Buitengebied fase 2 2013

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0823.BPBGfaseII2013-VAS1
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 20 Leiding

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse brandstofleiding met de hartleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';

  2. een ondergrondse gasleiding, met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';

  3. een ondergrondse rioolleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool;

  4. een ondergrondse PRB-transportleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - PRB';

  5. een ondergrondse waterleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water.

 

20.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. het diepploegen;

  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair

 

20.4.2 Uitzonderingen

Het sub 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

20.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De sub 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

  2. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.