direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harga-Midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0040-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en uitgangspunten

In 2010 werd met de vaststelling van het Tracébesluit A4 Delft-Schiedam duidelijk dat na jarenlange discussie de realisatie van de rijksweg A4 vanaf het Kethelplein in Schiedam naar Delft door zou gaan. De gemeente Schiedam heeft zich vanaf dat moment toegelegd op het streven naar een goede ruimtelijke inpassing van de weg op Schiedams grondgebied. De uitkomsten van het overleg over de ruimtelijke inpassing van de weg zijn opgenomen in de bestuurlijke overeenkomst 'Integrale ontwikkeling Delft Schiedam' (IODS). Het onderhandelingsresultaat behelst een pakket aan maatregelen en afspraken om de weg goed in te passen, extra voorzieningen te realiseren op het gebied van geluidswering, fietsverbindingen en sportfaciliteiten en ruimte in de stad te creëren voor nieuwe ontwikkelingen.

Eén van de belangrijkste resultaten uit het IODS is de afspraak om door middel van dubbel grondgebruik het dak van de landtunnel en het gebied er omheen in te richten ten behoeve van sport en recreatie. De inrichting van het gebied ten behoeve van sport heeft tot gevolg dat, door verplaatsing van sportactiviteiten elders uit de stad, grond binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam vrijkomt voor andere ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze manier ontstaan ontwikkelingskansen waarvoor de ruimte tot voor kort leek te ontbreken. Realisatie van de ambities uit de Stadsvisie Schiedam 2030, zoals de ontwikkeling van hoogwaardige sportvoorzieningen, het verder differentiëren in woonmilieus en het ondersteunen van de mogelijkheden voor sociale stijging binnen de stad komen daarmee binnen bereik.

Ten behoeve van deze ontwikkelingen is in 2011 de nota 'Alles onder één dak' en in 2012 de ontwikkelvisie 'Schiedam in Beweging' vastgesteld. De ontwikkelvisie voorziet in het verplaatsen van verschillende sportverenigingen welke thans gebruik maken van sportpark Harga. De ruimte die vrijkomt zal worden herontwikkeld naar een gemengd gebied waar plaats is voor wonen, commerciële functies en sport. Dit bestemmingsplan voorziet in de transformatie van het oostelijke deel van het plangebied naar een woonwijk en de herinrichting van het gebied tussen de Olympiaweg en de rijksweg A4 ten behoeve van sport. De nadere uitgangspunten welke gelden voor deze locatie staan beschreven in hoofdstuk 5 van de toelichting.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is onderdeel van sportpark Harga en is gelegen aan de westzijde van Schiedam, ter hoogte van knooppunt Kethelplein (zie afbeelding 1). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hargalaan en aan de zuidzijde door de Olympiaweg. De rijksweg A4 vormt de westelijke begrenzing van het plangebied, terwijl de Poldervaart aan de oostzijde het plangebied begrenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0001.png"

Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied is momenteel één bestemmingsplan van kracht, welke met dit plan gedeeltelijk wordt herzien. Het betreft het bestemmingsplan Harga, met identificatienummer NL.IMRO.06060.BP0020, welke op 13 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Schiedam.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  • een verbeelding, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied.
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies die relevant zijn voor het plangebied.
  • De gevolgen of effecten op de planologische en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven.
  • De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van herontwikkeling van het plangebied.
  • In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven.
  • Hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De ontwikkeling van het plangebied werd tot halverwege de twintigste eeuw bepaald door de polders rond de Poldervaart. Deze polders - Babberspolder en Hargpolder - behoorden tot de oude veenontginningen in dit gebied. Bestuurlijk kenden deze polders een zekere zelfstandigheid, maar zij waren ondergeschikt aan de zogenaamde ambachten, die zelf weer onderdeel vormden van het Hoogheemraadschap Delfland. De Babberspolder behoorde tot het Vlaardingerambacht, terwijl de Hargpolder tot het ambacht Kethel werd gerekend. De invloed van de stad op de polders bleef beperkt tot de uitoefening van rechten op basis van grondeigendom van burgers en stedelijke instellingen. Na 1795 werden de genoemde ambachten zelfstandige gemeenten. In 1941 werd het gehele grondgebied van de gemeente Kethel-Spaland door Schiedam geannexeerd. In dat jaar werd ook de Babberspolder verdeeld tussen de gemeenten Vlaardingen en Schiedam. Vanaf 1941 ligt het gehele plangebied binnen de grenzen van de gemeente Schiedam.

De polders hadden een kenmerkend slagenlandschap van langgerekte wei- en hooilanden gescheiden door afwateringssloten. De boezems van de afzonderlijke polders waren van elkaar gescheiden door dijken, waarover de belangrijkste wegen en ontsluitingen van erven liepen. De spaarzame bebouwing in de polders lag aan deze dijken. Het waren voornamelijk boerderijen. In de negentiende eeuw werden in de Hargpolder enkele nieuwe boerderijen gebouwd, zoal de boerderij aan de Sportlaan 2.

Na de Tweede Wereldoorlog vonden er grote wijzigingen plaats in het plangebied. De polders werden in het uitbreidingsplan van 1949 gereserveerd als groengebied rond de nieuw te ontwikkelen wijk in Nieuwland, waarbij de polders ten noorden van de spoorlijn werden gereserveerd voor een sportpark. Het sportpark werd sinds 1957 in fases aangelegd, naar plannen van de Dienst Gemeentewerken onder supervisie van de bekende tuinarchitect en landschapsontwerper J.J. Schipper en is sindsdien in gebruik genomen als verzamellocatie voor de verschillende Schiedamse sportverenigingen. In de loop der tijd is er een efficiënt verkaveld sportcomplex ontstaan, waarbij waterpartijen en bomenrijen de velden van de sportverenigingen van elkaar scheiden. Harga heeft het karakter van een bospark, waarbij sportvelden ingebed liggen tussen bosstroken en waterpartijen. De grootte van het aaneengesloten gebied maakt Harga bijzonder. Harga heeft een grote ecologische waarde; de bosplantsoenen zorgen voor een goede verbinding tussen de verschillende groengebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0002.png"

Afbeelding 2 - Topografische kaart 1968 (bron: www.watwaswaar.nl)

2.2 Ruimtelijke en functionele beschrijving

Het plangebied maakt onderdeel uit van een gebied welke sinds de jaren '50 van de vorige eeuw ingericht is en gebuikt wordt als sportpark. De gronden waarop het bestemmingsplan ziet werden als laatste voor sport gebruikt door voetbal- en cricketvereniging Hermes-DVS en de voetbalverenigingen SVDPW, HBSS en SVV Schiedam. Een deel van deze sportverenigingen zal in het kader van het project 'Schiedam in Beweging' worden verplaatst naar de nieuwe sportlocaties op Harga en elders in de stad.

De openbare ruimte van Harga heeft een overwegend parkachtig karakter, met hier en daar doorzichten naar de sportvelden. De verkeersstructuur is grotendeels hiërarchisch, met een hoofdontsluitingsweg (Hargalaan) en een rondweg (Olympiaweg) met aan weerszijden parkeervoorzieningen. De sportvelden zijn omzoomd met hoge beplanting en grotendeels door water omsloten, waardoor deze niet openbaar toegankelijk zijn. De architectonische ontwerpen van de sportaccommodaties zijn van een standaardniveau. De huidige sportvelden en gebouwde voorzieningen van Harga zijn voor een groot deel nog oorspronkelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0003.png"

Afbeelding 3 - Luchtfoto Harga-Midden

2.3 Monumenten

In het plangebied bevindt zich één beschermd gemeentelijk monument, de voormalige boerderij Sportlaan 2. De boerderij dateert uit het laatste kwart van de negentiende eeuw en heeft een monumentale waarde samenhangend met de ontwikkeling van de Hargpolder. Het monument betreft een hallenhuisboerderij, met op het erf een éénlaagse schuur en achtkantige karnmolen. Het monument wordt beschermd op basis van de gemeentelijke erfgoedverordening. Het is daardoor niet noodzakelijk om in dit bestemmingsplan een aanvullende beschermende regeling op te nemen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het voorliggende bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij.

De structuurvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen. Een dergelijke wijze van programmeren is vereist om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en om krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beiden te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening op grond waarvan bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moet worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik (zie paragraaf Duurzame verstedelijking).

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is laatst gewijzigd op 1 juli 2014. Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de rijksweg A4, ter hoogte van knooppunt Kethelplein. De locatie is niet aangewezen als een reserveringsgebied voor de verbreding van bestaande hoofdwegen. Geen van de andere rijksbelangen zijn van toepassing op deze locatie. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het Barro.

3.2 Provinciaal en Regionaal beleid

3.2.1 Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

De provincie Zuid-Holland heeft op 9 juli 2014 voor de gehele provincie de structuurvisie 'Ruimte en Mobiliteit' vastgesteld. De provincie heeft op 14 december 2016 de geactualiseerde versie van deze visie vastgesteld, welke op 12 januari 2017 in werking is getreden. De structuurvisie gaat uit van structurele, maar ook onzekere, veranderingen in de samenleving, economie en het milieu. Veranderingen die er toe leiden dat de voorspelbaarheid van ontwikkelingen vermindert. Binnen dit dynamische speelveld zet de provincie in op het beter benutten en verder opwaarderen van bovenlokale netwerken, landschapsstructuren en verstedelijkingspatronen. De behoefte van de gebruikers staat daarbij centraal; het aanbod moet zijn afgestemd op hun vraag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0004.png"

Afbeelding 4 - Kwaliteitskaart, Visie op Zuid-Holland

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie: beter benutten en opwaarderen van wat er is, vergroten van de agglomeratiekracht, verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied, met een inzet op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Op basis van de bij de visie behorende kwaliteitskaart heeft het plangebied op basis van de 'laag van stedelijke occupatie' het gebiedsprofiel 'stedelijke groenstructuur indicatief'. De stedelijke groenstructuur is onderdeel van de kwaliteitskaart gelet op de bijdrage die dergelijke gebieden leveren aan de ruimtelijke kwaliteit, de leefbaarheid en de klimaatbestendigheid van het stedelijk gebied, het hebben van recreatieve verbindingen tussen stad en land en de biodiversiteit in de provincie.

3.2.2 Provinciale verordening Ruimte

Samen met de structuurvisie is de verordening 'Ruimte' vastgesteld en in 2016 geactualiseerd. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie. De volgende provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied.

  • Duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening is geïncorporeerd in de provinciale verordening. Het bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam en passend in het regionale programma. Het plan is daarmee in overeenstemming met de verordening 'Ruimte'. Voor een nadere verantwoording wordt verwezen naar de paragraaf 'Duurzame verstedelijking'.

  • Ruimtelijke kwaliteit

Het bestemmingsplan voorziet in de transformatie van een gebied gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam en passend in het regionale woningbouwprogramma. De ontwikkeling betreft het 'inpassen' als bedoeld in artikel 2.2.1 van de provinciale verordening, welke voldoet aan de op grond van de bij de visie behorende kwaliteitskaart geldende richtpunten. Het plan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in de verordening 'Ruimte' inzake ruimtelijke kwaliteit. Voor een nadere verantwoording wordt verwezen naar de paragraaf 'Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteit' en het voor de herontwikkeling opgestelde 'Beeldkwaliteitsplan Harga-Midden'.

  • Detailhandel

Het bestemmingsplan maakt, samen met het eerder vastgestelde bestemmingsplan 'Harga Zuid 2015', de aanleg van een nieuwe woonwijk met ongeveer 550 woningen mogelijk. Als onderdeel van deze ontwikkeling wordt de ruimte geboden voor kleinschalige detailhandel in dagelijkse goederen (maximaal 500 m²), zoals bijvoorbeeld een buurtsupermarkt. Een dergelijke voorziening wordt wenselijk geacht voor de toekomstige bewoners, mede daar geen vergelijkbare voorzieningen aanwezig zijn op korte afstand van het plangebied. Op grond van artikel 2.1.4 van de provinciale verordening is nieuwe detailhandel uitsluitend toegelaten binnen de bestaande winkelconcentraties. De met dit bestemmingsplan toegelaten detailhandel valt onder de uitzonderingsregel voor kleinschalige detailhandel in de vorm van een gemakswinkel (artikel 2.1.4, derde lid, onder 2, sub i van de verordening Ruimte).

  • Molenbiotoop

Het plangebied is deels gelegen binnen de molenbiotoop van de Babbersmolen. Rond traditionele windmolens dient in het bestemmingsplan een molenbeschermingszone te worden gelegd ter bescherming van de vrije windvang en het zicht op de molen. De beperkingen binnen deze zone zijn gerelateerd aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek. Voor de Babbersmolen geldt een hoogte van +2,3 meter boven NAP. De molenbiotoop van de Babbersmolen is aangeduid als 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter'.

  • Archeologie

Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde dient een regeling te bevatten die deze waarden beschermt. Het plangebied omvat geen gronden welke op grond van de provinciale verordening als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Dit neemt niet weg dat in het plangebied archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De mogelijk aanwezige archeologische waarden worden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze regeling is een omgevingsvergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

3.2.3 Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020

In 2008 heeft het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, waar de Stadsregio Rotterdam onderdeel van is, de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel vastgesteld. De strategie stelt niet langer het aantal woningen centraal, maar focust zich primair op de kwaliteit van de woonmilieus met een focus op binnenstedelijk bouwen, waarbij 80% van de woningbouwopgave gerealiseerd wordt binnen bestaand stedelijk gebied. De opgave is om door het juiste aanbod aan woonmilieus het (internationale) vestigingsklimaat van de Zuidvleugel te versterken. De verstedelijkingsstrategie is nadere uitgewerkt in verstedelijkingsafspraken voor de verschillende regio's. Voor de Stadsregio Rotterdam geldt een kwantitatieve opgave van 65.000 woningen, inclusief ongeveer 30.000 woningen ter compensatie van sloop. Ingezet wordt op het beter op elkaar laten aansluiten van vraag en aanbod, waarbij voor deze regio geldt dat een groot tekort is aan groen-stedelijke woonmilieus.

3.2.4 Verstedelijkingsscenario 2020 Regio Rotterdam

De regionale woningmarktambities zijn nader uitgewerkt in het 'Verstedelijkingsscenario 2020 Regio Rotterdam'. Het scenario gaat uit van de aanname dat er de komende 10 jaar 65.000 nieuwe woningen nodig zijn in de regio, tegenover 30.000 woningen die gesloopt moeten worden. De ambitie is om 80% van deze woningen binnen het bestaand bebouwd gebied te bouwen. Kernbegrippen bij nieuwbouw zijn het toevoegen van nieuwe woonmilieus, leefbaarheid, een betere spreiding van sociaal-bereikbare woningen, een goede kwaliteit van de openbare ruimte en duurzaamheid.

Het regionaal beleid zet in op het bevorderen van een gevarieerd aanbod aan en het toevoegen van nieuwe woonmilieus. Dit moet bijdragen aan een meer evenwichtige spreiding van de sociale woningvoorraad over de regio. De gemeente Schiedam kenmerkt zich, net als Vlaardingen en Rotterdam-West, door een relatief eenzijdig aanbod aan compact-suburbane woonmilieus (hoogbouw en middelhoogbouw in een groene omgeving) en levendig-stedelijke woonmilieus met veel sociale huurwoningen. De opgave voor deze regio is kwantitatief van aard en richt zich op het wegnemen van het overschot aan deze woonmilieus ten gunste van rustig-stedelijke en grondgebonden suburbane woonmilieus.

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Stadsvisie

Op 28 september 2009 heeft de raad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd. De ontwikkeling van het plangebied, in samenhang met de herontwikkeling van de sportterreinen in Schiedam, is een realistisch scenario geworden na vaststelling van het tracébesluit A4 Delft-Schiedam. Dit besluit biedt de mogelijkheid de bestaande sportvelden te verschuiven naar het gebied boven en aansluitend op het tracé van de A4, waarna de vrijgevallen sportlocaties kunnen worden herontwikkeld ten behoeve van andere stedelijke functies. Het tracébesluit is genomen na vaststelling van de Stadsvisie, waardoor deze herontwikkeling niet specifiek wordt benoemd in de Stadsvisie.

In de Stadsvisie wordt ingezet op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad. De woningvoorraad dient te worden verbreed naar doelgroepen die kapitaalkrachtiger zijn en een vergroting van de marktsector mogelijk maken. Hierdoor kan beter worden voldaan aan de vraag van midden- en hogere inkomensgroepen naar een wooncarrière in de stad, wordt de ruimte geboden voor sociale stijging en wordt een impuls gegeven voor een breed en aantrekkelijk voorzieningenniveau. Gestreefd wordt naar het realiseren van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving, zoals rustige, groene suburbane woonmilieus. De herontwikkeling Harga-Midden sluit aan op de ambitie om te komen tot meer differentiatie in woonmilieus. Ook de hoofdopgaven 'mooie, schone en veilige openbare ruimte' en 'groene, milieuvriendelijke, klimaatbestendige stad' hebben raakvlakken met dit project.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0005.png"

Afbeelding 5 - Ruimtelijke ontwikkelingen, Stadsvisie 2030

Het Harga-gebied is benoemd als ontwikkelingslocatie. Het sportpark dient te worden opgewaardeerd tot een moderne, multifunctionele voorziening, waarbij een meerwaarde wordt gezocht met andere functies. De ontwikkelvisie voor Harga voorziet in het opwaarderen van de sportvoorzieningen, het realiseren van een commerciële functie welke qua assortiment daar op aansluit en de transformatie van het overige gebied naar wonen. Daarmee wordt aangesloten op de uitgangspunten uit de Stadsvisie inzake het differentiëren van het woonmilieu, versterken van de lokale economie en het moderniseren van de sportterreinen. In 2012 is hiervoor de ontwikkelvisie 'Schiedam in Beweging' vastgesteld als aanvulling op de Stadsvisie.

3.3.2 Woonvisie Schiedam 2030

Op 28 juni 2012 is de Woonvisie Schiedam 2030 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de in de Stadsvisie benoemde hoofdopgaven met betrekking tot het wonen voor de periode tot 2030. Uitgangspunt is dat alle Schiedammers de kans moet worden geboden om aantrekkelijk te kunnen wonen in een kwalitatief goede woon- en leefomgeving, welke voldoende mogelijkheden biedt voor sociale stijging. Deze ambitie wordt gerealiseerd door nieuwe woonmilieus te ontwikkelen door stedelijke vernieuwing én Schiedam om te vormen naar een levensloopvriendelijke stad. De Woonvisie gaat uit van de bouw van 3.500 nieuwe woningen tot 2030. Dit zal zowel plaatsvinden op nieuwe woningbouwlocaties, als door herstructurering van bestaande woongebieden.

Schiedam heeft de ambitie om de komende jaren belangrijke schakels op de woningmarktladder aan te vullen, zodat er altijd een woning is die past in ieders wooncarrière. De behoefte bestaat aan meer verschillende typen woningen voor Schiedammers met een middeninkomen, zoals eengezinswoningen met een tuin. Om aan deze behoefte te voldoen zullen binnen de stad aantrekkelijke nieuwe woongebieden worden ontwikkeld, waardoor het woningaanbod afwisselender wordt en de kwaliteit van de stedelijke ruimte stijgt. De aanleg van de A4 biedt de mogelijkheid sportvelden te verplaatsen, wat de ruimte biedt om op de vrijgevallen locaties nieuwe, groene woonmilieus te ontwikkelen De herontwikkeling Harga-Midden betreft één van de nieuwe woonlocaties welke ten gevolge van de aanleg van de rijksweg A4 kunnen worden ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0006.png"

Afbeelding 6 - Woonvisie Schiedam, Nieuwe woonlocaties

3.3.3 Integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam

Op 2 september 2010 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, een Tracébesluit genomen voor de aanleg van de rijksweg A4 van Schiedam naar Delft. Op dezelfde datum is door de verschillende betrokken besturen de bestuurlijke overeenkomst 'Integrale Ontwikkeling Delft - Schiedam' (IODS) ondertekend. In het IODS zijn de uitkomsten van het bestuurlijk overleg over de ruimtelijke inpassing van de rijksweg A4 opgenomen. Het onderhandelingsresultaat behelst een pakket aan maatregelen en afspraken om de weg goed in te passen, extra voorzieningen te realiseren op het gebied van geluidswering, fietsverbindingen en sportfaciliteiten en ruimte in de stad te creëren voor nieuwe ontwikkelingen. In het IODS is onder andere bepaald dat de minister zorg draagt voor de aanleg en financiering van aanvullende geluidsschermen langs de A4 en A20 ter plaatse van het Harga-gebied. Deze geluidsschermen bieden, samen met het project Park A4, de basis voor de herontwikkeling van het Harga-gebied ten behoeve van het wonen en commerciële functies.

3.3.4 Schiedam in Beweging

In 2012 is de ontwikkelvisie 'Schiedam in Beweging' vastgesteld. De visie vormt een integrale aanpak op grond waarvan een drietal moderne, optimaal gebruikte, multifunctionele en goed over de stad verspreide en bereikbare sportparken worden gerealiseerd, de vrijgespeelde locaties worden hergebruikt voor het realiseren van nieuwe woonmilieus en een kwaliteitsimpuls kan worden gegeven aan de 'Groene Long' (zie paragraaf 5.1). De ontwikkelvisie is verder uitgewerkt in de visie 'Schiedam in beweging, fase 1'. De eerste fase van de ontwikkelingsvisie omvat de verplaatsing van de hondensport, het realiseren van een nieuwe hockey-accommodatie op Harga-Noord, woningbouw op sportpark Kethel, een commerciële ontwikkeling op Harga-Noord, het realiseren van het Park A4 en de voorbereiding van de plannen voor de herontwikkeling van Harga-Midden.

3.3.5 Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan

Het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan 2011-2020 'Schiedam duurzaam bereikbaar' (GVVP) is in 2011 vastgesteld. In het GVVP wordt beschreven op welke wijze de gemeente zich de komende jaren wil inzetten om haar strategische positie in de Zuidvleugel van de Randstad te behouden en te versterken en hoe het lokale bereikbaarheidsbeleid wordt vormgegeven om bij te dragen aan een vitale stad, waar het goed leven is. Gekozen is voor duurzame bereikbaarheid, goed voor mens, economie en milieu en voor langere tijd een oplossing biedend. Een goede bereikbaarheid over de weg staat centraal. Dit geldt niet alleen voor bereikbaarheid per auto maar ook per fiets en met het openbaar vervoer. Aan deze vereiste wordt voldaan met de ligging van het plangebied in de nabijheid de rijksweg A4 en A20 en station Schiedam Nieuwland. Voorts wordt in het GVVP aangegeven dat de parkeerbehoefte, als gevolg van meerdere auto's per huishouden, verder zal toenemen. Vanuit die optiek is het noodzakelijk om de parkeerbehoefte in beginsel op eigen terrein op te lossen.

3.3.6 Milieu- en Klimaatbeleidsplan

Op basis van het gemeentelijk Milieubeleidsplan wordt gestreefd naar het beperken van de milieuhinder en het verkleinen van de 'milieuruimte' in de stad. De ambitie is daarbij om de in gang gezette milieuverbeteringen minimaal vast te houden en te versterken, een goede balans te vinden en vast te houden tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving en leefbaarheid en duurzaamheid. Bij de uitwerking van het milieubeleid worden leefbaarheid (gericht op de directe leefomgeving, lokaal), duurzaamheid (gericht op de wereld, mondiaal) en cradle-to-cradle (alle gebruikte materialen kunnen na hun leven in het ene product nuttig worden ingezet in een ander product) als leidende principes gehanteerd. Deze principes worden waar mogelijk toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

In 2016 is het Klimaatbeleidsplan Schiedam 2016-2020 vastgesteld. In het Klimaatbeleidsplan is als doel gesteld om een CO2-reductie te halen in 2030 van 30%. Dit percentage is gebaseerd op de huidige stand der technieken en op de nulmeting en potentiaalstudie die is uitgevoerd in 2015. Besparen op energie en het vergroten van de inzet van duurzame energiebronnen staat in dit plan centraal. Op grond van het beleid wordt bij nieuwbouw gestreefd naar een 25% scherpere energieprestatie-coëfficiënt (EPC) dan op grond van het Bouwbesluit vereist is. Dit streven is in lijn met het in 2012 door de gemeenten van de Stadsregio Rotterdam ondertekende Convenant Verbeteren Energiebesparing Nieuwbouw.

3.3.7 GroenBlauwe Structuurvisie

Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Dit geeft een ultieme afwisseling van groenblauwe gebieden en sferen die in zijn totaal een perfecte basis vormt voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Hier ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren overheen welke deze grootheden verbindt. De visie is verder uitgebouwd op basis van ruimtelijke kenmerken. De GroenBlauwe Structuurvisie zet voor wat betreft het plangebied in op het verruimen en versterken van de groene en ecologische verbinding tussen de nieuwe woonwijk en de Poldervaart, het versterken van de aanwezige groenstructuur langs de Hargalaan en versterking van de fiets- en voetverbindingen door het groen. Aan deze uitgangspunten wordt voldaan (paragraaf 5.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0007.png"

Afbeelding 7 - GroenBlauwe Structuurvisie, Visiekaart

3.3.8 Schiedams horecabeleid

In juli 2013 is de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2013-2017' vastgesteld. Het uitgangspunt van deze nota is om horecaondernemers zoveel mogelijk ruimte te bieden om hun activiteiten te ontplooien. Zeker nu het economische klimaat minder goed is, wil de gemeente er alles aan doen om horecaondernemers te faciliteren. Waar het kan, zijn er ruimere mogelijkheden en minder regels. Dit draagt bij aan het algemeen streven om een boeiende en bloeiende horeca in Schiedam te hebben, die gericht is op zowel de inwoners van Schiedam als op bezoekers van de stad, en zowel overdag als 's avonds. Dit streven wordt gespecificeerd door in te zetten op diversiteit in soorten horeca, versteviging van het imago van Schiedam als horecastad van formaat en het bevorderen van de 'unique selling points' van Schiedam, zoals het historische centrum. Het gebiedsgerichte beleid uit de horecanota, welke de leidraad vormt bij de vestiging van nieuwe horecabedrijven, biedt ruimte voor de vestiging van horeca ter ondersteuning van sportverenigingen en -stichtingen in het gebied langs de A4. Daarnaast biedt het beleid ruimte om af te wijken van het gebiedsgerichte beleid indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoals het toelaten van horeca met een wijkverzorgend karakter in een nieuw woongebied.

3.3.9 Sportbeleid gemeente Schiedam

In 2015 is het gemeentelijk sportbeleid 'Kom maar op! Bewegen en Sporten in Schiedam' vastgesteld. Het beleid gaat uit van het belang van bewegen en sporten: het is leuk, gezond, verbetert (school)prestaties, zorgt er voor dat mensen meedoen en elkaar in het echte leven (blijven) ontmoeten. Uitgangspunt is dat er in Schiedam voldoende, geschikte en nabije ruimte voor sporten en beweging is, die aanzet tot meedoen op een veilige en laagdrempelige manier. Het Schiedamse sportbeleid zet gelet hierop in op drie speerpunten:

  • 1. belevingsgericht, zichtbaar en gevarieerd beweeg- en breedtesportaanbod;
  • 2. vitale beweeg- en sportaanbieders met voldoende gekwalificeerde vrijwilligers en professionals'
  • 3. veilige, uitdagende en toegankelijke beweegplekken en breedtesportvoorzieningen.

De gastvrije en goed bereikbare sportparken hebben een eigen identiteit en dragen het vernieuwde beweeg- en sportbeleid uit; het zijn 'beweegknooppunten' die dienen als voorbeeld en aanjager voor de rest van de stad. De multifunctionele en optimaal gebruikte 'beweegknooppunten' zijn daarbij voor iedereen de gehele dag beschikbaar, met als doel gastvrij bewegen en sporten. Dit betekent voor de sportparken: open met toezicht ('hekken weg'), licht, onderhouden, schoon, veilig, zichtbaar, goed bereikbaar en met ruimte voor ontmoeting. De realisatie van een sportpark op het tunneldak van de A4 sluit aan bij deze sportambities.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

4.1 Waterparagraaf

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is voor dit bestemmingsplan een waterparagraaf opgesteld. De uitgangspunten van de waterparagraaf en de vereiste waterhuishoudkundige ingrepen zijn in samenspraak met het Hoogheemraadschap van Delfland tot stand gekomen. Op 1 juni 2017 heeft het Hoogheemraadschap ingestemd met de als bijlage bijgevoegd 'Waterparagraaf Harga-Midden'.

De waterparagraaf is een instrument om het aspect water voldoende aandacht te geven in bestemmingsplannen. Daarom zijn de wateraspecten van het bestemmingsplan Harga-Midden getoetst aan de doelstellingen die voortkomen uit het vigerend beleid. Deze doelstellingen hebben betrekking op waterkwantiteit, waterkwaliteit, riolering en veiligheid. Geconcludeerd wordt dat:

  • de gemeente met de aanleg van een regelbare stuw bij het uitstroompunt van het plangebied Harga heeft gezorgd voor een bergingsoverschot.
  • de gemeente bij de aanleg van Harga-Midden zal borgen dat in totaal minimaal 26.742 m² aan wateroppervlak aanwezig is en blijft, waarvan 7.964 m² gelegen is binnen peilgebied I en 18.796 m² binnen peilgebied XIV.
  • de gemeente zal borgen dat bij de ontwikkeling van alle deelgebieden in Harga de berging ten opzichte van de bergingsopgave en de balans dempen-graven een positieve balans heeft, conform het waterhuishoudingsplan Harga.
  • de waterkwaliteit in het plangebied voldoende zal zijn en zal voldoen aan streefbeeld Stedelijk Nieuw en viswatertype snoek-blankvoorn.
  • de riolering in het gebied als gescheiden stelsel zal worden aangebracht waarbij zal worden voldaan aan de doelstelling vanuit het beleid om deze zoveel mogelijk te scheiden door schoon verhard oppervlak af te koppelen van de riolering.
  • de veiligheid tegen overstromingen bij de realisatie van Harga Midden geen issue is.

De aanwezigheid van de voor de ontwikkeling van het plangebied vereiste waterberging is vastgelegd in artikel 5.4, onder d en artikel 7.4, onder b van de planregels. De verschillende van toepassing zijnde wateraspecten staan, gelet op voornoemde conclusies en aanbevelingen, uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. In het kader van dit bestemmingsplan is een milieuhygiënisch bodemadvies opgesteld. De uitkomsten van het bodemadvies staan in de volgende alinea's beschreven.

4.2.1 Algemene bodemkwaliteit

Het gebied Harga-Midden maakt oorspronkelijk deel uit van de Babberspolder en de Hargpolder. Bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem is opgehoogd met zandig materiaal, vermoedelijk ten behoeve van het realiseren van de sportvelden. De ondergrond bestaat uit klei. Op de ontgravingskaart (Nota bodembeheer, bijlage 5) is te zien dat het plangebied deel uitmaakt van de zone Harga/Bijdorp. Elke bodemlaag in deze zone heeft zijn eigen kenmerkende milieuhygiënische kwaliteit waarmee bij grondverzet en het vrijkomen van grond rekening moet worden gehouden. De kleurcodering in de legenda geeft aan voor welk gebruik de bodem nog wel geschikt is (en voor welke gevoeligere gebruiken dus niet). Uit de ontgravingskaart blijkt dat de grond binnen het plangebied, in de zin van de Wet bodembescherming, overwegend licht verontreinigd is met zware metalen. Uit de bodemonderzoeken die meer recent zijn uitgevoerd blijkt dat het zandige ophoogmateriaal vaak ook matig tot sterk verontreinigd kan zijn met zware metalen.

4.2.2 Puntbronnen

Van het plangebied zijn geen (voormalige) bedrijfsactiviteiten bekend die bodemverontreiniging hebben kunnen veroorzaken. Er bevinden zich enkele ondergrondse huisbrandolietanks. Er valt niet uit te sluiten dat binnen het plangebied sloten zijn gedempt en stabilisatiemateriaal is aangebracht wat kan hebben geleid tot bodemverontreiniging.

4.2.3 Bodemonderzoek en sanering

Met het oog op de voorgenomen herontwikkelingen en bestemmingswijzigingen naar een woonbestemming, is op grote delen binnen het plangebied recent onderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. De resultaten van de twee meest recente onderzoeken zijn verwoord in de rapporten:

  • 'Verkennend en nader bodemonderzoek Harga (deelgebied Harga Midden)', Milieutechnisch adviesbureau RSK-EMN, kenmerk 512482, d.d. 9 februari 2015 met kenmerk 512482.
  • 'Nader bodemonderzoek Sportpark Harga (toekomstig hockeycomplex)', Milieutechnisch adviesbureau RSK-EMN, kenmerk 512315.001, d.d. 10 oktober 2014.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de mate van verontreiniging in de bodem vooralsnog een belemmering vormt voor het beoogde bodemgebruik 'wonen met tuin' en 'recreatie'. Binnen het plangebied is op een aantal plaatsen sprake van verontreinigingen boven de interventiewaarden in de zin van de Wet bodembescherming. Dit betekent dat sprake is van een saneringsplicht en dat voorafgaand aan graafwerkzaamheden of herinrichting sanerende maatregelen getroffen moeten worden. Een daarvoor benodigd saneringsplan vereist vooraf instemming van het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Afhankelijk van de herinrichting kan hierbij wellicht gebruik gemaakt worden van de procedure volgens het Besluit uniforme saneringen.

De sterke bodemverontreiniging is met name gerelateerd aan de ophoogactiviteiten en de aanwezigheid van bijmengingen in dat ophoogmateriaal. Het grondwater binnen het plangebied is overwegend licht verontreinigd met enkele zware metalen. Een deel van het plangebied is nog niet (recent) onderzocht en hiervoor is vooralsnog de algemene bodemkwaliteit maatgevend, zoals beschreven in de Nota bodembeheer. Voorafgaand aan herontwikkeling dient ook hier een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor de watergangen die nog niet zijn onderzocht.

Daarnaast blijkt uit het onderzoek de aanwezigheid van verharding- en funderingslagen binnen het plangebied (bestaande uit asfalt en puinhoudend funderingsmateriaal). Deze lagen (of dit materiaal) worden niet als bodem aangemerkt en vallen buiten het regime van de Wet bodembescherming. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit dienen deze lagen te worden verwijderd nadat ze hun functie als zodanig hebben verloren. Dit materiaal dient afgevoerd te worden naar een daartoe erkende verwerker.

4.2.4 Bodembeheer

Voor hergebruik van grond en/of baggerspecie of bij het saneren tot een bepaalde terugsaneerwaarden geldt binnen het bestemmingsplan gebiedsspecifiek bodembeleid. Dit beleid is vastgelegd in de 'Nota bodembeheer Schiedam 2010'. In deze nota is vastgelegd dat bij de uitvoering van een bodemsanering moet worden teruggesaneerd tot bepaalde stofgehaltes en dat in toe te passen grond en bagger bepaalde stofgehaltes niet mogen worden overschreden. De waarden van deze stofgehaltes zijn gebaseerd op een bepaald (langdurige) bodemgebruik die kenmerkend is voor het gebied alsmede op de van nature of van oudsher aanwezige gehaltes van stoffen in de bodem in het gebied. Voor het plangebied is een bodemkwaliteitsklasse voor 'volkstuinen en kinderspeelplaatsen' en 'woongebruik' van toepassing. Voor deze bodemgebruiken zijn in de Nota bodembeheer van Schiedam Lokale Maximale Waarden vastgesteld. Mocht het voornemen bestaan om grond van elders binnen het plangebied toe te passen, dan betekent dit dat deze grond moet voldoen aan deze Lokale Maximale Waarden. Dit voornemen dient ten minste 5 werkdagen daaraan voorafgaande, te worden gemeld bij het Landelijk meldpunt bodemkwaliteit.

4.2.5 Conclusie

De algemene bodemkwaliteit in het plangebied zal, na uitvoering van de vereiste bodemsanering, voldoen aan de voor het plangebied geldende bodemkwaliteitsklassen. De algemene bodemkwaliteit zal daarmee geen belemmering vormen voor het beoogde gebruik van het gebied ten behoeve van wonen en sport.

4.3 Natuurbescherming

De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.

4.3.1 Soortenbescherming

Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.

Door het Bureau Stadsnatuur Rotterdam is de 'Flora- en faunaparagraaf Harga-Midden' opgesteld. Geconstateerd wordt dat de Wet natuurbescherming uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. De rapportage betreft een momentopname; met het verstrijken van de tijd kan het spontaan voorkomen of verdwijnen van beschermde soorten nooit met volledige zekerheid worden voorzien of uitgesloten. Geconcludeerd wordt dat:

  • het plangebied geen onderdeel is van, of gelegen is in de nabijheid van, natuur- of groengebieden met een wettelijk beschermde status of ecologische verbindingszones op het land (EHS, PEHS) en daarmee geen rol van regionale ecologische betekenis heeft.
  • het gebied vrijwel uitsluitend wordt gebruikt als leefgebied voor algemeen voorkomende, opportunistische soorten van stedelijk gebied en niet van belang is voor kritische of zeer zeldzame flora en fauna.
  • wijzigingen in het ruimtegebruik naar verwachting geen significant effect hebben op het voorkomen, de verspreiding of de duurzame instandhouding van enige beschermde soorten.
  • de Poldervaart een belangrijke ecologische functie heeft, vooral als verbindingszone, en deze gelet op de ligging binnen het invloedssfeer van het plangebied een belangrijk aandachtspunt vormt.
  • de aanwezige bebouwing nauwelijks tot geen potentieel biotoop biedt voor beschermde fauna (vogels en vleermuizen).
  • de groene delen in enige mate geschikt zijn als biotoop voor beschermde vogels en vleermuizen.
  • de watergangen in enige mate geschikt is als biotoop voor de vissoort Kleine Modderkruiper.
  • bij een vermoede aantasting van voornoemde biotopen kan hiervoor op grond van specifiek soortgericht onderzoek een ontheffing worden verkregen van de verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming.

4.3.2 Gebiedsbescherming

Ter invulling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn kan de Minister van Economische Zaken gebieden als Natura 2000-gebied of als bijzonder nationaal natuurgebied aanwijzen. Voor deze gebieden geldt op basis van de Wet natuurbescherming een zorgplicht, en voor Natura 2000-gebieden geldt bovendien een vergunningsplicht voor het uitvoeren van projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dit wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermd gebied. In de ruime omgeving (25 kilometer) van Schiedam bevinden zich de volgende Natura 2000-gebieden: Oude Maas, Kinderdijk Boezems, Oudeland van Strijen, Solleveld & Kapittelduinen en Voornes Duin.

De Wet Natuurbescherming draagt Gedeputeerde Staten op om te zorgen voor de instandhouding van het binnen de eigen provincie gelegen deel van een landelijk ecologisch netwerk; het Natuurnetwerk Nederland. Het noordelijke deel van het in Schiedam gelegen gedeelte van het veenweidelandschap van Midden-Delfland behoort ingevolge de provinciale verordening tot het Natuurnetwerk Nederland. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied sluit aan op de Poldervaart, welke onderdeel uitmaakt van de stedelijke ecologische structuur. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet van invloed op het functioneren van deze drager van de natte (stedelijke) ecologische structuur. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Algemeen

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met een groot aantal bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen, is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt. Deze verantwoordingsplicht geldt ook indien sprake is van een GR hoger dan de oriëntatiewaarde.

4.4.2 Risicobronnen

Plaatsgebonden risico

Het plangebied is gelegen op korte afstand van de rijkswegen A4 en A20 en ligt daarmee gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De PR 10-6-contour van de rijkswegen valt binnen de grenzen van de weg. Op grond van het Basisnet weg geldt voor de rijkswegen een veiligheidsafstand van 23 meter vanaf de as van de weg. Binnen deze afstand mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Daarnaast houdt het Basisnet rekening met een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter vanaf de rand van de weg. Binnen het PAG is de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, maar moet wel rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Beide zones reiken niet verder dan de bestaande (en toekomstige) sportvelden. Binnen deze zones bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en worden ook geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0008.png" Afbeelding 8 - Rijksweg A4: veiligheidszone (roze), PAG-zone (rood) en invloedsgebied (geel)

Het plangebied bevindt zich niet binnen PR 10-6 contour of het effectgebied behorende bij enige in de omgeving gelegen inrichtingen. Dit geldt eveneens voor enige transportroute voor gevaarlijke stoffen over het water, via het spoor of via buisleidingen. Het gebied ligt eveneens buiten het invloedsgebied behorende bij Rotterdam The Hague Airport.

Groepsrisico

Voor wat betreft het groepsrisico wordt het invloedsgebied van de rijkswegen bepaald door een Bleve scenario (boiling liquid expanding vapour explosion) ten gevolge van een calamiteit bij het transport van stofcategorie GF3 (LPG). Het invloedsgebied reikt niet verder dan de bestaande (en toekomstige) sportvelden. Binnen deze zones bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en worden ook geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegelaten. Het gedeelte van het plangebied waar nieuwbouw van woningen mogelijk wordt gemaakt ligt buiten het invloedsgebied van de rijkswegen. Gelet hierop is geen verantwoording van het groepsrisico vereist (Notitie Externe veiligheid Harga-Midden, DCMR, d.d. 25 mei 2015).

4.4.3 Visie Externe Veiligheid

Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het GR. In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordeelt en verantwoordt. Onderdeel van de visie is het kwetsbaarheidszonemodel zoals deze door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is ontwikkeld. Met het model wordt de kwetsbaarheid van een object in relatie gebracht met de risicobron, om zo vroegtijdig te kunnen bepalen welke objecten en functies aanvaardbaar zijn op een bepaalde locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0009.png"

Afbeelding 9 - Signaleringskaart nader onderzoek (A) en zones niet bouwen kwetsbare bestemmingen (B)

De visie bevat een tweetal signaleringskaarten. De eerste kaart (A) geeft de zones aan waar nader onderzoek naar de externe veiligheid vereist is. De kaart is gebaseerd op de invloedsgebieden van de diverse voor de externe veiligheid relevante risicobronnen. Het plangebied is deels gelegen binnen het invloedsgebied van de rijkswegen A4 en A20. Binnen deze zone vinden, behoudens het optimaliseren van de bestaande sportvoorzieningen, geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De tweede kaart (B) beschrijft de zones waar vestiging of uitbreiding van kwetsbare functies ongewenst is. Het bestemmingsplan laat geen kwetsbare functies toe binnen de op de tweede kaart aangegeven zones.

De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's geadviseerd inzake de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Geadviseerd wordt:

  • 1. binnen 70 meter uit het hart van de rijksweg geen zeer kwetsbare bestemmingen, waarbij veel mensen in de buitenlucht verblijven, mogelijk te maken.
  • 2. binnen een zone van 200 meter uit het hart van de rijksweg gebouwen zodanig in te richten dat deze de mogelijkheid bieden om enkele uren in te schuilen in geval van een toxische wolk. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
  • 3. zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.

Gelet op het advies van de VRR en de Visie Externe Veiligheid zijn de volgende maatregelen getroffen in het bestemmingsplan om de mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening in het plangebied te verbeteren:

  • De zones van 70 en 200 meter reiken uitsluitend over gronden met de bestemming 'Sport'. Binnen deze bestemming is naast sport tevens buitenschoolse opvang toegelaten. Een dergelijke functie wordt op grond van de Visie Externe Veiligheid aangemerkt als een zeer kwetsbare bestemming. Gelet hierop is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarbij een buitenschoolse opvang alleen is toegelaten in gebouwen gelegen op meer dan 70 meter uit het hart van de rijksweg A4 en A20 en waarbij deze gebouwen moeten beschikken over afsluitbare deuren, ramen en ventilatieopeningen en een uitschakelbaar ventilatiesysteem.
  • Het advies om zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie leent zich niet voor verankering in het plan. Toekomstige gebruikers van het gebied zullen hierover op een andere wijze worden geïnformeerd.

4.5 Geluid

4.5.1 Geluidsbelasting Harga-Midden

Op grond van de Wet geluidhinder zijn normen gesteld met betrekking tot de maximale geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Op grond van de Wet geluidhinder moet aan deze normen worden voldaan indien een woning binnen een wettelijke geluidszone wordt gesitueerd. Nieuwbouw van woningen is toegelaten binnen het als 'Woongebied' bestemde gedeelte van het plangebied. Dit gedeelte van het plangebied is gelegen binnen de geluidzones behorende bij de rijkswegen A4 en A20, de binnenstedelijke wegen Hargalaan en Nieuwe Damlaan en enkele gezoneerde industrieterreinen (Vulcaanhaven / Koningin Wilhelminahaven / Vettenoord / Het Scheur en Botlek-Pernis). Het plangebied ligt buiten de 35 Ke-contour van Rotterdam The Hague Airport en de geluidzone behorende bij de spoorlijn Schiedam - Hoek van Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0010.png"

Afbeelding 10 - Geluidzones: rijkswegen (A), binnenstedelijke wegen (B), treinverkeer (C) en industrie (D)

Gelet op de ligging van de nieuw te bouwen woningen binnen enkele wettelijke geluidzones is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting ter plaatse de nieuwe woonwijk (Akoestisch onderzoek wegverkeer Harga, LBP Sight). Een aanvullend akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluidsbelasting ter plaatse van het multifunctionele sportgebouw op het sportpark omdat binnen dit gebouw een kinderdagverblijf gevestigd kan worden. Een dergelijke voorziening moet in het kader van de Wet geluidhinder als geluidsgevoelig gebouw worden beschouwd. De akoestische onderzoeken zijn gebaseerd op het 'Stedenbouwkundig plan Harga-Midden', welke onder andere uitgaat van het oprichten van een nagenoeg gesloten woonblok bestaande uit drie bouwlagen langs de Hargalaan. Geconcludeerd wordt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de rijksweg A4 en A20 in het gehele woongebied wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) samenhangend met het wegverkeerslawaai van de Hargalaan en de Churchillweg / Nieuwe Damlaan wordt bij de woningen langs de Hargalaan eveneens overschreden. Voor wat betreft industrielawaai geldt dat de voorkeursgrenswaarde ter plekke van het plangebied niet wordt overschreden. Evenmin wordt ter plaatse van het beoogde kinderdagverblijf in het multifunctionele sportgebouw enige voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidshinder overschreden.

Wegens de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer is gekeken naar de mogelijkheden om bronmaatregelen te treffen om de geluidsbelasting te verlagen. Op de rijkswegen is reeds dubbellaags ZOAB (zeer open asfaltbeton) toegepast en zijn geluidsschermen geplaatst, waardoor geen verdere bronmaatregelen mogelijk zijn. Voor de Hargalaan geldt dat de aanwezigheid van twee rotondes en één kruising maken dat maar korte delen van deze laan uitgevoerd kunnen worden met een geluidsreducerende deklaag. Het effect van dergelijke bronmaatregelen is laag en civieltechnisch niet wenselijk. Met het plaatsen van een geluidsscherm langs de Hargalaan kan een geluidsbeperkend effect worden bereikt, maar een dergelijk scherm wordt op deze locatie als een stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en architectonisch ongewenste barrière beschouwd. Een vergelijkbaar geluidsbeperkend effect kan worden bereikt door een nagenoeg gesloten bouwblok, bestaande uit minimaal drie bouwlagen, langs de Hargalaan te realiseren. Het op een zodanige wijze uitvoeren van het woonblok heeft tot gevolg dat de voorkeurgrenswaarde voor het wegverkeer op de Hargalaan bij de achterliggende woningen niet wordt overschreden. Het op deze wijze uitvoeren van dit woonblok is om deze reden als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 83 en 110a van de Wet geluidhinder zijn, in samenhang met dit bestemmingsplan, ten behoeve van de voorziene woningen hogere waarden (geluid) vastgesteld. Het besluit tot het vaststellen van hogere waarden (geluid) is bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.5.2 Wijziging geluidsbelasting omgeving

De transformatie van heel Harga naar een gemengd gebied met commerciële functies (Sportplaza Harga), wonen en sport heeft een toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg op het onderliggende wegennet (zie paragraaf 4.7). Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de wijzigingen in de akoestische situatie in de omgeving ten gevolge van de toename van het aantal verkeersbewegingen. Geconcludeerd wordt dat de toename in geluidsbelasting ten gevolge van de transformatie van Harga, ten opzichte van de autonome ontwikkeling, het grootst is op de Churchillweg en de Burgemeester Heusdenlaan in Vlaardingen (in oostelijke richting). Het verschil in de geluidsbelasting bedraagt hier maximaal 1,0 dB(A). Voor de Burgemeester Heusdenlaan in westelijke richting en de Nieuwe Damlaan geldt dat de geluidsbelasting met maximaal 0,5 dB(A) zal toenemen. Op de overige onderzochte wegvakken in de omliggende woongebieden zullen ten opzichte van de autonome ontwikkeling geen effecten optreden. De toename van de geluidsbelasting is dusdanig beperkt dat geen sprake is van een onevenredige verslechtering van de geluidsbelasting en het woon- en leefklimaat of een overschrijding van enige wettelijke norm. Aanvullende geluidsmaatregelen zijn derhalve niet vereist.

4.6 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Voor PM2,5 geldt een maximale grenswaarde van 25,0 µg/m². Een luchtkwaliteitsonderzoek is uitgevoerd naar de luchtkwaliteit in het plangebied. De concentratie van NO2 bedraagt ter plekke van het plangebied maximaal 31,0 µg/m3. De concentraties fijnstof (PM10 en PM2,5) bedragen respectievelijk maximaal 23,0 µg/m3 en 15,0 µg/m3. De concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht voldoen daarmee aan de wettelijke normen en zijn niet dusdanig hoog dat geoordeeld moet worden dat geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Effect bestemmingsplan op luchtkwaliteit

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³) of een project valt in een categorie welke is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden, een project doorgang kan vinden zonder nadere toetsing aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren. Een woningbouwlocatie welke, bij één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 woningen omvat dient op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen te worden aangemerkt als een project die in ieder geval 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen. De ontwikkeling van heel Harga biedt de ruimte voor de ontwikkeling van circa 500 woningen en blijft daarmee ruim onder de grens van 1.500 woningen.

Voornoemde neemt niet weg dat in het luchtkwaliteitsonderzoek tevens gekeken is naar de effecten van de planontwikkeling op de luchtkwaliteit. De toename van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de ontwikkelingen in het Harga-gebied zorgt voor een bijdrage van maximaal 0,3 µg/m3 aan NO2 en maximaal 0,1 µg/m3 aan PM10 en PM2,5. Deze maximale bijdragen worden berekend op de Hargalaan, nabij de toe- en afrit A20 Schiedam-Noord. De grens voor 'niet in betekende mate' bijdragen van ligt bij 1,2 µg/m3. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling voor wat betreft NO2, PM10 en PM2,5 niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planvorming ten behoeve van sportplaza Harga en de woningbouw aan de zuidzijde van de Hargalaan.

Gevoelige bestemmingen

Op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen geldt dat nieuwe gevoelige bestemmingen, zoals een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang, uitsluitend zijn toegelaten binnen 300 meter van een rijksweg indien ter plaatse geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden van luchtverontreinigende stoffen. Het bestemmingsplan biedt binnen ruimte voor het vestigen van een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang in de nabijheid van de rijkswegen A4 en A20. Hierom is in de 'Memo luchtkwaliteit kinderdagopvang Harga' de luchtkwaliteit beoordeeld ter plaatse van de beoogde locatie van deze functies beoordeeld. Geconcludeerd wordt dat ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 en de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied geen belemmering vormt voor de vestiging van een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang.

4.7 Verkeer

De ontwikkeling van het plangebied zal, samen met de andere ontwikkelingen op Harga, leiden tot een aanzienlijke toename van het verkeer op het omliggende wegennet. Om te bepalen of het onderliggende wegennet deze toename kan verwerken is een onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkeling van de verkeersbelasting en -capaciteit in 2020 (Verkeersonderzoek ontwikkeling Harga, Arcadis, d.d. 10 augustus 2015) Hierbij is, naast de ontwikkeling van een woonwijk met 650 woningen, rekening gehouden met het realiseren van detailhandel aan de noordzijde van de Hargalaan. Rekening is ook gehouden met infrastructurele wijzigingen, zoals de A4 Delft-Schiedam, de aanpassing van knooppunt Kethelplein en de realisatie van de Blankenburgtunnel.

Verkeersstromen

De ontwikkeling van de verkeersstromen is onderzocht op de Hargalaan, de aansluitende toevoerroutes via de Nieuwe Damlaan en de Burgemeester Heusdenlaan en enkele daarop aantakkende wegen in Schiedam en Vlaardingen. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling van Sportplaza Harga en de geplande woningbouw op Harga zullen leiden tot een toename van het verkeer binnen het plangebied en op de aansluitende toevoerroutes. De toename van het verkeer bedraagt op een weekdag in de ochtendspits gemiddeld 39% en in de avondspits 41% Op het drukste uur van de zaterdagmiddag is sprake van een gemiddelde verkeersgroei van 74%. Het verkeer op de gehele Hargalaan zal op dat moment soms zelfs verdubbeld tot verdrievoudigd zijn (groei tussen +53% en +234%). De verkeerseffecten van de ontwikkeling van Harga op het hoofdwegennet (A4 en A20) zijn, met een maximale toename in intensiteit van 2,5%, beperkt. Wel zal dit leiden tot een beperkte verzwaring van de al erg hoge verkeersdrukte op deze rijkswegen in de ochtend- en avondspits.

De toename van het verkeer zegt op zichzelf niets over de verkeersafwikkeling en de doorstroming van verkeer. De doorstroming wordt beoordeeld op grond van de I/C-ratio; de verhouding tussen de intensiteit en capaciteit van het wegvak. Grondregel daarbij is dat bij een I/C-ratio hoger dan 0,8 stagnatie van het verkeer of filevorming zal optreden. Hoewel de verkeersdrukte met name op zaterdagmiddag behoorlijk toeneemt, is er op geen enkel wegvak sprake van een dusdanige intensiteit van verkeer dat dit voor capaciteitsproblemen zorgt. De hoogste I/C-ratio's op zaterdagmiddag zijn 0,57 en 0,61 (op de Hargalaan tussen de afrit A20 Schiedam-Noord en Nieuwe Damlaan in oostelijke richting). Ook tijdens de ochtend- en avondspits is er geen enkel wegvak die een intensiteit kent die voor problemen zorgt. In de ochtendspits is hoogste I/C-ratio te vinden op de toerit A20 Schiedam-Noord aan de noordzijde (0,62) en op de Hargalaan-westzijde vanuit Vlaardingen (0,54). Tijdens de avondspits zijn de hoogste I/C-ratio's te vinden op de afrit A20 Schiedam-Noord aan de zuidzijde (0,72) en op de Hargalaan-westzijde richting Vlaardingen (0,54). Het onderzoek laat een marginale groei van de I/C-ratio's op het hoofdwegennet zien.

Kruispunten

Belangrijke problemen met de verkeersafwikkeling en de doorstroming van verkeer kunnen ontstaan op de kruispunten van verschillende verkeersstromen. Om dit inzichtelijk te maken is de verkeersafwikkeling op de kruispunten op de Hargalaan en op de kruising van de Kethelweg met de Burgemeester Heusdenlaan in Vlaardingen onderzocht.

Het kruispunt van de Hargalaan en de Olympiaweg (bij de locatie van het Sportplaza) zal in de uiteindelijke situatie worden vormgegeven als een dubbelstrooksrotonde met vier takken. De hoogste I/C-ratio is te vinden op zaterdagmiddag op de aansluiting van Sportplaza Schiedam met de rotonde (0,74). Deze waarde ligt nog onder de grens van 0,8, waarboven verkeersstagnatie kan optreden, en betreft geen doorgaande weg. Dit zal dan ook niet leiden tot problemen met de verkeersafwikkeling op de Hargalaan, waar de I/C-ratio tussen de 0,35 en 0,49 ligt. Wel kan er een wachtrij ontstaan op het parkeerterrein richting de rotonde, maar hiervan ondervindt het doorgaande verkeer geen hinder.

Voor het kruispunt van de Hargalaan met de toe- en afrit van de A20 Schiedam-Noord geldt dat door de ontwikkelingen op Harga problemen ontstaan met de verkeersafwikkeling tijdens de avondspits en op de zaterdagmiddag. Voor dit kruispunt zullen aanvullende maatregelen nodig zijn om de verkeersafwikkeling op deze momenten zonder problemen te laten verlopen. Afhankelijk van de daadwerkelijke verkeersintensiteiten wordt gekeken naar het aanpassen van de rijstrookconfiguratie of de aanleg van extra opstelstroken. Indien deze maatregelen onvoldoende zijn bestaat de mogelijkheid het kruispunt uit te rusten met verkeerslichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0011.png"

Afbeelding 12 - Kruispunten omgeving Sportplaza Harga

De ontwikkelingen op Harga leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de dubbelstrooksrotonde op de kruising van de Hargalaan met de Sportlaan. De I/C-ratio op deze kruising blijft ruim onder de grens van 0,8. De rotonde kan (met de huidige belijning) de verkeersstromen op alle maatgevende momenten verwerken.

Het kruispunt van de Hargalaan met de Nieuwe Damlaan wordt geregeld met een verkeersregelinstallatie (VRI). In de avondspits is op deze kruising sprake van een beperkte negatieve restcapaciteit (-8%), wat betekent dat de verkeersintensiteit te hoog is voor een goede afwikkeling van het verkeer. In de ochtendspits en op zaterdagmiddag is de restcapaciteit van de VRI voldoende. Om de verkeersafwikkeling in met name de avondspits te bevorderen wordt gekeken naar het optimaliseren van de regeling. Indien deze maatregel onvoldoende is, is er ook ruimte voor infrastructurele aanpassingen aan het kruispunt.

Het kruispunt van de Kethelweg met de Burgemeester Heusdenlaan (in Vlaardingen) is vormgegeven als een T-kruising. Voor dit kruispunt geldt dat, gelet op het toegenomen verkeer op zaterdag, het nemen van verkeerskundige maatregelen noodzakelijk lijkt.

Conclusie

Uit de verkeersstromenanalyse volgt dat, hoewel het verkeer in 2020 behoorlijk toeneemt, er op geen enkel wegvak een capaciteitsprobleem ontstaat door de ontwikkeling van Sportplaza Harga en de woonwijk. Alle wegen hebben op alle maatgevende momenten I/C-ratio's die ruim onder de grenswaarde van 0,8 liggen. Uit de kruispuntenanalyse blijkt wel dat de huidige vormgeving van enkele kruispunten onvoldoende is om het verkeer goed af te kunnen wikkelen. Een nader onderzoek zal worden uitgevoerd naar de verkeerskundige maatregelen die moeten worden getroffen om een goede verkeersafwikkeling te garanderen en wachtrijvorming te voorkomen.

4.8 Milieuhinder bedrijvigheid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van woningen enerzijds een goede woon- en leefomgeving gegarandeerd kan worden en anderzijds rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen te maken wordt aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De zonering vindt plaats door het toepassen van minimale richtafstanden tussen bedrijven en woningen, afhankelijk van de milieucategorie van de bedrijfsactiviteiten. Ten opzichte van een rustige woonwijk gelden de volgende richtafstanden (in meters):

Milieucategorie   1   2   3.1   3.2   4.1   4.2   5.1   5.2   5.3   6  
Richtafstand   10   30   50   100   200   300   500   700   1.000   1.500  

Binnen het plangebied bevindt zich een drietal milieubelastende activiteiten. De hondensportvereniging welke gevestigd is op het zuidwestelijke deel van sportpark Harga, zal ten gevolge van de herontwikkeling van het gebied verhuizen. Het dierenasiel aan de Sportlaan 2 transformeert naar een dierenpension, waarbij geen ruimte is voor de opvang van honden. Deze activiteiten veroorzaken minder geluid dan een dierenasiel en zijn vergelijkbaar met een bedrijfsactiviteit uit milieucategorie 2. De activiteiten vormen daarmee geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Het westelijke deel van het plangebied wordt zowel in de huidige als de toekomstige situatie gebruikt als sportpark ten behoeve van veldsporten. Dit betreft een activiteit uit milieucategorie 3.1. De afstand tussen de woningen en het sportpark bedraagt ongeveer 50 meter, waarmee aan de voor een dergelijke activiteit geldende richtafstand wordt voldaan.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven of inrichtingen gelegen. Wel laat het in 2016 vastgestelde bestemming 'Sportplaza Harga' aan de noordzijde van het plangebied bedrijfsactiviteiten van maximaal milieucategorie 3.2 toe. De afstand tussen de voorziene woonwijk en de bedrijfslocatie bedraagt ongeveer 100 meter. De mogelijke bedrijfsactiviteiten vormen, gelet op de afstand, geen belemmering voor de ontwikkeling van woningen in het plangebied en woningbouw vormt vice versa geen belemmering voor deze bedrijfsactiviteiten. Dit geldt ook voor het tankstation aan de Nieuwe Damlaan (130 meter, milieucategorie 2) en de op grotere afstand gelegen bedrijventerreinen Wilhelminahaven (1.000 meter, maximaal milieucategorie 5.2) en Spaanse Polder en 's-Graveland (1.850 meter, maximaal milieucategorie 4.2). De aanwezigheid van milieubelastende bedrijven in of nabij het plangebied vormt derhalve geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.

4.9 Niet gesprongen explosieven

Een vooronderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van niet gesprongen conventionele explosieven in het plangebied (Vooronderzoek explosieven Harga). Geconcludeerd wordt dat er onvoldoende indicaties zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Het onderzoeksgebied is op 4 maart 1943 getroffen door een bombardement. Op een luchtfoto van 7 maart 1943 is één bomkrater te zien binnen het onderzoeksgebied. Bekend is dat na het bombardement het gebied is afgezocht en dat er geen blindgangers, brand- of tijdbommen zijn aangetroffen. Het is derhalve niet aannemelijk dat er in het onderzoeksgebied nog blindgangers van vliegtuigbommen worden verwacht. Het plangebied is niet verdacht van explosieven. Een nadere opsporing van explosieven binnen het plangebied is daarom niet vereist.

4.10 Milieueffectrapportage

Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).

Het plangebied maakt onderdeel uit van een groter gebied welke de komende jaren getransformeerd zal worden van een sportpark naar een gemengd stedelijk gebied. In het gebied is ruimte voor wonen (19 hectare), sport (14 hectare) en commerciële functies (4 hectare). Gelet op de ruimtelijke samenhang tussen deze ontwikkelingen, is beoordeeld of voor deze ontwikkelingen samen het opstellen van een milieueffectrapport vereist is.

Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein (onderdeel D 11.2 Besluit m.e.r.), geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Deze beoordelingsvereiste geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m². Deze beoordelingsvereiste geldt eveneens voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met oppervlakte van 75 hectare of meer (onderdeel D 11.3 Besluit m.e.r.). Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van 37 hectare, betreft maximaal 550 woningen en ziet op maximaal 15.000 m² aan bedrijfsvloeroppervlakte. Omdat de drempelwaarden niet worden overschreden is het project niet direct MER-beoordelingsplichtig.

Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 15 oktober 2009 is de vraag of een MER-beoordelingsplicht geldt niet alleen afhankelijk van de omvang van het project, maar moet ook beoordeeld worden of het project gelet op de andere selectiecriteria van bijlage III van de Europese M.e.r.-richtlijn door de aard en ligging aanzienlijke milieugevolgen tot gevolg zou kunnen hebben. Beoordeeld is of sprake is van dusdanige milieugevolgen dat een MER-(beoordelings)procedure vereist is. Gelet op de schaal van het project, de situering binnen bebouwd stedelijk gebied op een goed ontsloten locatie en de kenmerken van de potentiële effecten van een dergelijk project zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze eerder in dit hoofdstuk zijn opgenomen. Geconcludeerd wordt dat voor het bestemmingsplan geen MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit m.e.r. vereist is.

4.11 Archeologie

4.11.1 Beleidskader

De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een 'archeologieparagraaf'.

Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

4.11.2 Bewoningsgeschiedenis

Het plangebied maakt deel uit van een veengebied waarop in verschillende periodes klei is afgezet (Afzettingen van Duinkerke I en III). Diverse stroomgordels in (de omgeving van) het plangebied dateren in aanleg uit de late Prehistorie, en vinden hun oorsprong mogelijk in veenwatertjes. Op het veen werd vanaf de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) gewoond. De bekende vindplaatsen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd in en nabij het plangebied zijn meestal gerelateerd aan de later met klei opgevulde geultjes en de oevers ervan. Lokaal vond in de Vroege Middeleeuwen mogelijk hernieuwde veengroei plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0012.png"

Afbeelding 13 - Archeologische kenmerken

In de 10e-11e eeuw werd het (klei-op)veengebied ontgonnen. Daarbij ontstond het verkavelingspatroon dat nog goed te zien is op de topografische kaart van circa 1850. Door de moderne herinrichting van het gebied, is de middeleeuwse verkavelingstructuur verloren gegaan. Het riviertje de Harg bepaalde de structuur van deze ontginningen. De oevers van de voormalige waterloop de Harg, die het plangebied doorkruist, zijn kansrijk voor het aantreffen van bewoningssporen uit de Middeleeuwen tot circa 1200. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken werd noodzakelijk. De Oude Dijk, die de loop van de Harg volgt, werd aan het einde van de 12e eeuw aangelegd, naar aanleiding van overstromingen in het gebied rond 1170. Het verkavelde gebied wordt in het zuiden afgesloten met de aanleg van de (vermoedelijk) eveneens 12e-eeuwse Vlaardingerdijk. Het buitendijks gebied ten zuiden van deze dijk ontwikkelde zich in de loop van de 20e eeuw tot een haven- en industriegebied.

Een ander belangrijk element, ook in het huidige kaartbeeld, is de Poldervaart, die circa 1280 werd aangelegd ter verbetering van de afwatering. Deze vaart doorsnijdt alle oudere historisch-geografische elementen. Langs de vaart kwam later plaatselijk enige bebouwing, waaronder molens, en er werden sluizen aangelegd ter hoogte van de kruising van de Vlaardingerdijk en de Rijkssnelweg, onder het huidige metrostation ('Vijfsluizen'). Deze sluizen waren de voorgangers van de nu nog zichtbare sluizen, die iets ten noorden van de oorspronkelijke locatie werden aangelegd.

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd.

4.11.3 Archeologische verwachting

In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen A (1000-1250) en B (1250-1500) te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen. Voor de Jen de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geul en oeverafzettingen. Voor de Middeleeuwen zijn de oude lijnen van de Harg, dijken en Poldervaart waarschijnlijk bepalend voor de locatie van de vindplaatsen. Dit resulteert er in dat een bouwregeling geldt en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden vereist is voor activiteiten die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Met de aanleg van de rijksweg A4 wordt Schiedam de ruimte geboden te bewegen binnen de bestaande stad. De aanleg biedt de mogelijkheid de ambities uit de Stadsvisie te realiseren en nieuwe woninglocaties te ontwikkelen in overeenstemming met de regionale woningmarktafspraken. Het voorliggende bestemmingsplan ziet op de transformatie van het centrale deel van sportpark Harga naar een grondgebonden, suburbaan woonmilieu. Voor de overige ontwikkelingen, zoals het de ontwikkeling van Sportplaza Harga en de aanleg van een nieuw sportpark op het tunneldak van de A4, zijn separate bestemmingsplannen vastgesteld.

5.1 Schiedam in Beweging

Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw wordt gesproken over de aanleg van het ontbrekende gedeelte van de rijksweg A4 tussen Delft en Schiedam. Hoewel er al lang werd gesproken over de aanleg van deze weg, is hiervoor pas in 2010 een besluit genomen. De eisen met betrekking tot geluid, luchtkwaliteit en een goede woon- en leefomgeving hebben er toe geleid dat de weg tussen de woonbebouwing van Vlaardingen en Schiedam zal worden uitgevoerd in de vorm van een landtunnel. De keuze om de weg in de vorm van een landtunnel uit te voeren biedt de mogelijkheid het tunneldak te gebruiken ten behoeve van andere functies, zoals sport en recreatie.

Het dubbelgebruik van het dak van de landtunnel is vastgelegd in de bestuurlijke overeenkomst 'Integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam'. In deze overeenkomst is onder andere bepaald dat op en aansluitend aan de landtunnel een sportpark kan worden gerealiseerd. Het realiseren van een nieuw sportpark biedt mogelijkheden de sportfaciliteiten in Schiedam te moderniseren. Het verplaatsen van sportverenigingen naar het nieuwe sportpark biedt daarnaast de ruimte de voormalige sportvelden op sportpark Kethel en Harga (gedeeltelijk) te transformeren tot nieuwe woongebieden. Woongebieden waar, gelet op de regionale woningmarktafspraken, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin behoefte aan is en welke op deze wijze binnen het bestaand stedelijk gebied kunnen worden gerealiseerd.

In navolging van de bestuurlijke overeenkomst is in 2012 de ontwikkelvisie 'Schiedam in Beweging' vastgesteld. De visie vormt een integrale aanpak op grond waarvan een drietal moderne, optimaal gebruikte, multifunctionele en goed over de stad verspreide en bereikbare sportparken worden gerealiseerd, de vrijgespeelde locaties worden hergebruikt voor het realiseren van nieuwe woonmilieus en een kwaliteitsimpuls kan worden gegeven aan de 'Groene Long'.

In 2013 heeft de gemeenteraad besloten over de eerste fase van het project 'Schiedam in Beweging'. De eerste fase van het project betreft de volgende onderdelen:

  • het realiseren van een nieuwe hockey-accommodatie aan de westzijde van sportpark Harga;
  • het realiseren van een nieuw sportpark op het noordelijke deel van het tunneldak van de rijksweg A4 en de daarmee gepaard gaande verplaatsing van sportverenigingen;
  • de transformatie van sportpark Kethel naar een groen, suburbaan woongebied;
  • de voorbereiding van de plannen voor herontwikkeling van de SVDPW- en Ventura-locaties op sportpark Harga;
  • de ontwikkeling van het noordelijke deel van sportpark Harga ten behoeve van commerciële functies.

In navolging op dit besluit heeft de gemeenteraad eind 2015 besloten over de vervolgfase van het project. Deze vervolgfase betreft de ontwikkeling van een nieuw sportcomplex aan de zuidwestelijke zijde van Harga in samenspraak met de op Harga gevestigde sportverenigingen en de herontwikkeling van de vrijvallende sportvelden op Harga-Midden tot een gezonde, levensloopbestendige woonwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0013.png"

Afbeelding 14 - Deelprojecten Schiedam in Beweging, fase 1

5.2 Transformatie sportpark Harga

Harga is sinds de jaren '50 van de vorige eeuw ontwikkeld en in gebruik als sportpark. Hoewel het sportpark oorspronkelijk aan de rand van de stad was gelegen is deze, met de stedelijke ontwikkeling van Schiedam en Vlaardingen, steeds centraler komen te liggen binnen de Rotterdamse agglomeratie. De centrale ligging binnen de 'Rotterdamse ruit' maakt deze locatie zeer geschikt voor transformatie naar meer stedelijke functies als wonen en werken.

Het project 'Schiedam in Beweging' zet in op de transformatie van Harga naar een gebied waar ruimte is voor wonen, sport en commerciële functies. Harga blijft daarbij één van de drie sportlocaties in Schiedam. De sportvoorzieningen worden stapsgewijs geïntensiveerd zodat een compact, volwaardig, multifunctioneel en optimaal gebruikt sportpark ontstaat. Het nieuwe sportpark Harga is 14 hectare groot en is langs de A4 gesitueerd, zodat de woningen op afstand blijven van de snelwegen. Tussen de Hargalaan en de A20 is 4 hectare aan ruimte gereserveerd voor commerciële functies rond de thema's sport, gezondheid en ontspanning, onder de noemer Sportplaza Harga. Met het verplaatsen van sport komt centraal op Harga ongeveer 19 hectare vrij welke zal worden herontwikkeld tot een nieuw woongebied met bijbehorende voorzieningen als scholen en zorg. In dit woongebied is ruimte voor een compacte suburbane grondgebonden woonwijk met circa 500 woningen in het bereikbare en middendure segment. Met deze mix aan functies kan Harga langzaam en in kleine stappen uitgroeien tot een betekenisvol gebied voor heel Schiedam met wonen, sport en voorzieningen. De groenstructuur krijgt tegelijkertijd met de woningbouwontwikkeling een kwaliteitsverbetering, waarbij de Poldervaart en het bestaande groene raamwerk het toekomstige beeld van het gebied zullen bepalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0014.png"

Afbeelding 15 - Ontwikkelvisie Harga

5.3 Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteit

De kwalitatieve woningbehoefte in Schiedam kenmerkt zich door een tekort aan groene, suburbane woonmilieus. Deze behoefte, samen met de gemeentelijke ambitie om een levensloopvriendelijke en duurzame stad te maken, zijn maatgevend bij de ambities voor de herontwikkeling van Harga-Midden. De ambities voor de herontwikkeling van het gebied zijn neergelegd in het 'Stedenbouwkundig plan Harga-Midden' en het 'Beeldkwaliteitsplan Harga-Midden', welke aansluiten op de reeds in uitvoering zijnde plannen voor Harga-Zuid. Om een divers woonmilieu te bieden en om een hoge omgevingskwaliteit direct bij de woningen te realiseren kenmerkt het gebied zich door een autoluw middengebied. Dit gebied zal de centrale verblijfs-, ontmoetings- en speelplek voor de buurt worden. Het woongebied ligt hier omheen en biedt ruimte voor ongeveer 500 woningen. De bebouwing zal voornamelijk bestaan uit grondgebonden eengezinswoningen. Twee locaties lenen zich voor hoogteaccenten: de groenzone langs de Poldervaart, waar ruimte is voor een tweetal woontorens, en de hoek van de Hargalaan met de Olympiaweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0015.png"

Afbeelding 16 - Stedenbouwkundige opzet Harga-Midden

Stedenbouwkundig plan Harga-Midden

Harga-Midden wordt een samenhangend gebied waar ruimte is voor wonen en bewegen. De woonbuurt krijgt verschillende accenten, welke bijdragen aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van de wijk en het creëren van een aantrekkelijke wijk voor verschillende doelgroepen. Het gebied kent de volgende deelgebieden:

Woonvelden: Tussen de Hargalaan en de Olympiasingel zullen verschillende woonvelden rond de centrale hoofdgroenstructuur gerealiseerd worden. Op deze woonvelden is ruimte voor een gevarieerd aanbod aan, hoofdzakelijke grondgebonden, woningtypologieën voor verschillende doelgroepen. Waar de hoofdgroenstructuur de sfeer en het karakter van de hele wijk bepaalt, hebben de woonstraten elk een eigen profiel en identiteit. Qua sfeer wordt in de bebouwing gezocht naar rust en samenhang, waarbij voortuinen de overgang vormen van openbaar naar privé. De bebouwing van Harga Midden sluit grotendeels aan op de bebouwing in Harga Zuid, welke de basis vormt voor de beoogde beeldkwaliteit. De Hargalaan vormt de overgang van de woonwijk naar de rest van de stad. De wijk krijgt hier een wat stoerder, stedelijker gezicht, met zoveel mogelijk aaneengesloten bebouwing, welke de wijk erachter afschermt van het verkeerslawaai van de Hargalaan. Op de hoek van de Hargalaan met de Olympialaan is ruimte voor een hoogteaccent tot 6 bouwlagen. Op deze locatie is in de plint ruimte voor buurtvoorzieningen, met daarboven sociale woningbouw ten behoeve van jongeren.

Olympiasingel: Wonen aan de Olympiasingel betekent wonen met allure. De Olympiasingel heeft een statig bebouwingsbeeld bestaande uit eengezinswoningen, waarbij de maat en schaal van de bebouwing is afgestemd op de maat van de openbare ruimte. De voortuinen dragen bij aan een groen beeld en hebben een groene haag. De Olympiasingel heeft een klassiek singelprofiel met grote bomen in een breed talud. Bestaande bomen worden daarbij zoveel mogelijk behouden. Iedere zijde van de singel heeft eenrichtingsverkeer met langsparkeren aan de rijbaan en een stoep. De voorgevel staat op afstand van de stoep waarbij de hagen in de voortuinen zorgen voor eenheid in het beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0016.png"

Afbeelding 17 - Impressie mogelijk eindbeeld Olympiasingel

Poldervaart: Langs de Poldervaart wordt een ecologische zone aangelegd, met een minimale breedte van 30 meter, met een natuurlijke uitstraling, gericht op biologische diversiteit. De groenzone heeft een ecologische en landschappelijke inrichting, als onderdeel van het grotere groengebied langs de Poldervaart. Buiten de zone van 30 meter is ruimte voor parkappartementen in de vorm van twee woontorens, bestaande uit 5 tot 8 bouwlagen. De bebouwing dient direct in het landschap te staan en hierin op te gaan, waarbij zij maximaal profiteert van de positionering in het groen. Parkeren vindt plaats in of naast de bebouwing.

Hoofdgroenstructuur: In Harga krijgen zowel het sportgedeelte als het woongedeelte een groen hart met grote waterpartijen. In het woongebied is het hart vormgegeven als een groen middengebied met een grote verblijfskwaliteit. De hoofdgroenstructuur is geen rechte lijn, maar slingert zich door de wijk heen. Hierdoor ontstaat in het midden van de wijk een autoluwe, ruim opgezette, groene ruimte die min of meer wordt omsloten door de watergang. De wateropgave wordt in het groene middengebied gerealiseerd en krijgt brede natuurlijke oevers, waarbij de bestaande bomen zoveel mogelijk worden behouden. Ruimte is er voor verschillende speel- en sportplekken en wandel- en trimroutes die aansluiten op het sportgedeelte.

Beeldkwaliteit

Het uitgangspunt voor de beeldkwaliteit van de bebouwing is rust en samenhang. De verschillende woningtypologieën vormen één architectonische familie, hoofdzakelijk bestaand uit twee lagen met een kap. Een rij aaneengesloten woningen is als eenheid ontworpen, maar blijven door de toegepaste detailleringen herkenbaar als individuele woningen. Het straatbeeld is daarmee nooit saai of eenvormig, maar juist levendig en rijk gedetailleerd. De overgang tussen openbaar en privé vindt plaats door middel van voortuinen die worden begrensd door een lage haag. Ook hogere erfscheidingen grenzend aan openbaar gebied zijn groen aangekleed.

Met de beeldkwaliteit in de openbare ruimte wordt eveneens aansluiting gezocht op Harga Zuid, zodat de beide buurten als één samenhangend geheel worden ervaren. Dit betekent dat de wegprofielen gelijk gedimensioneerd en gematerialiseerd zijn en het op elkaar afstemmen van straatmeubilair en verlichting. De woonstraten kunnen op verschillende manieren worden ingericht, waardoor elke straat een eigen karakter krijgt.

Sportcomplex Harga is in zijn huidige opzet een klassiek sportpark met veel afgesloten sportcomplexen en een groene uitstraling. De aanwezige, robuuste groenstructuur ondersteunt zowel de stadsecologische waarde van Harga, als ook de belevingswaarde van sporten in een groene omgeving. Het bestaande ruimtelijk raamwerk wordt bij de transformatie zoveel mogelijk hergebruikt. Het opgaande groen, het water, de Olympiaweg en een aantal sportvelden worden ingepast in de plannen voor Harga. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is om te voorzien in voldoende waterberging, mede daar de verharding door de transformatie fors zal toenemen. Om de ontwikkeling mogelijk te maken dient ongeveer 12.000 m² water aanwezig te zijn. Het nieuwe ruimtelijk raamwerk biedt hiervoor de ruimte, met name in het groene middengebied en de Olympiasingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0040-0002_0017.png"

Afbeelding 18 - Groen- en waterstructuur Harga-Midden

5.4 Verkeer en parkeren

De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Hargalaan. De transformatie van het gehele Harga-gebied leidt tot een toename van de verkeersintensiteit op deze weg. Het uitgangspunt is dat dit niet mag leiden tot een beperking van de bereikbaarheid (voor hulpdiensten), opstoppingen en andere vormen van overlast. Door het omvormen van de kruising van de Hargalaan met de Olympiaweg naar een dubbelstrooks rotonde en de verkeerskundige maatregelen bij de toe- en afrit van de A20 (zie paragraaf Verkeer) wordt hier aan voldaan.

De aansluiting van het te ontwikkelen gebied op de Hargalaan vindt plaats via de Olympialaan. De Olympialaan blijft zoveel mogelijk in zijn huidige opzet, met een vrijliggend fietspad, behouden. Het brede, groene profiel van de Olympialaan vormt een ruimtelijke scheiding tussen het sportcomplex en het nieuwe woongebied. Harga-Midden wordt een groene, autoluwe wijk, waarbij verkeersbewegingen vooral ten noorden en ten zuiden van het autoluwe groene middengebied plaatsvinden. De ontsluiting voor autoverkeer bestaat daarom uit woonstraten die aantakken op de Olympiasingel en de Olympialaan. De woongebieden krijgen geen directe ontsluiting op de Hargalaan.

Bij de ontwikkeling van Harga zullen de routes voor langzaam verkeer naar de (binnen)stad, het openbaar vervoer en de omliggende recreatiegebieden worden verbeterd. Meest essentieel is de aanleg van een nieuwe fietsverbinding over de Poldervaart, in het verlengde van de Olympiasingel. Deze fietsverbinding sluit aan op de regionale fietsroute aan de oostzijde van de Poldervaart en de fietsroute naar de binnenstad via de stations Schiedam Nieuwland en Troelstralaan.

De parkeerbehoefte ten gevolge van het project dient volledig te worden gerealiseerd binnen het plangebied. Het parkeren zal op verschillende manieren plaatsvinden: op straat, in parkeerkoffers tussen de woningen en op eigen terrein, in de (voor)tuin of op binnenterreinen achter de woningen. Daarmee wordt het parkeren waar mogelijk aan het zicht onttrokken. Op straat wordt slechts aan één zijde geparkeerd in haaks- of langsparkeervakken. De norm voor het parkeren van bewoners bedraagt minimaal 1,5 tot 1,8 parkeerplaatsen per woning, afhankelijk van de prijsklasse of het type woning. Aanvullend geldt een vereiste van minimaal 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoekers.

5.5 Duurzaamheid

De gemeente Schiedam hecht veel belang aan een duurzame ontwikkeling. De duurzaamheidsambities zijn breed, betreffen zowel de te bouwen gebouwen als de inrichting van het gebied en reiken verder dan wat wettelijk wordt voorgeschreven. De ambities staan beschreven in het Duurzaamheidsplan Harga-Midden.

De ambitie is om, in samenspraak met de ontwikkelaar, te komen tot een energieneutrale ontwikkeling, waarmee vooruitgelopen wordt op Europese wetgeving, die voorschrijft dat vanaf 2020 energieneutraal gebouwd wordt. De woningen worden all-electric uitgevoerd (zonder gasaansluiting) en zullen een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) hebben van 0,0. De EPC ligt daarmee lager dan de maximale EPC van 0,4, welke geldt op grond van het Bouwbesluit. Bijzondere aandacht heeft het onderzoeken van mogelijkheden voor warmte- en energievoorziening door middel van fotovoltaïsche cellen (zonnecellen), warmtepompen en zonneboilers. Zonnepanelen zullen hierom bij schuine daken worden meeontworpen en geïntegreerd in het dakvlak.

Bouwmaterialen die worden toegepast dienen een lange of bij de functie passende levensduur te hebben en zoveel mogelijk herbruikbaar of recyclebaar (cradle-to-cradle) te zijn. Uit de toegepaste bouwmaterialen mogen geen uitloogbare stoffen vrijkomen welke schadelijk zijn voor de mens en flora en fauna. Bij de inrichting van het gebied wordt gekeken naar de mogelijkheden het gebruik van (verhardings)materialen te beperken. Dit heeft enerzijds tot doel het groene karakter van het plangebied te behouden. Anderzijds draagt dit bij aan een goed functionerend watersysteem en het voorkomen van wateroverlast en hittestress.

5.6 Duurzame verstedelijking

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder vereist dat indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt de behoefte aan deze ontwikkeling wordt beschreven. Indien de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt moet gemotiveerd worden waarom dit niet mogelijk is binnen het bestaand stedelijk gebied.

De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van de provinciale verordening Ruimte. De vereisten wijken echter af van de vereisten uit het Besluit ruimtelijke ordening. De provinciale ladder vereist dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, en welke plaatsvindt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Ontwikkeling buiten het bestaand stads- en dorpsgezicht is alleen toegelaten in de in de verordening genoemde gevallen en op de genoemde locaties.

De bouw van circa 500 woningen in een groene, suburbane setting past binnen de provinciale en regionale woningbouwprogramma's, zoals deze regionaal zijn afgestemd in de Stadsregio Rotterdam, en de gemeentelijke woonvisie. De ontwikkeling voorziet in het realiseren van een woonmilieu waaraan een tekort is in Schiedam (en Vlaardingen en Rotterdam-West). Het plan is passend in het regionale woningbouwprogramma en draagt bij aan het realiseren van de provinciale, regionale en gemeentelijke doelstelling om te voorzien in een meer gevarieerd aanbod aan woonmilieus. De ontwikkeling vindt geheel plaats binnen bestaand stedelijk gebied en sluit aan bij de verstedelijkingsafspraak om 80% van het woningbouwprogramma te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied. Deze ontwikkeling maakt onderdeel uit van het project 'Schiedam in Beweging'. De aanleg van de A4 Delft-Schiedam in de vorm van een landtunnel biedt de mogelijkheid om, door middel van dubbelgrondgebruik, het tunneldak te gebruiken ten behoeve van sport. De vrijgespeelde sportlocaties kunnen daardoor worden hergebruikt voor het realiseren van nieuwe woonmilieus. Het gehele project 'Schiedam in Beweging' wordt gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam.

De ontwikkeling voorziet in de (actuele) regionale behoefte aan woningen, is passend binnen het regionale woningbouwprogramma, voorziet in een woonmilieu waaraan een kwantitatief tekort is in de (sub)regio en is geheel gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de vereiste van een duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemene juridische opzet

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de herontwikkeling van het centrale gedeelte van sportpark Harga naar een woonwijk. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP2012 en het IMRO 2012.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.

Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
  • In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt is om ten minste de bestaande planologische situatie te bestemmen (zie paragraaf 6.2 en 6.3).
  • In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Groen

De structurerende groenvoorziening van het plangebied is bestemd als 'Groen - 1'. Binnen deze bestemming zijn

ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Nieuwe en aanvullende groenstructuren zijn eveneens toegelaten binnen de bestemming 'Woongebied'. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Poldervaart. De groenstructuur welke deze vaart omzoomd is bestemd als 'Groen - 2'. Het bestemmen op deze manier is gebaseerd op de uitgangspunten van de GroenBlauwe Structuurvisie. Binnen deze bestemming worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden behouden en zo mogelijk versterkt. Om aantasting van het gebied tegen te gaan is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist. Deze vergunning kan pas worden verleend op het moment dat de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast en de stadsecoloog hierover heeft geadviseerd.

6.2.2 Sport

Het westelijke gedeelte van het plangebied is en blijft ingericht als sportpark. Binnen deze bestemming is ruimte voor sportvoorzieningen en -velden met bijbehorende (maatschappelijke) voorzieningen, (ondersteunende) horeca en ondergeschikte detailhandel. De bestemming en de bijbehorende bouwregels bieden de ruimte en flexibiliteit om het gebied te herinrichten en de sportvoorzieningen te optimaliseren. Hondensport is binnen deze bestemming eveneens toegelaten, onder de voorwaarde dat dit plaatsvindt op een afstand van minimaal 50 meter van enige woning. Deze afstandsmaat is gebaseerd op de richtafstand voor een hondendressuurterrein uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een planregel is opgenomen waarmee de aanwezigheid van voldoende waterbergend vermogen geborgd is. De regeling kent een afwijkingsbevoegdheid op grond waarvan het mogelijk is de vereiste waterberging elders binnen het peilgebied te realiseren.

Een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang is binnen deze bestemming uitsluitend toegelaten indien wordt voldaan aan de in de planregels gestelde randvoorwaarden uit het oogpunt van externe veiligheid (voorwaardelijke verplichting). Op grond hiervan is een buitenschoolse opvang niet toegelaten binnen 70 meter van de rijksweg. Buiten deze zone is een buitenschoolse opvang toegelaten, mits het gebouw voldoet aan een aantal aanvullende voorwaarden om het pand geschikt te maken om te schuilen in geval van een calamiteit bij het vervoer van gevaarlijke stoffen op de in de omgeving gelegen rijkswegen.

6.2.3 Verkeer

De Olympiaweg, de centrale ontsluitingsroute die aansluit op de Hargalaan, is bestemd als 'Verkeer'. Deze bestemming geldt ook voor het parallel aan het spoor gelegen gedeelte van de Sportlaan. Binnen deze bestemming zijn naast de weg ook fiets- en wandelpaden en andere ondergeschikte voorzieningen zoals nuts- en groenvoorzieningen toegelaten.

6.2.4 Woongebied

De centraal op Harga gelegen ontwikkelingslocatie heeft de bestemming 'Woongebied' gekregen. Deze bestemming biedt de ruimte voor de herinrichting van het gebied van een sportpark naar een woonwijk. Binnen het bestemmingsvlak is ruimte voor maximaal 500 woningen, waarvan een gedeelte ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' in de vorm van appartementen. De bebouwing is voor het gehele gebied gemaximeerd, waarbij het accent ligt op het bouwen van grondgebonden woningen bestaande uit twee of drie bouwlagen met optioneel een kap. Langs de Hargalaan geldt, gelet op de akoestische situatie, dat de bebouwing moet bestaan uit minimaal drie bouwlagen. Voor de appartementencomplexen geldt een afwijkende hoogte van maximaal 5 tot 8 bouwlagen. Het plan bevat een regeling voor aanvullende erfbebouwing, waaronder de voorwaardelijke verplichting om bij een tweetal woningen een akoestisch tuinscherm te plaatsen. De planregels bieden aanvullend ruimte voor het in beperkte mate realiseren van wijkondersteunende voorzieningen als detailhandel, horeca, een dierenpension en andere maatschappelijke functies. Ook wordt ruimte geboden voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Een planregel is opgenomen waarmee de aanwezigheid van voldoende waterbergend vermogen geborgd is. De regeling kent een afwijkingsbevoegdheid op grond waarvan het mogelijk is de vereiste waterberging elders binnen het peilgebied te realiseren.

6.3 Dubbelbestemmingen

6.3.1 Leiding - Water

Met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' wordt de aan de noordzijde van het plangebied gelegen warmwaterleiding beschermd. De dubbelbestemming kent een bouwverbod voor het bouwen binnen 4,0 meter vanuit het hart van de leiding. Van dit verbod kan worden afgeweken indien de leidingbeheerder toestemming verleent. Voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming is uit het oogpunt van de bescherming van de leiding een omgevingsvergunning vereist.

6.3.2 Waarde - Archeologie

Voor het gehele plangebied geldt één archeologische (verwachtings)waarde (zie paragraaf Archeologie). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist indien deze een oppervlakte hebben groter dan 200 m² en dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld. Indien deze maten worden overschreden kan een omgevingsvergunning pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierdoor kunnen mogelijk aanwezige monumenten in de bodem worden behouden gekoppeld aan de vergunning.

6.4 Overige bepalingen

6.4.1 Algemene aanduidingsregels

Ter bescherming van de vrije windvang en het zicht op de molen geldt rond de aan de zuidzijde van het plangebied gelegen Babbersmolen een beschermingszone ('Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter'). Binnen een zone van 400 meter gelden beperkingen ten aanzien van de toegelaten hoogte van gebouwen, bomen en beplanting. Van deze regel kan worden afgeweken indien de vrije windvang al beperkt is en deze niet onevenredig verder wordt beperkt. De stichting De Schiedamse Molen wordt bij het toepassen van een afwijking gehoord.

6.4.2 Afwijkingen

In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk bij recht bestemd. Er is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten en oppervlaktes. Daarnaast zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en geluidwerende voorzieningen.

6.4.3 Parkeren, laden, lossen en stallen

Parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. De hoofdregel is dat deze parkeergelegenheid wordt gerealiseerd op eigen terrein. Onder een nieuwe ontwikkeling wordt daarbij zowel het oprichten van bebouwing verstaan, als het veranderen, wijzigen of uitbreiden van bestaand gebruik. De vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord op basis van de op dat moment geldende parkeernormen. Daarbij geldt aanvullend dat de parkeerplaatsen qua aard, plaats en inrichting bruikbaar en bereikbaar moeten zijn. De voorschriften uit het Handboek Openbare Ruimte vormen hierbij het uitgangspunt.

De parkeerbehoefte wordt bepaald op basis van de als beleidsregels vastgestelde parkeernormen. Deze parkeernormen zijn thans neergelegd in de op 22 augustus 2017 door het college vastgestelde nota 'Parkeernormen en Mobiliteitsmanagement 2017'. In de planregels is bepaald dat, indien de parkeernormen worden gewijzigd, rekening moet worden gehouden met de nieuw vastgestelde parkeernormen.

Afwijken van de parkeerregeling

Het bestemmingsplan voorziet in een drietal situaties waarbij het mogelijk is om binnenplans af te wijken van de hoofdregel om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Dit betreft de volgende situaties:

  • 1. Gevallen waarbij het niet mogelijk of wenselijk is de parkeergelegenheid (volledig) op eigen terrein te realiseren, en op een 'andere wijze' wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals:
    • a. Nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd in het openbaar gebied. Hierbij geldt dat parkeerplaatsen worden toegevoegd, bovenop de bestaande of geplande parkeervoorzieningen. De aanvrager heeft daarbij geen uniek gebruiksrecht op deze nieuwe parkeerplaatsen. De bijbehorende aanlegkosten zijn voor rekening van de aanvrager.
    • b. Bestaande parkeerplaatsen worden gebruikt in het openbaar gebied. Dit is mogelijk indien in de bestaande situatie, binnen een straal van 300 meter, sprake is van een overschot aan parkeerplaatsen, waarbij eveneens geldt dat de aanvrager geen uniek gebruiksrecht verkrijgt voor deze parkeerplaatsen. Ter compensatie dient voor deze reeds door de gemeente aangelegde en betaalde parkeerplaatsen een bedrag te worden betaald van € 7.500,-- per parkeerplaats.
    • c. Duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een al dan niet zelf gerealiseerde naburige parkeervoorziening op maximaal 300 meter afstand. Voorwaarde hierbij is dat aangetoond moet worden dat deze parkeerplaatsen langdurig (minimaal 10 jaar) ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling gebruikt kunnen worden.
  • 2. Bij gevallen waar het niet mogelijk is om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren en ook op een 'andere wijze' niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien bestaat de mogelijkheid dat sprake is van uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Deze situatie kan zich voordoen indien:
    • a. Woningbouw (overwegend) wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland, aangezien bewoners in de directe nabijheid van deze OV-knooppunten zich kenmerken door een mindere auto- en een grotere OV-afhankelijkheid.
    • b. Gemeenschappelijke parkeervoorzieningen worden gerealiseerd, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied (Parkeren in balans).
    • c. De ontwikkeling een buurtvoorziening betreft, waarbij het aannemelijk is dat de bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto.
    • d. Mobiliteit op een andere wijze wordt ingevuld, bijvoorbeeld door het gebruik van deelauto's of andere (innovatieve) mobiliteitsvormen.
    • e. Bij verkoop van een nieuwe woning, blijkens de koopakte, wordt afgezien van een eigen parkeerplaats.
  • 3. Bij situaties waar niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en geen sprake is van uitwisselbaarheid, maar naar het oordeel van het college sprake is van een ontwikkeling met een bijzonder gemeentelijk of maatschappelijk belang kan eveneens worden afgeweken van de parkeernormen. Het gaat hierbij om zeer uitzonderlijke situaties, waarbij met gegronde redenen is aangetoond, dat het niet mogelijk is de vereiste parkeergelegenheid te realiseren. Het betreft hierbij ontwikkelingen die zodanig gewenst zijn dat het uit economisch oogpunt of uit het oogpunt van milieu, hinder of woonomgeving, gedeeltelijk of volledig vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven.

Laden en lossen

Voor diverse gebruiksfuncties is, uit het oogpunt van doorstroming en gebruik van de openbare weg, een voorziening voor het laden en lossen vereist. Deze vereiste werd net als het parkeren voorheen geregeld in de gemeentelijke Bouwverordening. Het blijft wenselijk om een dergelijke voorziening te hebben, indien de aard en omvang van een ruimtelijke ontwikkelingen daar aanleiding toe geeft. Gelet op de grote verscheidenheid aan ontwikkelingen is het niet mogelijk hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties.

Fietsparkeren

Het gebruik van de fiets maakt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen ook ruimte moet worden gereserveerd voor het stallen van fietsen. Deze vereiste gold voorheen op grond van het Bouwbesluit. Gelet op het hoge fietsgebruik en om wildparkeren van fietsen te voorkomen is het wenselijk dergelijke stallingsvoorzieningen te hebben. De grote verscheidenheid aan ontwikkelingen maakt dat het niet mogelijk is hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties, omdat voor woningen op grond van artikel 4.30 van het Bouwbesluit nog wel een verplichting geldt voor het hebben van een (fietsen)berging.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de transformatie van een gedeelte van het plangebied van sportpark naar een woningbouwlocatie. Met de ontwikkelende partij is een grondcontract en een overeenkomst voor het bouw- en woonrijp maken van het plangebied gesloten. De kosten voor het bouw- en woonrijp maken zullen gedekt worden uit de opbrengsten die de ontwikkelaar realiseert uit de verkoop van de woningen. De bouw van de woningen maakt de verplaatsing van de bestaande sportvelden noodzakelijk. De kosten samenhangend met de verplaatsing worden eveneens gedekt uit de opbrengsten die de gemeente realiseert uit de verkoop van de gronden op Harga-Midden.

Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. De kans op planschade wordt gering geacht maar kan nooit helemaal worden uitgesloten. Gelet hierop is, als onderdeel van het grondcontract. een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Dit betekent dat eventuele gegronde planschadeclaims niet door de gemeente Schiedam financieel afgehandeld worden maar door de initiatiefnemer.

7.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het Bro dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Bro. Een exploitatieplan is onder andere vereist indien een bestemmingsplan voorziet in de bouw van één of meer woningen. Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld. Een grondcontract is gesloten over de verdeling van de kosten en opbrengsten waardoor het kostenverhaal anderszins is geregeld. Geen aanleiding bestaat daarmee tot het vaststellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bestuurlijk vooroverleg

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Zuid-Holland, het ministerie van I&M, het Hoogheemraadschap van Delfland en overige organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Harga-Midden'. Deze nota vormt de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft vanaf 17 augustus 2017 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan is één zienswijze ontvangen. De ingediende zienswijze en de reactie hierop is opgenomen in de "Nota van zienswijzen bestemmingsplan Harga-Midden".

Beroep

De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.