Plan: | Voorburg en omgeving |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.vghBPvoorburgeo-OH01 |
In november 2011 is door ARCADIS een historisch bodemonderzoek uitgevoerd om te bepalen of, vanuit de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, belemmeringen bestaan voor dit bestemmingsplan. Het onderzoek is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. In deze paragraaf wordt volstaan met een samenvatting.
Voor het opstellen van het historisch bodemonderzoek is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:
Uit de historische onderzoeken zijn de volgende conclusies te trekken (de exacte locaties en uitkomsten zijn terug te vinden in bijlage 1):
Ondergrondse tanks
Onverdachte locaties
Verdachte locaties:
Geconcludeerd wordt dat, voordat de bestemmingswijziging tot een gevoeliger gebruik van de locatie daadwerkelijk plaatsvindt (dat wil zeggen bij verlening van de omgevingsvergunning), voor de locaties waarvan geen gegevens of niet alle gegevens bekend zij, aanvullend bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Hierbij zullen in ieder geval de Hinderwet- en milieuvergunningen moeten worden bekeken. Indien uit de onderzoeken blijkt dat vervolgonderzoek noodzakelijk is, zal ook dit onderzoek bij de omgevingsvergunning worden uitgevoerd.
In bijlage 2 is het onderzoek milieuzonering van ARCADIS opgenomen. In dit onderzoek zijn mogelijke belemmeringen vanwege in de omgeving van het plangebied gelegen bedrijvigheid onderzocht. Gebruik is gemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering’. De bedrijvigheid in de omgeving is gelegen aan de Kempenlandstraat, de Industrieweg, De Schakel en De Ketting.
De bedrijven aan de Kempenlandstraat en de Industrieweg liggen allen te ver van het plangebied om invloed uit te oefenen. De bedrijven aan De Schakel liggen binnen het bestemmingsplan en veroorzaken, gelet op de afstand van meer dan 30 meter tot milieugevoelige bestemmingen, geen hinder. De milieucontouren van de bedrijven aan de Kettingweg, allen 50 meter, liggen niet over milieugevoelige bestemmingen.
De milieucontour van het bedrijf gelegen aan de Kettingweg 7 (gemeentewerkplaats/ brandweer) is gelegen over een bouwvlak met de bestemming 'Gemengd - 2' (onderwijs, overheid, sociaal cultureel, sporthal). Het gedeelte waarover de contour is gelegen betreft een zwembad, niet zijnde een milieugevoelige functie, zodat ook hier geen sprake is van een belemmering. Gelet op het uitsluiten van milieugevoelige functies is het gebruik als onzelfstandig wonen behorende bij een zorginstelling binnen het bestemmingsplan uitgesloten.
Er zijn diverse kantoren in het plangebied gevestigd. Kantoren hebben als maximale contour 10 meter voor geluid. Deze kantoren leiden niet tot een beperking voor het bestemmingsplan, omdat de contouren niet over gevoelige bestemmingen komen te liggen.
Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen optreden als gevolg van milieuzonering.
ARCADIS heeft een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd, zie bijlage 3. In het onderzoek is gekeken naar het plaatsgebonden risico (kans op overlijden individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit), het groepsrisico (aantal aanwezigen in de nabijheid van een eventueel ongeval).
Het onderzoek is tevens besproken met de Brandweer. De resultaten van dit overleg zijn opgenomen in een memo, zie bijlage 4. In deze paragraaf zijn de resultaten samengevat.
De volgende risicobronnen zijn onderzocht:
In onderstaande afbeelding zijn deze risicobronnen weergegeven.
afbeelding 24: Risicobronnen (bron: ARCADIS)
A2
Voor de A2 langs het plangebied te Vught (tussen knooppunt Vught en knooppunt Ekkersweijer) is een risicoberekening uitgevoerd met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. In plaats van een plaatsgebonden risico berekening is gekeken of een veiligheidszone (deze zone is een gegarandeerde maximale PR 106 contour op basis van toekomstig (toenemend) vervoer vanuit een worst case benadering) van toepassing is voor dit weggedeelte. Op basis van de Circulaire is er geen veiligheidszone van toepassing. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.
Spoor
Voor het spoortraject Boxtel – Vught is een risicoberekening uitgevoerd met betrekking tot het huidige en toekomstige vervoer. Zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico is onderzocht.
De risicoberekening laat zien dat langs de spoorlijn Boxtel – Vught aansluiting ter hoogte van de gemeente Vught geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar aanwezig is. Het plaatsgebonden risico legt daarmee geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
Er zijn twee berekeningen gemaakt voor het groepsrisico (gerealiseerd vervoer en prognoses vanuit het Basisnet). Voor beide situaties blijft het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde. Ook het groepsrisico legt daarmee geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
Tankstations
In de omgeving van het plangebied zijn twee LPG-tankstations gelegen, te weten aan de Industrieweg en aan de Kempenlandstraat. In het kader van een eerdere planologische procedure is voor het tankstation aan de Industrieweg een berekening uitgevoerd. Als uitgangspunt is een doorzet van 200 m3 gehanteerd, omdat deze is vastgelegd in de vergunning voor dit tankstation. Op basis van de invulling uit de eerdere planologische procedure blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Aangezien er geen wijzigingen zijn opgetreden ten aanzien van het tankstation mag dit onderzoek tevens gehanteerd worden voor het bestemmingsplan.
Voor het kwalitatieve onderzoek naar het LPG-tankstation aan de Kempenlandstraat is nagegaan waar het vulpunt van deze locatie ligt. Hiervoor is gebruik gemaakt van de risicokaart. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen is een afstand voor het plaatsgebonden risico weergegeven. Deze bedraagt 45 meter voor tankstations met een doorzet tot 1.000 m3 per jaar. Deze contour ligt wel over het plangebied, maar alleen over de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap'.
Verder is gekeken naar de ligging van het invloedgebied van 150 meter voor het groepsrisico. Het Groepsrisico blijft beneden de oriëntatiewaarde, waardoor er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan zijn.
Door de brandweer zijn de volgende aanvullende aanbevelingen gedaan:
Deze punten kunnen niet in het bestemmingsplan worden verankerd maar worden bij de vergunningverlening meegenomen.
ARCADIS heeft een onderzoek naar de luchtkwaliteit (stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) voor het plangebied uitgevoerd. In bijlage 5 is het onderzoek opgenomen. Binnen het plan worden bestemmingen mogelijk gemaakt die vallen onder het “Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)”. Ook voor de rijksweg A2 is de heersende luchtkwaliteit in beeld gebracht.
De volgende aspecten zijn beoordeeld:
Hierbij is getoetst aan de volgende wettelijke regelingen:
Uitbreidingen maatschappelijke bestemmingen
Onderhavig bestemmingsplan kent ten aanzien van de bestemming 'Maatschappelijk' uitbreidingsmogelijkheden. Omdat de mogelijke uitbreidingen nauwelijks tot extra verkeer leiden wordt een beroep gedaan op het “niet in betekenende mate” beginsel. Ter onderbouwing is een berekening gemaakt. Hieruit blijkt dat zelfs indien op een wegvak de intensiteit toeneemt met 1.000 motorvoertuigen per etmaal er nog steeds sprake is van een invloed op de luchtkwaliteit die als “niet in betekenende mate” te beoordelen is.
afbeelding 25: berekening NIBM tool (bron: ARCADIS)
Ontwikkeling de Ketting
De toekomstige verkeersintensiteit op de Kettingweg neemt toe tot bijna 1.250 motorvoertuigen per etmaal in 2021. Dit wordt veroorzaakt door het wijzigen van de verkeersafwikkeling tussen de Laagstraat en Ketting/Kettingweg in combinatie met een verdisconteerde autonome groei. Er is een berekening gemaakt van de invloed van verkeer op de Ketting en Kettingweg op de luchtkwaliteit. Daarbij is uitgegaan van de toekomstige (2021) intensiteit in combinatie met de achtergrondconcentratie in 2011, 2015 en 2020. Dit is voor de jaren 2011 en 2015 een worst case benadering omdat door generieke (overheids)maatregelen en door een verdere afname van de emissies van industrie en verkeer de achtergrondconcentratie in de loop der tijd afneemt. Uit de berekeningen wordt geconcludeerd dat zowel aan de huidige als aan de toekomstige grenswaarden wordt voldaan.
Binnenplanse luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en ter beoordeling van gevoelige bestemmingen is tevens de heersende luchtkwaliteit ter plekke van het plan beschouwd.
Uit de gegevens in de CAR database versie 10.0 blijkt het voor het plan Voorburg in 2011 dat de achtergrondconcentratie tussen de Ketting en de A2 als volgt geldt:
Mede vanwege de aanwezigheid van gevoelige bestemmingen is de heersende luchtkwaliteit in het gebied rond de A2 onderzocht; daarbij is specifiek rekening gehouden met de bijdrage van de A2 tot de heersende luchtkwaliteit.
Uit de gebruikte monitoringtool blijkt dat direct langs de A2 ter hoogte van het plangebied zowel de concentratie PM10 als NO2 de normen niet overschrijdt.
Luchtkwaliteit rond het spoor
Uit de resultaten van de uitgevoerde volgt dat voor NO2 de bijdrage van het treinverkeer aan de luchtverontreiniging op een afstand van 35 meter maximaal circa 5 µg/m3 bedraagt en voor PM10 maximaal 0.5 µg/m3.
In relatie tot de normstelling van 40 µg/m3 en de achtergrond zoals vermeld is een dergelijke kleine bijdrage niet relevant.
Voor het onderhavige bestemmingsplan (voor zowel het conserverende deel als voor de toegestane ontwikkelingen en de aanpassing langs de Ketting/ Kettingweg) bestaan op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmeringen.
ARCADIS heeft een geluidonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. Onderscheid is steeds gemaakt tussen wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai.
Wegverkeerslawaai
De berekening van de geluidbelasting wordt volgens de Wet Geluidhinder (Wgh) uitgevoerd conform het “Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006”. Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied en ligt binnen de wettelijke zone van de volgende wegen:
De voorkeursgrenswaarde voor “andere geluidgevoelige bestemmingen dan woningen” (zoals in het kader van dit bestemmingsplan van toepassing) ligt vast in het Besluit Geluidhinder (Bgh), waarin aangegeven is dat de voorkeursgrenswaarde op 48 dB ligt. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, dient onderzocht te worden of deze overschrijding teniet gedaan kan worden. Als maatregelen niet doeltreffend zijn of stuiten op overwegende bezwaren kan een hogere waarde procedure worden doorlopen mits de geluidbelasting niet hoger is dan de maximale ontheffingswaarde.
De hogere waarde zal worden ingeschreven in het kadaster. De bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde ligt bij Burgemeester en Wethouders.
Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer is, op grond van het Bgh artikel 3.2, voor 'andere geluidgevoelige bestemmingen' voor dit bestemmingsplan mogelijk tot een waarde van:
Bij de toets aan de grenswaarden uit de Wgh en vaststelling van hogere waarden dient de geluidbelasting ná zogenaamde aftrek ex artikel 110g Wgh te worden gehanteerd.
De waarde van de aftrek is wettelijk vastgelegd in artikel 3.6 van het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006”. Voor wegen waar de representatief te achten snelheid van lichte voertuigen 70 km/uur of meer bedraagt is de aftrek 2 dB, voor overige wegen is de aftrek 5 dB. In de toelichting bij artikel 3.6 wordt nader ingegaan op de achtergrond van deze aftrek en de toepasselijkheid ervan.
Railverkeerslawaai
De wettelijke zones langs spoorwegen zijn, in tegenstelling tot die langs wegen, centraal vastgesteld en voor ieder rail traject apart op een kaart aangegeven.
Het huidige plan ligt nabij het spoor Boxtel-Vught. Dit railtraject (nummer 770) heeft een zone van 400 m aan weerszijden van het spoor. Het plan is (deels) gelegen binnen deze zone. Binnen deze 400 meter zone zijn de bepalingen van de Wet geluidhinder van toepassing.
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting bedraagt krachtens het Bgh artikel 4.9:
(geluidgevoelige terreinen zijn gedefinieerd als:
In tegenstelling tot wegverkeer wordt er bij railverkeer geen onderscheid gemaakt tussen verschillende typen “andere geluidgevoelige bestemmingen”.
Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is voor nieuwe gebouwen onder voorwaarden mogelijk tot een waarde van:
Het vaststellen van een hogere waarde is conform artikel 110a lid 5 slechts mogelijk indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting van de gevel van de betrokken woningen tot de voorkeursgrenswaarde overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Wegverkeerslawaai
In het onderzoek is uitgegaan van de volgende gegevens:
Railverkeerslawaai
In het kader van een bestemmingsplanprocedure dient de toekomstige geluidbelasting te worden beoordeeld. Bij het akoestisch spoorboekje ASWIN versie 2011 wordt de toekomstprognose echter niet meer meegeleverd. Dit is een uitvloeisel van het Reken- en Meetvoorschrift 2006 waarin gesteld wordt: “omdat er omtrent de prognose voor het maatgevend jaar in de toekomst geen generieke uitspraken kunnen worden gedaan, is dat deel van het emissieregister vervallen”. Uit navraag bij Prorail blijkt dat er voor het onderhavige traject geen sprake is van toekomstige wijzigingen of recente projecten waar nu reeds rekening mee moet worden gehouden. Om die reden zijn de gegevens uit het akoestisch spoorboekje ASWIN gehanteerd.
Voor het terrein van Reinier van Arkel is in een nader onderzoek berekend wat de geluidbelasting is op de verschillende geprojecteerde verdiepingshoogten (1,5, 4,5, 7,5, 10,5 en 13,5m). Er is gerekend met afschermingen (de aanwezige bebouwing in het geval van railverkeer en geluidschermen langs de A2 in het geval van wegverkeer). Daarnaast zijn gedetailleerdere berekeningen verricht naar de geluidbelasting volgens de “Standaard Rekenmethode II”uit het “Reken en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006, bijlage IV”(hierin wordt ook bestaande bebouwing meegenomen). Ook hierbij is gerekend voor alle in het bestemmingsplan geprojecteerde verdiepingshoogten.
De resultaten van het nadere onderzoek zijn opgenomen in tabel 1 van het geluidsrapport, zie bijlage 6. In de tabel is per hoogte en per gevel aangegeven waar:
Een dove gevel is noodzakelijk wanneer de geluidbelasting hoger is dan de maximaal te verlenen hogere grenswaarde. Hiervoor is op de verbeelding bij dit bestemmingsplan een aanduidingsvlak opgenomen, waarbij in de regels is gespecificeerd dat dit vlak doof dient te worden uitgevoerd. Tevens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarbij de eis van toepassing van een dove gevel vervalt als aangetoond is dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.
Hogere waarden worden aangevraagd per bouwvlak en per hoogte.
In onderstaande afbeelding wordt verduidelijkt hoe een bouwvlak op de verbeelding is weergegeven:
afbeelding 26: methode van weergave bouwvlakken op verbeelding (bron: ARCADIS)
Als bijlage 7 bij deze toelichting zijn meerdere kaarten per verdiepingshoogte opgenomen waarop is aangegeven voor welk deel van een bouwvlak een hogere waarde is afgegeven, teneinde toetsing aan dit bestemmingsplan te vergemakkelijken. De bouwvlakken en bijbehorende aanduidingen op de verbeelding geven aan of er met een dove gevel moet worden gewerkt (tenzij uit nader onderzoek blijkt dat onder de voorkeursgrenswaarde wordt gebleven).
In een aantal deelgebieden is sprake van gecumuleerde waarden van wegen en/of railverkeer. Bij de aanvraag om het verlenen van hogere grenswaarden worden deze gecumuleerde waarden berekend en toegelicht.