direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Hoogezand, Stadshart Tussenhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding nieuw bestemmingsplan

De gemeente zet zich al jaren in voor de ontwikkeling van het Stadshart in Hoogezand. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn percelen en panden aangekocht, is bestaande bebouwing gesloopt en zijn deelgebieden herontwikkeld. Doelstelling van de gebiedsontwikkeling is het afronden van het stadscentrum met een zorgvuldige aansluiting op en overgang naar het aangrenzende dorp.

Het Stadshart ligt in het centrum van Hoogezand en wordt grofweg begrensd door de Meint Veningastraat in het noorden, de Kerkstraat in het oosten, het Kielzorg (theater en gemeentehuis) in het zuiden en het Kieldiep in het westen. Maar ook aansluitend op dit raamwerk liggen direct ten oosten van de Kerkstraat nog drie kleine locaties.

Het Stadshart bestaat uit twee delen: het noordelijk- en het zuidelijk deel. Afbeelding 1 geeft een overzicht van het Stadshart en de verschillende deelprojecten. De vernieuwing van het Stadshart Zuid is gereed. Hier is ten eerste het Kielzog (nieuw theater en bibliotheek) en de openbare ruimte rondom Het Kielzog gerealiseerd. Ten tweede heeft de openbare ruimte rondom en de entrees van het winkelcentrum De Hoge Meeren een upgrading gehad. Verder is de oude bibliotheek gesloopt en de locatie heringericht. Ook is de transformatie van de oude school naar een Medisch Centrum en de herinrichting van de omliggende openbare ruimte gerealiseerd. Nu is de vernieuwing van het noordelijk deel aan de beurt.


afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0001.png"
 

Stadshart Zuid
1. Het Kielzog + plein
= gerealiseerd

2. Openbare ruimte rondom Het Kielzog
= gerealiseerd

3. Openbare ruimte + entrees De Hoge Meeren
= gerealiseerd

4. Sloop en herinrichting locatie oude bibliotheek
= gerealiseerd

Stadshart Noord
5. Transformatie oude school naar Medisch Centrum en herinrichting openbare ruimte
= gerealiseerd

6. planontwikkeling Tussenhof
= in voorbereiding

7. Herstructurering noordelijk deel Stadscentrum, inclusief Kerkstraat
= in voorbereiding  

Afbeelding 1 - Deelprojecten revitalisering Stadshart Hoogezand

Ruimtelijke visie
Voor het noordelijk deel van het Stadshart is een ruimtelijke visie opgesteld. Deze visie is onderdeel van het nieuw beeldkwaliteitsplan 'Stadshart Noord Hoogezand'. De kern van de ruimtelijke visie is het versterken van de eigen identiteit van het veenkoloniaal dorp. Ten eerste door verder te bouwen op de historische gelaagdheid van de plek, ten tweede door het versterken van de samenhang tussen verschillende componenten van diepen en wijken. Ambitie is een samenhangend weefsel te creëren, waarbij de karakteristieke historisch-ruimtelijke structuur opnieuw betekenis krijgt voor de toekomst en de Kerkstraat een identiteitsvolle toegangspoort wordt tot het stadscentrum.

In het noordelijk deel van het Stadshart laat de leefbaarheid en uitstraling te wensen over. De gemeente heeft de afgelopen 10-20 jaar oude en/of vervallen bedrijfspanden opgekocht en gesloopt. Hierdoor zijn er grote lege plekken in het stedelijk weefsel ontstaan. Het resterend vastgoed heeft nu ook in toenemende mate met functieverlies, leegstand en verval te kampen. Er is maar weinig vastgoed die zich aan deze ontwikkelingen kunnen onttrekken en/of zich juist positief onderscheiden. Dit heeft invloed op de wijze waarop de Kerkstraat (de belangrijkste noordzuid-as van de stad en belangrijkste ontsluitingsstructuur van het stadscentrum) wordt beleefd. Een beleving die wordt versterkt door een uiterst functionele en stenige inrichting van het openbaar gebied. Om hier verandering in aan te brengen is een integrale aanpak van de Kerkstraat en het noordelijk deel van het Stadshart nodig, waarbij in onderlinge samenhang en versterking aandacht uitgaat naar:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • verkeer;
  • woningen passend binnen het woningbouwprogramma;
  • milieuzonering;
  • duurzaamheid;
  • kwaliteitsverbetering openbare ruimte.

Een uitgebreide beschrijving van de planontwikkeling is opgenomen in paragraaf 2.3 Nieuwe situatie.

1.2 Deelprojecten Stadshart Noord

De vernieuwing van het noordelijk deel van het Stadshart past niet volledig in het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt dan ook aangepast om de ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit gebeurd in verschillende deelprojecten.

Locatie 'Tussenhof'
In 2018 is gestart met het eerste deelproject: de locatie 'Tussenhof'. Dit zijn de huidige grasvelden aan de Kerkstraat aan de beide zijden van de Erasmusweg. Op deze locatie zijn 20 grondgebonden woningen, 131 appartementen en bijbehorende parkeerplaatsen gepland. Daarnaast wordt aan de kant van het Kieldiep een 'pocketpark' gerealiseerd. In 2018 en 2019 is de bestemmingsplan procedure doorlopen. Het nieuwe bestemmingsplan 'Hoogezand, Stadshart Tussenhof' wordt naar verwachting rond de zomer van 2019 vastgesteld door de gemeenteraad.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de locatie 'Tussenhof'. Een uitgebreide beschrijving van de planontwikkeling is opgenomen in paragraaf 2.3 Nieuwe situatie.

Locatie 'De Componist'

Als tweede deelproject is de locatie 'De Componist' aan de beurd. Dit is het huidige grasveld aan de Kerkstraat, tussen de bestaande cafetaria aan de Kerkstraat 231 en de spoorlijn. Hier wordt een nieuw woongebouw ontwikkeld met 20 appartementen en bijbehorende parkeerplaatsen. In mei 2019 wordt het voorontwerp bestemmingsplan 'Hoogezand, Stadshart de Componist' ter inzage gelegd.

Toekomstige locaties
Met de ontwikkeling van de locaties 'Tussenhof' en 'De Componist' is een start gemaakt met de vernieuwing van het noordelijk deel van het Stadshart. Beide locatie liggen aan de zuidkant van de spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans. In 2019-2020 komt ook het gebied aan de noordzijde van de spoorlijn aan de beurt. Ook dit gebied wordt in verschillende deelgebieden vernieuwd, waarbij verschillende bestemmingsplan procedures worden doorlopen.

1.3 Plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van deelgebied 6 'Tussenhof' mogelijk. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans en aan de oostzijde door de Kerkstraat. Het bestaande appartementencomplex (incl. Rabobank en Expert) 'Tussenhof Zuid' aan de Burgemeester van Royenstraat Oost vormt aan de zuidzijde de grens van het plangebied. Aan de westzijde is het Kieldiep de grens van het plangebied. De locatie van het plangebied is aangegeven op afbeelding 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0002.png"

Afbeelding 2 - Locatie 'Tussenhof'

1.4 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Stadscentrum'. Dit bestemmingsplan is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer.

Karakter geldend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Stadscentrum' heeft een actualiserend karakter en geeft uitsluitend de huidige situatie een passende bestemming. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Voor nieuwe ontwikkelingen in het Stadshart worden aparte, op de ontwikkeling gerichte, bestemmingsplannen gemaakt. In de toelichting van het bestemmingsplan 'Stadscentrum' is wel een doorkijk gegeven naar de toekomstige ontwikkelingen in het Stadshart. Uitgangspunt voor de komende jaren (vanaf 2014) is het compleet maken en afronden van het Stadshart. Onder andere het opwaarderen van het winkelcentrum en het toevoegen van woonfuncties is hier onderdeel van. Hierbij is beschreven dat het terrein van de locatie 'Tussenhof' geschikt is voor woningbouw.

Geldende bestemmingen
De betrokken percelen hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Centrum - Stadscentrum 1' en 'Centrum - Stadscentrum 2'. Binnen deze bestemmingen is onder andere wonen toegestaan. Er mag echter alleen worden gebouwd binnen een bouwvlak. Op de betreffende percelen ligt geen bouwvlak, waardoor hier op grond van het geldende bestemmingsplan niet gebouwd kan worden. Dit past bij het karakter van het bestemmingsplan 'Stadscentrum' (actualiserend en geen nieuwe ontwikkelingen), zoals hiervoor beschreven.

Een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Stadscentrum' is weergegeven op afbeelding 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0003.png"

Afbeelding 3 - Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Stadscentrum'

1.5 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk Planbeschrijving wordt als eerste de historische context van de ontwikkeling van het Stadshart beschreven. Hierna wordt ingegaan op de huidige en de nieuwe situatie van de locatie 'Tussenhof'.

In het hoofdstuk Beleidskader wordt de op het bestemmingsplan betrekking hebbende wetgeving en beleid van de verschillende overheden beschreven. Hierop volgend worden in het hoofdstuk Omgevingsaspecten de relevante onderzoeken behandeld. Het gaat hierbij onder andere om geluid, bodem en verkeer.

De uitleg van de juridische vormgeving van de verbeelding en de regels is opgenomen in het hoofdstuk Juridische toelichting. Hierna wordt in de hoofdstukken 6 en 7 ingegaan op de Economische uitvoerbaarheid en de Maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hier zijn onder andere de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak en zienswijzen opgenomen.

In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar bijlagen. Deze zijn aan het slot van de toelichting apart gebundeld als Bijlagen bij de toelichting.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historische context

De ruimtelijke structuur van Hoogezand is sterk verbonden met de historische ontwikkeling van de veenkoloniën en de industrialisatie in het begin van de vorige eeuw. De lange lijnen gebaseerd op de ontginning van de hoogveengronden zijn nog steeds herkenbaar en bepalend in de ruimtelijke structuur. Het gedempte Winschoterdiep (huidige Hoofdstraat / Meint Veningastraat), het Kieldiep en de Kerkstraat zijn lange lijnen die de basisstructuur van Hoogezand vormen.

De hoofdas werd gevormd door het oude Winschoterdiep. Vanuit dit diep werd het omliggende land ontgonnen en in cultuur gebracht. In 1868 kwam daar een spoorlijn bij. Uitbreiding vond plaats in het raster, opgebouwd tussen de kanaal- en spoortraces. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd het gebied tussen het Winschoterdiep en de spoorlijn ingevuld met vooral industrie en werd ten zuiden van het spoor de Burgemeester van Royenstraat aangelegd. Na de Tweede Wereldoorlog werd het oude Winschoterdiep gedempt en werden zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de oude linten verschillende uitbreidingswijken en nieuwe bedrijventerreinen aangelegd.

De afbeeldingen hieronder laten de ontwikkeling van Hoogezand van 1850 tot nu zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0004.png"

Afbeelding 4.1 - Hoogezand omstreeks 1850

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0005.png"

Afbeelding 4.2 - Hoogezand omstreeks 1900

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0006.png"

Afbeelding 4.3 - Hoogezand omstreeks 1950

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0007.png"

Afbeelding 4.4 - Hoogezand omstreeks 1975

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0008.png"

Afbeelding 4.5 - Hoogezand in 2017

Met de snelle groei van de gemeente in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw kwam ook de behoefte aan concentratie van voorzieningen. Lang is gezocht naar een geschikte locatie voor een 'stadshart' in Hoogezand. Uiteindelijk werd gekozen voor een nieuw opgezet stadscentrum in het gebied Gorecht-Oost. Naast het winkelcentrum De Hooge Meeren zijn hier vanaf 1980 diverse centrumvoorzieningen gerealiseerd.

Om een gezond detailhandelsklimaat in Hoogezand-Sappemeer te behouden en waar mogelijk te versterken, kiest de gemeente sinds 1996 consequent voor concentratie van winkels. Winkels die verspreid door de gemeente gevestigd waren, zijn gestimuleerd om zich te vestigen in één van de drie kernwinkelgebieden: de Hooge Meeren en Martenshoek in Hoogezand en het winkelcentrum in Sappemeer.

Door verschillende ontwikkelingen op het gebied van detailhandel en demografie was een verdere concentratie van detailhandel nodig. Planologisch is daarom in 2013 geregeld dat in de Kerkstraat geen nieuwe winkels gevestigd mogen worden. Door het standvastige detailhandelsbeleid van de gemeente is het gelukt om in het winkelcentrum de Hooge Meeren de leegstand te beperken. Voor de oude linten en aanloopstraten zoals de Kerkstraat heeft dit echter wel gevolgen gehad.

Doordat de bestaande panden gebouwd zijn als winkelpanden maar niet meer als zodanig gebruikt mogen worden, heeft de Kerkstraat zijn oorspronkelijke functie en aantrekkelijkheid grotendeels verloren. Naast winkelpanden waren aan de Kerkstraat een aantal fabrieken gevestigd. Na beeïndiging van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn deze fabrieken gesloopt. Deze aanpak zorgt voor leegstand en lege plekken in het stedelijke structuur in de Kerkstraat en omgeving. Hierdoor is de ruimtelijke kwaliteit van het gebied aangetast en is vernieuwing noodzakelijk.

De vernieuwing van het Stadshart gebeurt in verschillende deelprojecten, deze zijn beschreven in Hoofdstuk 1. Voorliggend bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van de locatie 'Tussenhof' mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0009.png"

Afbeelding 5 - Vogelvlucht op de oude bebouwing van de kantoorboekenfabriek Atlanta aan de Kerkstraat met directe omgeving.

2.2 Huidige situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit twee grasvelden, zie afbeelding 2 in paragraaf 1.3. In de jaren 90 van de vorige eeuw is de bebouwing ter plaatse gesloopt. Deze bestond uit verschillende bedrijfspanden en enkele woningen.

Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Kerkstraat. Dit deel van de Kerkstraat kenmerkt zich door een cluster kleinere panden aan de oostzijde. De westzijde van dit deel van de Kerkstraat (het plangebied) is zoals voorgaand aangegeven onbebouwd. Er is geen sprake van een straatwand en er is geen groen aanwezig (behalve enkele kleine bomen).

Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich het bestaande appartementencomplex 'Tussenhof Zuid'. Op de begane grond van dit pand zijn onder andere de Rabobank en Expert gevestigd, hierboven wordt gewoond. Het appartementencomplex 'Tussenhof Zuid' verandert niet.

Aan de westzijde van het plangebied ligt het Kieldiep, aan de noordzijde de spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans.

2.3 Nieuwe situatie

2.3.1 Woningbouw

Op de locatie 'Tussenhof' wordt een nieuwe woonwijk ontwikkeld die bestaat uit 20 grondgebonden woningen en 131 appartementen. Afbeelding 7 (inclusief tabel) geven inzicht in de woningaantallen en -typen in het plan. Het plan zoals onderstaand beschreven ligt in hoofdlijnen vast. Flexibiliteit in zowel woningaantallen als -typen is echter mogelijk, zodat kan worden ingespeeld op marktontwikkelingen. Toevoeging van extra woningen is hierbij niet mogelijk, de genoemde aantallen zijn het maximum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0010.png"     Woningaantallen en -typen

Locatie A
14 appartementen
Sociale huurwoningen

Locatie B
6 grondgebonden woningen
Sociale huurwoningen

Locatie C
24 appartementen
Sociale huurwoningen

Locatie D
14 grondgebonden woning
Sociale huurwoningen

Locatie E
46 appartementen
Huurwoningen

Locatie F
30 appartementen
Goedkope huurwoningen

Locatie G
17 appartementen
Koopappartementen
 

Afbeelding 6 - Woningaantallen en -typen Stadshart - Tussenhof

2.3.2 Parkeren

De vernieuwing van het Stadshart brengt een parkeerbehoefte met zich mee. Het uitgangspunt is dat het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd in het plan. Voor het berekenen van het benodigd aantal parkeerplaatsen zijn de kengetallen van het CROW leidend. CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

Binnen de parkeerkencijfers van de CROW wordt onderscheid gemaakt tussen vier woonmilieutypes en een stedelijkheidsgraad. Voor het Stadshart in Hoogezand is gelden de categorieën 'schil centrum' en 'matig stedelijk'.

Op de locatie 'Tussenhof' zijn in totaal 20 grondgebonden woningen en 131 appartementen, gepland, zie paragraaf 2.3.1 Woningbouw. Voor deze woningbouw is de parkeerbehoefte berekend, zie onderstaande tabellen.

In de parkeerberekening is onderscheid gemaakt in twee parkeergebieden:

  • Parkeergebied 1: de woningbouw aan de noordzijde van de Erasmusweg (op afbeelding 6 aangegeven met A, B, C en D).
  • Parkeergebied 2: de woningbouw aan de zuidzijde van de Erasmusweg (op afbeelding 6 aangegeven met E, F en G).

Parkeerplaatsen in gebied 1 (noordzijde Erasmusweg)
In parkeergebied 1 worden sociale huurwoningen (appartementen en grondgebonden woningen) gerealiseerd. Op basis van de kengetallen van het CROW zijn ten behoeve van deze woningen minimaal 50,4 parkeerplaatsen nodig, zie onderstaande tabel.

 

Gebied – Locatie   Type woningen   Aantal   Categorie CROW   Minimaal aantal parkeerplaatsen norm CROW  
1 - A   Sociale huurwoningen   14   Huur etage, midden/goedkoop   11,2  
1 - B   Sociale huurwoningen   6   Huurhuis,
sociale huur  
6  
1 - C   Sociale huurwoningen   24   Huur etage, midden/goedkoop   19,2  
1 - D   Sociale huurwoningen   14   Huurhuis,
sociale huur  
14  
Minimaal aantal parkeerplaatsen parkeergebied 1   50,4  

In parkeergebied 1 worden 58 parkeerplaatsen in het gebied zelf gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de minimale norm van de CROW.

Parkeerplaatsen in gebied 2 (zuidzijde Erasmusweg)
In parkeergebied 2 worden appartementen voor ouderenhuisvesting en koopappartementen gerealiseerd. Op basis van de kengetallen van het CROW zijn ten behoeve van deze woningen minimaal 81,2 parkeerplaatsen nodig, zie onderstaande tabel.

Gebied – Locatie   Type woningen   Aantal   Categorie CROW   Minimaal aantal parkeerplaatsen CROW  
2 – E   Huurwoningen   46   Huur etage,
midden/goedkoop  
36,8  
2 – F   Goedkope
Huurwoningen  
30   Huur etage,
midden/goedkoop  
24  
2 – G   Particuliere koopwoningen   17   Koop
appartement  
20,4  
Minimaal aantal parkeerplaatsen parkeergebied 2   81,2  

In parkeergebied 2 worden 98 parkeerplaatsen in het gebied zelf gerealiseerd. Hiervan zijn 78 parkeerplaatsen bestemd voor de appartementen voor ouderenhuisvesting. Voor de 17 koop appartementen worden 20 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de minimale norm van de CROW.

Parkeerplaatsen in de openbare ruimte (Kerkstraat en Erasmusweg
Zoals voorgaand beschreven wordt het minimaal benodigd aantal parkeerplaatsen gerealiseerd in het plangebied zelf. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het plangebied, aan de Kerkstraat en aan de Erasmusweg, openbare parkeerplaatsen aanwezig. Deze worden (gedeeltelijk) heringericht en er worden nieuwe openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.

In de nieuwe situatie komen langs de Kerkstaat en de Erasmusweg circa 40 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen gebruikt worden voor (bezoekers)parkeren van de nieuwe woningbouwplannen, maar ook voor woningen en voorzieningen uit de directe omgeving. Hier is sprake van dubbelgebruik.

Uit tellingen van de gemeente blijkt dat in de huidige situatie ongeveer 20 parkeerplaatsen door de huidige woningen en voorzieningen uit de directe omgeving gebruikt worden. Voor de ontwikkeling van parkeergebied 1 zijn in de openbare ruimte aan de Erasmusweg en de Kerkstraat circa 8 parkeerplaatsen beschikbaar. Voor parkeergebied 2 is rekening gehouden met circa 10 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.

Conclusie
Het aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd wordt voldoet aan de kencijfers parkeren van de CROW. Daarnaast wordt recht gedaan aan de specifieke situatie ter plaatse en de behoeftes van de doelgroepen die gaan wonen in het plangebied. Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect parkeren uitvoerbaar.

2.3.3 Groen

In het Stadshart Noord wordt specfiek aandacht besteed aan groen en openbare ruimte. Hiervoor zijn het 'Kieldiep park', de 'Kieldiep oever' en vijf zogenaamde 'pocket parken' ontworpen. Het 'Kieldiep park' wordt gerealiseerd aan de noordzijde van het spoor. De 'Kieldiep oever' en één van de vijf pocket parken vallen in de locatie 'Tussenhof'.

Kieldiep oever
De Kieldiep oever is gepland aan de zuidzijde van het spoor, direct ten westen van de locatie 'Tussenhof'. De groenstructuur van de 'Kieldiep oever' sluit aan op de bestaande groenstructuur en biedt ruimte aan een langzaam verkeersroute tussen noord en zuid. De oever van het Kieldiep is vormgegeven als grastalud met lage beschoeiing en doorgaande bomenrij parallel aan het Kieldiep.

Pocket park
Eén van de vijf 'pocket parken' is gepland aan de westzijde van de locatie 'Tussenhof', ten zuiden van de Erasmusweg. Dit park vormt de overgang van het Heveapad naar de Atlantakade. De pocket parken zorgen voor versterking en uitbreiding van de bestaande groenstructuur en dragen bij aan een hoogwaardige woonkwaliteit. De pocket parken krijgen een landschappelijke- en groene inrichting en zijn voor iedereen toegankelijk. De parken bieden wandelmogelijkheden, zitgelegenheden en speelruimte. Daarnaast bieden de pocket parken ruimte voor waterberging.

Voor meer informatie over het 'Kieldiep park', de 'Kieldiep oever' en de 'pocket parken' wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan 'Stadshart Noord Hoogezand'.

2.3.4 Flexibiliteit bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan is primair opgesteld om medewerking te kunnen verlenen aan het woningbouwprogramma zoals beschreven in paragraaf 2.3.1 Woningbouw. Om in te kunnen spelen op gewijzigde (markt)omstandigheden, bevat de bestemmingsplanregeling een aantal flexibiliteitsbepalingen.

Ten eerste is in het bestemmingsplan uitsluitend vastgelegd hoeveel woningen er maximaal in het plangebied mogen komen. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in aantallen appartementen of grondgebonden woningen. Ten tweede zijn de bouwvlakken zo ingetekend dat uitwisseling van woningtypen mogelijk is. Per bouwvlak is wel geregeld wat de maximale goot- en bouwhoogte bedragen en of een plat dak is toegestaan. Daarnaast is voor een aantal beeldbepalende locaties de situering van de gebouwen verplicht voorgeschreven en een minimum bouwhoogte opgenomen. Hierdoor wordt recht gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het plan. Ten derde zijn een aantal binnenplanse afwijkingen opgenomen. Hiermee kan, onder een aantal voorwaarden en na een ruimtelijke afweging, onder andere een afwijkende dakhelling en andere situering van gebouwen mogelijk gemaakt worden.

Indien gebruik wordt gemaakt van de geboden flexibiliteit, kan dit gevolgen hebben voor de parkeerbehoefte zoals beschreven in paragraaf 2.3.2 Parkeren. In deze paragraaf is het primaire woningbouwprogramma onderbouwd. Wordt hier vanaf geweken, dan moet er een nieuwe parkeerberekening gemaakt worden en moet dit worden onderbouwd in de omgevingsvergunning.

In de regels van het bestemmingsplan zit de verplichting dat er parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, volgens de normen van de CROW. In paragraaf 5.3.2.6 Overige regels is onder andere aangegeven hoe de parkeerkencijfers van het CROW toegepast moeten worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Landelijk beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maart 2012 (hierna te noemen: SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.

Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk 13 Nationale belangen gedefinieerd.

Nationaal belang 10 van de SVIR vraagt om: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De karakteristieke objecten en gemeentelijke monumenten in de gemeente Midden-Groningen maken onderdeel uit van de cultuurhistorische kwaliteit van Nederland, maar vooral op lokaal of bovenlokaal niveau. Erfgoed dat van (inter)nationaal belang is heeft een status als rijksmonument. In paragraaf 4.13 Cultuurhistorie is het aspect cultuurhistorie voor het plangebied getoetst.

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.

De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:

  • Waddenzee en waddengebied.
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • Elektriciteitsvoorziening.
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Natuurnetwerk Nederland.
3.1.3 Verwerking landelijk beleid in het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten aan de orde. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie

De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.

In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's, onderverdeeld in elf provinciale 'belangen':

Ruimte

  • Versterken van ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe bovenlokale ontwikkelingen.
  • Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen.
  • Voorwaarden scheppen voor een goede infrastructuur ven ruimte voor veilige winning, transport en opslag van duurzame energie.
  • Zorgen voor een vitale landbouwsector in balans met de omgeving.


Natuur en landschap

  • Beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en de variëteit van de diverse landschappen in onze provincie.
  • Beschermen en ontwikkelen van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk Nederland.


Water

  • Zorgen voor bescherming tegen wateroverlast en overstromingen.
  • Zorg dragen voor de beschikbaarheid van kwalitatief en voldoende schoon water.


Mobiliteit

  • Zorgen voor goede en veilige (inter)nationale, provinciale en regionale bereikbaarheid over weg, water, spoor, door de lucht en digitaal.


Milieu

  • Tegengaan van milieueffecten en -hinder door te sturen op de kwaliteit van water, lucht, geluid en bodem.
  • Streven naar een zorgvuldig gebruik van de ondergrond en een veilige winning en opslag van (delf)stoffen.

Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn: Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de artikelen weergegeven die, al dan niet deels, betrekking hebben op het plangebied.

  • Artikel 2.15.1 : Woningbouw
    Een bestemmingsplan kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal in overeenstemming zijn met de in het kader van de Regio Groningen-Assen tot stand gekomen regionale planningslijsten voor woningbouw. De ontwikkeling van het Stadshart Noord past binnen de afspraken die gemaakt zijn met de Regio Groningen-Assen. Hier wordt in paragraaf 3.3 Regionaal beleid verder op ingegaan.
  • Artikel 2.23.4 : Vervoer gevaarlijke stoffen
    Een bestemmingsplan mag niet voorzien in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de 'veiligheidszone 3 transport'. Deze zone ligt rondom de spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans, die aan de noordzijde de grens van het plangebied vormt. In het plan worden binnen de 'Veiligheidszone 3 transport' geen (nieuwe) objecten mogelijk gemaakt voor het verblijf van minder zelfredzame personen.
3.2.3 Provinciaal buitengebied

In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.

In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. Het Stadshart Noord valt onder het 'bebouwd gebied' (stedelijk gebied).

3.2.4 Conclusie

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Groningen-Assen 2030

De gemeente Midden-Groningen heeft begin 2019 een nieuwe Woonvisie vastgesteld. Daarnaast gelden de regionaal gemaakte afspraken. Onderstaand wordt ingegaan op de Regiovisie Groningen-Assen 2030 vanwege de ligging van de kern Hoogezand in deze regio.

Regiovisie Groningen-Assen 2030
De provincies Groningen en Drenthe en de twaalf gemeenten daarbinnen werken al 20 jaar intensief samen aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio. De speerpunten van de Regio Groningen-Assen zijn:

  • het economisch kerngebied verder ontwikkelen;
  • de interne samenhangende bereikbaarheid verbeteren;
  • de kwaliteit van stad en land behouden en versterken.

De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de omliggende regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als was zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen. Aan de hand van de ontwikkelingsvisie wordt gericht gewerkt aan het creëren van kansen voor de regio. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen kwaliteiten: de rust en de ruimte, de aantrekkelijke steden en groene dorpen, de verscheidenheid in landschappen en de relatief goede bereikbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0011.png"   Wonen en werken concentreert zich volgens de visie in de regio rond de verticale as Groningen-Assen en de horizontale as gevormd door Roden/Leek, Groningen en Hoogezand-Sappemeer. Bij de ruimtelijke inrichting zal deze T-structuur (zie afbeelding hiernaast) worden versterkt door hier de verstedelijking te concentreren. Hoogezand-Sappemeer, Leek en Roden vervullen daarbij als meer stedelijke kernen een schragende functie in de verstedelijkingsopgave van de regio. De keuze voor bundeling van het wonen en werken op de T-structuur is ingegeven door het zoveel mogelijk behouden van gebiedskwaliteiten die betrekking hebben op natuur en landschap.  

De Regio Groningen-Assen wil zorgen voor een voldoende en gevarieerd aanbod aantrekkelijke woningen en woonomgevingen voor elk huishouden in de regio. Als de speerpunten van de Regio Groningen-Assen vertaald worden naar de woningmarktopgave voor de regio, dan leidt dit tot de volgende uitgangspunten:

  • Concentratie van stedelijk wonen en economische ontwikkeling (kennis en dienstverlening) in de steden Groningen en Assen op de centrale A28-as.
  • Concentratie van wonen in schragende kernen (Hoogezand-Sappemeer en Leek-Roden) met industriële en hoogwaardige bedrijvigheid op de A7-as.
  • Ontwikkelen van een diversiteit aan landelijke woonmilieus gekoppeld aan een netwerk van volledige kernen en bij voorkeur in de kernen met hoogwaardig en hoogfrequent openbaar vervoer: Zuidhorn, Bedum, Ten Boer, Winsum, Eelde-Paterswolde, Haren, Zuidlaren.
  • Behoud van de woonkwaliteit van de kleine kernen en van verspreid wonen op het platteland.

Met deze combinatie van woonkwaliteiten worden de ruimtelijke en economische doelen ondersteund.

Om onverhuurbaarheid en leegstand te voorkomen, is wijkvernieuwing en herstructurering noodzakelijk. Wijkvernieuwing en herstructurering krijgen hoge prioriteit. Daardoor zullen wijken en woningen weer aantrekkelijker worden gemaakt. Sloop, vervangende nieuwbouw, verbouw en verkoop van huurwoningen en verbetering van de openbare ruimte moeten leegstand bestrijden en voorkomen. De samenhang tussen centrum, woonwijken en buitengebied krijgt meer aandacht door te voorzien in bijvoorbeeld verbindingszones (groen, water, begeleidende bebouwing). Centrumvernieuwing en herstructurering van verouderde woonwijken worden met kracht doorgezet. Herstructurering en 'upgrading' van het centrum van Hoogezand-Sappemeer versterkt de schragende functie van de gemeente. Het project Stadshart Noord past goed binnen het beleid van Regio Groningen-Assen.

3.3.2 Woningmarktanalyse Regio Groningen - Assen 2017-2030

In opdracht van de Regio Groningen-Assen is de 'Woningmarktanalyse Regio Groningen - Assen 2017-2030' opgesteld. Hierin is voor de verschillende subregio's binnen Regio Groningen - Assen geschetst hoe de regionale woningvraag zich tot 2030 ontwikkelt.

De ligging ten opzichte van de regio speelt een rol in de locatiekeuzes: Zuidwest Groningen en Noord Drenthe ervaren meer vraag naar woningen dan Noord- en Oost-Groningen.

Hoogezand valt onder de woningmarkt sub-regio Oost van Regio Groningen-Assen. De huishoudensgroei neemt, afhankelijk van het demografische scenario, in de komende jaren nog licht toe. Na 2025 ontstaat een evenwicht en na 2030 ontstaat een huishoudenskrimp. Er kunnen grote verschillen ontstaan binnen de gemeente: groei in het westelijk deel (Hoogezand, Sappemeer en Harkstede) vanwege goede verbindingen met de stad Groningen en voorzieningen; huishoudenskrimp in het oostelijk deel van de gemeente in de kleinere kernen.

Er is een forse kwaliteitsslag nodig in de bestaande woningvoorraad door verbetering en verduurzaming van woningen en door sloop en nieuwbouw (gelijktijdig met verdunning van de woningvoorraad op die plekken). Naast herstructureringslocaties zijn er nieuwbouwlocaties nodig om verdunning in bestaande woonbuurten getalsmatig te compenseren. Het is gewenst om in de komende jaren vooral binnenstedelijke of binnen-dorpse locaties te benutten voor woningbouw. Op deze wijze kunnen centra ruimtelijk versterkt worden en transformatie van industrie- en detailhandel-functies naar wonen kan worden gerealiseerd.

Het netto programma (nieuwbouw minus sloop) ligt voor de periode 2017-2030 op circa 1100 woningen voor het grondgebied van de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Slochteren. De maximale uitbreidingsbehoefte voor 2017-2030 ligt op circa 740 woningen. Dit overschot aan plancapaciteit is grotendeels het resultaat van een eerder gestelde opgave vanuit de Regio Groningen-Assen. Het afbouwen heeft tijd nodig. Bovendien is enige plancapaciteit nodig om de (grote) opgaven die er met name in Hoogezand is te faciliteren; het aanhouden van enkele reservelocaties biedt ruimte voor fluctuaties en snel meebewegen. De focus ligt op slimme planontwikkeling, waarbij inbreiding voorop staat.

Hoogezand-Sappemeer heeft, naast plannen voor herontwikkeling van het Stadshart, een stevig herstructureringsprogramma voor de huursector, met name in Gorecht-West.

3.3.3 Conclusie

De revitalisering van het Stadshart in Hoogezand bestaat uit verschillende deelprojecten, zie paragraaf 1.1. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van deelgebied 6: 'De Tussenhof' mogelijk. Voor de toetsing aan de Regiovisie Groningen-Assen wordt de ontwikkeling van het Stadshart Noord in zijn totaliteit bekeken, omdat het een aaneengesloten gebied is met samenhangende deelprojecten. In het Stadshart Noord worden naar verwachting circa 300 wooneenheden gerealiseerd.

Het project Stadshart Noord is een passende en kwalitatief hoogwaardige aanvulling op de woningmarkt in gemeente Midden-Groningen in het algemeen en Hoogezand in het bijzonder. Stadshart Noord is een inbreidingslocatie, gepaard met functiewijziging, in het centrum stedelijk gebied in Midden-Groningen. Het plangebied bestond vroeger uit verschillende bedrijfspanden en enkele woningen. Dit project is een goed voorbeeld van functiewijziging en transformatie. Na sloop van bedrijfspanden wordt nu een mix gebouwd van woningen. Dat betreft huurappartementen van onder andere corporaties en grondgebonden huur- en koopwoningen. De woningen liggen naast alle belangrijke stedelijke voorzieningen, zoals supermarkten, winkelcentrum, scholen, bioscoop en treinstations. Met deze inbreidingslocatie wordt het stedelijk gebied versterkt.

Dit programma past inhoudelijk en qua woningaantallen binnen de afspraken die al enkele jaren geleden zijn gemaakt met de Regio Groningen-Assen.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Kompas gemeente Midden-Groningen

Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.

Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.

Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners.

De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.

Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over een gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.

Bouwsteen 2: Ieder mens telt

In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.

Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar in sommige situaties hier goed bij helpen. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. Hieraan dragen de sociale teams bij. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.

Bouwsteen 3: Economie van de toekomst

De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:

  • het innoveren van de arbeidsmarkt en economie;
  • het creëren van nieuwe partnerschappen en allianties en bestaande allianties versterken:
  • excellente dienstverlening voor ondernemers en instellingen;
  • beschikbaarheid van snel internet;
  • meer regionale waarde voor de landbouw;
  • blijvende vernieuwing van de maakindustrie;
  • duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking;
  • energietransitie om de afhankelijkheid van fossiele energie te verkleinen;
  • bredere samenwerkingsverbanden;
  • uitwerken van de regionale agenda.
3.4.2 Harmonisatie beleid

Het beleid van de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde moet geharmoniseerd worden tot nieuw beleid voor Midden-Groningen. Hierbij vormen de uitgangspunten en bouwstenen uit het Kompas de basis. Het huidige beleid is (met een aantal uitzonderingen, waaronder bestemmingsplannen) geldig tot 1 januari 2020. Voorliggend bestemmingsplan wordt dan ook getoetst aan het beleid van de voormalige gemeenten, voor zover het relevant is voor het plangebied.

3.4.3 Beeldkwaliteitsplan Stadshart Noord Hoogezand

Voor de gebiedsontwikkeling van gehele Stadshart Noord is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft de ruimtelijke, functionele en esthetische eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit van de ontwikkeling. Hierbij wordt de ruimtelijk kwaliteit geborgt, zonder dat alles al tot op het detail wordt vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan is primair geschreven als handleiding voor ontwikkelaars en architecten die betrokken worden bij de ontwikkeling van de verschillende bouwprojecten. Toekomstige plannen worden door de welstandcommissie (en/of supervisor) binnen de kaders van het beeldkwaliteitsplan beoordeeld en getoetst. Het beeldkwaliteitsplan geeft daarmee zowel naar bestaande als nieuwe bewoners zekerheid over de kwaliteit van de nieuwe situatie.

In het beeldkwaliteitsplan zijn onder andere de ruimtelijke uitgangpunten en beeldkwaliteit voor de locatie 'Tussenhof' bepaald. De uitgangspunten voor de zuidzijde van de Erasmusweg zijn:

  • Gestapelde woningen en grondgebonden woningen.
  • Maximaal 6 bouwlagen aan te vullen met appartementen in 3 bouwlagen aan de zuidzijde ter sluiting van het deels bestaande bouwblok.
  • Platte daken.
  • Stedelijke uitstraling.
  • Metselwerk, stuc en accentmaterialen. Staal en hout.
  • Afgewerkte blokranden.
  • Parkeren op het middenterrein.
  • Inrichting als 'zichtlocatie' met bomen en onderbeplanting.

De uitgangspunten voor de noordzijde van de Erasmusweg zijn:

  • Gestapelde appartementen.
  • Zuidzijde maximaal 5 bouwlagen.
  • Overige tot 3 bouwlagen c.q. 2 bouwlagen met kap.
  • Symmetrische kappen , langs de Kerkstraat voornamelijk haaks en langskappen parallel aan het Kieldiep.
  • Stedelijke uitstraling.
  • Verwant materiaalgebruik.
  • Metselwerk, stuc en accentmaterialen. Staal en hout.
  • Afgewerkte blokranden.
  • Parkeren op het middenterrein.
  • Binnenterrein ingericht met bomen en onderbeplanting.
  • Bijgebouwen afstemmen op materialisering hoofdgebouw.


De hiervoor genoemde punten zijn bedoeld als kwaliteitsduiding, enige afwijking is mogelijk.

Procedure beeldkwaliteitsplan
Het ontwerp beeldkwaliteitsplan 'Stadshart Noord Hoogezand' heeft vanaf 26 juli 2018 tot en met 5 september 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn lag ook het voorontwerp bestemmingsplan 'Hoogezand, Stadshart Tussenhof' ter inzage. Iedereen had toen de mogelijkheid het beeldkwaliteitsplan te bekijken en vragen te stellen. Belanghebbenden konden een inspraakreactie indienen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

Tevens is het ontwerp beeldkwaliteitsplan besproken met Libau (onafhankelijke adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit en cultuureel erfoged in Groningen en Drenthe). Naar aanleiding van overleg met Libau zijn een aantal aanpassingen doorgevoerd in het ontwerp beeldkwaliteitsplan. Waar nodig zijn de aanpassingen eveneens verwerkt in het bestemmingsplan.

Het definitieve beeldkwaliteitsplan wordt naar verwachting medio 2019 vastgesteld door de gemeenteraad en toegevoegd aan de Welstandnota.

Welstandsnota 2004
Totdat het nieuwe beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld geldt voor het plangebied de Welstandsnota uit 2004 van de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

In de Welstandnota 2004 wordt per deelgebied een nadere analyse gegeven van het karakter en staan de welstandscriteria verwoord. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen sneltoetscriteria voor veel voorkomende bouwwerken, de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte welstandscriteria. Het Stadshart Noord valt onder 'Gebied 15 - Centrumgebied'. Het beeldkwaliteitsplan vervangt voor het Stadshart Noord de geldende welstandsnota als toetsingskader.

3.4.4 Woonvisie Midden-Groningen

De gemeente Midden-Groningen heeft begin 2019 een nieuwe Woonvisie vastgesteld. Er is veel actueel woningmarkt- en bewonersonderzoek aanwezig dat zorgt voor onderbouwing bij de woonvisie. Ten behoeve van de nieuwe woonvisie zijn de uitkomsten van de verschillende onderzoeken gebundeld in het rapport: 'Woningmarkt, leefbaarheid en aardbevingen Midden-Groningen'. Dit rapport biedt de basis voor de woonvisie die momenteel in ontwikkeling is.

In het onderzoeksrapport 'Woningmarkt, leefbaarheid en aardbevingen Midden-Groningen' is gekeken naar demografische ontwikkelingen. Los van de verschillende scenario's ontstaat in de komende tien tot vijftien jaar een omslag van een geringe groei naar een geringe krimp. Het is zaak binnen deze bandbreedte kansen te benutten voor versterking en vernieuwing van de woningvoorraad.

Doelen van de woonvisie zijn:

  • Voorkomen dat inwoners noodgedwongen de eigen buurt, het dorp of de gemeente moeten verlaten, omdat er geen geschikte woningen zijn.
  • Zorgdragen dat er doorstroming ontstaat binnen de voorraad koop- en huurwoningen, zodat inwoners hun woonwensen kunnen vervullen.
  • Kwaliteit toevoegen waardoor nieuwe inwoners aangetrokken worden.

Belangrijke programma's in de woonvisie zijn:

  • 1. Aanpak particuliere woningen: achterstallig onderhoud wegwerken; woontechnische verbeteringen, zodat eigenaren oud kunnen worden in hun eigen woning, in hun eigen buurt of dorp; verduurzaming zodat meer comfort ontstaat en lagere energielasten.
  • 2. Aanpak huurwoningen van de woningcorporaties: ook verduurzamen; transformatie door sloop en nieuwbouw (verdunning).
  • 3. Nieuwbouw: slim inzetten van nieuwbouw in uitbreidingsgebieden zoals Vosholen, inbreidingslocaties zoals Stadshart Noord en de vervangingsopgave waar nieuwe woonkwaliteit nodig is.
  • 4. Ontwikkeling robuuste dorpen: voorzieningendorpen en woondorpen vullen elkaar aan met een diversiteit aan woonmilieus.

Op gemeentelijk niveau is in de komende tien tot vijftien jaar sprake van een omslagpunt van groei naar krimp. Binnen de gemeente ontstaan grotere verschillen. Het westelijk deel ligt dichtbij de as Groningen-Assen, kent goede verbindingen en veel voorzieningen en kan wellicht zelfs groeien. Hoogezand, Sappemeer en Harkstede hebben daarin een sterke positie. Uit het woningmarktonderzoek blijkt dat de huishoudens zich vooral oriënteren op plekken met een compleet voorzieningenpakket, een goede bereikbaarheid en veel werkgelegenheid, zoals in Hoogezand. De aardbevingsproblematiek heeft de marktwerking in de afgelopen vijf jaren laten stagneren, maar dit geldt vooral voor het noordelijk deel van de gemeente. Momenteel zien we dat de vraag naar kavels en woningen weer op gang komt.

Specifiek voor Hoogezand is in het rapport: 'Woningmarkt, leefbaarheid en aardbevingen Midden-Groningen' beschreven dat één van de kwaliteiten het betaalbaar en bereikbaar wonen nabij tal van voorzieningen is. De gemeente zet dan ook in op verdichting, vernieuwing en ruimtelijke afronding van het gebied rond het centrum. Het plan Stadshart Noord speelt goed in op de behoeften, ook op langere termijn.

3.4.5 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012

In het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012 zijn de gemeentelijke ambities, doelstellingen en oplossingsrichtingen uitgewerkt op basis van 5 speerpunten:

  • autoverkeer;
  • fietsverkeer;
  • openbaar vervoer;
  • verkeersveiligheid;
  • parkeren.

Per speerpunt is beleid geformuleerd, waarbij ook gekeken is naar de samenhang tussen de verschillende speerpunten. Hiermee zijn vervolgens de opgaven tot 2022 in beeld gebracht. Onderstaand wordt per speerpunt aangegeven hoe deze van toepassing is op de ontwikkeling van het eerste deel van het Stadshart Noord.

Autoverkeer / verkeersveiligheid
De gemeente wil een goede bereikbaarheid borgen. De hoofdwegenstructuur (stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen) vormt een belangrijke basis voor zowel de autobereikbaarheid, de leefbaarheid als de verkeersveiligheid. Auto- en vrachtverkeer wordt zoveel mogelijk op de hoofdstructuur gebundeld. Het streven is dat de wegen in de tussenliggende verblijfsgebieden (erftoegangswegen) vooral gebruikt worden door autoverkeer met een herkomst of bestemming in dat betreffende gebied. De hoofdwegenstructuur en de verblijfsgebieden zijn in de wegencategorisering vastgelegd.

De Kerkstraat, de Van der Duyn van Maasdamweg en het tussen deze beide wegen gelegen wegvak Erasmusweg maken als gebiedsontsluitingswegen onderdeel uit van de hoofdverkeersstructuur.

Om redenen van verkeersveiligheid en leefbaarheid geldt voor de gebiedsontsluitingswegen door of direct rond Stadshart Noord een lagere verkeersafwikkelingskwaliteit (prio 3) dan voor de overige 'buitenom' gelegen gebiedsontsluitingswegen (prio 1 of 2).

Het plangebied wordt ontsloten op de Erasmusweg en/of de Kerkstraat. Doordat verkeer vrijwel ongehinderd hier naartoe kan rijden zal de doorstroming minimaal beïnvloed worden. Het gaat hierbij om kleine aantallen voertuigbewegingen die nagenoeg niet van invloed zijn op de bestaande verkeersintensiteit.

Fietsverkeer / verkeersveiligheid
De gemeente zet zich in om het fietsgebruik te stimuleren. Door het bevorderen van het fietsgebruik wordt gewerkt aan duurzame mobiliteit. De gemeente zet in op directe en veilige fiets- en ook voetgangersverbindingen. Om de barrièrewerking voor het langzaam verkeer te verkleinen worden op het autorouting rondom het Stadshart maatregelen getroffen. Verder is het verbeteren van fietsroutes een noodzakelijke basis voor het vergroten van de aantrekkingskracht van het fietsverkeer. Hierbij wordt ingezet op de thema's: fietsinfrastructuur, fietsenstallingen en gedragsbeïnvloeding.

In en nabij het plangebied zijn er de twee bestaande fietspaden langs de Kerkstraat en de Van der Duyn van Maasdamweg. Gepland is een vrijliggend fiets/voetpad langs het Keildiep, vanaf de Meint Veningastraat via de Atlantakade naar de Burgemeester van Rooyenstraat Oost. Hiermee wordt het huidige tunneltje onder het spoor autovrij.

Openbaar vervoer
De gemeente vindt het belangrijk dat Hoogezand goed met het openbaar vervoer ontsloten is en blijft. De gemeente zet zich in op kwaliteitsverbetering van het openbaar vervoer op het niveau van halte- en stationsvoorzieningen en een goede bereikbaarheid van deze voorzieningen.

De twee dichtbij zijnde treinstations zijn Martenshoek en Hoogezand-Sappemeer. Verder wordt het plangebied via bestaande bushaltes ontsloten door buslijn 171 (Veendam-Groningen) van het OV-Bureau en de buurtbus lijn 515 van StadsvervoerHS.

Parkeren
De gemeente hanteert de parkeerkencijfers uit de CROW. Bij ruimtelijke ontwikkelingsplannen (bijvoorbeeld wonen, winkelen, bedrijven) worden conform deze parkeerkencijfers voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Algemeen uitgangspunt is dat de parkeervraag op eigen terrein wordt opgelost. De gemeente zal de ontwikkelingsplannen hierop toetsen.

De parkeerbehoefte voor de locatie 'Tussenhof' is in paragraaf 2.3.2 beschreven. Hierbij is het algemene uitgangspunt toegepast en aanvullend vindt bezoekersparkeren deels in de openbare ruimte plaats.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.1.1 Inleiding

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.

Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:

  • Beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling.
  • Indien de ontwikkeling buiten het bestaande stedelijk gebied ligt moet tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

4.1.2 Toetsing
4.1.2.1 Stedelijke ontwikkeling

Voordat de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd.

De revitalisering van het Stadshart in Hoogezand bestaat uit verschillende deelprojecten, zie paragraaf 1.1. Voor de toetsing aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt de ontwikkeling van het Stadshart Noord in zijn totaliteit bekeken, omdat het een aaneengesloten gebied is met samenhangende deelprojecten. In het Stadshart Noord worden circa 300 wooneenheden gerealiseerd. Hiermee is sprake van een stedelijke ontwikkeling.

4.1.2.2 Bestaande stedelijk gebied

Het plangebied ligt binnen het bestaande stedelijk gebied van Hoogezand.

Het Stadshart Noord is een inbreidingslocatie die ligt in het centrum van Hoogezand. Het plangebied bestond vroeger uit verschillende bedrijfspanden en enkele woningen. Dit project is een goed voorbeeld van functiewijziging en transformatie. Na sloop van bedrijfspanden wordt nu een mix van verschillende woningtypen gebouwd. Dat betreft huurappartementen van onder andere corporaties en grondgebonden huur- en koopwoningen. De woningen liggen naast alle belangrijke stedelijke voorzieningen, zoals supermarkten, winkelcentrum, bioscoop. Met deze inbreidingslocatie wordt het stedelijk gebied versterkt.

4.1.2.3 Behoefte

De (voormalige) gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft samen met marktpartijen en woningcorporaties de behoefte onderzocht. Hieruit blijkt dat er voldoende vraag bestaat om in het Stadshart Noord circa 300 wooneenheden te realiseren, vanwege:

  • De ligging en combinatie met allerlei voorzieningen in het centrum van Hoogezand.
  • De kans om specifieke woonmilieus te realiseren.
  • De vragen die voortkomen uit kwalitatieve woonwensen van bijvoorbeeld starters, eenpersoonshuishoudens (30-45 jaar) en ouderen.
  • De beperkte omvang van het (per jaar) te realiseren programma in het Stadshart in relatie tot de totale voorraad en de gehele kwalitatieve, en daarmee kwantitatieve verschuiving binnen de voorraad.
  • Een vervangingsvraag als gevolg van complexen die vroeg (binnen 5 jaar) of laat (binnen 15 jaar) uit de markt genomen zullen worden vanwege onder andere aardbevingen, kwaliteit, vraaguitval en locatiewensen.
  • Het alvast inzetten op realisatie van kwaliteit 'aan de bovenkant' om later aan 'de onderkant' van de kwaliteit weer uit de markt te kunnen nemen.
  • De ontwikkeling van woningbouw in combinatie met de aanpak van de ruimtelijke kwaliteit in dit gebied. In de afgelopen jaren is een flinke ontwikkeling op gang gekomen voor wat betreft verbetering en toevoeging van andere functies in het gebied: cultuur, bestuur, detailhandel, horeca, openbare ruimte, welzijn en zorg.
  • De ontwikkeling past binnen de afspraken die gemaakt zijn met de Regio Groningen-Assen, zie paragraaf 3.3.1 Regiovisie Groningen-Assen 2030.

Het project Stadshart Noord is een passende en kwalitatief hoogwaardige aanvulling op de woningmarkt Midden-Groningen.

4.1.3 Conclusie

Met de inbreidingslocatie Stadshart Noord wordt het centrum van Hoogezand vernieuwd en versterkt en ruimtelijk afgerond. Deze ontwikkeling past binnen de kaders van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

4.2 M.e.r.-beoordeling

4.2.1 Inleiding

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie situaties. Ten eerste zijn activiteiten benoemd waarvoor het maken van een milieueffectrapportage verplicht is en waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-plicht geldt.

Ten tweede zijn activiteiten benoemd waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure wel of niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.

Ten derde moet voor ontwikkelingen die onder de drempelwaarden blijven zoals genoemd in bijlage D van het Besluit m.e.r, wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Voor deze motivering/toets wordt een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling geschreven. Uit de aanmeldingsnotitie kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure worden gevolgd. Op basis van de aanmeldingsnotitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit.

Voor activiteiten die niet zijn opgenomen in de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r geldt geen vorm van een m.e.r. verplichting.

4.2.2 Toetsing

Kader
De ontwikkeling van het Stadshart Noord in Hoogezand bestaat uit verschillende deelprojecten, zie paragraaf 1.1. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van deelgebied 6: 'Tussenhof' mogelijk. In dit deelgebied zijn in totaal 20 grondgebonden woningen en 131 appartementen gepland. Een uitgebreide beschrijving van de planontwikkeling is opgenomen in paragraaf 2.3.

Voor de m.e.r.-beoordeling wordt de ontwikkeling van het Stadshart Noord in zijn totaliteit bekeken, omdat het een aaneengesloten gebied is met samenhangende deelprojecten. In het Stadshart Noord worden circa 300 wooneenheden gerealiseerd.

De ontwikkeling van het Stadshart Noord valt in categorie D11.2 van bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. Deze categorie bevat: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Binnen deze categorie gelden de volgende drempelwaarden:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De ontwikkeling van het Stadshart Noord blijft ruim onder de drempelwaarden. Voor het plan geldt dan ook geen m.e.r.-beoordelingsplicht. Er wordt dan ook volstaan met een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling. De 'Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.- beoordeling bestemmingsplannen Stadshart Noord' is opgenomen in Bijlage 1.

Aanmeldingsnotitie
In de aanmeldingsnotitie zijn de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie hoofdthema's:

  • De kenmerken van de activiteit (waaronder omvang, verontreiniging, hinder en risico's van ongevallen).
  • De plaats van de activiteit (in relatie tot de kwetsbaarheid van het milieu).
  • De kenmerken van het potentiele effect (waaronder het bereik, de orde van grootte en waarschijnlijkheid van effect).

Voor de volledige beoordeling van de hiervoor genoemde punten wordt verwezen naar Bijlage 1. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn, die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Geconcludeerd wordt dat het project in zekere zin onomkeerbaar is, maar dat het opstellen van een milieueffectrapport niet nodig is.

M.e.r.-beoordelingsbesluit
Op basis van de 'Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.- beoordeling bestemmingsplannen Stadshart Noord' heeft de gemeenteraad op 27 september 2018 een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen. De gemeenteraad heeft besloten geen milieueffectrapport op te stellen voor de ontwikkeling van het Stadshart Noord in Hoogezand. Het raadsbesluit en het bijbehorende raadsvoorstel zijn opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3.

4.2.3 Conclusie

Omdat de ontwikkeling van het Stadshart Noord ruim onder de drempelwaarden zoals opgenomen in categorie D11 van bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage blijft, is een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De ontwikkeling van het Stadshart Noord heeft geen belangrijke nadelige milieueffecten. Het is niet noodzakelijk de m.e.r.-procedure te doorlopen. De gemeenteraad heeft op 27 september 2018 besloten geen milieueffectrapport op te stellen voor de ontwikkeling van het Stadshart Noord in Hoogezand.

4.3 Bedrijven en milieu

4.3.1 Inleiding

Om in het algemeen te kunnen bepalen of nieuwe functies inpasbaar zijn in de omgeving, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Deze publicatie bevat een afstandsmethodiek van gevoelige functies (zoals woningen) tot bedrijvigheid. Bedrijven worden hierbij ingedeeld in milieucategorieën waarbij richtafstanden ten aanzien van geur, stof, geluid en gevaar worden gegeven. Hierbij wordt uitgegaan van de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een 'rustige woonwijk'. Hoe hoger de milieucategorie van een bedrijf, des te groter de afstand is die moet worden aangehouden tot woningen en andere gevoelige functies.

Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Een toetsing op uitsluitend deze VNG-publicatie is volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State niet zonder meer toegestaan. Feitelijke omstandigheden zijn mede bepalend of een bestemming aanvaardbaar en uitvoerbaar is.

4.3.2 Toetsing

Omgevingstype Stadshart Noord
Het Stadshart Noord valt niet onder het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Volgens de VNG-publicatie is dit omgevingstype ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen in een 'rustige woonwijk' vrijwel geen andere functies voor. Dit is in het Stadshart niet het geval.

Het Stadshart Noord grenst aan de noord- en westzijde aan het zoneringsplichtige industrieterrein Hoogezand-Noordwest en aan de zuidzijde aan het centrumgebied met uitgebreid voorzieningenaanbod. Verder wordt ligt het Stadshart Noord direct aan en wordt doorkruist door de Kerkstraat (provinciale weg N385). De Kerkstraat valt onder de hoofdinfrastructuur van Hoogezand en is onderdeel van de hoofdontsluiting van het centrumgebied naar de A7. Het Stadshart Noord wordt bovendien doorsneden door de spoorlijn Groningen – Bad Nieuweschans. Daarnaast zijn de percelen aan de Kerkstraat en de rest van het Stadshart bestemd als 'Centrum - Stadscentrum 1' en 'Centrum - Stadscentrum 2'. Binnen deze bestemmingen is een uitwisseling van functies mogelijk. Naast wonen is ook lichte bedrijvigheid, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. In het Stadshart Noord is dan ook geen sprake van functiescheiding.

Gezien de aanwezige functiemenging in het Stadshart Noord en omgeving en de ligging aan/nabij een hoofdontsluitingsweg en een spoorlijn wordt het Stadshart Noord getypeerd als 'gemengd gebied'.

Panden Kerkstraat
De panden aan de Kerkstraat (oostzijde plangebied) hebben de bestemming 'Centrum - Stadscentrum 2'. Binnen deze bestemming zijn onder andere bedrijven toegestaan tot en met een milieucategorie 2. Voor deze milieucategorie geldt een grootste richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De woningen in het plangebied vallen niet binnen deze afstand.

Eska
Ten noordwesten van het plangebied ligt het bedrijf Eska. Eska produceert massiefkarton voor de grafische markt (onder andere boekbinders, ordnerfabrikanten en puzzel- en spellen producenten) en luxe verpakkingen. Eska is relevant voor de aspecten geluid en geur. Rond het industriegebied 'Martenshoek', waar Eska deel van uit maakt, ligt een geluidszone. Het plangebied ligt volledig buiten deze zone en daarmee is er per definitie geen sprake van onevenredige geluidhinder.

In paragraaf 4.5 is nader onderzoek gedaan naar het aspect geur.

4.3.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect bedrijven en milieu uitvoerbaar. Hierbij wordt tevens verwezen naar paragraaf 4.4 Geluid en paragraaf 4.5 Geur.

4.4 Geluid

4.4.1 Inleiding

Voor het onderdeel geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een wettelijke geluidszone. Enige uitzondering hierop zijn wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. Als geluidgevoelige bebouwing (zoals woningen) binnen een geluidszone wordt gerealiseerd, moet een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden. Hierbij wordt onderzocht of de geluidbelasting aanvaardbaar is. Voor een aanvaardbaar geluidsniveau geeft de wet normen. Voor geluidgevoelige bebouwing binnen een geluidszone van een weg geldt als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (voorkeursgrenswaarde). Met een hogere waarde procedure kan het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) toestaan dan de voorkeursgrenswaarde. Deze verhoging is mogelijk tot een maximaal toelaatbare waarde.

Railverkeerslawaai
De Wet geluidhinder biedt bescherming aan geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen) tegen spoorweglawaai. Spoorwegen hebben net als autowegen een wettelijke geluidszone, waarbinnen grenswaarden gelden voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige bebouwing. Voor geluidgevoelige bebouwing binnen een geluidszone van het spoor geldt als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 55 dB (voorkeursgrenswaarde). Met een hogere waarde procedure kan Gedeputeerde Staten een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) toestaan dan de voorkeursgrenswaarde.

Bij het voorbereiden van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond die hoort bij een geluidszone van het spoor, moet een akoestisch onderzoek ingesteld worden naar:

  • 1. de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidgevoelige gebouwen of door geluidgevoelige terreinen binnen de zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsoverdracht beperken;
  • 2. de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de woningen te boven zou gaan.


Industrielawaai
De Wet geluidhinder biedt het wettelijk kader voor de zonering van industrielawaai. Uitgangspunt hierbij is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers bevinden of kunnen vestigen enerzijds en woningen en andere
geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.

Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen). Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.

4.4.2 Toetsing

Voor de ontwikkeling van de locatie 'Tussenhof' een akoestisch onderzoek uitgevoegd, zie Bijlage 10. In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting vanwege weg- en railverkeerslawaai beoordeeld. Industrielawaai is niet aan de orde in het plangebied, omdat de woningen buiten de zone van het industrieterrein Hoogezand Noordwest vallen. Er zijn geen relevante individuele inrichtingen in de invloedssfeer van het plan. Industrielawaai hoeft daarom niet te worden onderzocht.

Onderstaand worden de conclusies uit het akoestisch onderzoek weergegeven. Voor een volledige beschrijving van de onderzoeksresultaten, verantwoording en berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 10.

Wegverkeerslawaai
De woningen in het plangebied liggen binnen de geluidszones van de Van der Duyn Van Maasdamweg / Erasmusweg. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur, hebben een wettelijke geluidszone en zijn hiermee onderzoeksplichting op grond van de Wet geluidhinder. Het Heveapad / Atlantakade en de Kerkstraat zijn 30 kilometerwegen en derhalve niet zoneringsplichtig. Deze wegen zijn in het onderzoek betrokken in het kader van goede ruimtelijke ordening.

Voor wegverkeerslawaai is sprake van een stedelijke situatie met een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale grenswaarde van 63 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt een aantal woningen overschreden. De geluidsbelasting is echter nergens hoger dan de maximale ontheffingswaarde. Er kunnen dan ook hogere waarden worden vastgesteld.

Railverkeerslawaai
De woningen in het plangebied liggen tevens binnen de zone van de spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans. Hiervoor is de voorkeursgrenswaarde 55 dB en de maximale grenswaarde 68 dB. De geluidbelasting een aantal woningen is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar nergens hoger dan de maximale ontheffingswaarde. Hiervoor kunnen hogere waarden worden vastgesteld.

Cumulatie van geluid
Zoals voorgaand aangegeven liggen de woningen in het plangebied in meerdere geluidszones van aparte geluidsbronnen. Daarom is een onderzoek naar de gecumuleerde geluidsbelasting uitgevoerd. De cumulatieve geluidbelastingen zijn nergens hoger dan de waarde die voor alleen een weg of spoorweg aanvaardbaar zou zijn en zijn daarmee aanvaardbaar.

Maatregelen terugdringen geluidsbelasting
Omdat de geluidbelasting van zowel weg- als railverkeerslawaai op meerdere woningen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, wordt een hogere waarde verleend. Het verlenen van een hogere waarde is alleen mogelijk als maatregelen die gericht zijn op het terugbrengen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of op bezwaren stuiten. De geluidsbelasting kan verlaagd worden door het nemen van bronmaatregelen en/of door het nemen van maatregelen in het overdrachtgebied (gebied tussen bron en ontvanger).

Wegverkeerslawaai
Bronmaatregelen in de vorm van snelheidsverlaging zijn niet mogelijk. De betreffende wegvakken waar de maximum snelheid 50 kilometer per uur bedraagt, vormen essentiële schakels in de hoofdontsluiting van Hoogezand. De geldende snelheden zijn hiermee in overeenstemming. Geluidsreducerend wegdek als bronmaatregel is hier niet gewenst vanwege het grote aandeel wringend verkeer en niet effectief vanwege de lage snelheden.

Effectieve overdrachtsmaatregelen in de vorm van geluidsschermen of -wallen zijn onmogelijk omdat dit conflicteert met de erfontsluitingen. Bovendien zijn deze stedebouwkundig ongewenst.

Railverkeerslawaai
Het treffen van bronmaatregelen in de vorm van snelheidsverlaging of het plaatsen van raildempers is niet mogelijk vanwege de essentiële vervoersfunctie van de spoorlijn. Tevens is de spoorweg in beheer bij het rijk en zij is geen belanghebbende bij het project, terwijl zij wel de aanleg en onderhoud zou moeten organiseren en financieren.

Effectieve overdrachtsmaatregelen in de vorm van geluidsschermen of -wallen zijn onmogelijk vanwege de aanwezigheid van de overgang van de Kerkstraat. Bovendien zijn deze stedebouwkundig ongewenst.

4.4.3 Conclusie

De geluidbelasting van zowel weg- als railverkeerslawaai is op meerdere woningen hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar nergens hoger dan de maximale ontheffingswaarde. De cumulatieve geluidsbelastingen zijn niet onaanvaardbaar hoog. De gevelwering moet zodanig worden gedimensioneerd dat een aanvaardbaar geluidsklimaat in de geluidsgevoelige ruimten ontstaat.

Voor een aantal wooneenheden moet een hogere waarde vanwege respectievelijk de Erasmusweg/Van der Duyn Van Maasdamweg en de spoorbaan worden verleend. Voor deze woningen moeten aanvullende eisen aan de gevelisolatie worden gesteld.

Parallel aan de bestemmingsplan procedure is een procedure voor de vaststelling van een hogere waarde doorlopen. Op 21 mei 2019 heeft het college van burgemeester & wethouders een hogere grenswaarde voor geluid vastgesteld. In bijlage 11 bij toelichting is de beschikking opgenomen. Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.

4.5 Geur

4.5.1 Inleiding

Voor industriële bedrijven geeft, zoals in paragraaf 4.3 is toegelicht, de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' richtafstanden die in eerste instantie als toetsingskader voor geur kunnen dienen. In het kader van de goede ruimtelijke ordeningsafweging geven daarnaast eventueel verleende vergunningen of maatwerkbesluiten inzicht in de rechten van bedrijven ten aanzien van geuremissie.

4.5.2 Toetsing

Toetsing VNG-publicatie
Het bedrijf dat in de nabijheid van het plangebied ligt en relevant is ten aanzien van geur is Eska. Eska ligt ten noordwesten van het plangebied in het industriegebied 'Martenshoek'. Op basis van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is de maatgevende activiteit van Eska die van: 'papier- en kartonfabrieken' (SBI-1993 : 2112 nummer 3). De productiecapaciteit van Eska is meer dan 15 ton per uur. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 200 meter voor het onderdeel geur.

De dichtstbij geprojecteerde nieuwe woning ligt op een grotere afstand dan 200 meter van de bouwpercelen van Eska. Op basis van de richtafstanden is er geen sprake van belemmering van de woningen op de bedrijfsactiviteiten en is er in beginsel sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen.

Op basis van bovenstaande afstand kan in beginsel geconcludeerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Echter dient ook bezien te worden of de indicatie uit de VNG-publicatie toereikend is gezien de bestaande bedrijfsactiviteiten van Eska.

Omgevingsvergunning milieu
Eska produceert op haar huidige locatie al meer dan een eeuw massiefkarton. Van oorsprong was de grondstof voor haar proces stro dat sinds circa de 70er jaren van de vorige eeuw volledig is vervangen door gerecycled oud papier. Eska zet sindsdien alleen oudpapier in dat hoofdzakelijk uit huishoudelijke inzameling wordt verkregen. Dit materiaal kenmerkt zich door een grote mate van heterogeniteit van daarin opgenomen typen papier en karton dat perfect past bij de kwaliteiten die Eska produceert. De papier- en kartonindustrie heeft echter nauwelijks invloed op de inzameling en daaraan verbonden samenstelling van ingenomen grondstoffen en wordt sinds vele jaren geconfronteerd met een hoog en toenemend gehalte aan goed in water oplosbare biologisch afbreekbare stoffen die ongevraagd met het oudpapier worden ingenomen. In het waterige productieproces van papiermaken zoals dat ook bij Eska plaats vindt, kunnen de ingenomen biologisch afbreekbare stoffen, onbedoeld, worden omgezet in vluchtige geurende stoffen. Dat is een natuurlijk biologisch afbraakproces. De gevormde geurende stoffen verlaten het productieproces naar de omgevingslucht en veroorzaken een karakteristieke “papiergeur” die waargenomen kan worden in de omgeving. Afhankelijk van de omvang van het proces, de samenstelling van de grondstof, maar ook van de specifieke omstandigheden in het productieproces varieert de mate van waarneming en daarvan eventueel ondervonden hinder.

In de periode tot circa 2004 is als gevolg van de beschreven ontwikkeling van de oudpapierkwaliteit én de aanwezige procesomstandigheden van Eska, een situatie ontstaan waarbij de ondervonden hinder van het productieproces steeds ernstiger vormen aannam. Een toenemend aantal ernstige geurklachten heeft er toe geleid dat Eska een uitgebreid programma van maatregelen heeft ontwikkeld en in overeenstemming met haar bevoegd gezag heeft geïmplementeerd. Dit geursaneringsprogramma, waarin alle bekende kosteneffectieve maatregelen waren opgenomen, heeft er toe geleid dat in de jaren tussen 2004 en 2006 de ondervonden geurhinder drastisch is gereduceerd. De geurklachten zijn na uitvoering van het programma tot verwaarloosbaar gereduceerd. In overleg met haar bevoegd gezag is eind 2006, aansluitend aan het uitgevoerde programma, een geurmeting uitgevoerd die als basis moest dienen voor een nieuw op te nemen geurvoorschrift in de milieuvergunning van Eska. In de jaren 2007 en 2008 is op basis van procesgegevens van Eska en uit het klachtenpatroon gebleken dat de geursituatie stabiel en acceptabel was. Het bevoegd gezag heeft daarop besloten deze bereikte situatie te formaliseren in een geurvoorschrift dat aan de milieuvergunning kon worden toegevoegd.

Bij besluit van 24 februari 2009 (beschikking ambtshalve wijziging Wet milieubeheer februari 2009 ten behoeve van het actualiseren van de geurvoorschriften) zijn in aanvulling op de vergunning van 11 juli 2002 voorschriften geformuleerd die betrekking hebben op geur.

Uit de beschikking van 2009 blijkt dat over een deel van het plangebied tussen het spoor en de Erasmusweg een geurcontour tussen H=-1 en H=-2 als 98 percentiel ligt. De afgegeven beschikking is onderbouwd met de geurmeting van november 2006 waarin de hindercontouren van dat moment zijn bepaald. De 'H' staat voor hedonische waarde. De hedonische waarde van een bepaalde geurconcentratie is een indicatie van de hinderlijkheid van deze geurconcentratie. De schaal loopt van H=-4 (uiterst onaangenaam) tot H=+4 (uiterst aangenaam).

In de beschikking van 2009 is, in voorschrift 1.1.2, vastgelegd dat het uitgangspunt is dat gestreefd moet worden naar reductie van de geurbelasting, zodanig dat op alle woningen aan richtwaarde H=-2 wordt voldaan. Voorschrift 1.1.7 geeft hier verdere uitvoering aan door een jaarlijkse rapportage te eisen waarin lopende en voorgenomen maatregelen worden beschreven en hun invloed op de geuremissie. Deze jaarlijkse rapportage kan achterwege blijven indien uit een snuffelploegmeting blijkt dat wordt voldaan aan de richtwaarde uit 1.1.2. Indien later terechte geurklachten optreden kan deze verplichting opnieuw actueel worden.

Uit een (snuffel-)onderzoek (november 2009) dat na de afgifte ter controle van deze beschikking is gedaan blijkt dat wordt voldaan aan de richtwaarde van 1.1.2. Het bevoegd gezag heeft deze bereikte situatie bevestigd.

Om vast te stellen of de feitelijke geursituatie tussen 2009 en nu is gewijzigd, heeft Eska in oktober 2018 een indicatieve snuffelmeting laten uitvoeren. Het resultaat van deze meting, uitgedrukt in de hindercontouren, komt vrijwel exact overeen met de hindercontouren die zijn vastgesteld in 2009. De hindercontouren van 2009, zoals verbonden aan de milieuvergunning van Eska zijn derhalve maatgevend voor de afwegingen in het bestemmingsplan.

De vraag moet worden gesteld of met inachtneming van de aanwezige geurhinder van de activiteiten van Eska, bij de realisatie van woningbouw in het plangebied sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het plangebied wordt belast met een geurhinderniveau tussen H=-1 en H=-2. Concreet moet de vraag worden beantwoord of dit geurhinderniveau in de gegeven omstandigheden na afweging van de spelende belangen kan worden beschouwd als acceptabel, waarmee deze nieuwe situatie niet leidt tot (nieuwe) ernstige hinder.

Het terrein van Eska is al vanaf het einde van de 19e eeuw in gebruik als fabrieksterrein. Het terrein lag toen nog aan de zuidrand van de kern Hoogezand. In de jaren hierna, met name in de na-oorlogse periode, is Hoogezand uitgebreid en zijn de wijken rondom het fabrieksterrein gerealiseerd. De fabriek heeft zich ook verder ontwikkeld en voldoet aan de BBT voorwaarden (Beste Beschikbare Technieken) die voortvloeien uit Europese en Nationale wetgeving. Het bedrijf heeft al in 2004-2006 een ingrijpende saneringsinspanning met betrekking tot geuremissie verricht. In de jaren daarna heeft het bedrijf voortdurend aandacht gehad voor de geuremissie en zijn nieuwe mogelijkheden onderzocht en indien geschikt geïmplementeerd. Daaruit zijn nog geen grote doorbraken ontstaan, die een significant effect op de geuremissie zullen hebben. Het is niet aannemelijk dat Eska met, op dit moment nog onbekende, aanvullende maatregelen in de nabije toekomst een verdere geurreductie zal kunnen bereiken, ook gezien de verwachte ontwikkelingen in de kwaliteit van oudpapier. Eska laat de afgelopen circa 10 jaren een stabiel beeld zien met betrekking tot de geuremissie en mede op basis van de voorschriften opgenomen in de beschikking van 2009 heeft Eska een zorgplicht dat er voor zorgt dat de situatie in ieder geval niet verslechtert.

De dichtstbij gelegen woningen liggen direct naast het terrein, dichterbij dan de nieuw te bouwen woningen waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld. Dat er in de dichterbij gelegen woongebieden ten zuiden van het spoor sprake is van een acceptabel geurhinderniveau, lijkt te worden bevestigd door het feit dat er een zeer gering aantal klachten is binnen gekomen bij de provincie Groningen in de periode tussen 2009 en 2017¹.

¹ 2009: 1 klacht prikkelende lucht (locatie Hoogezand)
2016: 1 klacht stof en 1 klacht geur (locatie Hoogezand)

Mede gezien de historisch gegroeide situatie en het klachtenpatroon van de afgelopen jaren, kan niet geconcludeerd worden dat er ter plaatse van de woonwijken ten zuiden van het spoor en dus ook ter plaatse van het verder weg gelegen locatie 'Tussenhof', sprake is van een slecht woon- en leefklimaat. Beter gezegd, er is hier al gedurende meer dat 10 jaar sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

De omstandigheid dat er ter plaatse van de locatie 'Tussenhof' nieuwe woningen worden gebouwd en dus mogelijk ook bewoners van buiten zich ter plaatse zullen vestigen die mogelijke geurimmissies ter plaatse van de woningen onbekend voor zal komen, heeft verder geen invloed op deze beoordeling. Nieuwe inwoners zijn gelijk aan de bestaande inwoners van de gemeente.

Provinciaal geurbeleid
In het kader van het provinciaal geurbeleid is er ten aanzien van Eska in beginsel sprake van een saneringssituatie. De saneringsdoelstelling houdt een inspanningsverplichting in om te onderzoeken hoe het bedrijf op termijn kan gaan voldoen aan een geurniveau met een hedonische waarde van H=-1 bij geurgevoelige objecten. De geprojecteerde woningen in de 'Tussenhof' zijn geurgevoelige objecten, maar veranderen niets aan deze saneringsopgave, aangezien er dichter bij het bedrijf al woningen staan die een hogere geurbelasting hebben. Er wordt in het geurbeleid van de provincie geen onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw woningen en bestaande woningen. Daar waar gesproken wordt over nieuwe situaties betreft het enkel inrichtingen. Het planologisch mogelijk maken van de geprojecteerde woningen benadeelt Eska daarmee niet in haar huidige of toekomstige bedrijfsvoering.

4.5.3 Conclusie

In het voorgaande is geconstateerd dat er op dit moment sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Uit het provinciaal geurbeleid blijkt dat er vanwege de provincie alles aan wordt gedaan om dit zo te houden en mogelijk zelfs nog verder te verbeteren. Ook de gemeente heeft er alle belang bij om de geursituatie niet te laten verslechteren en te werken aan mogelijke verbetering. Eska zelf stelt ook alles in het werk om geurhinder te voorkomen. Voor de toekomst is hiermee voldoende zeker gesteld dat de geursituatie acceptabel zal blijven en hooguit kan verbeteren. De nieuwbouw voldoet daarmee op het punt van geur aan goede ruimtelijke ordening².

² Extra maatregelen op nieuwe woningen zoals dat bij geluid-
hinder wel gebeurd, is hier niet aan de orde. Dit nog los van
het feit dat er geen specifieke technische middelen bestaan
(zoals het aanbrengen van geurfilters) om eventuele geur-
hinder in een woning te verminderen zoals er bijvoorbeeld
voor geluid wel technische maatregelen op woningen bestaan
om het geluid in woningen te reduceren.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Inleiding

De regels over luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. De in deze wet gehanteerde normen gelden in de meeste situaties. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld arbeidsplaatsen en wegen.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van 'NIBM', zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM. Het gaat dan bijvoorbeeld om een ruimtelijk project waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is. Dan is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Dat kan omdat de effecten van 'NIBM' projecten zijn betrokken bij de berekening van de trendmatige ontwikkeling van de achtergrondconcentraties in Nederland. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) bevat voldoende verbetermaatregelen om deze effecten te compenseren.

4.6.2 Toetsing

Invloed op de luchtkwaliteit
In de regeling 'NIBM' zijn categorieen opgenomen met getalsmatige grenzen. Een project is van 'niet in betekenende mate' (NIBM) invloed op de luchtkwaliteit als ze onder de vastgestelde omvang blijft. Voor de categorie woningbouwlocaties is bepaald dat een project in ieder geval 'NIBM' is als:

  • minder dan 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • minder dan 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

De ontwikkeling van het Stadshart in Hoogezand bestaat uit verschillende deelprojecten, zie paragraaf 1.1. Voor de toetsing aan de regeling 'NIBM' wordt de ontwikkeling van het Stadshart Noord in zijn totaliteit bekeken, omdat het een aaneengesloten gebied is met samenhangende deelprojecten. In het Stadshart Noord worden circa 300 wooneenheden gerealiseerd. Hiermee is sprake van een 'NIBM' project, het aantal woningen blijft ver beneden de hiervoor genoemde grenzen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die relevant zijn in het kader van luchtkwaliteit.

Huidige luchtkwaliteit
Naast de invloed op de luchtkwaliteit moet ook worden beoordeeld of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de kaarten van het 'Luchtmeetnet'. De kaarten geven de actuele luchtkwaliteit op meetpunten in Nederland. Het 'Luchtmeetnet' is een initiatief van onder andere het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid (RIVM).

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen fijn stof (PM10), zeer fijn stof (PM2,5) en stikstofdioxide (NO2). Uit de kaarten van het 'Luchtmeetnet' blijkt dat de concentratie fijnstof, zeer fijn stof en stikstofdioxide in de gemeente Midden-Groningen voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

4.6.3 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die relevant zijn in het kader van luchtkwaliteit. Er is sprake van een 'NIBM' project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. Verder voldoet de huidige luchtkwaliteit aan de normen.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Inleiding

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen. Hiervoor zijn verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. Bij de verantwoording van het groepsrisico moet een vergelijking worden gemaakt met de oriëntatiewaarde. Dit is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.

4.7.2 Toetsing

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd, zie Bijlage 4. Daarnaast is door de Veiligheidsregio Groningen de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beoordeeld, zie Bijlage 5. Onderstaand worden de conclusies uit beide onderzoeken weergegeven. Voor een volledige beschrijving van de onderzoeksresultaten en verantwoording wordt verwezen naar de bijlagen.

Risico-inventarisatie
Uit de risico-inventarisatie blijkt dat in het plangebied en in de omgeving daarvan de volgende risicobronnen aanwezig zijn, zie ook afbeelding 7:

  • Spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans (Waterhuizen aansluiting - Veendam aansluiting).

Over dit spoortraject vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied valt in zijn geheel binnen het invloedsgebied. Een verantwoording van het groepsrisico wordt hierdoor verplicht gesteld.

  • Provinciale weg N385 (Kerkstraat).

Het in het plangebied gelegen gedeelte van de provinciale weg N385 is niet aangewezen als een transportroute voor gevaarlijke stoffen.

  • Risicovolle transportleidingen N-508-03 en N-508-48.

Aan de westzijde van het plangebied liggen twee buisleidingen (N-508-48 en N-508-03) voor het vervoer van aardgas onder hoge druk. Beide buisleidingen hebben een diameter van 4 inch, een werkdruk van 40 bar en een invloedsgebied van 45 meter. Het plangebied valt buiten het invloedsgebied.

  • Geen risicovolle inrichtingen.

Binnen en nabij het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen waarvan het plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied over het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0012.png"

Afbeelding 7 - Inventarisatie risicobronnen.


Uit nader onderzoek blijkt dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor de genoemde risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede aan de Veiligheidszone 3 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.

Plasbrandaandachtgebied
In het Landelijk Basisnet is voor de spoorlijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG-zone) opgenomen van 30 meter. Een deel van de woningen ligt binnen de PAG-zone. De afstand tussen de spoorlijn en het appartementencomplex (op afbeelding 6 aangegeven met A, zie paragraaf 2.3.1) bedraagt op het kortste punt circa 23 meter. De afstand tussen de spoorlijn en de rijwoningen (op afbeelding 6 aangegeven met D, zie paragraaf 2.3.1) bedraagt op het kortste punt circa 21 meter.

Het is niet mogelijk alle woningen buiten de 30 meter zone van de spoorlijn te situeren, omdat het plangebied een herontwikkelingslocatie in het bestaande dorp is. Voor woningen binnen de 30 meter zone van de spoorlijn worden vanuit het Bouwbesluit 2012 aanvullende bouwtechnische maatregelen voorgeschreven.

4.7.3 Verantwoording groeprisico

Gezien de ligging van de spoorlijn in het plangebied en de risicovolle transportleidingen aan de westkant van het plangebied is een verantwoording van het groepsrisico verplicht. Hiervoor zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd en zijn onder andere de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beoordeeld.

Groepsrisicoberekeningen
Binnen het invloedsgebied van de spoorlijn bevinden zich in de huidige situatie o.a. de bestemmingen wonen, kantoor, maatschappelijke voorziening groen en verkeer. In de huidige situatie is de personendichtheid in dit gebied laag te noemen. Door de voorgenomen ontwikkeling, waarmee uitbreiding met nieuwe woningen mogelijk wordt gemaakt, zal de bevolkingsdichtheid toenemen. Hierdoor neemt het aantal personen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn toe. De toename van het groepsrisico van de spoorlijn is groter dan 10%. Het berekende groepsrisico ligt echter onder de oriëntatiewaarde.

Uit de groepsrisicoberekeningen blijkt verder dat de voorgenomen ontwikkeling geen invloed heeft op de hoogte van het berekende groepsrisico van de risicovolle transportleidingen.

Bestrijdbaarheid
Het plangebied als geheel is voor de hulpdiensten goed bereikbaar. Met de inrichting van het plangebied is het wel van belang dat nieuwe wegen ook geschikt worden gemaakt voor hulpvoertuigen. Dit wordt in de verdere planontwikkeling verder uitgewerkt. Ook de risicobron (de spoorlijn) is ten hoogte van het plangebied voldoende bereikbaar.

Langs de bestaande wegenstructuur zijn meerdere brandkranen aanwezig die als primaire bluswatervoorzieningen functioneren. Door de voorgenomen ontwikkelingen ontstaan er woningen die na de realisatie niet bereikbaar zijn met de bestaande brandkranen. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om te zorgen voor adequate bluswatervoorziening. Dit kan zowel door het bijplaatsen van brandkranen als het ontsluiten van open water via opstelplaatsen of door een combinatie van beide maatregelen. Dit wordt in de verdere planontwikkeling verder uitgewerkt.

Zelfredzaamheid
Er worden geen objecten gerealiseerd waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen. De toekomstige gebruikers van het plangebied worden over het algemeen als zelfredzaam beschouwd. Daarnaast geeft het plangebied voldoende mogelijkheden om van een risicobron af te vluchten.

Het plangebied ligt binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Vanaf 2017 wordt het WAS echter in fases stopgezet. Bij een calamiteit binnen de gemeente Midden-Groningen wordt gebruik gemaakt van NL-Alert en BurgerNet.

4.7.4 Conclusie

Ongeacht de inzet van de gemeente Midden-Groningen en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig.

Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de locatie 'Tussenhof' in het Stadshart Noord. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

4.8 Railveiligheid

4.8.1 Inleiding

Het spoor in Nederland heeft al jaren een hoog veiligheidsniveau, ook internationaal gezien. Dit terwijl de omvang van het spoorvervoer in de afgelopen jaren is toegenomen en het Nederlandse spoornet in vergelijking met andere landen een zeer intensieve benutting kent. Dit hoge niveau is te danken aan de ingezette maatregelen. De hoofdlijnen van het spoorwegveiligheidsbeleid is vastgelegd in de 'Derde Kadernota Railveiligheid'. Deze nota gaat uit van het duurzaam bestendigen van het huidige hoge veiligheidsniveau van het spoor en het streven naar permanente verbetering.

In de 'Derde Kadernota Railveiligheid' is onder andere het overwegenbeleid vastgelegd. Het overwegenbeleid is gebaseerd op een 'nee tenzij' - principe, dat geldt in de volgende situaties:

  • 1. Er worden geen nieuwe overwegen aangelegd, tenzij de initiatiefnemer door een risicoanalyse aantoont dat de veiligheid wordt beheerst. Een besluit over de aanleg van nieuwe gelijkvloerse overwegen kan alleen door de minister van Infrastructuur en Waterstaat worden genomen, nadat deze advies heeft ingewonnen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
  • 2. Er worden geen overwegen met een recreatieve functie opgeheven tenzij de spoor- en/of wegbeheerder door analyses aantoont dat deze overwegen grote risico's hebben voor de spoor- en verkeersveiligheid en tenzij er alternatieven zijn die de wegbeheerder met ProRail is overeengekomen (zoals ongelijkvloerse oplossingen). Bij voorgenomen sluiting van overwegen wint ProRail vroegtijdig advies in bij recreatieve belangenorganisaties over het recreatieve belang van de desbetreffende overwegen.
  • 3. De verkeersfunctie van bestaande overwegen (gebruik van een spoorbaanvak of openbare weg) mag niet worden gewijzigd tenzij door de initiatiefnemer aan de hand van een risicoanalyse kan worden aangetoond dat door aanvullende maatregelen de overwegveiligheid niet verslechtert en daarmee de risico's worden beheerst. De aanvullende maatregelen kunnen ook in het gebied rond de betreffende overweg worden gevonden.

Met de methode van risicoanalyse kunnen veiligheidsrisico's en het effect van beheersmaatregelen inzichtelijk worden gemaakt. Uit de risicoanalyse moet blijken of de overwegveiligheid verslechterd en hoe eventuele risico's beheerst kunnen worden, door bijvoorbeeld compenserende maatregelen. De uitkomsten van een risicoanalyse ondersteunen het besluitvormingsproces om het aanpassen van (het gebruik van) een overweg wel of niet toe te staan. De initiatiefnemer van een project laat een risicoanalyse opstellen, welke door de Inspectie (ILT) wordt beoordeeld. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor compensatie van eventuele nadelige veiligheidsaspecten. Daarbij geldt overigens een proportionaliteitsbeginsel: de kosten van maatregelen dienen in verhouding te staan met de te realiseren veiligheidswinst.

4.8.2 Toetsing

Risicoanalyse
In het Stadshart in Hoogezand worden circa 300 woningen gebouwd en bijbehorende parkeerplaatsen aangelegd. Ook zijn er plannen om de Atlantakade / Heveapad ter hoogte van de spoortunnel alleen voor langzaam verkeer toegankelijk te maken. Dit alles heeft invloed op het gebruik van de nabijgelegen spoorwegovergang Kerkstraat Hoogezand. Naar aanleiding hiervan zijn de plannen besproken met ProRail en heeft de gemeente een risicoanalyse laten uitvoeren, zie Bijlage 6.

Afbeelding 8 geeft een overzicht van de risico's die naar voren komen uit risicoanalyse. Voor de analyse van de huidige en toekomstige situatie en de volledige beoordeling van de risico's wordt verwezen naar Bijlage 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0013.png"

Afbeelding 8 - Risico's spoorwegovergang Kerkstraat Hoogezand (toekomstige situatie)

In de risicoanalyse zijn een aantal risico-compenserende maatregelen opgenomen, die de risico's bij de spoorwegovergang verlagen. De volgende maatregelen worden voorgesteld:

  • Eénrichtingsverkeer instellen op de Parallelweg (richting het westen).
  • Parkeervakken ten zuiden van de overweg minimaal 27 meter vanaf de overweg.
  • Fietsoversteek ten noorden van de overweg minimaal 27 meter vanaf de overweg of de westelijke ontsluitingsweg vanuit woningbouw niet aansluiten op Kerkstraat.
  • Toevoegen van overwegboom op westelijk trottoir.

Voor een uitgebreide beschrijving van de hiervoor genoemde maatregelen wordt verwezen naar Bijlage 6.

Beoordeling risicoanalyse
ProRail is betrokken geweest bij het opstellen van de Risicoanalyse. Vervolgens is de definitieve analyse toegestuurd aan ProRail. ProRail kan instemmen met de definitieve risicoanalyse en onderschrijft de conclusie dat met de risico-compenserende maatregelen de toename van de risico's voldoende en proportioneel gecompenseerd kan worden. Hiermee wordt naar mening van ProRail voldaan aan de uitgangspunten van de 3e Kadernota Railveiligheid van het ministerie van I&W.

Per brief van 28 maart 2019 heeft de gemeente de 'Risicoanalyse spoorwegovergang Kerkstraat Hoogezand' formeel aangeboden aan ProRail. In de brief wordt de gemeentelijke visie op de risicoanalyse gegeven en ProRail verzocht om de risicoanalyse samen met de brief verder in procedure te brengen.

De gemeente onderschrijft het uitgangspunt dat de overwegveiligheid niet mag verslechteren als direct gevolg van de plannen. De in de risicoanalyse genoemde risico's worden herkend. De gemeente is voornemens de voorgestelde risico-compenserende maatregelen uit te voeren. Hierbij wordt wel opgemerkt dat de plandelen ten noorden van het spoor op dit moment nog niet in ontwikkeling zijn en als het ware 'nog op de tekentafel' liggen. De realisatie van de fietsoversteek wordt bij de planontwikkeling betrokken en afgestemd met ProRail. Verder wordt de noodzaak van een overwegboom op het westelijk trottoir onderschreven. Technische uitvoering van een nieuwe slagboom moet in overleg met ProRail echter nog verder uitgewerkt worden. Indien meerdere (technische) opties mogelijk zijn, zijn bij gelijke geschiktheid financiële afwegingen voor de gemeente doorslaggevend.

De gemeente heeft ProRail verzocht de risicoanalyse samen met de gemeentelijke brief aan te bieden aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

4.8.3 Conclusie

De ontwikkeling van het Stadshart Noord heeft invloed op het gebruik van de nabijgelegen spoorwegovergang Kerkstraat Hoogezand. De risico's zijn echter niet zodanig dat zij een belemmering voor de planontwikkeling vormen. Er zijn verschillende risico-compenserende maatregelen mogelijk. Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van railveiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan ten behoeve van de ontwikkeling van het Stadshart Noord te wijzigen.

4.9 Ecologie

4.9.1 Inleiding

Ter bescherming van ecologische waarden moet bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden (Natura 2000).

4.9.2 Toetsing

Kader
Ten behoeve van de ontwikkeling van het Stadshart Noord en de uitvoerbaarheid van de plannen is een ecologische quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd, zie Bijlage 9.

In de Quick scan flora en fauna is gekeken naar het gehele gebied betrokken bij de ontwikkeling van het Stadshart Noord. De quickscan bevat:

  • Een beoordeling van de huidige aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het plangebied.
  • De functie van het plangebied en de directe omgeving.
  • De te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op de beschermde soorten.
  • Beschrijving van het wettelijk kader.


Onderstaand worden de conclusies uit de quickscan (die voor het plangebied gelden) weergegeven. Hierbij wordt ingezoomd op het onderzoeksgebied zoals aangegeven op afbeelding 10. Voor een volledige beschrijving van de onderzoeksresultaten en het wettelijk kader wordt verwezen naar Bijlage 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0014.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0015.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0018.png"  

Afbeelding 10 - Onderzoeksgebied

Onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied bestaat hoofdzakelijk uit een drietal intensief beheerde grasvelden. Aan de noordzijde van het plangebied (langs het spoor) bevindt zich een houtsingel met voornamelijk struweel, bestaande uit onder andere meidoorn, wilg en enkele boomvormers zoals els.

Gebiedsbescherming
Bij gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000- gebied.

Het onderzoeksgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of een ander gebied beschermd middels de Natuurbeschermingswet, noch van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Zuidlaardermeergebied en ligt op circa 2,5 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN-natuurgebied (nieuwe natuur) ligt meer dan 2 kilometer. Er is geen sprake van externe werking.

Soortenbescherming
Voor soortenbescherming geldt dat deze gericht is op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van soorten. Gezien de huidige terreinkenmerken (intensief beheerde grasvelden) en de beschikbare verspreidingsgegevens geeft de quickscan de volgende resultaten voor het onderzoeksgebied:

  • Er worden geen beschermde of bedreigde plantensoorten verwacht, waar de geplande werkzaamheden worden uitgevoerd. Negatieve effecten op planten worden tijdens de werkzaamheden niet verwacht.
  • Er worden geen strikt beschermde amfibieënsoorten verwacht. In het onderzoeksgebied en in de omgeving van dit gebied komen mogelijk wel algemene soorten voor zoals de gewone pad, bruine kikker en gewone watersalamander. Negatieve effecten worden tijdens de werkzaamheden niet verwacht. Reptielen en vissen zijn niet aanwezig in het onderzoeksgebied.
  • In het onderzoeksgebied zijn geen strikt beschermde zoogdieren of sporen daarvan aangetroffen. Het is mogelijk dat een enkel exemplaar van een beschermde soort in de omgeving van het onderzoeksgebied kan worden aangetroffen, zoals de bruine rat, huisspitsmuis, egel en mol. Strikt beschermde soorten worden niet verwacht. Negatieve effecten worden tijdens de werkzaamheden niet verwacht.
  • In de omgeving van het onderzoeksgebied komen onder andere de volgende vleermuissoorten voor: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en laatvlieger. In het onderzoeksgebied zijn geen gebouwen aanwezig en dus geen verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen. Verder wordt de aanwezigheid van boombewonende vleermuizen niet verwacht vanwege het ontbreken van bomen met de juiste omvang, leeftijd en toestand. Negatieve effecten worden tijdens de werkzaamheden niet verwacht.
  • In het onderzoeksgebied noch in de directe omgeving daarvan zijn jaarronde vaste rust- of verblijfplaatsen (van strenger beschermde soorten) aangetroffen; hier zijn geen effecten te verwachten.
  • In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn onder andere de volgende vogelsoorten waargenomen: roodborst, heggenmus, merel, huismus, boomklever, koolmees, pimpelmees, houtduif, waterhoen, meerkoet, wilde eend, ekster, kauw en zwarte kraai. Gezien de aard van de werkzaamheden (het eventueel verwijderen van struweel en bomen) zullen voor deze diergroepen geen negatieve effecten optreden, mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden.
  • Er worden geen strikt beschermde soorten dagvlinders, libellen en/of ongewervelden verwacht. Gezien de aard van de werkzaamheden zullen voor deze diergroepen geen negatieve effecten optreden.
4.9.3 Conclusie

Het onderzoeksgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of een ander gebied beschermd door de Wet natuurbescherming. Er is geen sprake van externe werking. De voorgenomen werkzaamheden hebben om deze reden geen negatieve effecten op het functioneren van Natuurnetwerk Nederland.

In het onderzoeksgebied bevinden zich geen strikt beschermde dier- of plantensoorten die door de voorgenomen werkzaamheden wezenlijk kunnen worden beïnvloed. In het kader van de te doorlopen planologische procedure zijn er vanuit de Wet natuurbescherming geen belemmeringen.

In het onderzoeksgebied komen mogelijk wel enkele algemene kleine zoogdieren en amfibieënsoorten voor, die weliswaar beschermd zijn, maar zo algemeen, dat hun voortbestaan niet wordt bedreigd. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor het overtreden van verbodsbepalingen.

4.10 Water

4.10.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, moeten ruimtelijke plannen worden afgestemd met onder andere het waterschap. Hiervoor moet het proces van de digitale watertoets worden doorlopen. Het waterschap beoordeeld op basis van de watertoets wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies. Dit wateradvies wordt in het bestemmingsplan verwerkt in de waterparagraaf. In deze paragraaf worden de keuzes in het plan ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschreven. De volgende thema's kunnen in de waterparagraaf worden meegenomen: veiligheid, wateroverlast, afvalwater & riolering, grondwater & ontwatering, peilen & drooglegging, waterkwaliteit & volksgezondheid, inrichting watersysteem, natuur & ecologie en bodemdaling.

Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft er naar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden.

4.10.2 Toetsing

Kader
De ontwikkeling van het Stadshart in Hoogezand bestaat uit verschillende deelprojecten, zie paragraaf 1.1. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van deelgebied 6: 'Tussenhof' mogelijk. Voor de watertoets is de ontwikkeling van het Stadshart Noord in zijn totaliteit bekeken, omdat het een aaneengesloten gebied is met samenhangende deelprojecten. Door de ontwikkeling van het Stadshart Noord neemt het verhard oppervlak in het gebied met circa 13.900 m² toe.

Wateradvies
Op basis van de watertoets heeft het waterschap Hunze en Aa's een (maatwerk) wateradvies opgesteld voor de ontwikkeling van het Stadshart Noord, zie Bijlage 7. Onderstaand zijn de adviezen van het waterschap samengevat, voor zover deze specifiek betrekking hebben op het Stadshart Noord. Voor de algemene adviezen wordt verwezen naar de bijlage.

Thema veiligheid
Aan de westkant van het Stadshart Noord ligt het Kieldiep. Dit water is onderdeel van het boezemsysteem van het waterschap. Hier zijn de regels m.b.t waterkeringen (kaden) van toepassing. Aan weerszijden van de boezemkaden ligt een beschermingszone van 5 meter, die dient ter bescherming van deze kering. Binnen deze zone is voor het uitvoeren van werkzaamheden een watervergunning nodig. In de keur van het waterschap is aangegeven voor welke werkzaamheden een watervergunning noodzakelijk is.

In de verdere planontwikkeling van het Stadshart Noord wordt rekening gehouden met het Kiepdiep en de hievoor genoemde regels.

Thema wateroverlast
Door de ontwikkeling van het Stadshart Noord neemt het verharde oppervlak van bebouwing en bestrating toe met meer dan 150m². Dit houdt in dat de toename van het verhard oppervlak boven de verhardingstoename norm van de Keur ligt. Hierdoor zijn compenserende maatregelen verplicht.

Door de ontwikkeling van het Stadshart Noord neemt het verhard oppervlak in het gebied met circa 13.900 m² toe. Voor deze toename dient een compensatie in het watersysteem te worden gerealiseerd voor circa 1112 m3. Mogelijkheden die daarbij kunnen worden uitgewerkt zijn bijvoorbeeld opvang in nieuw open water, maar ook infiltratie en opvang in de openbare ruimte op of onder het maaiveld.

Thema afvalwater & riolering
In het plangebied wordt hemelwater afgekoppeld. Dit houdt in dat het water waar nu het hemelwater op wordt geloosd extra wordt belast. Om te voorkomen dat hierdoor problemen ontstaan, moet onderzocht worden of het ontvangende water voldoende bergingscapaciteit bevat en of de hydraulische capaciteit van het afvoersysteem deze extra belasting aan kan.

Verder wordt het afvalwater op een ander of nieuw overnamepunt aangeboden. Dit houdt in dat volumes van afvalwaterstromen wijzigen. Dit kan gevolgen hebben voor de capaciteit van pompen en transportleidingen naar de RWZI. Voordat overgegaan kan worden tot het wijzigen van het overnamepunt zal in overleg met het waterschap bepaalt moeten worden of dit al dan niet gaat resulteren in capaciteits problemen.

Thema grondwater & ontwatering
In het Stadshart Noord wordt de grondwaterstand lokaal beïnvloed door een neerwaartse grondwaterstroming (> 0.75 mm). Deze gebieden zijn meestal voldoende diep ontwaterd en bieden mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren, mits er geen sprake is van ondiepe slecht doorlatende lagen.

Thema inrichting watersysteem
In het Stadshart Noord worden wijzigingen aangebracht aan het watersysteem. Het gaat hierbij om het aanbrengen van beschoeiing of damwand, het aanbrengen van vlonders/ steigers, beplanting langs een watergang en het inrichten van natuurvriendelijke oevers. De geplande wijzigingen in het watersysteem moeten overlegd worden met het waterschap. Omdat het waterschap verantwoordelijk is voor het stedelijk water, moet de inrichting van het systeem aan bepaalde normen en voorwaarden voldoen.

Binnen het Stadshart Noord liggen hoofdwatergangen. Aan weerszijden van alle hoofdwatergangen ligt een beschermingszone van 5 meter breed (gerekend vanaf de insteek). Deze zone is ter bescherming van de hoofdwatergang en moet vrij blijven van obstakels. Obstakels kunnen bijvoorbeeld zijn: heggen, afrastering, bomen, schuttingen, schuurtjes, verharde paden. Binnen deze beschermingszone is voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een watervergunning nodig.

Binnen het Stadshart Noord liggen verder lange duikers. Bij de nadere uitwerking van de plannen en de inrichting dient rekening gehouden te worden met de ligging van deze duikers en de zonering rond deze duikers (5 meter breed). Binnen een zonering rond de lange duikers is het niet toegestaan zonder toestemming van het waterschap werkzaamheden uit te voeren in de bodem of bestemmingen te wijzigingen.

Waterhuishoudkundig plan
De wateraspecten zijn verder uitgewerkt in het 'Waterhuishoudkundig plan Stadshart Hoogezand – zuidelijk deel' (projectnummer: 364137, datum 20-12-2018). In dit plan is de benodigde waterhuishoudkundige en rioleringsstructuur uitgewerkt voor de locatie 'Tussenhof'. Ten aanzien van het bepalen van de totale bergingsopgave en het mogelijk oplossen van deze opgave, is de ontwikkeling van het Stadshart Noord in zijn totaliteit bekeken.

In het 'Waterhuishoudkundig plan Stadshart Hoogezand – zuidelijk deel' is het waterhuishoudkundig ontwerp in detail uitgewerkt in twee varianten. Dit ontwerp is voornamelijk gericht op het realiseren van de bergingsopgave. Hierbij zijn oplossingen uitgewerkt die passen binnen de in het stedenbouwkundig ontwerp opgenomen groenstroken en parkeerplaatsen.

Het concept 'Waterhuishoudkundig plan Stadshart Hoogezand – zuidelijk deel' is besproken met het waterschap. Hierna is het definitief rapport opgesteld en toegezonden aan het waterschap. Tevens wordt het waterschap betrokken bij het vervolg proces.

4.10.3 Conclusie

De ontwikkeling van het Stadshart Noord is wat betreft het aspect water uitvoerbaar. De wateraspecten zijn verder uitgewerkt in het 'Waterhuishoudkundig plan Stadshart Hoogezand – zuidelijk deel'. Het waterschap is hierbij betrokken en het wateradvies is hierin meegenomen.

4.11 Bodem

4.11.1 Inleiding

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen/nieuwbouw moet aangetoond worden dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde functies. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door menselijk handelen (zorgplicht).

De voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft in 2013 de gemeentelijke bodemkwaliteit opnieuw vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten. De gemeente is ingedeeld in zogenaamde homogene deelgebieden: gebieden waarbij op basis van historisch gebruik eenzelfde bodemkwaliteit wordt verwacht. Van deze gebieden is de bodemkwaliteit (mate van verontreiniging) bepaald.

Daarnaast is het gemeentelijk bodembeleid vastgelegd in het gemeentelijk bodembeleidsplan en bijbehorend bijlagenrapport.

4.11.2 Toetsing

Voor de ontwikkeling van de locatie 'Tussenhof' een bodemkwaliteitsverklaring opgesteld, zie Bijlage 8.

In het plangebied komen, volgens de bodemkwaliteitskaarten 2013, de volgende deelgebieden voor, zie afbeelding 9.

Code   Omschrijving   Kwaliteitsklasse  
I1/I2   Industrie voor 1940   Industrie  
I3   Industrie 1940 - 1970   Wonen  

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0019.png"

Afbeedling 9 - Uitsnede bodemkwaliteitskaart 2013

In 2017/2018 zijn in het plangebied twee actualiserende bodemonderzoeken uitgevoerd, waarbij de in oudere onderzoeken aangetroffen verontreinigingen opnieuw in beeld zijn gebracht en nader onderzocht. Het betreft hier het Actualisatieonderzoek Tussenhof d.d. 30-05-2018 (rapp.nr. T&PBF3158R001D01 ) en het Actualisatieonderzoek Atlantaterrein d.d. 30-05-2018 (rapp.nr. T&PBF3158R001F02 ), beide uitgevoerd door Royal HaskoningDHV.

Hierbij zijn enkele sterke verontreinigingen aangetroffen, waarvoor de gemeente Midden-Groningen een sanering gaat uitvoeren. De bodem in het plangebied is dan ook geschikt, of geschikt te maken voor de beoogde functies (wonen).

4.11.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.

4.12 Archeologie

4.12.1 Inleiding

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet, zie ook paragraaf 4.13. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Gemeenten moeten eigen beleid voor de archeologische monumentenzorg voeren en bescherming bieden aan archeologische waarden in de bodem. De voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft dit beleid vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid met bijbehorende archeologische beleidskaart en Erfgoedverordening. De Nota Archeologiebeleid en de Erfgoedverordening zijn op 13 december 2010 door de gemeenteraad vastgesteld, en zijn sinds 23 december 2010 in werking. Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische waarden en van cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke relicten.

Inmiddels heeft Libau (onafhankelijke adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit en cultuureel erfgoed in Groningen en Drenthe) in opdracht van de gemeente een geactualiseerde beleidsnota archeologie en cultuurhistorie opgesteld (mei 2016). Op verzoek van de gemeenteraad zijn daarin ook cultuurhistorisch waardevolle terreinen opgenomen. Het betreft veenborgen en hofsteden, kerken, pastorieën, kerkhoven en begraafplaatsen, historische boerderijplaatsen, historische dijken en wegen, historische waterlopen, verdedigingswerken, sluizen en bruggen, scheepswerven van voor 1750 en historische kernen/bebouwingszones. Deze terreinen en andere relicten herbergen (naar verwachting) waardevolle archeologische en cultuurhistorische gegevens en worden gebruikt voor de onderbouwing van ruimtelijke plannen.

Daarnaast hanteert de gemeente de Actuele Archeologische Verwachtingskaart, die is gebaseerd op de Beleidskaart Archeologie. Op deze kaart staan de archeologisch te beschermen gebieden aangegeven. Op de Actuele Archeologische Verwachtingskaart wordt ook alle nieuwe informatie verwerkt, bijvoorbeeld uit archeologische onderzoeken.

4.12.2 Toetsing

Uit de archeologische beleidskaart blijkt dat het plangebied ligt in een gebied met een lage archeologische verwachting. Dit heeft onder andere te maken met de bodem verstorende activiteiten in het verleden (aanwezige bedrijfspanden en enkele woningen in het verleden en sloop van deze bebouwing in de jaren 90 van de vorige eeuw). Grondwerk kan hier worden uitgevoerd zonder voorafgaand archeologisch (bureau-)onderzoek. Indien bij graafwerkzaamheden onverwacht toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of archeologische vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag.

In de directe omgeving van het plangebied komen wel gebieden voor die in meer of mindere mate cultuurhistorische en/of archeologische bescherming verdienen. Het gaat hierbij om de Kerkstraat (historische weg) en het Kieldiep (historische watergang). Beide maken echter geen onderdeel uit van het plangebied.

4.12.3 Conclusie

Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar.

4.13 Cultuurhistorie

4.13.1 Inleiding

Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Dit is geregeld in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet regelt vooral bescherming van rijksmonumenten, archeologie, musea en collecties. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk. Deze benadering is gericht op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.

4.13.2 Toetsing

In hoofdstuk 2 Planbeschrijving is ingegaan op de oorsprong en ontwikkeling van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk is onder andere beschreven dat in de jaren 90 van de vorige eeuw alle bebouwing in het plangebied is gesloopt. Er zijn dan ook geen monumenten of karakteristieke panden aanwezig, zie afbeelding 11.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bphgzstadsdeel1-va01_0020.png"

Afbeedling 11 - Fragment erfgoedkaart Midden-Groningen

Verder heeft de provincie Groningen in de Omgevingsvisie en -verordening aangegeven welke landschappen en kernkarakteristieken beschermd moeten worden. Het plangebied ligt echter in het 'bebouwd gebied'. In en nabij het plangebied liggen geen landschappen en/of kernkarakteristieken die beschermd moeten worden. Het dichtstbijzijnde te beschermen landschapstype is het 'Grootschalig open landschap' aan de zuidzijde van Hoogezand. Dit landschapstype ligt op meer dan een kilometer afstand. De ontwikkeling van het Stadshart Noord is niet van invloed op de landschappelijke openheid ter plaatse.

4.13.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plan is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.14 Kabels en leidingen

Op circa 200 meter afstand van het plangebied ligt een buisleiding voor het vervoer van aardgas onder hoge druk. Het plangebied valt buiten het invloedsgebied van deze leiding. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.7 Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij het plangebied geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.

Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.

4.15 Duurzaamheid

4.15.1 Inleiding

Aardgasvrije wijken staan prominent op de politieke agenda's van zowel het Rijk, de Provincies, Gemeenten alsook de Woningbouwcorporaties. De noodzaak om gasloos te bouwen wordt in Groningen extra gevoeld. Zowel het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Midden-Groningen als de woningbouwcorporaties in de gemeente staan achter gasloze nieuwbouw. De problemen die de gaswinning in de regio met zich meebrengt zijn een extra stimulans om de energietransitie voortvarend in praktijk te brengen.

Om bovenstaande in praktijk te brengen is op 8 mei 2018 een wetswijziging van de gaswet doorgevoerd en gepubliceerd in het Staatsblad. De strekking van deze gaswetwijziging is dat alle nieuwbouwwoningen gasloos gebouwd moeten worden. Deze wetswijziging treedt twee maanden na publicatie in werking. Dit betekent dat met ingang van 8 juli 2018 alle nieuwbouwwoningen gasloos aangelegd moeten worden. Hiermee geeft de (Rijks-) overheid aan dat er vaart gemaakt moet worden met het terugdringen van het gasverbruik en dat er stappen gezet moeten worden om deze fossiele bronnen te vervangen door hernieuwbare- /duurzame bronnen. Ook voor bestaande woningen zal dit op (korte) termijn gaan gebeuren.

Alternatieve bronnen voor gas zijn warmte uit lucht, water of bodem met gebruikmaking van een individuele of collectieve warmtepomp. Warmtepompen worden meestal gecombineerd met zonnepanelen om op deze wijze ook op een duurzame wijze de extra benodigde elektriciteit voor de warmtepomp op te wekken. Andere opties zijn collectieve voorzieningen met als bron biomassa, geothermie of restwarmte.

4.15.2 Toetsing

In de planvorming is aandacht besteed aan diverse duurzame maatregelen.

Ten eerste is gekeken naar verlaging van de EPC en mogelijkheden voor PV-panelen. Het plan bevat zowel appartementen als grondgebonden woningen. Het bouwbesluit eist een EPC* van maximaal 0,4. Het energieverbruik is daardoor al laag, omdat het casco (vlgs. de Trias Energetica) goed geïsoleerd is, veel aandacht aan kierdichting wordt besteed en 3-dubbel glas wordt gebruikt (HR+++). Verdere verlaging van de EPC wordt bereikt door het gebruik van PV-panelen. Die leveren duurzame (niet fossiele) elektriciteit. De mate waarin wordt bepaald door de hoeveelheid dakvlak. De EPC zal dus bij appartementen minder dalen dan bij grondgebonden woningen. Om bij de laatste het rendement van de PV-panelen te vergroten is gekozen voor een optimale dakhelling. Het plan kent echter ook dakvlakken op het noorden die ongeschikt zijn voor PV-panelen.

Ten tweede krijgen de woningen geen gasaansluiting. Dit betekent dat de woningen met lucht- of waterwarmtepompen verwarmd worden en dat er elektrisch gekookt wordt.

Ten derde is aandacht voor installatie- en materiaalkeuzes. Installatiekeuzes worden gebaseerd op een hoog rendement en vraaggestuurde ventilatie. Op deze wijze worden woningen gerealiseerd met lage transmissieverliezen en een hoog rendement op de gebruikte energie. De keuze voor duurzame materialen wordt onder andere bepaald door onderhoud, levensduur en herbruikbaarheid van de materialen.

* Per 1 januari 2020 vervalt EPC en wordt dit BENG

4.15.3 Conclusie

Het aspect duurzaamheid is in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming en wordt in de verdere planontwikkeling verder uitgewerkt.

4.16 Aardbevingsbestendig bouwen

4.16.1 Inleiding

Vanuit het Bouwbesluit bestaat er geen wettelijke verplichting tot aardbevingsbestendig bouwen. Wel geeft de 'Nederlandse Praktijkrichtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen' (NPR 9998) richtlijnen om te bepalen hoe een gebouw aardbevingsbestendig moet worden gemaakt (nieuw of bestaand). De NPR is echter geen verplicht wettelijk kader.

Ter ondersteuning van nieuwbouwprojecten is de herijkte nieuwbouwregeling tot stand gekomen. Deze regeling voorziet in technische en financiële ondersteuning om nieuwbouw aardbevingsbestendig te bouwen op basis van de NPR 9998. De regeling is er voor zowel particuliere als zakelijke ontwikkelaars. De regeling is een privaatrechtelijke regeling waarbij NAM de regeling uitvoert. Deze nieuwbouwregeling vloeit voort uit afspraken die in het Meerjarenprogramma (MJP) van de NCG staan beschreven. Dit MJP is door alle betrokken overheden (gemeenten, provincie, rijk) vastgesteld, maar staat door de recente besluiten omtrent winning en versterking ter discussie.

4.16.2 Toetsing

Omdat (een groot deel van) de gemeente Midden-Groningen onderhevig is aan bodembeweging als gevolg van de gaswinning, adviseert de gemeente om de NPR toe te passen bij nieuwbouw projecten. Voor het Stadshart Noord moet dit nog verder uitgewerkt worden.

4.16.3 Conclusie

Het aspect aardbevingsbestendig bouwen wordt in de verdere planontwikkeling verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is. Hierna wordt een toelichting gegeven op de regels en de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Hierbij moet altijd worden bedacht dat de regels en de verbeelding in samenhang moeten worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.

5.1 Wat is een bestemmingsplan

In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels (in combinatie met de verbeelding) onder andere de goot- en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.

Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is hier vaak een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.

De manier waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Toelichting basisbestemmingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende basisbestemmingen opgenomen:

5.2.1 Groen

Binnen de bestemming 'Groen' kunnen groenvoorzieningen, parken en plantsoenen worden aangelegd. Gronden met deze bestemming hebben voornamelijk tot doel ruimte voor ontspanning en recreatie te geven, maar bieden ook ruimte voor verkeer, zoals fiets- en voetpaden. Ook zijn speel- en sportvoorzieningen toegestaan. Het gaat hierbij om kleinschalige speel- en sportvoorzieningen die passen in het groen van de wijk. Hiermee wordt nadrukkelijk geen zelfstandige speel- of sportvoorziening met een bedrijfsmatig karakter bedoeld. Ondergeschikt aan de groenvoorzieningen zijn nutsvoorzieningen, waterberging, waterkering en (civieltechnische) kunstwerken toegestaan.

Het realiseren van parkeerplaatsen is niet toegestaan. Ook gebouwen zijn niet toegelaten. Licht- en vlaggenmasten zijn wel toegestaan, tot een hoogte van maximaal 5 meter. Overige andere bouwwerken (zoals speel- en sportvoorzieningen en kunstwerken) zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

5.2.2 Verkeer

De wegen en parkeerplaatsen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer'. Op gronden met deze bestemming zijn onder andere wegverkeer (incl. fiets- en voetpaden) parkeren, openbaar vervoer en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Ondergeschikt hieraan passen functies zoals groen, water, speel- en sportvoorzieningen en geluidwerende maatregelen ook binnen de bestemming.

Gebouwen zijn niet toegelaten. Licht- en vlaggenmasten zijn wel toegestaan, tot een hoogte van maximaal 5 meter. Overige andere bouwwerken (zoals speel- en sportvoorzieningen en kunstwerken) zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

5.2.3 Wonen

Binnen de bestemming 'Wonen' is wonen de hoofdfunctie. Daaraan ondergeschikt zijn onder andere beroepen of bedrijven aan huis toegestaan (zie paragraaf 5.2.3.3). Ook tuinen, parkeren, groen, water, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn als ondergeschikte functies toegestaan.

Per locatie is het maximum aantal woningen aangegeven. Daarnaast zijn regels opgenomen over de positionering van gebouwen. Gebouwen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen (zie paragraaf 5.2.3.1) en balkons en galerijen (zie paragraaf 5.3.2). Daarnaast is bepaald dat op de plaatsen waar op de verbeelding de aanduiding gevellijn is aangegeven, de voorgevel van een hoofdgebouw volledig in de voorgevelrooilijn moet worden gebouwd. Op de verbeelding komen situaties voor, waar twee gevels van één bouwvlak de aanduiding gevellijn hebben. Door de specifieke ligging hebben deze gebouwen twee voorgevels. Voor beide zijden geldt dat de betreffende (voor)gevel volledig in de voorgevelrooilijn moet worden gebouwd. Daarnaast hebben de nieuwe woningen aan de Kerkstraat, die liggen aan de noordzijde van de Erasmusweg, een bijzondere regeling. De bebouwing wordt hier gekenmerkt door een deels verspringende rooilijn. In de regels is bepaald dat hier minimaal 5 en maximaal 8 woningen ten minste 0,5 meter achter de voorgevelrooilijn moeten worden gebouwd.

Tevens zijn regels opgenomen over de hoogtes van gebouwen. Voor een aantal locaties is op de verbeelding een maximum bouwhoogte aangegeven. Hier zijn hoofdgebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Voor andere locaties is op de verbeelding een maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Hier zijn hoofdgebouwen toegestaan tot een goot- en bouwhoogte die niet hoger is dan aangegeven. Daarnaast is voor een aantal locaties een minimum bouwhoogte opgenomen.

De dakhelling bedraagt minimaal 34 graden. Uitzondering hierop zijn de locaties waarvoor op de verbeelding een aanduiding 'plat dak' is opgenomen. Hier moeten hoofdgebouwen worden voorzien van een platte afdekking.

De woonbestemming kent geen uitgebreide bijgebouwenregeling. Veel is tegenwoordig geregeld dan wel vrijgelaten in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Zie voor een toelichting hierop paragraaf 5.2.3.1.

Licht- en vlaggenmasten zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter. Overige bouwwerken (zoals speel- en sportvoorzieningen en kunstwerken) zijn toegelaten tot 3 meter bouwhoogte.

5.2.3.1 Bijgebouwen, erfafscheidingen en bijbehorende bouwwerken

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bijbehorende Besluit Omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De Wabo biedt ruime mogelijkheden tot het vergunningsvrij plaatsen van bijvoorbeeld bijgebouwen en erfafscheidingen. Op basis hiervan is het niet nodig hierover in dit bestemmingsplan uitgebreide aanvullende regels te stellen. Deze systematiek sluit aan bij de andere bestemmingsplannen die gelden in Hoogezand.

Enige uitzondering hierop zijn bijgebouwen en terreinafscheidingen die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied. Bijgebouwen die worden geplaatst op minder dan 1 meter afstand van het openbaar toegankelijk gebied zijn niet vergunningsvrij. Voor deze situatie is in de bestemming 'Wonen' een regeling opgenomen. Hierin is bepaald dat bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 12 m2 per woning. Voorwaarde hierbij is wel dat de bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van het wonen. Voor terreinafscheidingen is bepaald dat voor de voorgevelrooilijn een bouwhoogte van maximaal 1 meter geldt en achter de voorgevelrooilijn een bouwhoogte van maximaal 2 meter. Overige andere bouwwerken (zoals speel- en sportvoorzieningen en kunstwerken) zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

5.2.3.2 Afwijken van de bouwregels

Binnen de regels van de woonbestemming zijn een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Hierdoor kan ingespeeld worden op gewijzigde plannen en (markt) omstandigheden. Met een omgevingsvergunning kan onder andere worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen achter de voorgevelrooilijn en een afwijkend dakhelling.

Afwijken van de bouwregels is alleen mogelijk indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen

Uit een ruimtelijke afweging, die wordt opgenomen in de omgevingsvergunning, moet blijken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.

5.2.3.3 Beroep of bedrijf aan huis

Woningen mogen worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Het geeft mensen de kans thuis of bij huis te werken. Bijvoorbeeld om een startend bedrijf de kans te geven tot volwaardige onderneming te groeien, waarna vestiging in een daarvoor bestemde bedrijfsruimte (financieel) mogelijk wordt. Het wonen moet echter wel de hoofdfunctie blijven.

Omdat niet elk beroep of bedrijf aan huis zich goed mengt met de woonfunctie is een aantal regels opgenomen. Zodra aan deze regels wordt voldaan is het bedrijf of beroep aan huis voor de gemeente toelaatbaar.

  • a. De woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van het vloeroppervlak van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • e. alleen productiegebonden detailhandel en webwinkels zijn toegelaten, mits er geen sprake is van uitstalling van de goederen;
  • f. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • h. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

Een beroep of bedrijf aan huis kan ten eerste gaan om dienstverlenende beroepen. Ook de meer traditionele vrije beroepen zijn vaak passend. Die beroepen hebben amper of geen ruimtelijke uitwerking of uitstraling. Als aan huis verbonden beroepen worden in ieder geval aangemerkt het beroep van:

accountant
administratieconsultant
advocaat
architect
assurantiebemiddelaar
belastingconsultant
dierenarts  
fysiotherapeut
gerechtsdeurwaarder
huisarts
logopedist
makelaar onroerend goed
medisch specialist
notaris  
oefentherapeut
organisatie-adviseur
adviseur ruimtelijke plannen
raadgevend ingenieur
tandarts
verloskundige  


Daarnaast kunnen ook ambachtelijke activiteiten passen binnen een beroep of bedrijf aan huis. Hierbij staat het met de hand vervaardigen of herstellen van producten centraal. Van een deel van deze bedrijven vinden de bedrijfsactiviteiten grotendeels of geheel op locatie en niet bij de woning plaats. Als ambachtelijk bedrijf worden in ieder geval aangemerkt:

Productieambacht:
- fijnkeramischbedrijf
- maatoverhemdenbedrijf
- maatschoenmakerbedrijf
- modisterijbedrijf
- muziekinstrument makerbedrijf
- natuursteenbedrijf

Voedingsambacht: 
- banketbakkersbedrijf
- consumptie-ijsbereidingbedrijf - slagersbedrijf

Gebouwverzorgend ambacht:
- glazenwasserbedrijf
- schoorsteenvegerbedrijf  
Reparatieambacht: 
- fietsherstellerbedrijf
- goud- en zilversmidbedrijf
- kledingreparatiebedrijf
- lederwarenambacht
- naaimachinebedrijf
- schoenherstellerbedrijf
- textielreinigingbedrijf
- uurwerkmakerbedrijf
- zadelmakerbedrijf

Uiterlijke verzorgingsambacht: - grimeurs- en toneelkappersbedrijf
- schoonheidsverzorgingbedrijf - voetverzorgingbedrijf
- kappersbedrijf  
Bouwambacht: 
- bestratingbedrijf
- dakdekkerbedrijf
- glasbewerkingbedrijf
- glazenierbedrijf
- natuursteenbedrijf
- parketvloerenleggerbedrijf
- rietdekkerbedrijf
- schilderbedrijf
- voegbedrijf
- zonweringbedrijf

Medische hulpmiddelentechniek: 
- optiekbedrijf
- orthopedisch / schoentechnisch bedrijf
- tandtechnisch / laboratoriumbedrijf.  

5.3 Toelichting algemene regels

5.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels bestaan uit de Begrippen en de Wijze van meten.

5.3.1.1 Begrippen

In het eerste artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard, zoals die in de regels worden gebruikt en die misschien niet geheel voor zichzelf spreken. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen. De begrippenlijst is niet uitputtend. Voor niet verklaarde begrippen moet aansluiting gezocht worden bij de uitleg die er in recente andere bestemmingsplannen van de gemeente, de jurisprudentie, de Van Dale of het dagelijks spraakgebruik aan gegeven wordt.

5.3.1.2 Wijze van meten

In het tweede artikel staat de wijze van meten in het bestemmingsplan verklaard. Het gaat dan bijvoorbeeld om de juiste manier van meten van de goot- en bouwhoogte. Hier wordt ook uitgelegd wat wordt bedoeld met 'ondergeschikte bouwdelen' en wanneer deze bij de toetsing aan de bestemmingsplan regels buiten beschouwing mogen worden gelaten.

5.3.2 Algemene regels

Deze regels hebben een algemeen karakter en gelden voor het hele plan. De algemene regels bestaan uit de Anti-dubbeltelregel, de Algemene bouwregels, de Algemene gebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels, de Algemene afwijkingsregels en de Overige regels.

5.3.2.1 Anit-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Deze standaardbepaling is opgenomen om te voorkomen dat van de ruimte die in een bestemmingsplan mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, nogmaals gebruik kan worden gemaakt. Door de anti-dubbeltelregel wordt onder andere ongewenste verdichting van de bebouwing voorkomen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken opnieuw bij een dergelijke berekening, maar nu voor een ander bouwperceel wordt betrokken.

5.3.2.2 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is ten eerste een bepaling opgenomen over afstemming met de welstandstoets.

Ten tweede is een regeling opgenomen voor de overschrijding van de bouwgrenzen. De bouwgrenzen mogen worden overschreden door balkons, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt. Ook mogen de bouwgrenzen worden overschreden door galerijen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt. Overschrijding van de bouwgrens is niet mogelijk als de bouwgrens gelijk valt met de bestemmingsgrens. Overschrijding van de bestemmingsgrenzen is niet toegestaan.

Ten derde is een bepaling opgenomen ten behoeve van plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen (zoals een liftopbouw, trappenhuis of technische ruimte) zijn uitgezonderd van de bouwhoogte. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw en met een maximum van 3 meter. Hierbij geldt tevens dat maximaal 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw gebruikt mag worden voor plaatselijke verhogingen.

5.3.2.3 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is het verboden gebruik opgenomen dat voor alle bestemmingen geldt. Daarnaast is bepaald dat het bestemmingsplan zich niet verzet tegen evenementen waarvoor op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een evenementenvergunning is verleend.

5.3.2.4 Algemene aanduidingsregels

In het bestemmingsplan zijn een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied, waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het vaak om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend.

Op de verbeelding zijn de geluidzones van industrie, spoor en wegen (als een aanduiding) opgenomen. In de algemene aanduidingsregels zijn aanvullende regels opgenomen voor deze zones. Hierin is geregeld dat geluidsgevoelige gebouwen (zoals woningen) alleen mogen worden gebouwd als de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde. Bouw is ook mogelijk als het bevoegd gezag een hogere grenswaarde heeft verleend of maximaal toegestane geluidsbelasting heeft vastgesteld.

Daarnaast zijn in de algemene aanduidingsregels aanvullende regels opgenomen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Over de spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Als gevolg daarvan bevindt zich langs de spoorlijn een veiligheidszone. Binnen de voor 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangeduide gronden mogen geen gebouwen voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen gebouwd worden. Het is tevens verbonden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als een object voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen.

5.3.2.5 Algemene afwijkingsregels

Via een afwijkingsmogelijkheid kan ten eerste medewerking worden verleend aan de bouw van kleinschalige windturbines. In de bijlagen bij de regels is het toetsingskader voor de plaatsing van kleinschalige windturbines opgenomen. Dit toetsingskader is opgesteld voor de gehele gemeente Midden-Groningen en is toepasbaar in zowel de dorpen als in het buitengebied. Hierbij is bepaald dat geen wiekturbines (HAT type) zijn toegestaan binnen het bestaand stedelijk gebied. Het Stadshart Noord valt hier onder. Dit betekend dat in het plangebied alleen verticale as turbines (VAT type) zijn toegestaan.

Ten tweede zijn een aantal overige afwijkingsregels opgenomen. Deze geven onder andere mogelijkheden voor aanpassing van wegen, afwijkingen van de maatvoering in het bestemmingsplan en mogelijkheden voor de bouw van bijvoorbeeld openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes en telefooncellen. Ook kan medewerking verleend worden aan infrastructurele of openbare voorzieningen (zoals bijvoorbeeld een fietsbrug).

5.3.2.6 Overige regels

In de overige regels is een bepaling opgenomen over parkeren en los- en laadmogelijkheden. Voorheen was dit geregeld in de Woningwet. Hierin was bepaald dat de regels van de bouwverordening van toepassing blijven, als het bestemmingsplan geen regels bevat die hetzelfde onderwerp regelen. De bouwverordening bevatte onder andere regels voor parkeren. Dit is nu geregeld in de overige regels. Hierin is bepaald dat als de omvang of de bestemming van een gebouw daar aanleiding voor geeft er voldoende ruimte moet zijn voor parkeren. Hierbij moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers van de meest actuele versie van de CROW-publicatie. Verder is geregeld dat als er behoefte is aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, deze ruimte in voldoende mate aanwezig moet zijn.

Toepassing parkeerkencijfers CROW
Binnen de parkeerkencijfers van de CROW wordt onderscheid gemaakt tussen vier woonmilieutypes en een stedelijkheidsgraad. Voor het Stadshart in Hoogezand gelden de categorieën 'schil centrum' en 'matig stedelijk'. Daarnaast wordt onderscheidt gemaakt in een minimale en een maximale parkeerbehoefte. Hierbij is het uitgangspunt dat het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend nabij het midden van de opgenomen bandbreedte.

De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn onder andere gebaseerd op de bereikbaarheids- en mobiliteitskenmerken van het plangebied en omgeving en het gemeentelijk parkeerbeleid. Voor het Stadshart geldt:

  • Er is geen sprake van een groot aanbod van (hoogwaardig) openbaarvervoer of andere alternatieve vervoerwijzen. De dichtstbijzijnde treinstations, Hoogezand-Sappemeer en Martenshoek, liggen op aanzienlijke afstand. Verder is er één regionale buslijn met buiten de spits slechts een uursfrequentie.
  • Algemene trend is dat het autobezit en daarmee ook de parkeerbehoefte nog steeds toeneemt. Ook ouderen behouden hun (tweede) auto steeds langer nadat ze met pension gaan. Een toekomstbestendige invulling van de parkeerbehoefte vraagt om meer dan het minimaal aantal parkeerplaatsen.
  • Er is geen overloop mogelijkheid in de omgeving van het Stadshart. De parkeerdruk in het centrum van Hoogezand is aanzienlijk, en dient voor het functioneren van het gebied (in de toekomst) gewaarborgd te blijven.
  • In Hoogezand is geen sprake van een sturend parkeerbeleid.

Bij het toepassen van de parkeerkencijfers van de CROW geldt als algemeen uitgangspunt dat de parkeervraag op het eigen terrein wordt opgelost. Specifiek voor het Stadshart geldt dat het bezoekersparkeren deels in de openbare ruimte mag plaatsvinden, indien hier voldoende opname capaciteit is.

5.3.3 Overgangs- en slotregels

Deze regels bestaan uit het Overgangsrecht en de Slotregel.

5.3.3.1 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Als het strijdig gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is niet van toepassing als het bouwwerk of gebruik in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

5.3.3.2 Slotregel

De slotregel is geheel voorgeschreven door de Ministeriële regeling Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Deze regel geeft aan hoe de regels van dit plan kunnen worden aangehaald. Hiermee wordt de naam van het bestemmingsplan vastgelegd. Voor de digitale uitwisseling van plannen krijgt elk plan ook een unieke code van letters en cijfers.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarin een bouwplan mogelijk wordt gemaakt, ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden. De wet geeft de mogelijkheid om in een aantal specifieke gevallen geen exploitatieplan vast te stellen. In dat geval moet de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van het betreffende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.

Voor het bestemmingsplan 'Hoogezand, Stadshart Tussenhof' wordt geen apart exploitatieplan vastgesteld. De gemeente heeft in een samenwerkingsovereenkomst met Geveke Bouw BV het kostenverhaal anderszins verzekerd. De samenwerkingsovereenkomst is op 20 december 2017 door beide partijen ondertekend. In deze overeenkomst zijn onder andere afspraken gemaakt over inbreng van gronden, de planontwikkeling, de fasering, de grondexploitatie en risico's. Aan de samenwerkingsovereenkomst ligt een sluitende grondexploitatie ten grondslag. Beide partijen zijn hierin voor de helft risicodrager. De gemeente voert de grondexploitatie.

De ontwikkeling van het Stadshart Noord is onderverdeeld in een aantal deelprojecten, zie paragraaf 1.1. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van de locatie 'Tussenhof' mogelijk. De gronden binnen dit deelgebied zijn in eigendom van de gemeente. Verder heeft de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer samen met marktpartijen en woningcorporaties de behoefte onderzocht, zie paragraaf 4.1.2.3. Het project Stadshart Noord is een passende en kwalitatief hoogwaardige aanvulling op de woningmarkt Midden-Groningen. De gemeente acht de ontwikkeling van de locatie 'Tussenhof' onder normale marktomstandigheden rendabel.

Op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, worden de economische verkenningen die aan de basis staan van de conclusie dat het project economisch uitvoerbaar is, niet aan het bestemmingsplan toegevoegd en niet ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Groningen;
  • Waterschap Hunze en Aa's;
  • Veiligheidsregio Groningen;
  • Steunpunt Externe Veiligheid;
  • Omgevingsdienst Groningen;
  • TenneT;
  • Gasunie;
  • NAM;
  • ProRail.

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt niet toegezonden aan de Rijksdiensten. Per brief van 23 december 2011 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangegeven dat zij heeft besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen van de rijksdiensten aan de orde zijn. Het betreft hier de rijksdiensten: Rijkswaterstaat, Ministerie van Defensie en Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Gezien de locatie, de omvang en de inhoud van het plan zijn geen nationale belangen in het geding. Er is dan ook geen overleg gevoerd met de genoemde rijksdiensten. Er zijn zes overlegreacties ontvangen, zie Bijlage 12. Een samenvatting van de ingekomen overlegreacties en de beantwoording hiervan zijn opgenomen in de 'Nota van inspraak- en overlegreacties : Bestemmingsplan Hoogezand, Stadshart Tussenhof'. Deze nota is als Bijlage 14 bij deze toelichting opgenomen. Indien nodig zijn de resultaten verwerkt in het bestemmingsplan.

7.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om inwoners en bedrijven in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken wordt het voorontwerp van dit plan wel ter inzage gelegd.

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf donderdag 26 juli 2018 tot en met woensdag 5 september 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een inspraakreactie indienen. Er zijn twee inspraakreacties ontvangen, zie Bijlage 13.

Een samenvatting van de binnengekomen inspraakreacties en de beantwoording hiervan zijn opgenomen in de 'Nota van inspraak- en overlegreacties : Bestemmingsplan Hoogezand, Stadshart Tussenhof'. Deze nota is als Bijlage 14 bij deze toelichting opgenomen. Indien nodig zijn de resultaten verwerkt in het bestemmingsplan.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 14 maart 2019 tot en met 24 april 2019 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.

7.4 Vaststelling

Nadat het ontwerp bestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen, besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan treedt in werking nadat het plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.

7.5 Crisis- en herstelwet

Op dit bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing. Deze wet is in het leven geroepen om de versnelling van ruimtelijke projecten mogelijk te maken. Het gaat hierbij onder andere om infrastructurele projecten, projecten gericht op duurzaamheid, innovatie en energie en woningbouwplannen. In de Crisis- en herstelwet is opgenomen voor welke concrete projecten de versnellingen gelden. Daarnaast zijn algemene categorieën plannen/projecten benoemd. Voor woningbouwplannen geldt dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is bij de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied.

Om de versnelling van ruimtelijke projecten mogelijk te maken, heeft de Crisis- en herstelwet gezorgd voor wijzigingen in de rechtsbescherming van burgers en van overheden. Er is onder andere bepaald dat er geen mogelijkheid is om een pro forma beroep in te stellen. Dit betekent dat binnen de beroepstermijn alle beroepsgronden moeten worden aangegeven. Na afloop van de beroepstermijn kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Verder behandelt de Raad van State een beroepschrift versneld.

In de publicatie van het ontwerp- en het vastgestelde bestemmingsplan wordt vermeld dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.