Buitengebied fase 2 2013

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0823.BPBGfaseII2013-VAS1
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- educatieve viskwekerij' tevens een educatieve viskwekerij;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens een paardenbak;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschapsbeheer' tevens voor landschapsbeheer;

  8. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' tevens een toeristenpoort;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' tevens een speelvoorziening in de vorm van een openbare fietscrossbaan en een openbare speeltuin;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' tevens een veldschuur;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens een kampeerterrein';

  14. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' tevens een groepsaccommodatie;

  15. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  16. openbare nutsvoorzieningen;

  17. extensief recreatief medegebruik;

  18. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  19. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  20. tuinen en erven;

  21. landschappelijke inpassing;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de cultuurhistorische bebouwing conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden'.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf.

  2. Binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

  3. Gebouwen waarin dieren worden gehouden ten behoeve van intensieve veehouderij, mogen slechts bestaan uit één bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond dieren mogen worden gehouden. Uitgezonderd hiervan zijn volière- en scharrelstallen voor legkippen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. De bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van vee/dieren is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Tot 1 juni 2014 mag de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van een geiten- en/of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

3.2.3 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

 

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

 

3.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

3.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient tenminste op 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.2.7 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  3. De instandhoudingstermijn niet meer mag bedragen dan 8 maanden per jaar.

  1. Boomteelthekken:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  1. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak mag alleen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd, als aangetoond is dat binnen het bouwvlak geen ruimte is.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.200 m2, met dien verstande dat de gezamenlijk oppervlakte van paardenbakken binnen en buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1.200 m2.

  4. Een paardenbak mag uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak worden gerealiseerd.

  5. Indien de paardenbak wordt gesitueerd naast de openbare weg, wordt de paardenbak op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gerealiseerd.

  6. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  7. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  8. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Speelvoorzieningen:

  1. Speelvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De oppervlakte van een speelvoorziening mag niet meer bedragen dan 10 m2.

  1. Schuilgelegenheden voor vee:

  1. Schuilgelegenheden zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'akkercomplex 1' en 'akkercomplex 2'.

  2. De oppervlakte van het bij de schuilgelegenheid behorende perceel mag niet minder bedragen dan 1,0 ha.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.

  6. De afstand tot de perceelsgrens van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;

  7. De schuilgelegenheid dient voor 1/6 deel van de wand open te zijn en open te blijven.

  8. De schuilgelegenheid dient gesitueerd te worden op minimaal 30 m ten opzichte van de rand van een bouwvlak van derden en binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg.

  1. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'akkercomplex 1' en 'akkercomplex 2'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van de tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 500 m2.

  3. De afstand van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.

  4. De instandhoudingsperiode van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening mag niet meer bedragen dan 9 maanden.

  1. Permanente teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 3.2.2 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 3.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing wordt vergroot tot een maximum van 12 m;

  3. sub 3.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak hulpgebouwen worden opgericht voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  4. sub 3.2.2, 3.2.6 en 3.2.7 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming, verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens voor zover als nevenactiviteit toegestaan in lid 3.1 (tuincentrum), dan wel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 3.1.

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  3. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning.

 

3.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 3.4.1 en 3.5.4 valt het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

3.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

3.4.4 Nevenactiviteiten

Ter plaatse van de in lid 3.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de toegestane bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande en vergunde bebouwde oppervlakte aan gebouwen in gebruik voor de nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

3.4.5 Hervestiging geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming. Alle nevenactiviteiten samen bedragen maximaal 30% van de bestaande bebouwing, tenzij anders in de regels is bepaald.

  2. De nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

 

3.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

3.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van opslag in (brand)gevaarlijke materialen, mits het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat met een maximale oppervlakte van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

3.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en sub 3.4.1 en recreatieve nevenactiviteiten binnen een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare recreatieve nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarde:

  1. het totaal aan nevenactiviteiten exclusief statische opslag zoals genoemd sub 3.5.3 bedraagt maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en niet binnen de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct grenzend aan het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande en vergunde bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m²;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m² ;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'waterrecreatie' en 'intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'intensief recreatief gebied' en 'waterrecreatie';

  2. de trekkershutten worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  3. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m² per trekkershut;

  4. de bouwhoogte van een trekkershuit mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'intensief recreatief gebied' en 'waterrecreatie';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 65-70 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 200 m² voor de 3 vakantiewoningen/ -appartementen tezamen;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'intensief recreatief gebied' en 'waterrecreatie';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m² van de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m² buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd;

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m² van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m² buitenruimte mag worden gebruikt.

 

3.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan nevenactiviteiten exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 3.5.3, binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 800 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht;

  3. maximaal 200 m² aan buitenruimte wordt ingericht.

 

3.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing met de nog mogelijke uitbreidingsmogelijkheden maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 3.5.3, binnen de bestaande bebouwing met de nog mogelijke uitbreidingsmogelijkheden maximaal 800 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht.

 

3.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbaar niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf toestaan, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 3.5.3, binnen de bestaande bebouwing maximaal 800 m² bedraagt.

  3. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan.

 

3.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt opgericht;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers.

 

3.5.9 Huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt opgericht;

  2. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 20 m² per persoon, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 3 personen worden gehuisvest.

 

3.5.10 Kleinschalige mestverwerking

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en kleinschalige mestverwerking toestaan, met dien verstande dat:

  1. kleinschalige mestverwerking is niet toegestaan ter plaatse van gebieden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone - iv nee';

  2. kleinschalige mestverwerking is toegestaan voor het behandelen van dierlijke mest van het eigen bedrijf en/of enkele bedrijven uit de directe omgeving binnen een straal van 5 km van het betreffende bedrijf

  3. de bebouwing maximaal 150 m² bedraagt en de opslagcapaciteit maximaal 800 m² / 1.600 m³;

  4. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  5. de maximale bouwhoogte van de installatie niet meer mag bedragen dan 12 m.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de kenmerkende landschapselementen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' 'waardevol landschapselement' en 'dorpsrand':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  1. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en/of 'reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het sub 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

  5. die reeds zijn aangelegd c.q. uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en waarvoor volgens het hiervoor geldende bestemmingsplan geen omgevingsvergunning was vereist.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

De sub 3.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 3.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012, met dien verstande dat bij vergroting van het bouwvlak de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak dient plaats te vinden met een oppervlakte van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  12. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  13. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

 

3.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een bedrijf met één volwaardige arbeidskracht waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

3.7.3 Vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak niet zijnde intensieve veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

3.7.4 Vergroting van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven en glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair', is de vergroting toegestaan, mits de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd;

  2. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  3. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  4. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder d;

  5. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' slechts is toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  6. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

 

3.7.5 Vormverandering en vergroting van een agrarisch bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak intensieve veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. er is sprake van een 'reconstructiewetzone - iv ja mits';

  5. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na vergroting ten hoogste 1,5 ha;

  6. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij', mag ten opzichte van de oppervlakte op het moment van de inwerkingtreding van dit plan, worden vergroot met maximaal 15% en de oppervlakte na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedragen;

  7. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee' is vergroting niet toegestaan;

  8. binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  9. op gronden gelegen ter plaatse van de groenblauwe mantel de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  10. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  11. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  12. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  13. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  14. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt;

  15. tenminste 10% van het bouwvlak moet worden gebruikt voor landschappelijke inpassing.

 

3.7.6 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  2. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a;

  3. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast aan het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. de voorzieningen moeten ruimtelijk geconcentreerd worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  2. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van open gebieden, waar de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd.

 

3.7.7 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m².

  2. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

 

  1. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  3. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

3.7.8 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  4. in afwijking van hetgeen onder d is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technisch hulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. indien de locatie is gelegen in de groenblauw mantel (GBM) zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord Brabant, dient de omschakeling gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de betreffende groenblauwe mantel.

 

3.7.9 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaand

weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;
  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  2. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  3. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  4. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  5. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  6. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  7. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

 

3.7.10 Bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor dag- of verblijfsrecreatie. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  3. het hergebruik voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' is alleen extensief en kleinschalig intensieve verblijfsrecreatie toegestaan zoals een kinderboerderij/ groepsaccommodatie, agrotoerisme, speelboerderij, speeltuin en dergelijke;

  5. hergebruik is toegestaan voor dag- en verblijfsrecreatie zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel daaraan gelijk te stellen dag- en verblijfsrecreatie;

  6. het hergebruik is slechts toegestaan, als er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van het gebied;

  7. er wordt maximaal 500 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  8. in afwijking van hetgeen onder h bepaald is gelden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie, tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. detailhandel in ter plaatse vervaardigde streekproducten is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  3. horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 100 m²;

  4. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  5. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd;

  6. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan.

 

3.7.11 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – primair landbouwontwikkelingsgebied';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 3.2.6;

  5. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik.

 

3.7.12 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

3.7.13 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  2. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  8. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

3.7.14 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 Kadernota Intensieve veehouderij bij deze regels;

  2. het één bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

 

 

  1. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  2. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

3.7.15 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapwaarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' tevens een agrarisch loonbedrijf;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – slachterij' tevens een slachterij;

  7. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' tevens een toeristenpoort;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' tevens een veldschuur;

  11. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' tevens teeltondersteunende voorzieningen;

  12. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  13. openbare nutsvoorzieningen;

  14. extensief recreatief medegebruik;

  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  16. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  17. tuinen en erven;

  18. landschappelijke inpassing;

 

alsmede

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur, hydrologische en cultuurhistorische waarden:

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' en 'waardevol landschapselement' moeten worden gehandhaafd;

  2. de hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;

  2. Binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. Gebouwen waarin dieren worden gehouden ten behoeve van intensieve veehouderij mogen slechts bestaan uit één bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond dieren mogen worden gehouden. Uitgezonderd hiervan zijn volière- en scharrelstallen voor legkippen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. De bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van vee/dieren is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

  7. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen' mogen uitsluitend teeltondersteunende kassen gebouwd worden.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Tot 1 juni 2014 mag de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van een geiten- en/of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

4.2.3 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, met uitzondering van kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen' waar de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangeduid.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

 

4.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen., in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

4.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen

 

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

4.2.7 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  3. De instandhoudingstermijn niet meer mag bedragen dan 8 maanden per jaar.

  1. Boomteelthekken:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  1. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak mag alleen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd, als aangetoond is dat binnen het bouwvlak geen ruimte is.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.200 m2, met dien verstande dat de gezamenlijk oppervlakte van paardenbakken binnen en buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1.200 m2.

  4. Een paardenbak mag uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak worden gerealiseerd.

  5. Indien de paardenbak wordt gesitueerd naast de openbare weg, wordt de paardenbak op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gerealiseerd.

  6. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  7. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  8. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Schuilgelegenheden voor vee:

  1. Schuilgelegenheden zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'akkercomplex 1' en 'akkercomplex 2'.

  2. De oppervlakte van het bij de schuilgelegenheid behorende perceel mag niet minder bedragen dan 1,0 ha.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m 2.

  6. De afstand tot de perceelsgrens van derden mag niet minder bedragen dan 30 m.

  7. De schuilgelegenheid dient voor 1/6 deel van de wand open te zijn en open te blijven.

  8. De schuilgelegenheid dient gesitueerd te worden op minimaal 30 m ten opzichte van de rand van een bouwvlak van derden en binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg.

  1. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'akkercomplex 1' en 'akkercomplex 2'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van de tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 500 m2.

  3. De afstand van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.

  4. De instandhoudingsperiode van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening mag niet meer bedragen dan 9 maanden.

  1. .Permanente teeltondersteunende voorzieningen:

  1. Uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 4.2.2 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 4.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak hulpgebouwen worden opgericht voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  3. sub 4.2.2, 4.2.6 en 4.2.7 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming te verrichten gebruik en dit plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 4.1.

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1' ;

  3. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning.

 

4.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 4.4.1, 4.5.4 en 4.5.5 het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

4.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

4.4.4 Nevenactiviteiten

Ter plaatse van de in lid 4.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de toegestane bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande en vergunde bebouwde oppervlakte aan gebouwen in gebruik voor de nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

4.4.5 Hervestiging geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming. Alle nevenactiviteiten samen bedragen maximaal 30% van de bestaande bebouwing, tenzij anders in de regels is bepaald.

  2. De nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

 

4.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 onder l voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

4.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van opslag in (brand)gevaarlijke materialen, met dien verstande dat het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat, met een maximale oppervlakte van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

4.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en sub 4.4.1 en recreatieve nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel vergelijkbare recreatieve activiteiten, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarde:

  1. het totaal aan nevenactiviteiten exclusief statische opslag zoals genoemd sub 4.5.3 bedraagt maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen.

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en niet binnen de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct grenzend aan het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunit en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied', 'intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m²;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m² ;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden, bedraagt 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de trekkershutten worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  2. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m² per trekkershut;

  3. de bouwhoogte van een trekkershuit mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 65-70 m² per appartement en met een oppervlakte van maximaal 200 m² voor de 3 vakantiewoningen/ -appartementen tezamen;

  4. permanente bewoning is niet toegestaan, waarbij geldt dat maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'intensief recreatief gebied' en 'waterrecreatie';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m² van de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m² buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd.

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m² van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m² buitenruimte mag worden gebruikt.

 

4.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan nevenactiviteiten exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 4.5.3, binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 800 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht;

  3. maximaal 200 m² aan buitenruimte wordt ingericht.

 

4.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing met de nog mogelijke uitbreidingsmogelijkheden maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen exclusief statische opslag binnen de bestaande bebouwing maximaal 800 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen.

 

4.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van niet-agrarische ambachtelijke bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

 

 

  1. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen exclusief statische opslag, zoals genoemd in sub 4.5.3, binnen de bestaande bebouwing maximaal 800 m² bedraagt;

  2. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan;

 

4.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt ingericht ;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

  4. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers.

 

4.5.9 Huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 4.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie, met dien verstande dat:

  1. De huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt opgericht;

  2. De huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 20 m² per persoon, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 3 personen worden gehuisvest.

 

4.5.10 Kleinschalige mestverwerking

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en kleinschalige mestverwerking toestaan, met dien verstande dat:

  1. kleinschalige mestverwerking is niet toegestaan ter plaatse van gebieden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone - iv nee';

  2. kleinschalige mestverwerking is toegestaan voor het behandelen van dierlijke mest van het eigen bedrijf en/of enkele bedrijven uit de directe omgeving binnen een straal van 5 km van het betreffende bedrijf

  3. de bebouwing maximaal 150 m² bedraagt en de opslagcapaciteit maximaal 800 m² / 1.600 m³;

  4. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  5. de maximale bouwhoogte van de installatie niet meer mag bedragen dan 12 m.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduidingen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1' en 'waardevol landschapselement' en 'dorpsrand':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, en boomteelthekken buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 8 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en/of 'reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

4.6.2 Uitzonderingen

Het sub 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De sub 4.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

  4. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  5. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  6. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  7. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  8. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  9. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  10. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012, met dien verstande dat bij vergroting van het bouwvlak de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak dient plaats te vinden met een oppervlakte van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.

  11. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  12. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  13. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

 

4.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een bedrijf met één volwaardige arbeidskracht waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

4.7.3 Vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak niet zijnde intensieve veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

4.7.4 Vergroting van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

 

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven en glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair', is de vergroting toegestaan, mits de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder c;

  4. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  5. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  6. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

 

4.7.5 Vormverandering en vergroting van een agrarisch bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak intensieve veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. er is sprake van een 'reconstructiewetzone - iv ja mits';

  5. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na vergroting ten hoogste 1,5 ha;

  6. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij', mag ten opzichte van de oppervlakte op het moment van de inwerkingtreding van dit plan, worden vergroot met maximaal 15% en de oppervlakte na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedragen;

  7. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee' is vergroting niet toegestaan;

  8. binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  9. op gronden gelegen ter plaatse van de groenblauwe mantel de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  10. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  11. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  12. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  13. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  14. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt;

  15. tenminste 10% van het bouwvlak moet worden gebruikt voor landschappelijke inpassing.

 

4.7.6 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder onder b;

  4. de oppervlakte van het bouwvlak wordt aangepast aan het agrarisch bedrijf met dien verstande dat het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouw, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;

  3. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. de voorzieningen moeten ruimtelijk geconcentreerd worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  2. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van open gebieden, waar de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd.

 

4.7.7 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag met uitzondering van (brand)gevaarlijk materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m²;

  2. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  3. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  4. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  5. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

4.7.8 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  4. in afwijking van hetgeen onder d is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technischhulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. indien de locatie is gelegen in de groenblauw mantel (GBM) zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord Brabant, dient de omschakeling gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

 

4.7.9 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  2. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  3. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

 

4.7.10 Bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor dag- of verblijfsrecreatie. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  3. het hergebruik voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' is alleen extensief en kleinschalig intensieve verblijfsrecreatie toegestaan zoals een kinderboerderij/ groepsaccommodatie, agrotoerisme, speelboerderij, speeltuin en dergelijke;

  5. hergebruik is toegestaan voor dag- en verblijfsrecreatie zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel daaraan gelijk te stellen dag- en verblijfsrecreatie;

  6. hergebruik voor een manege is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';

  7. het hergebruik is slechts toegestaan als er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van het gebied;

  8. er wordt maximaal 500 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  9. in afwijking van hetgeen onder h bepaald is gelden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. detailhandel in ter plaatse vervaardigde streekproducten is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  2. horeca is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m²;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd;

  4. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan;

  5. voor een landschapscamping gelden, naast de in dit artikel genoemde voorwaarden de volgende voorwaarden:

  1. de bruto oppervlakte per standplaats bedraagt ten minste 300 m²;

  2. het maximum aantal standplaatsen bedraagt 60;

  3. de ligging van de camping moet aangesloten worden bij een voormalig agrarisch bouwvlak;

  4. op en rondom het kampeerterrein moet een passende, robuuste en duurzame beplanting worden aangeplant, waarbij de oppervlakte voor nieuwe natuur minimaal 3 maal zo groot moet zijn als de oppervlakte van het totaal aan standplaatsen;

  1. voor gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een terzake deskundige.

 

4.7.11 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 4.2.6.

 

4.7.12 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.13 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  2. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  8. de omgevingsvergunning milieu onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.14 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het één bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

4.7.15 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

 

4.7.16 Aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied de bollen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied de bollen' de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen ten einde bij beëindiging van het agrarische bedrijf de gronden van het bijbehorende bouwperceel te bestemmen ten behoeve van Wonen, met dien verstande dat:

  1. naast de verbouw van de voormalige bedrijfswoning ten behoeve van een burgerwoning niet meer dan één nieuwe burgerwoning mag worden opgericht;

  2. rekening wordt gehouden met de bescherming en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke historische waarden op grond waarvan het gehucht De Bollen is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht, waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met:

  1. behoud en herstel van de ruimtelijke structuur;

  2. storende bebouwing en storende gebruiksvormen in de landschappelijke openheden zijn niet toegestaan net als de aantasting van het reliëf;

  3. het zicht op de gevels van de aanwezige monumentale bebouwing mag niet belemmerd worden;

  4. de nieuwe woning moet worden opgericht binnen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied de bollen' in dezelfde oriëntering;

  5. bijbehorende bouwwerken moeten achter de woning worden opgericht;

  1. de bouwregels van artikel 19 Wonen zijn van toepassing op de nieuw op te richten bebouwing, tenzij in dit artikel afwijkend voorgeschreven;

  2. de monumentencommissie adviseert positief over de voorgestelde plannen;

  3. de geldende milieuvergunning is ingetrokken.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij, geiten- en schapenhouderij en glastuinbouw;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf; uitgezonderd een geiten- en schapenhouderij;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' tevens de uitoefening van een geiten- en/of schapenhouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf ;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' een educatieve viskwekerij;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf' een aannemersbedrijf;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – slachterij' een slachterij;

  8. bedrijfsmatige nevenactiviteiten als genoemd in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeerterrein;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' een motorcrossterrein;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kampeerterrein' een kampeerterrein;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' een toeristenpoort

  15. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' een zorgboerderij;

  16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beheergebouw' tevens een beheergebouw;

  17. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding veldschuur' tevens een veldschuur;

  18. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spoelbassin' tevens een spoelbassin met bijbehorende tijdelijke opslag van kuubskisten en tarra (plant- en wortelresten);

  19. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;

  20. openbare nutsvoorzieningen;

  21. extensief recreatief medegebruik;

  22. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  23. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  24. tuinen en erven;

  25. landschappelijke inpassing;

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende landschaps-, natuur-, hydrologische - en cultuurhistorische waarden.

  1. kenmerkende landschapwaarden ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' en 'waardevol landschapselement' moeten worden gehandhaafd;

  2. de hydrologische waarden in de vorm van de aanwezige oppervlakte- en grondwateren;

  3. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebieden.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

  1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor één enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. gebouwen waarin dieren worden gehouden ten behoeve van intensieve veehouderij mogen slechts bestaan uit één bouwlaag, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond dieren mogen worden gehouden. Uitgezonderd hiervan zijn volière- en scharrelstallen voor legkippen.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. De bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van vee/dieren is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen, bedrijfsoverkappingen en rijhallen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  5. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.

  6. Tot 1 juni 2014 mag de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van een geiten- en/of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- en schapenhouderij' niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

5.2.3 Kassen

  1. Voor het bouwen van van kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  1. Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

 

5.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen., in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

5.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  6. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak dient op tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden aangelegd.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

5.2.7 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de hierna genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals bewijzering en picknicktafels mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Paardenbakken:

  1. Een paardenbak mag alleen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd, als aangetoond is dat binnen het bouwvlak geen ruimte is.

  2. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.200 m2, met dien verstande dat de gezamenlijk oppervlakte van paardenbakken binnen en buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1.200 m2.

  4. Een paardenbak mag uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak worden gerealiseerd.

  5. Indien de paardenbak wordt gesitueerd naast de openbare weg, wordt de paardenbak op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gerealiseerd.

  6. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  7. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  8. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Verplaatsbare hokken voor scharrelvarkens:

  1. Verplaatsbare hokken voor scharrelvarkens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitloop scharrelvarkens'.

  2. Het aantal hokken mag niet meer bedragen dan 30.

  3. Van 20 hokken mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 5 m2 per hok.

  4. Van 10 hokken mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 15 m2 per hok.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

  1. Veldschuren:

  1. Veldschuren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur'.

  2. De goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van de tijdelijke kleinschalige erfvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 500 m2.

  3. De afstand van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.

  4. De instandhoudingsperiode van een tijdelijke kleinschalige erfvoorziening mag niet meer bedragen dan 9 maanden.

  1. Spoelbassins:

  1. Spoelbassins zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spoelbassin'.

  2. De bouwhoogte van een spoelbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van tijdelijke opslag in de vorm van tarra (plant- en wortelresten) mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De hoogte van stapeling van kuubskisten mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De opslag ten behoeve van het spoelbassin is uitsluitend toegestaan in de periode 1 juli tot en met 1 april.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde:

  1. sub 5.2.1 en toestaan dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. sub 5.2.1 en toestaan dat er binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen worden gebouwd voor de bouw van carnavalswagen tot maximaal 150 m² met een goothoogte tot maximaal 6 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m.

  3. sub 5.2.2 5.2.6 en 5.2.7 en toestaan dat warmtebuffers, CO2-installaties en windmolens worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 m.

 

5.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.7 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de maximale bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 m is, met uitzondering van hagelnetten, waarvan de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 8 maanden;

  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  5. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de natuur- en/of landschapswaarden.

 

5.3.2 Schuilgelegenheden voor vee

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.2.1 voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor vee ten dienste van het agrarisch bedrijf, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. schuilgelegenheden niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'akkercomplex 1' en 'akkercomplex 2';

  2. maximaal één schuilgelegenheid mag worden opgericht op een perceel van minimaal 1 ha;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan4 m;

  5. de maximale oppervlakte 20 m² bedraagt;

  6. de schuilgelegenheid voor 1/6 deel van de wand open dient te zijn en open dient te blijven.

  7. de schuilgelegenheid gesitueerd dient te worden op minimaal 30 m ten opzichte van de rand van een bouwvlak van derden en binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het met het oog op de bestemming te verrichten gebruik en dit plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;

  2. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf en 'Hoeveproducten';

  3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

  4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

  5. het gebruik voor woondoeleinden en/of zorgdoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik voor diverse vormen van semi - en/of niet-agrarische bedrijvigheid;

  7. het plaatsen van woonunits of stacaravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;

  8. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  10. als wedstrijd/sportterrein;

  11. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:

  1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in lid 5.1.

  1. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen, met uitzondering van evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - africhtstal'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn maximaal 12 evenementen per kalenderjaar toegestaan;

  2. het gebruik van gronden voor boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  3. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;

 

5.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 5.4.1 en 5.5.4 valt het gebruik van gebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

5.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

5.4.4 Nevenactiviteiten

  1. Ter plaatse van de in lid 5.1 opgenomen nevenactiviteiten geldt dat de toegestane bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande en vergunde bebouwde oppervlakte aan gebouwen in gebruik voor de nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

  2. In aanvulling op het bepaalde in a geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – educatieve viskwekerij' dat tevens 3 trekkershutten zijn toegestaan waarvan de oppervlakte per trekkershut niet meer mag bedragen dan 30 m².

 

5.4.5 Hervestiging geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit:

  1. De nevenactiviteit is/blijft ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming. Alle nevenactiviteiten samen bedragen maximaal 30% van de bestaande bebouwing, tenzij anders in de regels is bepaald.

  2. De nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

 

  1. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  8. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

 

5.5.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 onder l voor het houden van evenementen op andere gronden dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - africhtstal' met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden.

 

5.5.3 Statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor statische opslag als nevenactiviteit (inclusief de bouw van carnavalswagens) met uitsluiting van (brand)gevaarlijke materialen, mits het gebruik maximaal 50% van de bestaande bebouwing beslaat met dien verstande dat het gebruik een maximale oppervlakte heeft van 1.000 m² in het buitengebied en 1.500 m² in bebouwingsconcentraties en extensiveringsgebieden rond natuur.

 

5.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1, sub 5.4.1 en sub 5.4.2 en recreatieve nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel vergelijkbare recreatieve activiteiten, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan de volgende algemene voorwaarden:

  1. het totaal aan nevenactiviteiten, exclusief statische opslag zoals genoemd sub 5.5.3, bedraagt maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  2. aangetoond dient te zijn dat de waarden van het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde -Natura 2000' niet significant worden aangetast.

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos' en 'Natuur' en niet binnen de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m direct aansluitend aan het bouwvlak;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toestaan op maximaal 8.000 m²;

  5. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied', 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf toegestaan op maximaal 5.000 m²;

  6. sanitairvoorzieningen moeten worden gerealiseerd in bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m2;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve recreatie' is een bed & breakfast slechts toegestaan in een monument en beeldbepalend / karakteristiek pand als opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2, waarbij de maximale oppervlakte van de kamer 30 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt 9;

  1. ten aanzien van trekkershutten gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de trekkershutten worden ingepast binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw;

  2. maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m2 per trekkershut. In afwijking van het voorgaande mag de oppervlakte van terkkershutten op het perceel Broekstraat 25a maximaal 30 m2 bedragen.

  3. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. ten aanzien van vakantiewoningen/-appartementen gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied';

  2. de vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd binnen de aanwezige bebouwing;

  3. maximaal 3 vakantiewoningen/ -appartementen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 195 m2 voor de 3 vakantiewoningen/-appartementen tezamen;

  1. ten aanzien van groepsaccommodaties/kampeerboerderij gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensief recreatief gebied';

  2. de groepsaccommodatie/kampeerboerderij wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van maximaal 350 m2 van de bestaande bebouwing;

  1. ten aanzien van een kleinschalige horecavoorziening en een kleinschalig boerderijterras gelden, naast de onder a gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. de kleinschalige horecavoorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing waarbij maximaal 35 m2 ingericht mag worden.

  2. het kleinschalig boerderijterras wordt gerealiseerd bij de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 50 m2 buitenruimte ingericht mag worden met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht en geen horecavoorzieningen mogen worden gerealiseerd.

  1. ten aanzien van kleinschalige dagrecreatie gelden, naast de onder a gestelde voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarde:

  1. voorzieningen ten behoeve kleinschalige dagrecreatie worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw waarbij maximaal 250 m2 van de oppervlakte van de bebouwing voor de binnenfunctie mag worden gebruikt en waarbij maximaal 250 m2 buitenruimte mag worden gebruikt.

 

5.5.5 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en zorgverlenende nevenactiviteiten op een agrarische bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare zorgverlenende activiteit, met dien verstande dat:

  1. het geen locatie betreft welke kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en derhalve in ieder geval niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair';

  2. door het toestaan van de activiteit sprake is van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  3. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan nevenactiviteiten exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 5.5.3 binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw maximaal 400 m² bedraagt, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht;

  4. maximaal 200 m2 aan buitenruimte wordt ingericht.

 

 

 

 

5.5.6 Nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch -technisch hulpbedrijf op een agrarisch bouwvlak toestaan, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daarmee vergelijkbare vorm van agrarisch-verwante of agrarisch-technische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte voor de bedrijfsmatige nevenactiviteiten, exclusief statische opslag zoals genoemd sub 5.5.3, maximaal 800 m² van de aanwezige bebouwing beslaat, waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  2. mestverwerking is niet toegestaan.

 

5.5.7 Nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en sub 5.4.1 en nevenactiviteiten in de vorm van een ambachtelijk bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een vergelijkbaar ambachtelijk bedrijf toestaan, binnen de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en 'bebouwingsconcentratie 2' op een agrarisch bouwvlak toestaan, met dien verstande dat:

  1. de nevenactiviteit alleen is toegestaan binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2', op een agrarisch bouwvlak;

  2. de maximale oppervlakte voor de niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing maximaal 400 m² bedraagt, waarbij het totaal aan alle nevenactiviteiten tezamen exclusief statische opslag, zoals genoemd sub 5.5.3, binnen de bestaande bebouwing maximaal 800 m² bedraagt; waarvan maximaal 150 m² recreatief verblijfsgericht, exclusief de grondoppervlakte in gebruik voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  3. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  4. uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn toegestaan.

 

5.5.8 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van tijdelijke werknemers met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt ingericht;

  2. de huisvesting dient plaats te vinden op het bouwblok waar de bedrijfswoning staat;

  3. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 12,5 m² per werknemer, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 32 personen worden gehuisvest;

 

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing maximaal 8 maanden per jaar aaneengesloten mag worden gebruikt. De overige 4 maanden mag de tijdelijke huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van werknemers.

 

5.5.9 Huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 5.4.1 en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor huisvesting van personen in het kader van stages dan wel sociale en/of maatschappelijke reïntegratie, met dien verstande dat:

  1. de huisvesting binnen de bestaande bebouwing wordt opgericht;

  2. de huisvesting een maximale gezamenlijke oppervlakte heeft van 20 m² per persoon, inclusief de bijbehorende voorzieningen zoals sanitair, kantine, keuken en wasruimte, waarbij maximaal 3 personen worden gehuisvest.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduidingen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' en 'waardevol landschapselement':

  1. op alle gronden:

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;

  6. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 8 maanden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  1. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en/of 'reliëf':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 1':

  1. het beplanten van gronden met houtgewas, waarbij boomteelt is uitgesloten;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex 2':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  1. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben;

  1. op gronden met de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  3. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het sub 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;

  2. welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De sub 5.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 5.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

Op het wijzigen van het plan zijn in elk geval de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. De wijziging is nodig voor vergroting, verbreding of beëindiging van het bedrijf. Hierover kan advies worden gevraagd aan een agrarisch deskundige.

  2. Agrarisch hergebruik is niet mogelijk bij omschakeling naar een andere functie.

  3. De vervolgactiviteit bij omschakeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing.

 

 

  1. Bij omschakeling naar een andere functie moet overtollige bebouwing worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie.

  2. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte.

  3. Buitenopslag ten behoeve van vervolgactiviteiten is niet toegestaan.

  4. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  5. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  6. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012, met dien verstande dat bij vergroting van het bouwvlak de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak dient plaats te vinden met een oppervlakte van minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van – of beperking voor nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  9. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hydrologisch situatie (hydrologisch neutraal). Indien het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 250 m2, wordt hierover advies gevraagd aan het Waterschap De Dommel.

  10. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  11. Er vindt geen aantasting plaats van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur.

 

5.7.2 Eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen ten behoeve van de realisatie van een eerste agrarische bedrijfswoning. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het een betreft bedrijf met één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

  2. het bedrijf is zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder a en b.

 

 

 

 

5.7.3 Vormverandering van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak;

  2. vormverandering in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  3. er dient een compacte vorm van het agrarisch bouwvlak te blijven bestaan, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt.

 

5.7.4 Vergroting van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard en ligging van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak:

  1. van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;

  2. van een intensieve veehouderij:

  • indien sprake is van een duurzame locatie in een verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied, niet meer mag bedragen dan 1,5 ha

  • indien sprake is van een niet-duurzame locatie in een verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied, niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak van het agrarisch bouwvlak vermeerderd met 15% ;

  1. van een glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak van het agrarisch bouwvlak vermeerderd met 15% tot een maximum van 4,0 ha, waarvan de netto glasopstand niet meer mag bedragen dan 3 ha.

  1. voor zover de vergroting betrekking heeft op grondgebonden bedrijven vergroting ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' is toegestaan, indien de ontwikkeling van deze gebieden voor de intensieve veehouderij niet wordt gefrustreerd;

  2. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  3. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

  4. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat voldaan kan worden aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  5. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  6. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  7. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  8. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt.

 

5.7.5 Vormverandering en vergroting van een agrarisch bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak intensieve veehouderij. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan;

  2. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. er is sprake van een 'reconstructiewetzone - iv ja mits';

  5. de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedraagt;

  6. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee tenzij', mag ten opzichte van de oppervlakte op het moment van de inwerkingtreding van dit plan, worden vergroot met maximaal 15% en de oppervlakte na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedragen;

  7. in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - iv nee' is vergroting niet toegestaan;

  8. binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  9. op gronden gelegen ter plaatse van de groenblauwe mantel de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  10. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet en de op deze wet gebaseerde provinciale regels;

  11. uit de onderbouwing van het initiatief blijkt dat er wordt voldaan aan de actuele voorgrondnormen en niet leidt tot overschrijding van de streefwaarden voor de achtergrondbelasting zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de verordening/gebiedsvisie in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Als al sprake is van een overbelaste situatie waaraan significant wordt bijgedragen, dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een proportionele afname;

  12. er is sprake van een evenredige verdeling van de beperkte milieuruimte die beschikbaar is, onder andere doordat aangetoond wordt dat de op dat moment best beschikbare en betaalbare technieken worden gebruikt die leiden tot een beperkte milieubelasting, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf;

  13. de nieuwe stallen voldoen minimaal aan de voorwaarden uit het certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij;

  14. vergroting is slechts toegestaan, indien de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, tenzij saldering plaatsvindt;

  15. tenminste 10% van het bouwvlak moet worden gebruikt voor landschappelijke inpassing.

 

5.7.6 Vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de voorzieningen dienen ter ondersteuning van het betreffende agrarische bedrijf;

  3. advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder b;

  4. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 0,5 ha bedragen;

  5. de bouwhoogte van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 2,5 m bedragen;

  6. de voorzieningen dienen ruimtelijk geconcentreerd te worden binnen een in het wijzigingsplan op te nemen differentiatievlak;

  7. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd.

 

5.7.7 Statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor statische opslag, met uitzondering van (brand)gevaarlijke materialen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. het geen locatie betreft welke kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en is derhalve in ieder geval niet gelegen op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de statische opslag bedraagt niet meer dan 1.000 m².

  3. in afwijking van het bepaalde in b mag de vloeroppervlakte van de statische opslag in een bebouwingsconcentratie niet meer bedragen dan 1.500 m2;

  4. overtollige bebouwing dient gesloopt te worden met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  5. er is geen sprake van opslag ten behoeve van handel of opslag van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

  6. de opslag vindt plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

 

5.7.8 Agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een agrarisch-verwant bedrijf of een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte;

  3. er wordt maximaal 800 m² van de bestaande bebouwing gebruikt voor de hergebruiksactiviteit;

  4. in afwijking van hetgeen onder d is bepaald gelden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' de volgende maximale oppervlakten:

  1. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.200 m² bedragen;

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning;

  2. het betreft een vorm van agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technischhulpbedrijf zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een daaraan gelijk te stellen agrarisch-verwant of agrarisch-technisch bedrijf, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport / distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, garage en autohandel;

  3. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. indien de locatie is gelegen in de groenblauw mantel (GBM) zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord Brabant, dient de omschakeling gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

 

5.7.9 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' en van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingscluster nabij kern of doorgaande weg' of 'bebouwingslint nabij kern of doorgaande weg', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 1.000 m² bedragen;

  3. indien de bebouwingsconcentratie volgens bijlage 2 'Bebouwingsconcentraties' bij deze regels is aangeduid als 'bebouwingszone', mag de oppervlakte voor het gebruik van de bestaande bebouwing voor de hergebruiksactiviteit maximaal 800 m² bedragen;

  4. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van:

  1. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de gemeentelijke monumentencommissie;

  2. de bedrijfswoning(en) tot het aantal dat bestaand en vergund is, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 120 m² per bedrijfswoning.

  1. het betreft een kleinschalige ambachtelijke activiteit zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel een daaraan gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, in de milieucategorie 1 en 2, met maximaal 3 arbeidskrachten, waarbij in ieder geval niet zijn toegestaan: industriële bedrijvigheid, transport/distributie, detailhandel (hoofdfunctie), prostitutie, landbouwmechanisatie, garage en autohandel;

  2. er dient een bedrijfsplan te worden aangeleverd waarin tevens aangetoond wordt welke bestaande bedrijfsbebouwing noodzakelijk is voor het hergebruik;

  3. activiteiten moeten inpandig plaats vinden;

  4. uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het nieuwe bestemmingsvlak is niet groter dan 5.000 m2.

 

5.7.10 Bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie' ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor dag- of verblijfsrecreatie. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. de locatie niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. de locatie is niet duurzaam of wordt niet blijvend geschikt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  3. het hergebruik voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' is alleen extensief en kleinschalig intensieve verblijfsrecreatie toegestaan zoals een kinderboederij/ groepsaccomodatie, agrotoerisme, speelboerderij, speeltuin en dergelijke;

  5. hergebruik is toegestaan voor dag- en verblijfsrecreatie als opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels dan wel daaraan gelijk te stellen dag- en verblijfsrecreatie;

  6. hergebruik voor een manege is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';

  7. het hergebruik is slechts toegestaan, als er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van het gebied;

  8. maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing wordt gebruikt voor de hergebruiksactiviteit, waarbij het meerdere boven de 500 m2 bestaande bebouwing wordt gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2' mag de maximale oppervlakte 800 m2 van de bestaande bebouwing bedragen, waarbij het meerdere boven de 800 m2 bestaande bebouwing wordt gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;

  10. detailhandel in ter plaatse vervaardigde streekproducten is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  11. horeca is toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m²;

  12. vergroting in of in de nabijheid van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' is slechts toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt verbeterd;

  13. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan;

  14. voor een landschapscamping gelden, naast de in dit artikel genoemde voorwaarden, de volgende voorwaarden:

  1. de bruto oppervlakte per standplaats bedraagt ten minste 300 m²;

  2. het maximaal aantal standplaatsen bedraagt 60;

  3. de ligging van de camping moet aangesloten worden bij een voormalig agrarisch bouwvlak;

  4. op en rondom het kampeerterrein dient een passende, robuuste en duurzame beplanting te worden aangeplant, waarbij de oppervlakte nieuwe natuur minimaal 3 maal zo groot moet zijn als de oppervlakte van het totaal aan standplaatsen;

  5. alvorens gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een terzake deskundige.

 

5.7.11 Bestemming Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de vestiging van een manege. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. deze slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 1' of 'bebouwingsconcentratie 2';

  2. deze niet worden opgericht binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair';

  3. er een rijhal mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;

  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht conform sub 5.2.6.

 

5.7.12 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning( en) mag voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  5. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  6. het bouwvlak ten behoeve van de woning wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen;

  7. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

5.7.13 Toevoeging woning door boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. na splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  7. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  8. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert.

 

5.7.14 Realisatie van één woning in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de realisatie van één woning in een bijbehorende bouwwerk, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan, indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van bijlage 5 'Kadernota Intensieve veehouderij' bij deze regels;

  2. het een bijbehorend bouwwerk betreft dat is opgenomen bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels en als zodanig als cultuurhistorische waardevol is aangemerkt;

  3. de oppervlaktemaat van het gebouw bedraagt minimaal 30 m²;

  4. de inhoudsmaat van het gebouw maximaal 750 m³ bedraagt;

  5. de kenmerkende vorm en cultuurhistorische waarden van het betreffende bijbehorende bouwwerk gehandhaafd blijven;

  6. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

  7. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

  8. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  9. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

5.7.15 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. De aan te duiden plattelandswoning betreft een bestaande agrarsiche bedrijfswoning;

  2. De aan te duiden plattelandswoning is uitsluitend toegestaan bij een nog actief reëel agrarisch bedrijf. De agrarische bestemming moet worden gehandhaafd.

  3. Ter plaatse van de plattelandswoning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  4. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een beplantingsplan en een landschappelijke versterking via een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in bijlage 7 Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012.

 

Artikel 6 Bedrijf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch-verwante bedrijven, agrarische-technische bedrijven en niet-agrarische bedrijven ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in onderstaande tabel 'Staat van niet-agrarische bedrijven' met maximaal één bedrijf per bestemmingsvlak:

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte
bebouwing in m²

sb-cs

specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling

Achtbundersedijk 3

1.000

sb-cb

specifieke vorm van bedrijf – caravanbedrijf

Beerseweg 1

2.310

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Beerseweg 9

1.885

tc

tuincentrum

Bestseweg 53

3.620

sb-mvb

specifieke vorm van bedrijf – mengvoederbedrijf

Bestseweg 61

3.130

 

hondenkennel

Besteweg 63

710

sb-hbb

specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf

de Bollen 1b

965

sb-otd

specifieke vorm van bedrijf - op- en overslag toilet en douche units

Boterwijksestraat 2

1.325

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Boterwijksestraat 6

191

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf

Boterwijksestraat 21a

895

sb-atb

specifieke vorm van bedrijf – loon- en grondverzetbedrijf

Broekeindsedijk 6a

965

al

agrarisch loonbedrijf

Broekstraat 27

1.275

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Broekstraat 27b

1.970

k

kantoor

Burg. J. Smulderslaan 1a

375

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Burg. J. Smulderslaan 1b

305

op en p

opslag en parkeren

Burg. J. Smulderslaan ong.

115

sb-abb

specifieke vorm van bedrijf – ambachtsbedrijf

De Hanenberg 4

400

sb-abb

specifieke vorm van bedrijf – ambachtsbedrijf

De Hanenberg 7

800

op

opslag

Dennedijk 2

1.000

sb-log

specifieke vorm van bedrijf – loodgietersbedrijf

De Scheper 255a

PM

sb-lpg

specifieke vorm van bedrijf – LPG-inbouwbedrijf

Driehoek 18

1.495

b-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Heersdijk 9

480

al

agrarisch loonbedrijf

Heldersestraat 5-6

3.630

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Hertog Janstraat 3

2.725

sb-dw

specifieke vorm van bedrijf - dierenwinkel

Hertog Janstraat 7

300

sb-rd

specifieke vorm van bedrijf - revisiebedrijf dieselmotoren

Hillestraat 2

1.085

sb-mhb

specifieke vorm van bedrijf – metaalhandelsbedrijf

Hoogeindseweg 21

305

hv en tc

hovenier en tuincentrum

Huijgevoort 18a

4.095

sb-vhb

specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf

Kapeldijk 2

400

sb-gil

specifieke vorm van bedrijf - groothandel in ijzerwaren en machinerieën + lasbedrijf

Kapeldijk 4

640

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Kuikeindseweg 29

435

sb-bmh

specifieke vorm van bedrijf – bouwmaterialenhandel

Kuikeindseweg 34a

655

hv, bm en tc

specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf, boomkwekerij en tuincentrum

't Laar 3

985

hbb

specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf

Lieveld 6

585

sb-bos

specifieke vorm van bedrijf - bollenspoelerij

Neereindseweg 1

1.200

sb-gvb

specifieke vorm van bedrijf – grondverzetbedrijf

Neereindseweg 5 en 5b

370

sb-pvs

specifieke vorm van bedrijf – pluimveeservice

Nieuwedijk 26

1.320

al

agrarisch loonbedrijf

Notel 55

1.125

sb-dp

specifieke vorm van bedrijf – dierenpension

Oude Grintweg 73

290

cs

caravanstalling

Oude Grintweg 77a

4.450

sb-rdw en op

specifieke vorm van bedrijf - rijdende winkel en opslag

Pandgat 3a

240

al

agrarisch loonbedrijf

Pandgat 14

3.660

sb-dp

specifieke vorm van bedrijf – dierenpension

Pandgat 22

1.620

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf

Papenvoorden 6

890

sb-mtb

specifieke vorm van bedrijf – montagebedrijf

Papenvoorden 13

400

sb-tc

specifieke vorm van bedrijf - tuincentrum en kwekerij

Peperstraat 5a

4.545

op

opslag

Putstraat 3

1.055

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf

Putstraat 9

4.875

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf

Reijzings 2

820

vml

verkooppunt motorbrandstof met LPG

Rijksweg A58 kmp 15,8

940

vml

verkooppunt motorbrandstof met LPG

Rijksweg A58 kmp 16,8

1.050

sb-vhb

specifieke vorm van bedrijf – verhuurbedrijf

Schansstraat 5 en 5a

780

sb-anb

specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf

Schansstraat 7

1.250

sb-sch

specifieke vorm van bedrijf – schildersbedrijf

Schansstraat 9

280

sb-bwb en sb-hmb

specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf en specifieke vorm van bedrijf - hout- en metaalbewerking

Sparrendijk 6a

2.670

sb-bwb

specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf

Spoordonkseweg 59a

415

sb-hh en op

specifieke vorm van bedrijf - houthandel en opslag

Spoordonkseweg 62

1.300

sb-kkb

specifieke vorm van bedrijf – keukenbedrijf

Spoordonkseweg 73

785

sb-hsm

specifieke vorm van bedrijf – hoefsmederij

Spoordonkseweg 76

270

hv

hovenier

Spoordonkseweg 81

280

al

agrarisch loonbedrijf

't Ven 28

6.000

sb-hb

specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf

Voldijnseweg 12

720

sb-gbb

specifieke vorm van bedrijf – grondwerkbedrijf en bomenrooierij

Voorteindseweg 2

345

sb-tsb

specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf

Westelbeersedijk 10

2.821

sb-stv

specifieke vorm van bedrijf - veehandelbedrijf

Westelbeersedijk 14

730

sb-fbt

specifieke vorm van bedrijf - fabriek van bouw- en transportwerktuigen

Westelbeersedijk 18

10.820

sb-hbb

specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf

Wit Hollandweg 3

17.400

Tabel: Staat van niet-agrarische bedrijven

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  2. tuinen en erven ;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. landschappelijke inpassing.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak waarop de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn.

  2. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van niet-agrarische bedrijven'.

  3. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  4. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfsoverkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

6.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. Paardenbakken:

  1. De bouwhoogte van een terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De paardenbak mag uitsluitend achter de bestaande bebouwingworden aangelegd.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  5. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'fabriek van bouw- en transportwerktuigen' is een testmast toegestaan met een maximale bouwhoogte van 30 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mengvoederbedrijf' zijn silo's toegestaan met een maximale bouwhoogte van 35 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.3.2 Afwijking dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 6.2.2, en 6.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 6.2.3 niet wordt overschreden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en niet (brand)gevaarlijk is, met uitzondering van de stalling van carnavalswagens en van caravans;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse aangeduid, met uitzondering van de bouw van carnavalswagens;

  3. het gebruik van gronden voor recreatie;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel ter plaatse van de bedrijven met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf – dierenwinkel', 'tuincentrum' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';

  5. het gebruik van bouwwerken voor wonen behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  7. het gebruik van gronden voor manegeactiviteiten.

 

6.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde sub 6.4.1 valt het gebruik van bedrijfsgebouwen, kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/-appartementen, groepsaccomodaties/ kampeerboerderijen en kleinschalig kamperen/minicamping voor permanente bewoning.

 

6.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Het betreft geen locatie die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en die derhalve in ieder geval niet gelegen is op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair' of 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. De afwijking is nodig vanuit een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling.

  3. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit, is/blijft de nevenactiviteit ondergeschikt aan hoofdfunctie van de bestemming.

  4. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel in streekproducten en/of in ter plaatse vervaardigde producten, is niet toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m², waarvan maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;

  5. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  6. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  7. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  8. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  9. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  10. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

 

6.5.2 Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 6.4.1 en verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten toestaan, met dien verstande dat:

  1. ten aanzien van kleinschalig kamperen/minicamping gelden, naast de sub 6.5.1 gestelde algemene voorwaarden, de volgende specifieke voorwaarden:

  1. deze nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden en niet binnen de aanduiding 'akkercomplex 1';

  2. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeermiddelen per bedrijf toestaan;

  5. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied', 'intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf toegestaan;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m2;

  1. ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen gelden de volgende specifieke voorwaarden:

  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2;

  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt 9.

 

6.5.3 Ander niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a ten behoeve van het toestaan van een ander niet-agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het uitsluitend betreft een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 zoals genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel vergelijkbaar daarmee;

  2. de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een vergroting van de milieuhinder;

  3. er is sprake van maximaal 1 bedrijf per bouwvlak.

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een semi- of niet-agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  1. wijziging van de bestemming is niet toegestaan op een bouwvlak gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied primair' en 'reconstructiezone – landbouwontwikkelingsgebied secundair';

  2. uitsluitend de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande en vergunde bedrijfswoning(en) mag/mogen voor bewoning worden gebruikt;

  3. het maximale aantal woningen is gelijk aan het bestaande en vergunde aantal bedrijfswoningen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c is toevoeging van een woning door bouwkundige aanpassing van een bestaande boerderij mogelijk, mits:

  1. het een 'kenmerkende boerderij voor het buitengebied' betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw minimaal 900 m³ bedraagt;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. het aantal woningen past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en in elk geval niet meer bedraagt dan 2;

  5. bij splitsing geen vergroting van de boerderij plaatsvindt;

  6. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder f wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels dan wel als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt door de monumentencommissie;

  7. de monumentencommissie over voorgestelde plannen positief adviseert;

  8. geen afbreuk wordt gedaan aan of aantasting plaatsvindt van in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  9. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

  1. overtollige bebouwing moet gesloopt worden met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt door de monumentencommissie;

  2. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m². Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mag de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 240 m²;

  3. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen onder e wordt overschreden, dient te worden gesloopt, tenzij het monumentale of waardevolle bebouwing betreft conform bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  4. er is sprake van een goed woon- en leefklimaat;

  5. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  6. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

  7. de milieuvergunning onherroepelijk is ingetrokken.

 

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gemalen, zendmasten en gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwen.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf' tevens een waterwinbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin' tevens een bergbezinkbassin;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' tevens een waterberging;

  5. groenvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf' de goothoogte van een gebouw niet meer dan 6 m en de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 14 m mag bedragen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak dan wel, indien ter plaatse geen bouwvlak is aangegeven, binnen het bestemmingsvlak;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm bedrijf - waterwinbedrijf' de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van een zendmast mag niet meer dan bedragen 50 m.

 

Artikel 8 Bos

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing;

  2. behoud van bosgroeiplaats;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden van beboste gronden en verspreide houtopstanden;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van beboste gronden en verspreide houtopstanden;

  5. behoud en bescherming van aardkundige waarden;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' een speelvoorziening in de vorm van een speelweide;

  7. ter plaatse van de aanuiding 'specifieke vorm van bos - beheergebouw' een beheergebouw ten behoeve van bosonderhoud en -beheer;

  8. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. houtproductie;

  11. extensief recreatief medegebruik;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 4 m mag bedragen.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 8.2.1 en toestaan dat kleinschalige gebouwen ten behoeve van bos- en natuurbeheer worden gebouwd, mits:

  1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3;

  3. de noodzaak wordt aangetoond.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden of bouwwerken, voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

  2. als standplaats voor kampeermiddelen;

  3. het winnen van bosstrooisel of mos;

  4. militaire doeleinden;

  5. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  6. lawaaisporten;

  7. verblijfsrecreatie.

 

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas dan wel handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken;

  2. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;

  3. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  6. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

8.5.2 Uitzonderingen

Het sub 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;

 

8.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 8.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden, als beschreven in lid 8.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. onverharde paden;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

alsmede voor:

  1. behoud, versterking en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, zoals houtwallen, houtopstanden en bosschages.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  3. lawaaisporten;

  4. verblijfsrecreatie.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas;

  2. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, voor zover het om ingrepen gaat die grond verzetten met hoogteverschillen van meet dan 0,40 m;

  3. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, poelen en overige waterpartijen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

9.4.2 Uitzonderingen

Het sub 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

9.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 9.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in lid 9.1 niet onevenredig aangetast worden.

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecavoorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van horecabedrijven':

 

aanduiding

functie/aard
bebouwing

Adres

toegestane oppervlakte
bebouwing in m²

h=d

restaurant/café

Bestseweg 52

1.100

h=b

pannenkoekenhuis

Nieuwedijk 37

450

h=d

café/zaal/hotel

Notel 42

1.050

h=d

café/restaurant met kegelcentrum

Oude Grintweg 69a

1.000

h=d

café/restaurant

Oude Grintweg 90

930

h=d

café/restaurant, trekkershutten en bed & breakfast

Oude Grintweg 100

1.000

h=d

café

Proosbroekweg 6a

305

h=d

café, zalencentrum, groepsaccommodatie, opslagloods en speelvoorziening alsmede pitch en put.

Spoordonkseweg 80/80b

2.300, exclusief bedrijfswoning

h=d

uitspanning, trekkershutten en bed & breakfast

Straten 13

250

Tabel: Staat van horecabedrijven

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – toeristenpoort' een toeristenpoort;

  3. de niet in de tabel 'Staat van horecabedrijven' opgenomen bestaande en vergunde bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan

  4. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels.

  5. terrassen;

  6. water en waterhuidhoudkundige voorzieningen;

  7. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. tuinen, erven en terreinen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak

  2. De maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag per horecabedrijf niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van horecabedrijven';

  3. Tevens mogen hoofdgebouwen in de vorm van trekkershutten van 20 m2 per hut worden opgericht, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van Oude Grintweg 100 het aantal trekkershutten maximaal 10 mag bedragen met een oppervlakte van maximaal 30 m2 per hut;

  2. ter plaatse van Straten 13 het aantal trekkershutten maximaal 5 mag bedragen met een oppervlakte van maximaal 30 m2 per hut.

  3. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  1. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

  3. In afwijking van het bepaalde sub 10.2.2 en sub 10.2.3 gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' voor het bouwen van hoofdgebouwen (niet zijnde hoofdgebouwen in de vorm van trekkershutten) en van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken afwijkende maatvoeringseisen van artikel 27.

  4. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

10.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.3.2 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de subleden 10.2.2 en 10.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 10.2.2 niet wordt overschreden.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van de gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gericht gebruik;

  2. het gebruik van de gronden voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide horeca-activiteit;

  3. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

 

10.4.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3.

 

 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van maatschappelijke voorzieningen':

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane
oppervlakte
bebouwing m²

re

religie (kapel)

Straten 12

50

re

religie (kapel)

Spreeuwelsedijk 1

22

re

religie (kapel)

Dr. J. van de Mortellaan 15

7

sm-kdv en nso

specifieke vorm van maatschappelijk -kinderdagverblijf en naschoolse opvang

Hoolkot 2a

360

sm-sct

specifieke vorm van maatschappelijk - scouting

Konijnenberg 2

275

on

onderwijsvoorzieningen (conferentie/studiecentrum)

Montfortlaan 12

2.945

on

onderwijsvoorzieningen (school)

Montfortlaan 20

1.125

sm-vz

verslavingszorg

Oerlesedijk 1

965

sm-pir

piëtarots

Proosbroekweg

-

re

religie (kapel)

Proosbroekweg 11

93

on

onderwijsvoorzieningen (conferentie/studiecentrum) ondersteunende horecavoorzieningen

Spreeuwelsedijk 9

5.160 70

Tabel: Staat van maatschappelijke voorzieningen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  2. en de niet in de tabel 'Staat van maatschappelijke voorzieningen' opgenomen bestaande en vergunde bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  4. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. tuinen, erven en terreinen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de volgende cultuurhistorische en landschapswaarden:

  1. de aangeduide kenmerkende landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement';

  2. de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak

  2. De maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag per maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van maatschappelijke voorzieningen';

  3. In afwijking van het bepaalde sub 11.2.2 en sub 11.2.3 gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' voor het bouwen van hoofdgebouwen en van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken afwijkende maatvoeringseisen van artikel 27.

  4. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

11.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

11.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooijlijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer dan 2 m respectievelijk 1,5 m2 bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald sub 11.2.3 niet wordt overschreden.

 

11.3.2 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  8. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

11.4.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3.

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.5.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 11.4.1 onder h voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

11.6.2 Uitzonderingen

Het sub 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

11.6.3 Toelaatbaarheid

De sub 11.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.

 

Artikel 12 Maatschappelijk - Buitenplaats

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Buitenplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud van de bestaande buitenplaats;

  2. behoud van de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' het behoud van de aardkundige waarden;

  5. geïntegreerd bosbeheer;

  6. wonen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' tevens een begraafplaats;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwerf' tevens een houtwerf;

  10. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande inhoud;

  2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande goothoogte;

  3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bouwhoogte;

  4. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwerf' mag niet meer dan 120 m² bedragen.

 
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de buitenplaats behorende bij het landgoed Baest is een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toegestaan van maximaal 2.300 m²;

  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behorende bij de buitenplaats mag niet meer bedragen dan de ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande oppervlakte, tenzij de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan minder bedraagt dan 120 m2. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 120 m2 bedragen;

  3. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;

  4. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m.

 

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de buitenplaats behorende bij het landgoed Baest is een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toegestaan van maximaal 2.300 m²;

  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behorende bij de buitenplaats mag niet meer bedragen dan de ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande oppervlakte, tenzij de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan minder bedraagt dan 120 m2. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 120 m2 bedragen;

  3. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;

  4. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een sexinrichting;

  4. bewoning van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bed & breakfast-voorzieningen;

  5. het gebruik van een (gedeelte van) de woning of bijbehorende bouwwerk voor nevenactiviteiten;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

12.3.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde sub 12.3.1 valt het gebruik van gebouwen en bed & breakfast-voorzieningen voor permanente bewoning.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Bed & Breakfast als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de subleden 12.3.1 onder b en d en 12.3.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed & breakfast als nevenactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2;

  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

 

12.4.2 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 12.3.1 onder f voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, incusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. aanbrengen van verhardingen;

  3. het vellen of rooien van houtopstanden dan wel handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken, met uitzondering van het vellen of rooien van houtopstanden in het kader van de op houtproductie gerichte bedrijfsvoering van de buitenplaats;

  4. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  7. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.

 

12.5.2 Uitzonderingen

Het sub 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer treffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

12.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 12.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 13 Maatschappelijk - Militair oefenterrein

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

13.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk – militair oefenterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het houden van militaire oefeningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – logistieke inrichting' militaire doeleinden in de vorm van een logistieke inrichting;

  3. houtproductie;

  4. behoud van bosgroeiplaats;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats c' tevens een munitieopslagplaats c;

  7. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurwaarden en ecologische waarden zoals bos- en heidegebieden en behoud van biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengezelschappen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen slechts worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - logistieke inrichting';

  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 200 m²;

  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;

  4. het maximale bebouwingspercentage is 5% van het bouwvlak.

 

13.2.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 13.2.4 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt verhoogd tot 5 m, indien dit noodzakelijk is voor het landsbelang.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting.

 

Artikel 14 Natuur

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden van beboste gronden en niet-beboste gronden en heidevelden;

  2. geïntegreerd bosbeheer;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waardevol gebied' de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' tevens een motorcrossterrein;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' tevens een natuurbegraafplaats;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- beheergebouw' tevens een beheergebouw;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenstal' tevens een paardenstal met uitloopgebied;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' tevens een veldschuur;

  11. agrarisch medegebruik in de vorm van natuurbeheer;

  12. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

  13. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  14. openbare nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waar ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', het beleid is gericht op behoud en versterking van het parkachtig bos (landschapsstijl), verhoogd aangeplante beukengroepen, lanenpatronen, singels en wildwallen rond akkercomplexen, een en ander als onderdeel van het cultuurhistorisch waardevolle landgoed Baest.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd., met uitzondering van een paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenstal', waarvan de oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan bestaand.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienst van wild, begeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  3. lawaaisporten, behoudens lawaaisporten ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein';

  4. intensieve recreatie en verblijfsrecreatie;

  5. publieksaantrekkende dagrecreatie.

 

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van houtgewas;

  2. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 10 m² en wegen;

  3. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en ophogen van gronden;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  6. uitvoeren van andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

14.4.2 Uitzonderingen

Het sub 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

  4. die betrekking hebben op het delven van graven binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats'.

 

14.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 14.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in lid 14.1 niet onevenredig aangetast worden.

 

 

Artikel 15 Recreatie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen':

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte bebouwing in m²

vij

vijver (recreatievisvijver)

van Coehoornweg

-

rw

recreatiewoning

Groenewoudsedijk 7

155

kp en sm-psz

kampeerboerderij en specifieke vorm van maatschappelijk peuterspeelzaal

Hedel 2

965

rw

recreatiewoning

's Heerensvijvers 2

270

kp

kampeerboerderij

Heikant 9

265

sr-dj

specifieke vorm van recreatie - duivenvereniging, jeu de boulesterrein en opslag

Hoogeindseweg 23

615, waarvan 80 voor opslag, 385 voor jeu de boulesterrein en 150 voor duivenvereniging

vij

vijver (recreatievisvijver)

Kanaaldijk Noord

-

sr-bgt

specifieke vorm van recreatie - bungalowterrein

Kapeldijk 6

2.800

vij

vijver (recreatievisvijver)

Kattenbergseweg

-

kt

kampeerterrein

Kromvensedijk 11

610

kt

kampeerterrein

Kuikseindseweg 31

645

vt

volkstuin

Leeuwerikstraat

-

kp

kampeerboerderij

Ontginningsweg 10

1.440

kt

kampeerterrein

Oude Grintweg 69

960

kt en spt

kampeerterrein en speeltuin

Schansstraat 2a en 3

3.500

 

kt

kampeerterrein

Schepersweg 10a

3.325

sr-cub

 

cultuurboerderij (tenstoonstellingen, exposities, workshops, excursies en voorstellingen) horecavooziening bed&breakfast open lucht podium

Voldijnsweg 8

 

225 50 80 25

rw

recreatiewoning

Voldijnseweg / Keijenhurksedreef

65

sr-vc

specifieke vorm van recreatie- vakantiecentrum

Zonnedauw 10

815

Tabel: Staat van recreatieve voorzieningen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' voor het plaatsen van kampeermiddelen;

  2. stacaravans en chalets zijn niet toegestaan, met dien verstande dat stacaravans en chalets die aanwezig zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en vervangen;

  3. het behoud van de aangeduide kenmerkende landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'reliëf' en 'waardevol landschapselement';

  4. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  5. bedrijfsgebouwen;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein’ en de aanduiding ‘kampeerterrein’ gemeenschappelijke voorzieningen in de vorm van een receptie, kantine, verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen, kampwinkel, en dergelijke en bij het kampeerterrein aan de Schepersweg 10A ondersteunende horeca in de zin van een kantine, cafetaria en restaurant;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  8. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. groenvoorzieningen;

  11. speelvoorzieningen;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  13. tuinen, erven en terreinen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende bepaling:

  1. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

 

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de recreatieve voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen';

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. er zijn maximaal 36 bungalows toegestaan;

  2. de bebouwde oppervlakte per bungalow (inclusief één bijbehorende bouwwerk) mag niet meer bedragen dan 70 m²

  3. de goothoogte van een bungalow mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een bungalow mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de goothoogte van de overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;

  6. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. het kampeerterrein aan de Kuikseindseweg 31 mag maximaal 131 kampeerplaatsen omvatten

  2. het kampeerterrein aan de Oude Grintweg 69 mag maximaal 60 kampeerplaatsen omvatten, waarvan maximaal 39 voor stacaravans;

  3. het kampeerterrein aan de Schepersweg 10a mag maximaal 610 kampeerplaatsen omvatten, waarbij maximaal 30 recreatiewoningen zijn toegestaan, met een maximale oppervlakte van 70 m2 per recreatiewoning;

  4. het kampeerterrein aan de Schansstraat 3 mag maximaal 60 kampeerplaatsen omvatten;

  5. de oppervlakte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 70 m2;

  6. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 4 m;

  7. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  8. de bouwhoogte van een een trekkershut mag niet meer bedragen dan 4 m;

  9. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m;

  10. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5 m;

  11. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;

  12. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 70 m²;

  2. goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m;

  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. het aantal bijbehorende bouwwerken per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 1;

  5. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 10 m²;

  6. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. één gebouw met logeer-, verblijfs- en eetruimten en bedrijfsgebouwen ten behoeve van verblijfsactiviteiten zijn toegestaan;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'volkstuin' en 'vijver' geldt de aanvullende voorwaarde, dat op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

15.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Het aantal bedrijfswoningen per recreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan één, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan.

  2. In afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van het gekoppelde bouwvlak, voorzien van de aanduiding 'relatie', ten behoeve van het kampeerterrein aan de Schepersweg 10A per bouwvlak één bedrijfswoning toegestaan.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

15.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m , met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen niet meer mag bedragen dan 8 m.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van de antennemast mag niet meer bedragen dan 40 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 17 m;

  2. de bouwhoogte van sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van schutsbomen niet meer mag bedragen dan 13 m.

  2. ter plaatse van de aanduidingen 'volkstuin' en 'vijver' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van (brand)gevaarlijke materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van een kampeerterrein, recreatiewoning, vakantiecentrum en/of een bungalowterrein maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van een kampeerboerderij en/of groepaccommodatie maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan.

 

15.3.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3.

 

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 15.3.1 onder f voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

15.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

15.5.2 Uitzonderingen

Het sub 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

15.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 15.5.1bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 15.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en recreatieve voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals hierna opgenomen in de tabel 'Staat van sportvoorzieningen':

 

aanduiding

functie/aard bebouwing

adres

toegestane oppervlakte bebouwing in m²

sr-gdt en sr-hbs

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein en specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan

Akkerweg 3

620

sr-gdt

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein

Heersdijk ong.

336

skb

skibaan

Konijnenberg 1

250

sr-gdt en sr-hbs

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein en
specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan

Notel 2

198

ma

manege

Notel 53

4.140

spv

sportveld

Oude Grintweg

200

sr-gdt

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein

Schepersweg

150

ma

manege

Steenovenweg 2a

5.190

sr-gdt

specifieke vorm van recreatie - gildeterrein

Wintelresedijk

150

Tabel: Staat van sportvoorzieningen

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein', 'skibaan' 'manege', 'sportveld' en 'specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan' voor het uitoefenen van de betreffende sportactiviteit;

  2. het behoud van de aangeduide kenmerkende landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding, 'reliëf' en 'waardevol landschapselement';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'manege' en de aanduiding 'skibaan' een kantine;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' een kantine, doucheruimten, sanitaire voorzieningen, lichtmasten en dergelijke;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

  6. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. speelvoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. tuinen, erven en terreinen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de sportvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel 'Staat van recreatieve voorzieningen';

  2. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – handboogschietbaan' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'manege' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'skibaan' gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

16.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Het aantal bedrijfswoningen per bedrijf mag niet meer bedragen dan één, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval maximaal 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

 

16.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 30 m2;

  3. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen niet meer mag bedragen dan 8 m;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 17 m;

  7. de bouwhoogte van sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 8 m;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein' geldt de aanvullende voorwaarde, dat de bouwhoogte van schutsbomen niet meer mag bedragen dan 13 m.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

16.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van (brand)gevaarlijke materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

16.3.2 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3.

 

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 16.3.1 onder g voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  5. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het sub 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 16.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 16.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 17 Verkeer

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoofdverkeersweg' hoofdverkeerswegen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - interlokale weg' interlokale wegen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg' ontsluitingswegen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' onverharde wegen;

  6. voet- en fietspaden;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats b' tevens een munitieopslagplaats b;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats c' tevens een munitieopslagplaats c;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de landschapswaarden en aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding, 'reliëf', 'akkercomplex 1', 'akkercomplex 2' en 'waardevol landschapselement';

  2. het behoud van onverharde wegen en paden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, mits:

  1. de oppervlakte niet meer dan 10 m² bedraagt;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

 

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de voorwaarde, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 8,5 m.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  2. verkoop van motorbrandstoffen;

  3. het gebruik van gronden en bouwerken voor het houden van evenementen;

  4. het inrichten van wegen voor een andere aanduiding 'specifieke vorm van verkeer' zoals omschreven in lid 17.1.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.4.1 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub c voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;

  2. een evenement maximaal 5 aaneengesloten dagen, inclusief op en afbouwen, mag plaatsvinden;

  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  4. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en/of verharden van (onverharde)wegen, (zand)paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  3. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;

  4. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van wegbeplanting tot gevolg kunnen hebben;

  5. het dempen van bermsloten.

 

17.5.2 Uitzonderingen

Het sub 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning.

 

17.5.3 Toelaatbaarheid

De sub 17.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, als beschreven in lid 17.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Artikel 18 Water

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vaarwater ten behoeve van de scheep- en recreatievaart met bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, dammen, stuwen en duikers;

  2. beheer en onderhoud van de watergang;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur-, landschaps-, hydrologische en ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waardevol gebied' voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

  2. het behoud en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone (kanaal en beken).

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de waterhuishouding.

  2. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag niet meer bedragen dan 8 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 19 Wonen

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – statische opslag' voor opslag binnen de bestaande gebouwen, met uitzondering van de opslag van (brand)gevaarlijke materialen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' voor naschoolse opvang;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beheergebouw' tevens voor landschapsbeheer in de vorm van een beheergebouw;

  5. de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 'Nevenactiviteiten' bij deze regels;

  6. tuinen en erven;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. het behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

  2. het behoud van cultuurhistorische bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden'.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  2. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere inhoudsmaat toegestaan' de inhoud niet meer mag bedragen dan 1.000 m3;

  7. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m.

  8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

  9. in afwijking van het bepaalde onder d, e, f en g geldt ter plaatse van de (dubbel)bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' de maatvoering zoals opgenomen in artikel 27.

 

19.2.3 Herbouw van bestaande woningen

Herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan, indien en voor zover:

  1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten onder de voorwaarde dat er geen grotere afbreuk wordt gedaan aan of geen grotere aantasting plaatsvindt van in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden noch de belangen van de omliggende (agrarische) bedrijven onevenredig worden geschaad;

  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;

  3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.

 

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, aan- en uitbouwen) bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijbehorende bouwwerken bij woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De afstand tot de voorgevelrooilijn mag niet minder bedragen dan 3 m.

  3. De afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 m.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  6. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere inhoudsmaat toegestaan' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 240 m2;

  7. In afwijking van het bepaalde onder f mag in geval van sloop maximaal 20% van de te slopen oppervlakte als extra oppervlakte worden teruggebouwd tot een maximale totale oppervlakte van 240 m2 aan bijbehorende bouwwerken.

  8. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

19.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 34.2 Ondergronds bouwen.

 

19.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. Paardenbakken:

  1. De bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De paardenbak mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden aangelegd.

  4. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  5. Lichtmasten bij een paardenbak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bebouwingsconcentraties.

  6. De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. Overkappingen:

  1. De bouwhoogte van mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld en de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

19.3.2 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde sub 19.2.2 en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

  2. het bepaalde sub 19.2.3 en toestaan dat algehele herbouw van een woning plaatsvindt buiten de bestaande funderingen onder de volgende voorwaarden:

  1. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;

  2. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

  3. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  4. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

 

19.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van een (gedeelte) van de woning of bijbehorend bouwwerk voor nevenactiviteiten;

  2. het gebruik van gronden als standplaats van kampeermiddelen;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  5. het gebruik van gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij het inpandige berging in ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande en vergunde gebouwen, van toercaravans, kampeerauto's, boten en vouwwagens betreft.

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.

 

19.4.2 Permanente bewoning

Onder strijdig gebruik met het bepaalde in de subleden 19.4.1, 19.5.2, 19.5.3 en 19.5.4 valt het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door een huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten, bed & breakfast-voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping.

 

19.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 36.3.

 

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.5.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In het geval burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels betrekken zij daarbij de volgende overwegingen:

  1. Indien sprake is van een afwijking ten behoeve van een nevenactiviteit, is/blijft de nevenactiviteit ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de bestemming.

  2. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  3. Er is geen sprake van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  4. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen omgevingswaarden.

  5. Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

  6. Er wordt geen afbreuk gedaan aan nabijgelegen woon- en werkfuncties.

  7. De maximale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 240 m2.

 

19.5.2 Bed & breakfast als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor bed & breakfast als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie';

  2. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;

  3. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 150 m2, waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  4. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9.

 

19.5.3 Vakantiewoningen/-appartementen als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor vakantiewoningen/-appartementen als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'waterrecreatie' en 'intensief recreatief gebied';

  2. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 120 m², waarbij de maximale oppervlakte per kamer 50 m² bedraagt;

  3. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;

 

19.5.4 Kleinschalig kamperen als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.1 en sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen als nevenactiviteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt niet plaats op gronden die grenzen aan de bestemming 'Bos', 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden;

  2. de kampeermiddelen geplaatst worden binnen het bouwvlak, dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;

  3. er wordt geen gebruik gemaakt van stacaravans, woonunits en/of chalets;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied' zijn in het zomerseizoen maximaal 40 kampeermiddelen per bedrijf toestaan;

  5. buiten de aanduidingen 'kansrijk extensief recreatief gebied' en 'intensief recreatief gebied', zijn in het zomerseizoen maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf toegestaan;

  6. sanitaire voorzieningen moeten worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  7. overige (slechtweer)voorzieningen moeten worden gerealiseerd in aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 75 m2.

 

19.5.5 Zorgverlenende activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 19.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor zorgverlenende nevenactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 'Indicatieve lijst nevenfuncties en gebruiksfuncties' bij deze regels, dan wel een vergelijkbare zorgverlenende activiteit, onder de volgende voorwaarden:

  1. er is sprake van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit door het toestaan van de activiteit;

  2. de activiteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden;

  3. de maximale oppervlakte voor de zorgverlenende nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw bedraagt maximaal 240 m²;

  4. er wordt maximaal 200  m2 aan buitenruimte ingericht.

 

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde woningsplitsing van een bestaande boerderij toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een 'monument, beeldbepalende pand of karakteristiek gebouw', zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als zodanig aangemerkt door de monumentencommissie;

  2. de inhoudsmaat van het gebouw bedraagt minimaal 900 m³;

  3. bij splitsing vindt geen vergroting van de boerderij plaats;

  4. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

  5. het aantal woningen moet passen binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma en bedraagt in elk geval niet meer dan 2;

  6. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 120 m²;

  7. indien het maximaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen sub 19.2.4 onder f wordt overschreden, moet worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft zoals opgenomen in bijlage 4 'Monumenten en beeldbepalende panden' bij deze regels, dan wel als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt door de monumentencommissie;

  8. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kan de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing boven de 120 m² tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 240 m².

  9. de monumentencommissie adviseert positief over de voorgestelde plannen;

  10. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

  11. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

  12. voldaan wordt aan de in de subleden 19.2.2 en 19.2.4 gestelde voorwaarden.

 

Artikel 20 Leiding

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse brandstofleiding met de hartleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';

  2. een ondergrondse gasleiding, met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';

  3. een ondergrondse rioolleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool;

  4. een ondergrondse PRB-transportleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - PRB';

  5. een ondergrondse waterleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water.

 

20.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. het diepploegen;

  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair

 

20.4.2 Uitzonderingen

Het sub 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

20.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

 

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

21.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een bovengrondse hoogspanningsleiding 150 kV met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding 1';

  2. een bovengrondse hoogspanningsleiding 380 kV met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn - hoogspanningsverbinding 2'.

 

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, waaronder tevens zijn begrepen hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van:

  1. 60 m ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding 1';

  2. 30 m ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding 2'.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde lid 21.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van de regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

 

21.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders opgaande beplantingen aan te brengen.

 

21.4.2 Uitzonderingen

Het sub 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

21.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

 

Artikel 22 Waarde – Archeologie 1

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte beschermde archeologische monumentale waarden.

 

Artikel 23 Waarde – Archeologie 2

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

23.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² en groter en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

23.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

23.3.2 Uitzonderingen

Het sub 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

23.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 23.3.1 kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

Artikel 24 Waarde – Archeologie 3

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

24.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 250 m² en groter en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt, dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

24.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 250 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd, dieper dan 0,3 m;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

24.3.2 Uitzonderingen

Het sub 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

24.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 24.3.1 kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

Artikel 25 Waarde – Archeologie 4

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

25.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² en groter en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

25.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

25.3.2 Uitzonderingen

Het sub 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

25.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 25.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

Artikel 26 Waarde – Archeologie 5

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

 

26.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 2.500 m² en groter en een diepte van meer 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op bijlage 8 Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

26.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 2.500 m² en groter:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper 0,5 m onder maaiveld;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

26.3.2 Uitzonderingen

Het sub 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

  3. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

26.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 26.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

Artikel 27 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. behoud en herstel van de ruimtelijke structuur van het beschermd dorpsgezicht De Bollen;

  2. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht De Bollen.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Gebouwen

  1. Voor het bouwen van gebouwen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gelden de volgende van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen dan wel dan de bestaande grotere goothoogte;

  2. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8,5 m bedragen dan wel dan de bestaande grotere bouwhoogte;

  1. Voor het bouwen van gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de volgende van de bestemming 'Maatschappelijk' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van het gebouw mag uitsluitend de bestaande goothoogte bedragen.

  2. De bouwhoogte van het gebouw mag uitsluitend de bestaande bouwhoogte bedragen.

  3. De dakhelling van het gebouw mag uitsluitend de bestaande dakhelling bedragen.

 

27.2.2 Hoofdgebouwen

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Horeca' gelden de volgende van de bestemming 'Horeca' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  3. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 35º.

  4. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50º .

 

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' gelden de volgende van de bestemming 'Wonen' afwijkende bepalingen:

  1. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m dan wel dan de bestaande grotere goothoogte;.

  2. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m dan wel dan de bestaande grotere bouwhoogte.

  3. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 35º.

  4. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50º.

 

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het verwijderen van houtgewas;

  4. het aanbrengen van hoog opschietende beplanting.

 

27.3.2 Uitzonderingen

Het sub 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

 

27.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 27.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. Alvorens vergunning wordt verleend wordt advies gevraagd bij de gemeentelijke monumentencommissie.

  2. De sub 27.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in lid 27.1 niet onevenredig worden aangetast.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen

 

27.4.1 Sloopwerkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 27.1 bedoelde gronden te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist voor:

  1. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

  2. sloopwerkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen.

 

Artikel 28 Waarde - Ecologie

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van ecologische verbindingszones in de vorm van bebouwingsvrije stroken met beplanting (natuurbouw) ten behoeve van de ecologische infrastructuur met de bijbehorende natuur-, ecologische en hydrologische waarden.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag in of op de gronden binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

  2. Het bepaalde onder a en in de subleden 28.2.2 en 28.2.3 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

 

28.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de voorwaarde, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits het behoud en de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone niet in het gedrang komt.

  2. Afwijken is niet toegestaan voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het sub 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

28.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van het gebied als ecologische verbindingszone en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

Artikel 29 Waarde - Natte natuurparel

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natte natuurparel aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie binnen de natte natuurparels met bijbehorende beschermingszones;

  2. het verbeteren van de condities voor de natuurwaarden.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met het bepaalde sub 29.2.3 onder a.

  2. Voor een toename van het verharde oppervlak groter dan 250 m2 is een advies van de waterbeheerder vereist.

  3. Het bepaalde onder a en b in de subleden 29.2.2 en 29.2.3 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

 

29.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen binnen bouwvlakken.

 

29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van ondergronds bouwen, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden die de Natte natuurparel moet beschermen en alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend advies gevraagd wordt aan de waterbeheerder.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven en afgraven van de gronden;

  2. het ophogen van gronden;

  3. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

  5. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;

  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het sub 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvan het ruimtebeslag minder is dan 250 m2;

  2. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  3. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  4. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.

 

29.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 29.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies gevraagd aan de waterbeheerder.

 

Artikel 30 Waarde - Natura 2000

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natura 2000 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden en het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats

 

30.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

 

30.3 Afwijking van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van (significant) nadelige effecten op de belangen die door de aanwijzing van het Natura 2000-gebied worden beschermd en, indien nodig, vergunning is verkregen op basis van de Natuurbeschermingswet.

  2. Afwijken is niet toegestaan voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en voor werkzaamheden

Voor zover ingevolge de bestemmingen waarmee deze bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning kan worden verleend, dient bij de verlening van deze omgevingsvergunning tevens de volgende voorwaarde in acht te worden genomen:

  1. de werken/werkzaamheden mogen geen (significant) nadelige effecten te hebben op de belangen die door de aanwijzing van het Natura 2000-gebied worden beschermd.

  2. werken en werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater zijn niet toegestaan.

 

Artikel 31 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor tijdelijke opvang van water in geval van wateroverlast

 

31.2 Bouwregels

 

31.2.1 Algemeen

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met het bepaalde sub 31.2.3.

  2. Het bepaalde onder a en in de subleden 31.2.2 en 31.2.3 geldt niet voor bouwen binnen een bouwvlak.

 

31.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de opvang van water zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

31.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van de gronden. Voor de verlening van deze omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij Waterschap De Dommel. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze omgevingsvergunning van het Waterschap De Dommel een positief advies te zijn verkregen.

 

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage als dit een aantasting van het waterbergend vermogen van de gronden tot gevolg heeft.

 

31.4.2 Uitzonderingen

Het sub 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

  2. die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwenzijn toegestaan.

 

31.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 31.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 31.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, kades, waterhuishouding en waterstaat en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

32.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 m.

  2. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwen binnen een bouwvlak.

 

32.2.1 Algemeen

 

32.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering zijn toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

32.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering. Voor de verlening van deze omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij Waterschap De Dommel. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze omgevingsvergunning van het Waterschap De Dommel een positief advies te zijn verkregen.

 

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden;

  2. het egaliseren van gronden;

  3. het beplanten met diepwortelende beplanting;

  4. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;

  5. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

 

32.4.2 Uitzonderingen

Het sub 32.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van de gronden;

  2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is verleend;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

 

32.4.3 Toelaatbaarheid

De sub 32.4.1genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;

  2. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.