heereweg is middels de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur' opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Tot met het bestemmingsplan strijdig gebruik is verklaard het gebruik van de gronden ter plaatse van die aanduiding op een zodanige wijze dat de bestaande kenmerken, zichtbaarheid en/of herkenbaarheid van de Oude Heereweg verloren gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPBG17cor1-VA01_0004.png"

Figuur 2 Ligging Oude Heerenweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.BPBG17cor1-VA01_0005.png"

Figuur 3: Vooraanzicht op de Hoge Heerenweg.

3.18 Oude Dijk 1- Niehove

Op het woonperceel Oude Dijk 1 te Niehove is een bedrijf aan huis gevestigd in de vorm van een hoverniersbedrijf. Dit betreft een al jaren bestaande situatie. Dergelijke bedrijven aan huis zijn in het onderliggende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' geregeld middels de aanduiding 'bedrijf aan huis', waarbij de bedrijven in het tabel van artikel 25.1 lid h specifiek worden benoemd.

De functie is ondergeschikt aan de woonfunctie en veroorzaakt geen overlast naar omwonenden. Vanuit milieutechnisch oogpunt is deze functie dan ook aanvaardbaar. Het perceel Oude Dijk 1 wordt voorzien van de aanduiding 'bedrijf aan huis'. In de tabel artikel 25.1 lid h wordt het adres Oude Dijk 1 met daarbij de functie 'hovenier' toegevoegd. Voor zover deze functie om bebouwing vraagt, is de functie alleen toegestaan binnen de bestaande oppervlakte. De hoveniersactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als het erfinrichtingsplan in acht wordt genomen. Het erfinrichtinsgplan is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

3.19 Aduarderdiep 5 - Den Ham

Op het woonperceel Aduarderdiep 5 is een bedrijf aan huis gevestigd in de vorm van een kantoor. Dit betreft een situatie waarvoor in 2015 een omgevingsvergunning is verleend (zie bijlage 14). De aanvraag is destijds getoetst aan het oude bestemmingsplan 'Buitengebied Aduard' (vastgesteld op 12-07-1993). Vanwege een reactieve aanwijzing van de provinciale staten maakte het perceel niet langer deel uit van het bestemmingsplan. De reactieve aanwijzing was gegeven omdat in de woonbestemming van voormalige agrarische bebouwing de bestaande maatvoering niet was vastgelegd.

De initiatiefnemer heeft voor de beoogde woon- en kantoorfunctie destijds een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 14 toegevoegd. Geconcludeerd is dat er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Intussen eist de Verordening niet langer dat de bestaande maatvoering wordt vastgelegd.

Het perceel Aduarderdiep 5 wordt derhalve voorzien van de bestemming 'Wonen'. Bedrijven aan huis zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' geregeld middels de aanduiding 'bedrijf aan huis', waarbij de bedrijven in het tabel van artikel 25.1 lid h specifiek worden benoemd. Conform deze systematiek krijgt het perceel de aanduiding 'bedrijf aan huis'. In de tabel van artikel 25.1 lid h wordt het adres Aduarderdiep 5 met daarbij de functie kantoor toegevoegd. De functie is alleen toegestaan tot het aangegeven maximum in de bestaande bebouwing.

3.20 Aalsumerweg 11 - Oldehove

Het agrarisch bedrijf op het perceel Aalsumerweg 11 te Oldehove heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid naar 1,6 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak.

In 2015 is een omgevingsvergunning verleend (zie bijlage 15) voor de bouw van een ligxboxenstal en kapschuur. Hiervoor is destijds een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 15 toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Op basis van artikel 2.26.3 van de Verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 15 bij toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.

Het bouwvlak (1,6 hectare) is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft daarbij onder het maximum 2 hectare.

3.21 Nieuwbrugsterweg 2 - Den Horn

Het agrarisch bedrijf op het perceel Nieuwbrugsterweg 2 te Den Horn heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid naar maximaal 2 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De beoogde uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak.

In 2015 is een omgevingsvergunning verleend (zie bijlage 16) voor de bouw van een ligxboxenstal voor de activiteiten 'bouwen' en 'afwijken van het geldende bestemmingsplan'. Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 16toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Op basis van artikel 2.26.3 van de Verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 16bij toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.

 

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel (circa 1,9 hectare) en blijft daarbij onder het maximum van 2 hectare.

3.22 Waardweg 8 - Grijpskerk

Het agrarisch bedrijf op het perceel Waardweg 8 te Grijpskerk heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid naar maximaal 2 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De beoogde uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak.

Voor het initiatief is daarom in 2014 een omgevingsvergunning verleend (zie bijlage 17) voor de bouw van een jongveestal en het aanleggen van een sleufsilo voor de activiteiten 'bouwen' en 'afwijken van het geldende bestemmingsplan'. Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 17toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Op basis van artikel 2.26.3 van de Verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 17bij toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan wordt een geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel (circa 1,6 hectare) en blijft daarbij onder het maximum van 2 hectare.

3.23 Hogeweg 16 - Den Horn

Het agrarisch bedrijf op het perceel Hogeweg 16 te Den Horn heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid naar 1,5 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak.

In 2012 is een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een machineloods voor de activiteiten 'bouwen' en 'afwijken van het geldende bestemmingsplan'. Zie bijlage 18. Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 18 toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Op basis van artikel 2.26.3 van de Verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 18 bij toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.

Het bouwvlak (1,5 hectare) is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft onder het provinciale maximum van 2 hectare.

3.24 Hoendiep 32 - Den Horn

Het agrarisch bedrijf op het perceel Hoendiep 32 te Den Horn heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid naar 1,2 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De beoogde uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak.

In 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een stal voor de activiteiten 'bouwen' en 'afwijken van het geldende bestemmingsplan'. Hiervoor is destijds een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 19 toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Op basis van artikel 2.26.3 van de Verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 19 bij toelichting. In de regels van het bestemmingsplan wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd en in stand gehouden.

Het bouwvlak (1,2 hectare) is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft daarbij onder het maximum van 2 hectare.

3.25 Selwerd 4 - Oldehove

Het agrarisch bedrijf op het perceel Selwerd 4 te Oldehove heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De beoogde uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak.

Voor het initiatief is daarom in 2012 een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden en aanpassen van een stal voor de activiteiten 'bouwen' en ' afwijken van het geldende bestemmingsplan'. Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 2 toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstig situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding. Op basis van artikel 2.26.3 van de Verordening is een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 2 bij toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan wordt de uitvoering van de landschappelijke inpassing geborgd.

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft daarbij onder de 2 hectare.

3.26 E.H. Woltersweg 35 - Aduard

Op het woonperceel E.H. Woltersweg 35 is een bedrijf aan huis gevestigd in de vorm van een kantoorfunctie. De functies betreffen de inrichting van een kantoorruimte, een atelier-werkruimte en 6 studio's ten behoeve voor tijdelijke huisvesting van universitair personeel. Deze zijn noodzakelijk om de renovatie financieel haalbaar te maken.

Dit betreft een situatie waarvoor in 2013 een omgevingsvergunning is verleend. De aanvraag is destijds getoetst aan het oude bestemmingsplan 'Buitengebied Aduard' (vastgesteld op 12-07-1993). De reden hiervoor is dat het perceel in het geldende bestemmingsplan doormiddel van een reactieve aanwijzing van de provinciale staten niet in het bestemmingsplan is opgenomen.

De initiatiefnemer heeft voor de beoogde woon- en kantoorfunctie destijds een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 20toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstige situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Verder leveren de omgevingsaspecten c.q. sectorale wet- en regelgeving geen belemmering op voor de realisatie van de uitbreiding.

Dergelijke bedrijven aan huis zijn in het onderliggende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' geregeld middels de aanduiding 'bedrijf aan huis', waarbij de bedrijven in het tabel van artikel 25.1 lid h specifiek worden benoemd. Deze functies zijn ondergeschikt aan de woonfunctie en veroorzaken geen overlast naar omwonenden. Vanuit milieutechnisch oogpunt zijn deze functies dan ook aanvaardbaar.

Het perceel E.H. Woltersweg 35 wordt derhalve voorzien van de bestemming 'Wonen' met daarbij de aanduiding 'bedrijf aan huis'. In de tabel artikel 25.1 lid h wordt het adres E.H. Woltersweg 35 toegevoegd met de functies 'kantoor maximaal 50 m2, atelier maximaal 40 m2 en 6 studio's voor tijdelijke huisvesting van universitair personeel'.

3.27 Bochtverruiming Van Starkenborchkanaal

Ten westen van Zuidhorn heeft een bochtverruiming van het Van Starkenborchkanaal plaatsgevonden. Dit ter bevordering van een veilige, vlotte en doelmatige afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Hiervoor is op 18 januari 2013 een omgevingsvergunning verleend.

Om de huidige situatie planologisch mogelijk te maken dient de bestemming gewijzigd te worden naar de bestemming 'Water'. Dit overeenkomstig de systematiek van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn'.

3.28 Roodehaansterweg 10 - Saaksum

Het perceel Roodehaansterweg 10 te Saaksum heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' waarbinnen één bedrijfswoning is toegestaan. Het bestemmingsvlak heeft in het geldende bestemmingsplan een relatie met het agrarisch perceel ten oosten van het perceel. Op deze locatie is een bedrijfswoning uitgesloten middels de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

De agrarische bedrijfsvoering op het perceel is echter beëindigd en wordt in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van twee woningen, waarbij de karakteristieke schuur onlangs is verbouwd tot reguliere woning. De agrarische bedrijfsvoering ten oosten van het perceel blijft gecontinueerd. Voor de huidige situatie is in 18 juni 2013 een omgevingsvergunning verleend.

Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 1toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de toekomstig situatie past binnen de beleidskaders van zowel het rijk, de provincie als de gemeente.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een woon functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat:

  • 1. de functie wonen slechts is toegestaan:
  • in het hoofdgebouw;
  • in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in een woonvisie.

Het perceel Roodehaansterweg 10 krijgt de bestemming 'Wonen' met daarbij de de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2'

3.29 Barnwerderweg 10a - Oldehove

Het agrarisch bedrijf op het perceel Barnwerderweg 10a te Oldehove heeft zijn agrarische bedrijfsvoering uitgebreid naar maximaal 2 hectare. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden.

De beoogde uitbreiding heeft plaatsgevonden buiten het bouwvlak. In 2013 is een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een sleufsilo voor de activiteiten 'bouwen', 'afwijken van het geldende bestemmingsplan' en 'milieu' (neutraal wijzigen). Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 21toegevoegd. Gedeputeerde Staten hebben voor ontheffing verleend voor het bouwen van een dubbele sleufsilo onder de voorwaarde dat de nieuw aan te leggen dam dezelfde breedte krijgt als de te verwijderen dam. Op provinciaal niveau is met het bouwplan ingestemd. Daarbij is onder meer overwogen dat bij de landschappelijke inpassing rekening is gehouden met de historisch gegroeide landschapsstructuur en dat het project weliswaar is gesitueerd in de invloedszone van de wierde, maar dat het gezicht hierop nauwelijks aantast. Omdat de landschappelijke inpassing van doorslaggevend belang was voor de provincie, wordt in de regels van het bestemmingsplan de uitvoering van de landschappelijke inpassing geborgd.

Het bouwvlak (circa 1,6 hectare) is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft daarbij onder de 2 hectare.

3.30 Friesestraatweg 52 - Aduard

Op het perceel Friesestraatweg 52 te Aduard is een bedrijfsmatige paardenhouderij gevestigd. Het perceel heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'.

Onlangs is de bedrijfsvoering uitgebreid middels de bouw van een werktuigenberging. Hiervoor is in 2016 een omgevingsvergunning verleend. Deze is als bijlage 22 toegevoegd. Hiervoor is destijs een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 23 toegevoegd. Het bouwplan was in strijd met de in het bestemmingsplan opgenomen bepaling dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte. Ook voldeed het bouwplan niet aan de minimale dakhelling. Het bouwplan voldeed ook niet aan de provinciale verordening, op grond waarvan het bouwen ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij niet was toegestaan. De provincie heeft ontheffing verleend voor de bouw van de werktuigenschuur, omdat er een duidelijke relatie is met de functies in het buitengebied en de ruimtelijke kwaliteit op het perceel duidelijk wordt verbeterd.

Inmiddels is de provinciale verordening gewijzigd. In artikel 2.13.5 zijn regels opgenomen ten behoeve van de uitbreiding van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied, die niet zijn gevestigd in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De uitbreiding van bebouwing van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied mag niet meer bedragen dan 20% van de totale oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing. Aan deze voorwaarde voldoet het plan.

In dit bestemmingsplan wordt het bestaande bestemmingsvlak één op één overgenomen. In de regels is opgenomen dat het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan en welke legaal tot stand zijn gekomen. In dit geval wordt de werktuigenberging waarvoor een omgevingsvergunning verleend is, aangemerkt als bestaande bebouwing.

3.31 Sietse Veldstraweg 10 - Den Ham

Aan de Sietse Veldstraweg 10 te Den Ham is een intensieve veehouderij gevestigd, een vleeskuikenstal. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met daarbij de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbinnen een dergelijk agrarisch bedrijf is toegestaan.

Vanwege uitbreidingsplannen die buiten het bestemmingsvlak vielen, is in 2014 de bestemming 'Agrarisch' van de betreffende grond gewijzigd in 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De toelichting van het wijzigingsplan is opgenomen als bijlage 25. Het wijzigingsbesluit is als bijlage 24toegevoegd.

Het oorspronkelijke bestemmingsvlak heeft geen aanduiding 'Waarde - Relief'. Voor het uitbreidings- gedeelte is deze aanduiding ook niet opgenomen, omdat die feitelijk geen betekenis meer heeft.

Voor het overige is het wijzigingsplan ongewijzigd overgenomen.

3.32 Friesestraatweg 7 - Grijpskerk

Aan de Friesestraatweg 7 te Grijpskerk is een agrarisch bedrijf gevestigd. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', waarbinnen een dergelijk agrarisch bedrijf is toegestaan. Ten behoeve van verplaatsing van de bedrijfswoning diende de vorm van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gewijzigd te worden. Voor deze ontwikkeling is op 14 december 2016 een wijzigingsplan vastgesteld. Daarin is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die ziet op uitvoering van het landschappelijke inpassingsplan alsmede op sloop van de bestaande woning na realisering van de nieuwe bedrijfswoning. Met hetzelfde doel wordt ook in onderhavig plan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het landschappelijke inpassingsplan is opgenomen als bijlage bij de regels en als bijlage 26bij deze toelichting.

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van het plangebied van het wijzigingsplan en blijft daarbij onder de 2 hectare.

3.33 Tafelbrug Noordhorn/Zuidhorn

In 2015 is een omgevingsvergunning (zie bijlage 27) verleend voor het vervangen van de tafelbrug tussen Noordhorn en Zuidhorn. Dit ter bevordering van een veilige, vlotte en doelmatige afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Het bouwplan met een bouwhoogte van 10,5 meter voldeed niet aan de maximaal toegestane hoogte van 10 meter. Ook bevatte het plan het afgraven van een strook met de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf'. Hiervoor is destijds een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 28toegevoegd. Daarin is geconcludeerd dat het plan uitvoerbaar is en niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De vergunning bevat de motivering van het besluit.

Om de vergunde situatie planologisch vast te leggen komt de bestaande dubbelbestemming 'Waarde – Reliëf' in het plangebied te vervallen en wordt een maximale bouwhoogte van 10,5 meter in de regels opgenomen. In het plan wordt ook een zogenaamde 'witte vlek' meegenomen. Het betreft een deel van de weg waarvoor geen enkel bestemmingsplan van toepassing is. Dit deel krijgt de bestemming 'Verkeer - 4'. Dit houdt verband met de afstand tot gebouwen, zoals opgenomen in de Algemene bouwregels onder 'Bebouwingsgrenzen'.

3.34 Electraweg 3 - Oldehove

Het perceel Electraweg 3 te Oldehove heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De agrarische bedrijfsvoering is echter beëindigd en wordt in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van de woonfunctie.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een woonfunctie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat de functie wonen slechts is toegestaan:

  • in het hoofdgebouw;
  • in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in een woonvisie.

In de algemene gebruiksregels is als strijdig gebruik aangemerkt het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Het perceel Electraweg 3 krijgt de bestemming 'Wonen'. Om eventuele toekomstige uitbreidingsmogelijkheden tegen te gaan is het bestemmingsvlak kleiner ten opzichte van het bestaande bestemmingsvlak. De gronden die niet bestemd zijn als 'Wonen' hebben de bestemming 'Agrarisch' zonder bebouwingsmogelijkheden gekregen.

3.35 Holtweg 11 - Zuidhorn

Het perceel Holtweg 11 te Zuidhorn heeft in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De agrarische bedrijfsvoering is echter beëindigd en wordt in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van de woonfunctie.

Op basis van artikel 2.13.2 van de Verordening kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een woonfunctie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat de functie wonen slechts is toegestaan:

  • in het hoofdgebouw;
  • in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in een woonvisie.

In de algemene gebruiksregels is als strijdig gebruik aangemerkt het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Het perceel Holtweg 11 krijgt de bestemming 'Wonen'.

3.36 Teenstraweg 18 - Lauwerzijl

Op het perceel Teenstraweg 18 te Lauwerzijl is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. In verband met een uitbreiding is sprake van een geringe overschrijding van het bestemmingsvlak. Gelet op de geringe uitbreiding en de grootte van het huidige bouwblok bestaat hiertegen geen bezwaar. Gelet op het feit dat de uitbreiding direct grenst aan de huidige bedrijfsvoering wordt geen verstoring van (natuurlijke) waarden verwacht.

Het bouwvlak is afgestemd op de begrenzing van de toekomstige bedrijfskavel en blijft daarbij onder de 2 hectare.

3.37 Langeweersterweg 15 - Den Horn

Op het perceel Langeweersterweg 13 en 15 te Den Horn bevindt zich een melkrundveebedrijf. De locatie heeft drie bedrijfswoningen en voor één van de woningen (Langeweersterweg 15) bestaat de wens om deze niet meer als bedrijfswoning te gebruiken.

Om de bewoning door derden mogelijk te maken, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de woning als plattelandswoning aan te merken. Dit houdt in dat de woning in milieutechnische zin deel uit blijft maken van het agrarische bedrijf, maar dat het gebruik van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning is toegestaan, zonder dat het agrarisch bedrijf in zijn milieuruimte beperkt wordt. Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 29) opgesteld waarin de op de (ruimtelijke) gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling in is gegaan. Geconcludeerd wordt dat er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het perceel heeft in dit bestemmingsplan de aanduiding'"specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" opgenomen.

Hoofdstuk 4 Wijzigingen per onderwerp

4.1 Algemeen

In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op diverse onderwerpen die worden meengenomen in de onderhavige herziening.

4.2 Regionale woonvisie Westerkwartier (2015)

In de Woonvisie (en het woningmarktonderzoek dat eraan ten grondslag ligt) is een raming voor de woningbehoefte opgenomen, zowel voor de kortere termijn (2015-2020) als voor de langere termijn (2021-2025). Voor wat betreft de beoogde woningbouw wordt gewerkt met zogenaamde 'bandbreedtes', dit om te kunnen inspelen op eventuele nieuwe ontwikkelingen en om onderling ook wisselingen te kunnen aanbrengen. Onderstaand zijn de belangrijke uitgangspunten samengevat:

De visie die in de regionale woonvisie centraal staat is: ruimte om te wonen. Daarin ligt niet alleen besloten dat het Westerkwartier fysiek de ruimte biedt, maar ook de mogelijkheid om woonwensen waar te maken en ruimte voor bewoners om initiatief te nemen. Om dit te kunnen bieden zijn vier speerpunten opgesteld. Deze zijn:

  • de woning op de juiste plek,

Wat betreft de woonwensen: er moet ruimte zijn om in alle dorpen de woonwensen zoveel mogelijk te vervullen, waar mogelijk in de bestaande woningvoorraad. Daar waar woonwensen binnen de bestaande omgeving niet in te vullen zijn, is nieuwbouw nodig. Het gaat hierbij in de meeste gevallen niet om grote projecten, maar om maatwerk.

  • wonen betaalbaar houden.

Bij maatwerk gaat het vooral om particulier opdrachtgeverschap en incidenteel vervanging van gezinswoningen voor (een kleiner aantal) seniorenwoningen. Daarnaast moet het betaalbaar zijn voor alle inkomensgroepen. Het beslag van de woonlasten op het totale budget moet acceptabel zijn. Over de hele periode 2014-2025 sluiten plancapaciteit en vraag op elkaar aan.

  • ook met een zorgvraag veilig en comfortabel wonen.

Verder gaat de visie in op de zorgvraag. In de grote dorpen is het ondertussen haalbaar om mensen met een intensieve zorgvraag een zelfstandige woning te bieden. Als gevolg van het scheiden van wonen en zorg ontstaat er ook in de kleinere dorpen voldoende massa om wonen in combinatie met zorg aan te bieden. Dit krijgt structuur door een afstemming tussen gemeenten en corporaties.

  • ruimte voor eigen initiatief.

Naast de mogelijkheid om initiatief te nemen voor kleinschalige woningbouwprojecten, is het voor de bewoners mogelijk om voorzieningen te beginnen in de dorpen. Het gaat hier bijvoorbeeld om voorzieningen voor mantelzorg, kinderopvang en klussendiensten.

In de Woonvisie is de behoefte aan nieuwe woningen voor het gehele Westerkwartier aangegeven. Uitgangspunt is dat niet wordt gestuurd op precieze aantallen omdat dit kan leiden tot een starre situatie. Lokaal maatwerk is gewenst. Hierbij kan gedacht worden aan het reserveren van enkele kavels in kleine dorpen of aan het transformeren van een leegstaande boerderij naar enkele wooneenheden voor een bijzondere doelgroep.

Volgens de Woonvisie is de woningbehoefte voor de gemeente Zuidhorn tot en met 2020 vastgesteld op 275 tot maximaal 425 stuks. In de lijst met plannen is een ''vrije ruimte'' van 63 woningen opgenomen. Uit de jaarlijkse monitoring kan worden opgemaakt in hoeverre kan worden meegewerkt aan (wijzigings)plannen ten behoeve van nieuwe woningen in het buitengebied.

4.3 Karakteristieke panden

In het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn zijn karakteristieke panden alleen in algemene zin beschermd. In de diverse bestemmingsomschrijvingen is opgenomen dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen. Ten tijde van de vaststelling van dat plan was nog geen overzicht beschikbaar van de te beschermen karakteristieke panden.

Inmiddels zijn de cultuurhistorische gebouwen geïnventariseerd en gewaardeerd in een rapport van Libau. Het rapport is als bijlage 30 bij deze toelichting opgenomen. Bij de inventarisatie zijn de bouwwerken met een bouwjaar van vóór 1960 betrokken. Dit betreft 489 objecten.

Bij de inventarisering en waardering is de volgende werkwijze gehanteerd:

  • stap 1 gebiedsanalyse: het brede verhaal van Zuidhorn;
  • stap 2 voorselectie: niet-karakteristiek versus mogelijk wel karakteristiek; dit leverde 164 voorgeselecteerde bouwwerken op met het predikaat 'karakteristiek' dan wel 'enige twijfel';
  • stap 3 eindselectie op basis van vastgestelde selectiecriteria; dit leverde 42 bouwwerken op;
  • stap 4 eindrapportage met de karakteristieke waarden in woord en beeld beschreven.

Niet meegenomen in de nadere beoordeling zijn de rijksmonumentale gebouwen en de gemeentelijke monumenten. Deze gebouwen zijn reeds voldoende beschermd krachtens de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke Erfgoedverordening.

Uit de opgenomen selectie blijkt het zwaartepunt van de karakteristieke bebouwing te liggen in het wierdenlandschap, inclusief Humsterland. Hier zijn 22 van de 42 geselecteerde gebouwen gesitueerd. Van de agrarische bebouwing is het kop-hals-romp type het meest vertegenwoordigd. Dit strookt met de waarneming dat dit boerderijtype ook voor wat betreft absolute aantallen dominant in het wierdenlandschap aanwezig is. Ook van de dwarshuis boerderijen blijken belangwekkende voorbeelden bewaard gebleven.

Daarnaast zijn enkele Oldambtster en villaboerderijen geselecteerd. Naast de agrarische bebouwing komen ook 4 arbeiderswoningen op de lijst voor alsmede een brugwachterswoning en een baanwachterswoning.

Ook het dijkenlandschap is met 15 gebouwen goed vertegenwoordigd. Naast enkele kop-hals-romp boerderijen en Oldambtster boerderijen springt hier het aantal van 4 stelpboerderijen in het oog. Deze voormalige stadsboerderijen vormen een samenhangende reeks aan de Stadsweg bij Lauwerzijl. Naast de agrarische bebouwing staan 3 kenmerkende rentenierswoningen in de vorm van dwarshuizen op de lijst.

In de Klei op veenpolders van het Lage Land is een lager aantal gebouwen geselecteerd. Dit betreft enkele kop-hals-romp boerderijen en dwarshuis boerderijen. Een gemaal annex transformatorhuis completeert de selectie in het Lage Land.

De geselecteerde gebouwen vormen ankerpunten in het bebouwingsbeeld en dragers van de gebiedseigen identiteit.

Een object of complex wordt aangemerkt als beeldbepalend dan wel karakteristiek voor het buitengebied van de gemeente Zuidhorn op basis van onderstaande selectiecriteria. Indien een object twee of meer kruisjes krijgt ten aanzien van tenminste drie objectgerichte criteria en/of de objecten die scoren op alle criteria zijn in overleg met de gemeente en de Monumentencommissie van Libau aangemerkt als karakteristiek. Op deze wijze is men gekomen tot een selectie van 42 karakteristieke panden.

Al deze panden worden gelijk aangeduid en geregeld. Er wordt geen verschil gemaakt in de bescherming daarvan bij recht. Bij de afwijkingsbevoegdheden voor een omgevingsvergunning kan de score mede van invloed zijn op de uiteindelijke besluitsvorming over de omgevingsvergunning.

  • 1. De cultuurhistorische waarde met als leidraad het belang van het object/complex: :
    • a. als bijzondere uitdrukking van een lokale culturele, sociaal-economische, maatschappelijke en/of wetenschappelijke ontwikkeling;
    • b. als uitdrukking van een emotionele band of beleving van de bewoners van het gebied.
  • 2. De architectuurhistorische waarde, waarbij het gaat om het belang van het object of complex voor/vanwege:
    • a. de geschiedenis van de architectuur van het exterieur;
    • b. het oeuvre van een architect, stedenbouwkundige of ontwerper;
    • c. de esthetische kwaliteiten van het ontwerp;
    • d. bijzonder materiaalgebruik, detaillering en constructie van het ontwerp of zijn onderdelen;
    • e. het innovatieve karakter als uitdrukking van een technische en of typologische ontwikkeling.
  • 3. De stedenbouwkundige-landschappelijke/ensemblewaarde met als leidraad:
    • a. de situering en de ruimtelijke relaties met de omgeving;
    • b. als essentieel onderdeel van een groter geheel, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en /of stedenbouwkundig van belang is.
  • 4. De gaafheid vanwege:
    • a. de gaafheid van het object of onderdelen ervan;
    • b. in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke of rurale omgeving of directe omgevingsruimte.
  • 5. De zeldzaamheid door de architectonische, stedenbouwkundige, bouwtechnische typologische en/of functionele zeldzaamheid in het buitengebied van Zuidhorn.

De inventarisatie laat zien dat het zowel gaat om elementen die bepalend zijn voor de individuele hoofdvorm, alsook de bijdrage van een pand aan een stedenbouwkundig ensemble, waarbij er dus sprake is van structurele waarde. Ook het bijzondere karakter, het materiaalgebruik of de typische kenmerken kunnen een reden zijn om een pand karakteristiek te noemen. Veelal voldoen de panden aan meerdere criteria. In planologische zin kan dan ook niet zonder meer volstaan worden met één van deze elementen te beschermen (bijvoorbeeld alleen de hoofdvorm, de architectuurkenmerken of alleen specifieke kenmerken). De bescherming is daarom gericht op het behoud van de cultuurhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundig ensemble-, authenticiteits- en/of zeldzaamheidswaarden, voor zover voor het betreffende perceel van toepassing. Dit is verankerd in de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de nadere eisen.

In de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen is middels de aanduiding 'karakteristiek' een koppeling gelegd met de inventarisatie van Libau. Het plan bevat een sloopvergunningvereiste voor de relevante panden. Dit is conform artikel 2.9.1 van de Verordening (zoals gewijzigd voor Gedeputeerde Staten op 10 oktober 2016). De onderliggende bestemming is alleen meegenomen in de gevallen waarin het bestemmingsplan Buitengebied niet in een bestemming voorzag als gevolg van de reactieve aanwijzing. Bij de te maken geconsolideerde versie wordt de aanduiding 'karakteristiek' over de onderliggende bestemming gelegd.

4.4 Beeldbepalende, niet-karakteristieke panden

Niet alleen voor karakteristieke gebouwen maar ook voor Beeldbepalende gebouwen geldt dat het bestemmingsplan regels bevat die erop gericht zijn te voorkomen dat de beeldbepalende kenmerken van deze gebouwen door verbouw kunnen worden aangetast (artikel 2.9.1 Verordening). De beeldbepalende gebouwen zijn geïnventariseerd en gewaardeerd. Het resultaat is opgenomen in bijlage 31. Voor het behoud van de cultuurhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundig ensemble-, authenticiteits- en/of zeldzaamheidswaarden van de Beeldbepalende gebouwen zijn in de regels voor de desbetreffende adressen een beschermende regeling opgenomen. Deze adressen zijn voorzien van de aanduiding ''.

Voor de selectie van de Beeldbepalende gebouwen is de volgende methodiek gebruikt:

  • minimale score van 2 kruisjes op stedenbouwkundige/ensemble waarde of op architectuurhistorie, met een totaalscore van 4 kruisjes;
  • minimale score van 3 kruisjes scoren op stedenbouwkundige/ensemblewaarde of op architectuurhistorie.

Uiteindelijk is men gekomen tot een selectie van 88 Beeldbepalende gebouwen. Al deze panden worden gelijk aangeduid en geregeld. Er wordt geen verschil gemaakt in de bescherming daarvan bij recht. Bij de afwijkingsbevoegdheden voor een omgevingsvergunning kan de score mede van invloed zijn op de uiteindelijke besluitsvorming over de omgevingsvergunning.

4.5 Vrijgekomen gebouwen

Op grond van artikel 2.13.3. van de provinciale verordening wordt nog een derde categorie gebouwen onderscheiden waarvoor specifieke regels gelden, de zogenaamde vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Op grond van de toelichting en de afwijkingsregels die zijn opgenomen, moet het daarbij gaan om gebouwen met ruimtelijk relevante kenmerken. Wat die ruimtelijk relevante kenmerken zijn, is niet gedefinieerd.

Het begrip dat in de verordening is opgenomen, bevat die beperking niet. Op grond van dat begrip gaat het om alle vrijgekomen gebouwen, dus ook gebouwen die geen ruimtelijk relevante kenmerken hebben ofwel die ruimtelijk van geen waarde zijn, zoals romneyloodsen, een oude ligboxstal of een loods van damwandprofiel van een garagebedrijf, dat inmiddels is verplaatst. De gemeente heeft in het bestemmingsplan meer duidelijkheid willen geven zodanig dat de vrijgekomen gebouwen beperkt zijn en blijven tot gebouwen die ruimtelijk relevante kenmerken hebben en vervolgens niet al zijn aangewezen als karakteristiek of beeldbepalend pand. Het gaat daarbij dus om panden die vanuit architectonisch oogpunt niet meer geheel oorspronkelijk of gaaf zijn, bijvoorbeeld door modern materiaalgebruik, afwijkende kleurstelling, achterstallig onderhoud en/of het verwijderd hebben van kenmerkende bouwonderdelen. Om die reden hebben de panden zich niet als karakteristiek of beeldbepalend gekwalificeerd. Ondanks het ontbreken van oorspronkelijkheid of gaafheid vertellen de gebouwen vanwege hun ruimtelijk relevante hoofdvorm wel een verhaal, dat cultuurhistorisch van belang is. Om die reden gelden er specifieke regels tot behoud van de gebouwen.

Voor de gemeente gaat het bij gebouwen met ruimtelijk relevante kenmerken o.a. om:

  • vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, die qua verschijningsvorm een relatie hebben met de cultuurhistorische waarden van het gebied;
  • vrijgekomen panden waarin wordt gewoond, en die eveneens van belang zijn voor de cultuurhistorische waarden van het gebied. Het moet gaan om streekeigen agrarische bebouwing die een relatie heeft met de omgeving en die iets verteld over de historie van het gebied;
  • overige vrijgekomen bedrijfspanden die een historisch karakter hebben en ruimtelijk relevant zijn voor de waarde die het gebouw heeft voor de omgeving dan wel in het ensemble van gebouwen waarin het is opgericht.

In artikel lid 44 in combinatie met 47.1 zijn de regels uit de provinciale verordening overgenomen. Vrijgekomen gebouwen die aan de oorspronkelijke functie zijn onttrokken en ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen gebouwen', mogen:

  • a. niet worden vergroot;
  • b. niet worden vervangen door nieuwe gebouwen, anders dan vervangende nieuwbouw.

De regel is niet van toepassing op karakteristieke en beeldbepalende gebouwen, voorzover die binnen het bestemmingsplan zijn aangeduid en daarmee van specifieke regels zijn voorzien.

4.6 Archeologie

De gemeenten in het Westerkwartier hebben gezamenlijk een onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied (Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn, Vestigia, Amersfoort, 2013).

specifieke vorm van waarde - beeldbepalend

Op grond van onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het landschap zijn een archeologische verwachtingenkaart en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Daarnaast is een inventarisatie gedaan naar de cultuurhistorische waarden in het Westerkwartier. De beleidsnota archeologie en cultuurhistorie doorloopt een eigen vaststelling in de gemeenteraad van Zuidhorn (en de overige Westerkwartiergemeenten).

Uitgangspunten herziening 2016

Wat betreft de archeologische waarden wordt in deze herziening rekening gehouden met het nieuwe beleid uit de archeologienota. Dit resulteert in gebiedsgebonden dubbelbestemmingen “Waarde Archeologie” vanuit het thema 'archeologie'. Daarbij is de onderverdeling zoals gehanteerd in het archeologisch onderzoek gevolgd.

In de beleidsnota archeologie en cultuurhistorie wordt een zevental beleidscategorieën onderscheiden. Deze zijn vertaald in een zestal voorbeeld-bestemmingen (de categorieën 4 en 7 zijn gecombineerd).

Het onderscheid heeft te maken met de oplopende archeologische waarde: monumentale terreinen of terreinen met een hoge waarde zijn in de hoogste categorieën ondergebracht en daarvoor is eerder een vergunning nodig dan bij terrein met een middelhoge of lage verwachtingswaarde. Daar is de drempel in termen van oppervlakte of diepte ruimer.
De categorieën in de beleidsnota en de bijbehorende regeling zijn de volgende:

categorie: typering: regeling:
cat. 1 rijksmonument waarde-archeologie-1
cat. 2 gemeentelijk monument waarde-archeologie-2
cat. 3 terrein van hoge archeologische waarde waarde-archeologie-3
cat. 4 hoge archeologische verwachting waarde-archeologie-4
cat. 5 middelhoge verwachting waarde-archeologie-5
cat. 6 lage verwachting waarde-archeologie-6
cat. 7 spec.:beekdalverwachting waarde-archeologie-4  

Binnen het plangebied komen de dubbelbestemmingen “Waarde- Archeologie 3 t/m 6” voor. Wat betreft de archeologische monumenten (categorie 1 in de tabel) vindt bescherming plaats via de Erfgoedwet en/of de Monumentenwet 1988.

Aangaande de bekende AMK-terreinen (categorie 2) wordt opgemerkt dat deze in het vigerende plan al zijn beschermd. De bestemmingen in deze herziening zijn inhoudelijk opgezet conform de beleidsnota waarbij de essentiële verschillen tussen de bestemmingsregels onderling te maken hebben met de drempelwaarde wanneer archeologisch onderzoek gevoerd moet worden:

Dubbelbestemming:
 
Onderzoek nodig bij bouwactiviteiten vanaf:   Onderzoek nodig bij werkzaamheden voor een oppervlakte vanaf (*)  
Waarde Archeologie 3   50 m², geen dieptegrens   50 m² en zodra dieper dan 50 cm  
Waarde Archeologie 4   500 m², geen dieptegrens   500 m² en zodra dieper dan 50 cm  
Waarde Archeologie 5   1000m², geen dieptegrens   1000 m² en zodra dieper dan 50 cm  
Waarde Archeologie 6   5000 m², geen dieptegrens   Geen onderzoeksplicht  

(*): onderzoek noodzakelijk, tenzij normaal onderhoud en/of normale exploitatie

Deze regeling is ook afgestemd op de parallel ontwikkelde bestemmingsplanherziening voor het aangrenzende buitengebied van de gemeenten Marum en Grootegast.

Aangaande de bescherming van cultuurhistorische waarden kan opgemerkt worden dat voor de bebouwde elementen (gebouwen, objecten) er een inventarisatie van Libau heeft plaatsgehad naar karakteristieke waarden. De resultaten zijn in deze herziening vertaald, zoals in de vorige paragraaf aangegeven.

Wat betreft de cultuurhistorische gebiedswaarden bevat het huidige bestemmingsplan reeds een beschermende regeling. Met deze herziening blijft dat onveranderd.

4.7 Plattelandswoningen

Op 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoningen in werking getreden. Deze wet voorziet in aanpassingen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Concreet gaat het om de volgende bepalingen:

  • artikel 1.1a Wabo: een bedrijfswoning, (voorheen) behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van de Wabo beschouwd als onderdeel van die inrichting.
  • artikel 2.14 lid 7: Bij het toetsen van een aanvraag die betrekking heeft op de activiteit milieu worden gronden en bouwwerken in de omgeving van de inrichting in aanmerking genomen overeenkomstig het bestemmingsplan.

 

Dit betekent dat het milieubeschermingsniveau van een plattelandswoning lager kan zijn dan van een burgerwoning. De memorie van toelichting bij de wet spreekt over een woning waar het woon- en leefklimaat suboptimaal kan zijn.

In de algemene wijzigingsregels is voor de agrarische bedrijfsbestemmingen een wijzigings- bevoegdheid opgenomen waarmee de aanduiding “specifieke vorm van wonen - plattelandswoning” kan worden toegevoegd of verwijderd. Bij toevoeging zijn er geen consequenties voor de nieuwbouwruimte: er wordt geen woning toegevoegd.

Als criteria voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen:

  • De wijzigingsbevoegdheid wordt alleen toegepast als een bedrijfswoning wordt bewoond door het huishouden van een persoon voor wie huisvesting niet noodzakelijk is. De woning heeft met andere woorden geen binding meer met het agrarisch bedrijf.
  • Voor medewerking verwacht de gemeente een voldoende onderbouwd verzoek voor zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder van het agrarisch bedrijf.
  • Op het agrarisch bedrijf is sprake van een reële agrarische bedrijfsvoering.
  • Er moet - ook bij een maximale ontwikkeling van het agrarisch bedrijf - een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kunnen worden.
  • Als de aanduiding 'plattelandswoning' eenmaal is gelegd, kan niet nog eens medewerking worden verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarisch bedrijf.
  • In landschappelijke zin wordt rekening gehouden met een visuele eenheid en samenhang van de bebouwing.

4.8 Duurzame energie Middag-Humsterland

Een aantal agrariërs in het Nationaal Landschap Middag-Humsterland wensten plaatsing van kleinschalige windturbines op het erf. Aanvragen hiervoor leidden, mede naar aanleiding van bezwaren van omwonenden, tot discussie in de raad over plaatsingsmogelijkheden van kleinschalige windturbines en de landschappelijke kwaliteiten van het Nationaal Landschap Middag-Humsterland.

Onderzocht is wat de landschappelijke consequenties zijn van toepassing van wind- en zonne-energie op en buiten boerenerven in Middag-Humsterland. Dit is uitgevoerd met ondersteuning van Libau, het Reality Center van de RUG en met een klankbordgroep met vertegenwoordigers uit het gebied. Door Libau is het presentatieboek “Naar een koers duurzaam Middag Humsterland - Ruimtelijk scenario onderzoek duurzame energie opwekking” opgesteld. Door de RUG zijn verbeeldingen in het Virtual Reality Model gemaakt. Uit het onderzoek blijkt dat, onder voorwaarden, plaatsing van kleinschalige windturbines en zonneterreinen op en bij erven en kernen mogelijk is.

De raad van Zuidhorn heeft op 26 juni 2017 besloten:

  • op basis van het presentatieboek “Naar een koers duurzaam Middag Humsterland - Ruimtelijk scenario onderzoek duurzame energie opwekking” in samenhang bezien met de presentatie hiervan en de verbeelding in het Virtual Reality Model van de RUG plaatsing van maximaal 2 kleinschalige windturbines bij agrarische bedrijven in Middag-Humsterland positief te benaderen en conform de bestaande kaders zoals vastgesteld door de raad te handelen. Derhalve plaatsing toe te staan op voorwaarde dat sprake is van zorgvuldige plaatsing volgens principes zoals beschreven in voornoemd presentatieboek, en;
  • het maximum van 2 windturbines bij een agrarisch bedrijf voor eigen gebruik of voor levering van energie aan derden toe te staan door een aanpassing van het bestemmingsplan buitengebied;
  • bevorderen van het plaatsen van zonnepanelen op daken mits sprake is van een goede inpassing en waar dit op grond van o.m. dorpsgezicht binnen het Middag-Humsterland mogelijk is;
  • plaatsing van kleinschalige zonneterreinen binnen het bouwblok van bedrijven en binnen kernen in Middag-Humsterland positief te benaderen en conform de bestaande kaders zoals vastgesteld door de raad te handelen. Derhalve plaatsing toe te staan op voorwaarde dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing, rekening houdend met beschreven principes zoals opgenomen in voornoemde presentatieboek en bij kernen sprake is van voldoende draagvalk in de kern van waaruit initiatief genomen wordt om te voorzien in de eigen energiebehoefte, dit per project via een afzonderlijke planologische procedure te faciliteren, en;
  • plaatsing van los in het landschap liggende (clusters) windturbines en zonneterreinen van welk aantal of omvang in Middag-Humsterland dan ook niet toe te staan en;
  • plaatsing van windmolens met een ashoogte van hoger dan 15 meter op dit moment niet toe te staan; als uitzondering op deze beleidslijn de provincie te verzoeken plaatsingsmogelijkheden van windturbines langs het Van Starkenborghkanaal als (inter)provinciale opgave nader te onderzoeken. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan een nieuw positief besluit over windturbines langs het Van Starkenborghkanaal genomen worden, als blijkt dat een lijnopstelling langs het Van Starkenborghkanaal landschappelijk aanvaardbaar is en algemeen aanvaarde minimumafstand tot woningen, voor een dergelijke lijnopstelling voldoende draagvlak bestaat onder omwonenden en opbrengsten ten goede komen aan omwonenden.

Het presentatieboek beschrijft de mogelijkheden voor plaatsing van de windturbines binnen een bestemmingsvlak cq bouwvlak. Zo is het bijvoorbeeld ongewenst dat windturbines voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden geplaatst. Zorgvuldige plaatsing wordt vereist. Hierin kan worden voorzien door gebruik te maken van de nadere eisen regeling. De bouwer van de windturbine legt iedere plaatsingsaanvraag voor aan Libau, waarbij in gezamenlijkheid bekeken wordt wat voor het rendement van de windturbine en wat uit oogpunt van Landschap de optimale positie van de windturbine(s) is. Mocht het college van mening zijn dat de voorgestelde plaatsing afbreuk doet aan zaken als bebouwingsconcentratie, bebouwingsbeeld en landschappelijke inpassing dan kan het college een andere locatie bepalen.

Op agrarische percelen zijn windturbines alleen toegestaan om te voorzien in de eigen energiebehoefte. De raad heeft met levering van energie aan derden niet bedoeld dat een agrariër energie produceert voor de eigen economische ontwikkeling. Het is bedoeld om een participerend samenwerkingsverband in het Middag-Humsterland van duurzame energie te voorzien.

Voor kleinschalige zonneparken heeft de raad besloten dat los in het landschap liggende zonneterreinen van welk aantal of omvang dan ook in Middag-Humsterland niet worden toegestaan. In het Middag-Humsterland mogen deze uitsluitend binnen bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken van bedrijven worden gerealiseerd.

Het besluit van de raad van 26 juni 2017 is verwerkt in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

In het overige deel van het buitengebied van de gemeente Zuidhorn kan volgens de Provinciale Omgevingsverordening een tijdelijke omgevingsvergunning worden verleend voor de vestiging van een zonneterrein op een voormalig slibdepot, op een gaswinningslocatie of op een gesloten stortplaats. De tijdelijke periode is maximaal 30 jaar en de zogenaamde maatwerkmethode voor landschappelijke inpassing moet worden toegepast, onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

4.9 Provinciale Omgevingsverordening

4.9.1 Algemeen

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan in 2010 en de uitspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan in 2011 is op 1 juni 2016 door Provinciale Staten de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld (hierna: de Verordening).

Een belangrijk onderwerp is de handhaving van de verschijningsvorm van vrijgekomen gebouwen.

In paragraaf 2.3 is al de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing met de bestemming Wonen aan de orde gekomen. Maar de Verordening regelt meer over vrijgekomen bebouwing. In paragraaf 4.9.2 en 4.9.3 worden de gebruiks- respectievelijk de (ver)bouwmogelijkheden besproken.

Om het verwijderen van ontsierende bebouwing te stimuleren kent de Verordening een Ruimte-voor-Ruimte-regeling. Meer hierover in paragraaf 4.9.4.

4.9.2 Vrijgekomen gebouwen: gebruik (artikel 2.13.2 Verordening)

In het geldende bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, teneinde leegstand, verkrotting en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. De diverse agrarische bedrijfsbestemmingen ('Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Fruitteelt', 'Agrarisch - Kwekerij', 'Agrarisch - Paardenhouderij') kunnen gewijzigd worden ten behoeve van een beperkt aantal soort bedrijven (genoemd in een bedrijvenlijst), binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in de bedrijvenlijst.

In artikel 2.13.2 van de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot in hergebruik nemen van

van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie. De gebouwen hebben namelijk in het algemeen specifieke ruimtelijke kenmerken die de identiteit van het landschap mede bepalen. Nieuwe functies (bijvoorbeeld wonen of lichte bedrijvigheid) in deze gebouwen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. Ook kan daarmee kapitaalvernietiging worden voorkomen.

In de Verordening is geen opsomming opgenomen van de functies ten behoeve waarvan de bestemming kan worden gewijzigd. Wel zijn de randvoorwaarden opgenomen. Bedrijfsactiviteiten moeten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn. De mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf en de mogelijkheid voor detailhandel moeten worden beperkt.

Conform deze voorwaarden zijn de criteria voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan aangepast.

De wijzigingsbevoegdheid geldt ook voor voormalige agrarische percelen met een woonbestemming. Dit betreffen vaak grote bestemmingsvlakken, waarbij de voormalige bedrijfsbebouwing op het perceel nog aanwezig is. De oppervlakte van deze gebouwen is vaak te groot om te gebruiken als bijgebouwen bij een woning. Ook voor deze gebouwen is het wenselijk om ze te kunnen gebruiken voor bedrijfsactiviteiten. Hetzelfde geldt voor percelen met een bedrijfsbestemming, waar de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en andere bedrijfsactiviteiten gewenst zijn.

4.9.3 Vrijgekomen gebouwen: (ver)bouw (artikel 2.13.3 Verordening)

Het vergroten van vrijgekomen gebouwen en het oprichten van nieuwe gebouwen in de plaats van vrijgekomen gebouwen (anders dan vervangende nieuwbouw) is in de Verordening in beginsel niet toegestaan (artikel 2.13.3). Beleid dat erop gericht is de ruimtelijk relevante kenmerken van vrijgekomen bebouwing te beschermen is voor het eerst vastgelegd in het op 14 december 1994 vastgestelde Provinciale Streekplan.

Daarom is in het bestemmingsplan in navolging van de Verordening in de algemene bouwregels opgenomen dat vrijgekomen gebouwen die na 14 december 1994 aan de oorspronkelijke functie zijn onttrokken, niet mogen worden vergroot en niet mogen worden vervangen door nieuwe gebouwen, anders dan vervangende nieuwbouw.

Echter, voor een nieuwe gebruiksfunctie en daarmee in veel gevallen het behoud van de bebouwing, kan het soms nodig zijn om hier enige concessies aan te doen. De uitbreidings- dan wel nieuwbouwmogelijkheid die kan worden geboden, dient bepaald te worden met behulp van toepassing van de maatwerkmethode. Een uitzondering hierop geldt als de uitbreidings- en nieuwbouwmogelijkheden niet verder gaan dan 20% van de oppervlakte van de ten tijde van de inwerkingtreding van de Verordening aanwezige bebouwing. Voorwaarde is wel is dat aan de ruimtelijk relevante kenmerken van de gebouwen geen afbreuk wordt gedaan en eventuele nieuwe bijgebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld.

Omdat maatwerk wordt beoogd, zijn de mogelijkheden in de Verordening in deze herziening opgenomen als afwijkmogelijkheid. Door middel van voorschriften aan een vergunning kunnen de diverse af te wegen belangen worden geborgd. Rekening moet worden gehouden met:

  • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
  • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
  • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
  • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
  • het aspect nachtelijke lichtuitstraling.

Omdat de afwijkmogelijkheden voor alle relevante bestemmingen gelijk zijn, zijn deze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels, onder de algemene afwijkingsmogelijkheden.

4.9.4 Ruimte-voor-ruimte regeling (2.13.4 Verordening)

Om de identiteit en de kwaliteit van het buitengebied te verbeteren, is in de Verordening (artikel 2.13.4) een ruimte-voor-ruimte regeling opgenomen. Deze bestaat uit twee mogelijkheden, die beide leiden tot een binnenplanse omgevingsvergunning.

  • 1. de mogelijkheid om een nieuwe woning te bouwen op een perceel waarop reeds een woning aanwezig is;
  • 2. de mogelijkheid om een woning te bouwen ter compensatie van de afbraak van 750 m2 voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing of de mogelijkheid om twee woningen op te richten ter compensatie van de afbraak van 2000 m2 voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing.

De eerste mogelijkheid is bedoeld voor vervanging van woningen (zoals voormalige bedrijfswoningen bij een agrarische bedrijf) die redelijkerwijs niet meer voor bewoning geschikt te maken zijn, zodat verkrotting kan worden voorkomen. Aangezien er geen woning aan de voorraad wordt toegevoegd, hoeft hier in de regionale woonvisie geen rekening mee te worden gehouden. Dit is anders voor de tweede mogelijkheid. Daarbij kan een woning worden gebouwd ‘in ruil’ voor de afbraak – en het wegbestemmen – van onbruikbare, niet-waardevolle bebouwing die in het buitengebied is vrijgekomen, en waarbij de afbraak kan worden gefinancierd door de mogelijkheid tot het bouwen van één of meer zogenaamde "compensatiewoningen" op de saneringslocatie.

Voor de bouw van 2 compensatiewoningen moet 2000 m2 onbruikbare, niet waardevolle bebouwing worden afgebroken en wegbestemd, omdat de oprichting van twee woningen op een perceel aanzienlijk meer dan 2x zoveel impact heeft op het landschap dan de oprichting van één woning.

Het resultaat van toepassing van de ruimte-voor-ruimte-regeling – waarbij advies dient te worden ingewonnen bij een onafhankelijk of een door de gemeente aangestelde deskundige - zal in elk geval een duidelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moeten zijn.

Omdat sommige voorwaarden geen randvoorwaarden zijn maar voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning wordt verleend, zijn de mogelijkheden van artikel 2.13.4 in dit plan opgenomen bij de algemene afwijkingsregels (in hoofdstuk 3 van de regels). Dit biedt meer garantie voor maatwerk dan een wijzigingsbevoegdheid. Wel is van belang dat de vergunde situatie uiteindelijk positief wordt bestemd onder het wegbestemmen van de ongewenste bouwmogelijkheden. Dit hoeft echter niet direct. Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming. Indien bij de nieuwe burgerwoningen een bouwbehoefte bestaat, is die niet ten dienste van de agrarische bestemming. Praktisch gezien kan de wijziging van de bestemming wachten op het volgende veegplan.

4.9.5 Zonneparken

Er moet rekening mee gehouden worden dat in de nabije toekomst de technologie voor de opwekking van zonne-energie een zodanige ontwikkeling zal doormaken dat de ruimtebehoefte voor zonnepanelen zal veranderen. Om te bewerkstelligen dat zonne-energieparken te zijner tijd weer worden opgeruimd en om te voorkomen dat locaties die bij uitstek geschikt zijn als woongebied of als bedrijventerrein definitief door zonneparken worden verdrongen heeft de provincie bepaald dat zonneparken alleen mogen worden gerealiseerd op basis van een omgevingsvergunning waarbij voor een bepaalde termijn (die niet meer mag bedragen dan 30 jaar, maar uiteraard wel korter kan zijn) van het bestemmingsplan wordt afgeweken.

In artikel 2.42.1, tweede lid, is bepaald in welke gevallen een bestemmingsplan kan voorzien in het plaatsen van een zonnepark voor een periode van maximaal 30 jaar. Voormalige slibdepots (met uitzondering van natuurgebieden), gesloten stortplaatsen en bedrijfsterreinen ten behoeve van gaswinning en gastransport kunnen bij uitstek geschikt zijn voor medegebruik als zonnepark, omdat ander zinvol medegebruik van de betreffende gronden veelal niet mogelijk is. Het is niet noodzakelijk dat de mogelijkheid om op deze locaties een zonnepark te vestigen, in voorkomende gevallen afhankelijk is van een gemeentelijke gebiedsvisie als bedoeld in het tweede lid, onder e, en een op basis van die gebiedsvisie door GS te nemen besluit tot aanwijzing van een locatie. Daarom is bij de actualisering van de omgevingsverordening bepaald dat de omgevingsvergunning ook kan worden verleend voor de vestiging van een zonnepark op een voormalig slibdepot, op een gaswinningslocatie of op een gesloten stortplaats als de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.

In artikel 44.1 onder k is bepaald dat het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van zonnepanelen anders dan op daken van bouwwerken in strijd is met de regels van het bestemmingsplan. Aangezien de gemeente nog bezig is met een gebiedsvisie ”Zonneparken in het buitengebied” kiest de gemeente er vooralsnog niet voor om voor realisering van zonneparken een afwijkingsbepaling voor strijdig gebruik van gronden in het bestemmingsplan op te nemen.

De gemeente wil met een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 2 van de Wabo wel meewerken aan de realisering van een zonnepark op een voormalig slibdepot, op een gaswinningslocatie of op een gesloten stortplaats. Op korte termijn kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van de lijst met zogenaamde kruimelgevallen, als aangegeven in Bijlage II, artikel 4, lid 11 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De gemeente kan met een omgevingsvergunning voor maximaal 10 jaar tijdelijk afwijken van de bepalingen van het bestemmingsplan.

4.10 Herstellen gebreken

Voorts zijn enkele gebreken in de redactie van de overige planregels hersteld.

4.10.1 Aanlegvergunningentabel
  • In de aanlegvergunningentabel is de bestemming water komen te vervallen. Uit de praktijk blijkt dat dit niet voorkomt (grotere waterwegen), terwijl in de bestemming 'Water' (artikel 23) geen aanlegvergunningstelsel is opgenomen.
4.10.2 Ontheffing GS

Op diverse plaatsen in de regels (3.9.1 onder a, 4.4.1 onder g, 7.8.1 onder b en 9.6.1 onder d) staat dat ontheffing nodig is van Gedeputeerde Staten. Inmiddels bestaat die constructie niet meer en daarom is hij onverbindend. De betreffende zinsneden komen te vervallen.

4.10.3 Kabels en leidingen

Onduidelijk was hoe de bepaling in de algemene gebruiksregels over kabels en leidingen (voorheen artikel 39.2 onder e, nu 44.2 onder e) zich verhield tot het aanlegvergunningvereiste in bijvoorbeeld archeologische waarden. De bepaling is bedoeld om de huisaansluitingen van kabels en leidingen positief te bestemmen. De tekst is nog van vóór het Besluit externe veiligheid buisleidingen. In de regels zijn de eerste twee uitzonderingen vervangen door de uitzondering "leidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen of een rechtsopvolger van toepassing is". Onder de Omgevingswet is de rechtsopvolger het Besluit kwaliteit leefomgeving.

4.10.4 Aanduidingen

In de regels van Wonen ontbrak een verwijzing naar de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden'. Deze verwijzing is opgenomen, waarmee de omissie is hersteld.

4.10.5 Richtafstandenlijst

Aan de regels van het plan hing een bijlage 'Richtafstandenlijst'. In de regels kwam geen verwijzing naar deze bijlage voor. De bijlage is geschrapt.

4.10.6 Hoogspanningsinfrastructuur

Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich 4 hoogspanningsverbindingen en 1 ondergrondse hoogspanningsverbinding. Deze verbindingen zijn in eigendom bij Tennet. In het ontwerp-bestemmingsplan is reeds rekening gehouden de bovengrondse hoogspanningsverbindingen en niet met de ondergrondse verbindingen. Tennet heeft in zijn zienswijze verzocht om óók rekening te houden met de ondergrondse hoogspanningskabels. Dit ter bescherming van de belangen van Tennet.

Derhalve is op de verbeelding de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen voor de ondergrondse hoogspanningsverbinding die vanaf het hoogspanningsstation Grijpskerk naar de bovengrondse 110.000 Volt verbinding van Tennet loopt. Tevens zijn de regels aangevuld met betrekking tot een voorrangsregeling en de verhogen van de maximale hoogte naar 54 meter en is hiervoor een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Tot slot is een aanvullende regeling opgenomen met betrekking tot de plaatsing van windturbines. Een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een windmolen binnen een werpafstand van minimaal 2 keer nominaal toerental kan alleen worden verleend na overleg met de netwerkbeheerder.

4.10.7 Molenbiotoop

Aan de Aduarderdiep 3 te Den Ham staat een molen. Ten behoeve van een goede windvang is in het bestemmingsplan een molenbiotoop opgenomen.

4.11 Terminologie

4.11.1 Wabo

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. Deze wet bracht afzonderlijke vergunningstelsels, zoals bouwvergunningen en milieuvergunningen, onder in één stelsel, het stelsel van de omgevingsvergunning voor diverse activiteiten. De regels zijn daarop aangepast.

In het kader van de Wabo is ook de Wet ruimtelijke ordening aangepast:

  • Artikel 3.3 Wro spreekt niet meer over "aanlegvergunningen" maar over "omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden". Omdat in het spraakgebruik de term "aanlegvergunningen" prettiger is dan "omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" is de term "aanlegvergunningen" zoveel mogelijk gehandhaafd. Alleen de koppen zijn aangepast aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. Door de definitie van het begrip
  • "aanlegvergunning" is het begrip juridisch correct verankerd in de regels.
  • Artikel 3.6 Wro spreekt niet meer over een "ontheffingen" maar over "omgevingsvergunningen waarbij kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels". Dit is in de tekst aangepast.
  • Artikel 7.10 Wro is vervallen. De handhavingsgrond is artikel 2.1 Wabo. De verwijzing naar artikel 7.10 is doorgehaald.
4.11.2 SVBP

Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn is opgesteld onder de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) 2008. In 2012 is de SVBP gewijzigd. Sindsdien moeten nieuwe bestemmingsplannen onder de SVBP 2012 worden opgesteld. Het betreft hier namen van aanduidingen, zoals 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' in plaats van 'wro-zone - wijzigingsgebied' en 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' in plaats van 'wro-zone - ontheffingsgebied'. Deze aanpassingen gelden niet als aanpassingen die moeten worden vermeld als een gewijzigde vaststelling van het plan. In dit plan zijn alleen de namen van de aanduidingen aangepast voor zover ze op de verbeelding voorkomen. Bij een geconsolideerde versie worden alle benamingen aangepast.

4.11.3 Andere wetten

In de definitie van houtteelt kwam een verwijzing voor naar de Boswet. Die wet is opgegaan in de Wet natuurbescherming. Die wet kent nog wel ontheffingen, maar ook gevallen waarin geen ontheffing nodig is. In verband daarmee is de betreffende zinsnede geschrapt. De verwijzing naar de Boswet was een praktische toevoeging, maar is niet noodzakelijk voor het begrip houtteelt. In praktische zin heeft deze wijziging nauwelijks betekenis, omdat houtteelt nauwelijks voorkomt. De grond is daar te goed voor.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

De aanpassingen in de regels zijn met een gele markering verwerkt in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied. Dit komt de leesbaarheid van de aanpassingen ten goede. Alleen de geel gemarkeerde regels maken onderdeel uit van de herziening. Wat de regels betreft kunnen alleen tegen de geel gemarkeerde tekst zienswijzen worden ingediend. Door toevoeging van de archeologiebestemmingen zijn de opvolgende artikelen vernummerd. De vernummering is niet geel gemarkeerd.

Binnen het plangebied is een Rijksinpassingsplan voor de hoogspanningsverbinding 380 kV van toepassing. Op grond van dit plan mag voor de gronden waarop het inpassingsplan ziet, de gemeente binnen tien jaar (vanaf december 2017) geen bestemmingsplan vaststellen, tenzij de bestemmingen van het Rijksinpassingsplan exact over worden genomen. Met de schakelbepaling in Artikel 43 is hierin voorzien.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro is het plan aan de verschillende overleginstanties kenbaar gemaakt. Het plan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. De overlegreacties zijn, waar noodzakelijk, in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

De provincie heeft op een aantal onderwerpen een reactie gegeven. Deze reacties hebben geleid tot aanpassingen in het plan. Daarmee is tegemoet gekomen aan de opmerkingen van de provincie.

Daarnaast valt binnen het grondgebied van twee waterschappen. Waterschap Noorderzijlvest heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wetterskip heeft een aantal opmerkingen gemaakt die ter kennis neming aangenomen zijn. Daarnaast hebben ze één opmerking gemaakt met betrekking tot het opnemen van een voorwaardelijke verplichting om bij toekomstige ontwikkeling contact opgenomen wordt met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. De voorwaardelijke verplichting wordt echter niet opgenomen, omdat de belangen van het Wetterskip op vergunningenniveau voldoende zijn aangehaakt. Aan de waterparagraaf van het moederplan wordt daarnaast toegevoegd dat op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân het onder meer verboden is om zonder watervergunning van het bestuur neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 1.500 m2 onverharde grond bebouwd of verhard wordt in het buitengebied.

Vanaf 15 augustus 2018 tot en met 26 september 2018 heeft het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied Zuidhorn (herziening)” met bijbehorende stukken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon een ieder zienswijzen naar voren brengen. Er zijn 42 zienswijzen ingediend.

In de Nota van Zienswijzen Bestemmingsplan "Buitengebied Zuidhorn (herziening)" zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie (bijlage 32). Een aantal zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot aanpassingen in de regels, verbeelding en toelichting van het ontwerpbestemmingsplan.


Het bestemmingsplan is vervolgens op gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft het karakter van een veegplan. De diverse bouwplannen zijn economisch uitvoerbaar. Verder bevat het plan vooral algemene regelingen met een zodanig karakter dat de economische uitvoerbaarheid niet aan de orde is.

6.3 Grondexploitatie

Voor gronden waarop een aangewezen bouwplan is voorgenomen stelt de raad een exploitatieplan vast (artikel 6.12 Wro). De raad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen in bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen of indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Als dergelijke gevallen zijn aangewezen de gevallen waarin:

  • a. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19, van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,–;
  • b. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f;
  • c. de verhaalbare kosten uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Voor de aangewezen bouwplannen in dit bestemmingsplan is sprake van de onder a, b en/of c bedoelde situaties dan wel is sprake van een situatie waarin de kosten anderszins verzekerd zijn. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig.