Buitengebied Groesbeek

Status: Onherroepelijk
Identificatie: NL.IMRO.0241.BPBuitengebied-GVS2
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘intensieve kwekerij’ tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;

  2. ‘intensieve veehouderij’ tevens een intensieve veehouderijen is toegestaan;

  3. ‘paardenhouderij’ tevens een gebruiksgerichte paardenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

  1. beroep of dienstverlening aan huis;

  2. een caravanstalling;

  3. kleinschalig kamperen;

  4. productiegebonden detailhandel;

  5. nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf zoals genoemd in de ‘Tabel Nevenactiviteiten’;

  6. een graf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - graf’;

  7. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  8. behoud, herstel en bescherming van onverharde en semiverharde wegen ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’: uitsluitend voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder wadi’s en infiltratiegebieden;

  10. een boomgaard ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – boomgaard’;

  11. camperplaatsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – camperplaatsen’;

  12. een discgolfbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – discgolfbaan’;

  13. een mestzak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestzak 1’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestzak 2;

  14. een paardenbak buiten een bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenbak;

  15. een romeins tentenkamp uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – romeins tentenkamp’;

  16. behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. het reliëf van erosiedalen ter plaatse van de aanduiding ‘erosiedal’.

  2. de openheid ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’;

  3. landschapselementen ter plaatse van de aanduiding ‘landschapselement’;

  4. steilranden ter plaatse van de aanduiding ‘steilrand’;

  5. ecologisch beekherstel;

  1. extensief recreatief medegebruik;

  2. paden, wegen en parkeervoorzieningen op eigen terrein;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  2. Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. Binnen het bouwvlak mag de oppervlakte van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven en tuinen, niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (ha)’. Bebouwing moet binnen deze oppervlaktemaat geclusterd worden gerealiseerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c zijn sleufsilo’s en kuilvoerplaten binnen het hele bouwvlak toegestaan waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in lid 3.2.5.

  5. Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning.

  6. In afwijking van het bepaalde onder e mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwen voor voorgevel’ bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  7. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

  8. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ mag niet worden gebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De afstand tussen bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  4. De oppervlakte aan kassen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 1.200 m².

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de oppervlakte aan kassen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ niet meer bedragen dan 6.000 m², tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale oppervlakte (m2)’ of ter plaatse van de aanduiding ‘maximale oppervlakte kassen (ha)’.

  6. De afstand van kassen tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25º.

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

 

3.2.5 (Sleuf)silo’s, kuilvoerplaten en ondergrondse mestbassins

Voor (sleuf) silo's, kuilvoerplaten en ondergrondse mestbassins gelden de volgende voorwaarden:

  1. Sleufsilo’s en kuilvoerplaten zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. Sleufsilo’s of kuilvoerplaten dienen aansluitend bij de bestaande bebouwing te worden gerealiseerd.

  3. Indien de oppervlakte van het bouwvlak zoals bedoeld in lid 3.2.1 onder c wordt overschreden dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

  1. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  2. De bouwhoogte van overige silo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

3.2.6 Mestzak

Een mestzak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestzak 1’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestzak 2, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestzak 1’ mag niet meer bedragen dan 85 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestzak 2’ 440 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

3.2.7 Veldschuur

Een veldschuur is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 1’, ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 2’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 3’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 1’: 55 m²;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 2’: 25 m².

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 3’: 55 m².

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 1’: 2,5 m;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 2’: 2,5 m.

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur 3’: 2 m.

 

3.2.8 Tijdelijke overkappingen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - tijdelijke overkappingen’ zijn tijdelijke overkappingen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De stellingen ten behoeve van de tijdelijke overkappingen zijn permanent toegestaan.

 

3.2.9 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. Binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning en de bouwhoogte van gesloten afrasteringen niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  1. In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b zijn erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m

  2. De afrastering een open karakter dient te hebben.

 

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en omvang van bebouwing voor zover zulks noodzakelijk is:

  1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;

  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.2 onder a voor het bouwen op een grotere afstand dan 25 m van een ander bedrijfsgebouw, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De afstand tussen bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m.

  2. Een grotere afstand dan 25 m is noodzakelijk voor een doelmatige inrichting van het perceel ten behoeve van de bedrijfsvoering.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

  1. lid 3.2.1 onder i voor het bouwen plaatse van de aanduiding ‘waterberging’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. het belang van de waterberging wordt daardoor niet onevenredig geschaad;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

 

3.4.2 Vergroten bebouwde oppervlakte voor bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c uitsluitend voor het toestaan van meer bedrijfsbebouwing, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De uitbreiding is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en ‘paardenhouderij’.

  2. De uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.

  3. Na uitbreiding mag de bebouwde oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. De nieuwe bebouwing sluit qua karakter, schaal en situering aan bij de reeds aanwezige bebouwing.

  5. De uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  6. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  7. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

3.4.3 Vergroting bedrijfswoning ten behoeve van inwoning 2e bedrijfshoofd

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a en toe te staan dat de bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van inwoning van een tweede bedrijfshoofd, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De inhoud van de woning mag na vergroting niet meer bedragen dan 1.200 m³.

  2. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  3. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  4. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  5. De uitbreiding dient stedebouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn.

 

3.4.4 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Deze voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’, ‘erosiedal’, ‘steilrand’ en ‘landschapselement’, tenzij er sprake is van voorzieningen in de vorm van palen en/of stellingen voor de wijnbouw en fruitteelt.

  2. Tijdelijke overkappingen voor boomgaarden zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij de stellingen ten behoeve van de tijdelijke overkappingen permanent zijn toegestaan.

  2. In uitzondering op het bepaalde in lid b.1 mag de bouwhoogte van tijdelijke overkappingen ten behoeve van boomgaarden met hoogstamfruitbomen niet meer bedragen dan 8 m, waarbij de stellingen ten behoeve van de tijdelijke overkappingen permanent zijn toegestaan en er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

  3. De overkappingen dienen noodzakelijk te zijn in verband met het tegengaan van wind- en hagelschade.

  1. Overige teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde tunnelkassen, zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De totale oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan 2 ha.

  3. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

 

3.4.5 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.9 ten behoeve van paardenbakken, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak of het bestemmingsvlak ‘Gemengd – 1’, ‘Recreatie – 1’ of ‘Wonen’.

  2. De oppervlakte per paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m².

  3. De afstand tot bestaande bebouwing mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.

  5. De bouwhoogte van hekwerken mag niet meer bedragen dan 1,5 m en dient te bestaan uit een open constructie.

  6. Lichtmasten zijn niet toegestaan.

  7. De paardenbak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 25.1 in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.

  2. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag.

 

3.5.2 Gebruiksoppervlakte

Binnen het bouwvlak mag de oppervlakte van bouwwerken, verhardingen, erven en tuinen, niet meer bedragen dan 1 ha tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlak’.

 

3.5.3 Landschappelijke inpassing

Voor het gebruik van de gronden zoals bedoeld in artikel 3.2.5 onder a, 3.4.2 onder h, 3.4.5 onder h, 3.5.7 onder e, 3.6.2 onder f, 3.6.3 onder e, 3.6.5 onder d, 3.8.4 onder n en 3.8.5 onder k geldt dat de landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten, conform het erfbeplantingsplan is uitgevoerd.

 

3.5.4 Paardenhouderij

In afwijking van het gestelde in 3.5.2 mag de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’, met dien verstande dat de voornoemde maximale oppervlaktemaat van 1 ha niet mag worden overschreden.

 

3.5.5 Bestaande nevenactiviteiten

De oppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan zoals genoemd in de ‘Tabel Nevenactiviteiten’.

 

3.5.6 Caravanstalling

Binnen deze bestemming is caravanstalling toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De stalling dient plaatst te vinden in bestaande bebouwing, buitenstalling is niet toegestaan.

  2. De oppervlakte ten behoeve van de stalling mag niet meer bedragen dan 350 m².

 

3.5.7 Kleinschalig kamperen

Binnen deze bestemming is kleinschalig kamperen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De gronden die gebruikt worden ten behoeve van het kleinschalig kamperen dienen gelegen te zijn binnen het bouwvlak of binnen een afstand van 100 m van het bouwvlak.

  2. Het aantal kampeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 15.

  3. Het gebruik voor kleinschalig kamperen is alleen toegestaan gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

  4. (Sanitaire) voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen mogen uitsluitend binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd.

  5. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

3.5.8 Productiegebonden detailhandel

De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel binnen het bouwvlak van een agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

3.5.9 Parkeren

Parkeren is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’.

 

 

3.5.10 Camperplaatsen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – camperplaatsen’ zijn maximaal 10 camperplaatsen toegestaan.

 

 

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Uitbreiding bestaande veestapel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder a in die zin dat bij een uitbreiding van de veestapel op een agrarisch bedrijf of een paardenhouderij de ammoniakemissie toeneemt, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen.

  2. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen: compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven.

 

3.6.2 Vergroten gebruiksoppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 voor het vergroten van de gebruiksoppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.

  2. Na uitbreiding mag de gebruiksoppervlakte niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  3. De uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  4. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  5. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  6. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

3.6.3 Vergroten gebruiksoppervlakte paardenhouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.4 voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.

  2. De oppervlakte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’ mag, binnen het bouwvlak van 1 ha, met maximaal 10% worden vergroot.

  3. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  4. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  5. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

3.6.4 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen niet zijnde een bouwwerk, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Deze voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’, ‘erosiedal’, ‘steilrand’ en ‘landschapselement’.

  2. De totale oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan 2 ha.

  3. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

 

3.6.5 Uitbreiding kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.5.7 voor het toestaan van een uitbreiding van kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De gronden die gebruikt worden ten behoeve van het kleinschalig kamperen dienen gelegen te zijn binnen of binnen een afstand van 100 m van het bouwvlak.

  2. Het aantal kampeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.

  3. (Sanitaire) voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen mogen uitsluitend binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd.

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

3.6.6 Afwijking nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De agrarische functie op het bouwvlak blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Ten behoeve van de nevenactiviteit mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

  3. Uitsluitend toegestaan zijn nevenactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) danwel bedrijven die daarmee naar aard en invloed vergelijkbaar zijn, waarbij kantoorfuncties specifiek zijn uitgesloten.

  4. Teneinde het kleinschalige karakter van nevenactiviteiten in het buitengebied te waarborgen, mag maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen voor nevenactiviteiten worden gebruikt, waarbij geldt dat hierbinnen per bouwvlak maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlak aan productiegebonden detailhandel is toegestaan.

  5. Buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteiten is niet toegestaan.

  6. De activiteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  7. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving;

  8. De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie en parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.

  9. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

 

 

3.6.7 Afwijken boerenkamers

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het inrichten van boerenkamers bij agrarische bedrijven binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bieden van recreatieve verblijfs- en overnachtingsmogelijkheden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het aantal boerenkamers per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5.

  2. De oppervlakte per boerenkamer mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving;

  4. De ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

3.6.8 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het inrichten van (een) bedrijfsgebouw(en) voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 9 maanden per jaar.

  2. Deze dienen te worden geplaatst binnen bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak.

  3. Per bedrijf maximaal 20 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest.

  4. De noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van terzake deskundige vereist is.

  5. Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.

 

 

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.7.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Algemeen:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;

  2. het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen;

  1. en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘erosiedal:

  1. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van de teelt van veevoedergewassen, akkerbouw, vollegrondsgroente-, siergewassen- of bloembollenteelt, tenzij gebruik wordt gemaakt van niet kerende grondbewerking (mulchen) en het aanplanten langs hoogtelijnen;

  1. en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘landschapselement’:

  1. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;

  2. het verwijderen van houtopstanden;

  3. het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanbrengen van verhardingen;

  5. agrarisch gebruik;

  6. de aanleg van ondergrondse leidingen.

  1. en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’:

  1. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken van bomen, struiken en heesters, behoudens ter vervanging van bestaande boomgaarden.

  1. en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘steilrand’:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

  1. en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’:

  1. het verharden of verwijderen van wegen.

 

3.7.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. binnen het bouwvlak plaatsvinden;

  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.7.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.

  2. Voor de in lid 3.7.1 sub a.5 genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

  3. Voor de in lid 3.7.1 sub d genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat de ingrepen een verbetering van de ecologische omstandigheden dient in te houden.

 

 

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.8.1 Recreatiewegen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het toestaan van nieuwe verbindende onverharde en semiverharde recreatieve paden en wegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De breedte van de paden en wegen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De inrichting van de paden en wegen dient zodanig te zijn dat nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.

  3. Natuur en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Indien de aanleg leidt tot een aantasting van de aanwezige natuurwaarden dan dient elders binnen het plangebied een voldoende kwantitatieve en kwalitatieve compensatie van de verloren gegane natuurwaarden plaats te vinden.

 

 

 

3.8.2 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.

  2. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘landschapselement’, ‘recreatieweg’ en ‘steilrand’.

  3. Er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 en er mag geen sprake zijn van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

3.8.3 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘paardenhouderij’ wordt verwijderd indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

 

3.8.4 Wijzigen naar niet – agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak voor agrarische bedrijven om te zetten naar de bestemming ‘Gemengd – 1’, ‘Gemengd – 2’ of ‘Recreatie – 1’, ten behoeve van de vestiging van niet – agrarische functies waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en resterende bedrijfsgebouwen.

  3. De agrarische bedrijvigheid dient te zijn beëindigd.

  4. De oppervlakte aan niet-agrarische activiteiten bedraagt maximaal mag niet meer bedragen dan 50% van de bestaande bedrijfsgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken met een maximum van 500 m². Voor gebruiksgerichte paardenhouderijen is een grotere oppervlakte toegestaan.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d bedraagt de oppervlakte aan niet-agrarische activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’:

  1. Bij sloop van alle kassen: 100% van de bestaande bedrijfsgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken niet zijnde kassen.

  2. Bij sloop van alle kassen en bestaande bedrijfsgebouwen:

  • Bij sloop van 0 – 2.500 m²: geen extra bedrijfsgebouw toegestaan.

  • Bij sloop van 2.500 m² - 8.000 m²: bedrijfsgebouw van 500 m² voor specifieke en gebiedsgebonden functies, of een bedrijfsgebouw van 250 m² voor overige functies.

  • Bij sloop van > 8.000 m²: een bedrijfsgebouw van 1.000 m² voor specifieke en gebiedsgebonden functies, of een bedrijfsgebouw van 500 m² voor overige functies.

  1. Uitsluitend zijn toegestaan bedrijven uit maximaal categorie 2 van de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed vergelijkbaar zijn, waarbij kantoorfuncties specifiek zijn uitgesloten.

  2. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan.

  3. Overige bebouwing dient te worden gesloopt met uitzondering van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken van maximaal 80 m².

  4. Een extra bedrijfswoning bij een niet-agrarisch bedrijf wordt niet toegestaan.

  5. Buitenopslag is niet toegestaan.

  6. De niet-agrarische functie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  7. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving.

  8. De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie en parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden.

  9. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

3.8.5 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf, dit bedrijf om te zetten ten behoeve van burgerbewoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  3. De agrarische bedrijvigheid dient te zijn beëindigd.

  4. Het aantal burgerwoningen mag niet meer bedragen dan één.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d dient de voormalige bedrijfsbebouwing te worden gesloopt, waarbij geldt dat:

  1. in geval van sloop van minimaal 750 m² aan bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken is 1 nieuwe vrijstaande woning toegestaan;

  2. in aanvulling op sub 1 geldt in geval van sloop van minimaal 1500 m² aan bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken dat 2 nieuwe vrijstaande woningen zijn toegestaan;

  1. In afwijking van het bepaalde onder lid d geldt bij sloop van alle kassen en bestaande bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ dat:

  1. Bij sloop van 0 m² - 1.000 m²: geen mogelijkheden voor bouw woning.

  2. Bij sloop van 1.000 m² - 2.500 m²: maximaal 1 nieuwe vrijstaande woning is toegestaan.

  3. Bij sloop van 2.500 m² - 8.000 m²: maximaal 1 nieuwe vrijstaande woning is toegestaan.

  4. Bij sloop van > 8.000 m²: maximaal 2 nieuwe vrijstaande woningen zijn toegestaan.

  1. In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in lid d, e en f dient karakteristieke en/of monumentale bebouwing gehandhaafd te blijven. Karakteristieke en/of monumentale bebouwing mag worden hergebruikt voor wonen, waarbij geldt dat naast de bestaande (bedrijfs)woning:

  1. de extra woonfunctie uitsluitend mag plaatsvinden in de karakteristieke en/of monumentale bebouwing;

  2. het gehele gebouw mag worden gebruikt voor de woonfunctie;

  3. de bestaande inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;

  4. de toevoeging van de extra woonfunctie noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen cultuurhistorische en/of monumentale waarden;

  5. de nieuwe woningen na splitsing en/of toevoeging ieder een inhoud dienen te hebben van minimaal 300 m³.

  1. De woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  2. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving.

  3. Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

 

Tabel Nevenactiviteiten

 

Aanduiding

Adres

Soort activiteit

Maximum oppervlakte

‘hovenier’

Bredeweg 91

hoveniersbedrijf

421 m² en 75 m² buitenopslag

‘caravanstalling’

Bruuk 112

caravanstalling en

steigerbouwbedrijf

200 m² en 487 m²

‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – boerenkamer’

Cranenburgsestraat 45

5 boerenkamers

50 m² per boerenkamer

‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veevoerhandel- en transportbedrijf’

Cranenburgsestraat 174

veevoerhandel- en transportbedrijf

n.v.t., ondergeschikte functie aan de hoofdfunctie

‘specifieke vorm van agrarisch met

waarden – boerderijcamping’

Derdebaan 14

boerderijcamping

Maximaal 40 kampeerplaatsen

‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – boerenkamer’

Grafwegen 31

1 boerenkamer + kantoor

29 m² per boerenkamer en 59 m² kantoor

‘zorgboerderij’

Ketelstraat 19

zorgboerderij

190 m²

‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – boerenkamer’

Klein Amerika 6

3 boerenkamers

45 m² per boerenkamer

‘zorgboerderij’

Klös 5

zorgboerderij

150 m²

‘ specifieke vorm van agrarisch met waarden – workshopruimte’

Lage Horst 6

workshopruimte

55 m²

‘ specifieke vorm van agrarisch met waarden – grenswinkel’

Oude Kleefsebaan 164

grenswinkel

223 m²

‘opslag’

Waldgraaf 8

opslag timmerbedrijf en stucadoorsbedrijf

230 m²

 

Artikel 4 Gemengd - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven en horecavoorzieningen met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Gemengd - 1’;

  2. tevens agrarische activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 35’ (Zevenheuvelenweg 47);

  3. nutsvoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

  4. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  2. ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

  1. beroep of dienstverlening aan huis;

  2. een caravanstalling ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;

  3. parkeervoorzieningen, erf en groenvoorzieningen ten behoeve van een wijncentrum ter plaatste van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  4. paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en/of landschappelijke waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak mag tot de in de ‘Tabel Gemengd - 1’ onder ‘bestaand bebouwd oppervlak’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  2. In uitzondering op het bepaalde onder lid a mag ten behoeve van agrarische activiteiten en caravanstalling ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 35’ (Zevenheuvelenweg 47) maximaal 1 ha worden bebouwd, geclusterd binnen het bestemmingsvlak.

  3. Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning.

  4. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

  5. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 19’ (Herwendaalseweg ong.) mogen alleen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van een parkeerterrein.

 

4.2.2 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ is het bouwen van bouwwerken uitsluitend toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inrichtings- en beheerplan als opgenomen in bijlage 2, voldoende is verzekerd.

 

4.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - 23’ (Koningin Wilhelminaweg 32) niet meer bedragen dan 7 m.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 24’ (Molenboschweg 17) niet meer bedragen dan 15 m voor maximaal 1.375 m² van de totale bebouwde oppervlakte en niet meer dan 7 m voor maximaal 1.040 m² van de totale bebouwde oppervlakte. Voor de overige gebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m.

  4. In afwijking van het bepaalde onder a mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘goot- en bouwhoogte’.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’.

  6. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' (Biesseltsebaan 2) niet meer bedragen dan 14 meter.

 

4.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bedrijfswoningen zijn enkel toegestaan ter plaatse van bestaande bedrijfswoningen.

  2. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25º.

 

4.2.5 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

 

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken als gemetseld tuinmeubilair, fonteinen, kinderspeelwerktuigen en afrasteringen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 22’ mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

4.2.7 nutsvoorziening

In afwijking van het bepaald in lid 4.2.1 tot en met 4.2.6 gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De dakhelling van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60°.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijken uitbreiding bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of - ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De bestaande oppervlakte mag worden vergroot tot de in de ‘Tabel Gemengd - 1’ aangegeven oppervlakte onder ‘maximum bebouwd oppervlak toegestaan met omgevingsvergunning’.

  3. In aanvulling op het bepaalde in lid b mag de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 11’ (Cranenburgsestraat 33-33b) niet meer mag bedragen dan is aangegeven onder ‘maximum bebouwd oppervlak toegestaan met omgevingsvergunning’.

  4. De verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.

  5. Een tweede bedrijfswoning is niet toegestaan.

  6. De uitbreiding mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

  7. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  8. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

  10. De uitbreiding dient stedebouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn.

  11. Er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 en er mag geen sprake zijn van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Horeca- en pensionvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 24’ (Molenboschweg 17) zijn uitsluitend toegestaan:

  1. Een café, restaurant, hotel- en pensionbedrijf of een combinatie van deze bedrijven met de daarvoor benodigde ontspanningsruimten alsmede van het horecabedrijf afgeleide bedrijfsvormen zoals de exploitatie van appartementen, om serviceverband aan het horecabedrijf verbonden en de verpleging van herstellende patiënten in speciale ruimten.

  2. De van het horecabedrijf afgeleide bedrijfsvormen mogen slechts gedeelten betreffen die specifiek bedoeld zijn als verblijfsrecreatie.

  3. Binnen de verblijfsaccommodatie van de gebouwen mag niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte met een maximum van 2.100 m² voor deze afgeleide bedrijfsvormen worden opgericht, met dien verstande dat:

  1. het aantal op te richten appartementen niet meer mag bedragen dan 30;

  2. voor de verzorging en verpleging van herstellende patiënten maximaal 2.100 m² mag worden ingericht, waarbij in de oppervlakte centrale gangen, trappenhuizen en liften niet worden meegerekend;

  3. de bediening van de appartementen en verplegings-/verzorgingsruimten bediend moeten kunnen worden vanuit het hotel;

  4. de appartementen en verplegings-/verzorgingsruimten bruikbaar blijven ten behoeve van hotelverblijfsaccommodatie;

  5. de appartementen niet gelegen mogen zijn op de begane grond, noch in het souterrain;

  6. de appartementen en verplegings-/verzorgingsruimten mogen slechts via het hotelgedeelte van het gebouw bereikbaar zijn.

 

4.4.2 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ is het verboden de gronden en de bebouwing te gebruiken voor het in de ‘Tabel Gemengd - 1’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 14’ (2e Colonjes) omschreven gebruik zonder dat een passende landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inrichtings- en beheerplan als opgenomen in bijlage 2, aanwezig is en in stand wordt gehouden.

 

4.4.3 Caravanstalling

Ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ is caravanstalling toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De stalling dient plaatst te vinden in bestaande bebouwing, buitenstalling is niet toegestaan.

  2. De oppervlakte ten behoeve van de stalling mag niet meer bedragen dan 350 m².

 

4.4.4 Parkeerterrein

Ter plaatste van de aanduiding ‘parkeerterrein’ zijn verhardingen uitsluitend toegestaan in de vorm van halfverhardingen.

 

4.4.5 Parkeerterrein ten behoeve van horecagelegenheid

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 19’ (Herwendaalseweg ong.) is uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van een horecagelegenheid toegestaan.

 

 

4.5 Afwijking gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ is tevens een kampeerterrein toegestaan, uitsluitend onder de volgende voorwaarden:

  1. Maximaal 3 aangesloten maanden per jaar.

  2. Maximaal 75 kampeermiddelen.

 

 

 

 

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 14’ (2e Colonjes)’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 19’ (Herwendaalseweg ong.) is het verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd;

  2. het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden;

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen.

 

4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen worden de landschappelijke waarden niet onevenredig aangetast.

  2. Voor de in lid 4.6.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

 

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van een ander soort bedrijf danwel horecavoorziening dan op basis van de ‘Tabel Gemengd - 1’ op het betreffende adres is toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.

  2. Het nieuw te vestigen bedrijf of de functie mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1. De omschakeling dient te leiden tot een gelijkblijvende dan wel vermindering van de milieubelasting ter plaatse.

  3. Het nieuw te vestigen bedrijf of functie mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  4. Het toepassen van de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  5. Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.

  6. Kantoorfuncties zijn specifiek uitgesloten.

  7. Het parkeren binnen het bestemmingsvlak en/of op eigen terrein plaatsvindt.

  8. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

 

4.7.2 Uitbreiding bedrijfsgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen teneinde ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 14’ (2e Colonjes) uitbreiding van een bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak toe te staan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het bestaande bouwvlak wordt ten behoeve van de uitbreiding vergroot.

  2. Uitbreiding kan uitsluitend worden toegestaan in de vorm van een uitbreiding van de kelder; de uitbreiding van de kelder is hierbij niet gelegen onder een bovengronds bouwwerk.

  3. De oppervlakte van de uitbreiding mag maximaal 150 m² bedragen.

  4. Aangetoond dient te worden dat de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf.

  5. De uitbreiding mag geen invloed hebben op de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte van het wijncentrum.

  6. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  7. Uit een bodemonderzoek en saneringsplan moet blijken dat de voorgenomen uitbreiding niet op belemmeringen stuit.

  8. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

 

4.7.3 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De (bedrijfs)activiteiten dienen volledig te zijn beëindigd.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen waarbij de overige gronden worden gewijzigd in de omliggende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’, ‘Natuur en of Natuur - Natte natuur.

  3. Het aantal burgerwoningen mag niet meer bedragen dan één.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c dient de voormalige bedrijfsbebouwing te worden gesloopt, waarbij geldt dat:

  1. indien gebouwen worden gesloopt die de oppervlakte van 80 m² overschrijden maar beneden de oppervlakte van 200 m² blijven, mag 80 % van de inhoud van deze gebouwen worden teruggebouwd;

  2. indien gebouwen worden gesloopt die de oppervlakte van 200 m² overschrijden maar beneden de oppervlakte van 400 m² blijven, mag 70 % van de inhoud van deze gebouwen worden teruggebouwd;

  3. indien gebouwen worden gesloopt die de oppervlakte van 400 m² overschrijden mag 60 % van de inhoud van deze gebouwen worden teruggebouwd.

  1. In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in lid c en d dient karakteristieke en/of monumentale bebouwing gehandhaafd te blijven.

  2. Karakteristieke en/of monumentale bebouwing mag worden hergebruikt voor wonen, waarbij geldt dat naast de bestaande (bedrijfs)woning:

  1. de extra woonfunctie uitsluitend mag plaatsvinden in de karakteristieke en/of monumentale bebouwing;

  2. het gehele gebouw mag worden gebruikt voor de woonfunctie;

  3. de bestaande inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;

  4. de toevoeging van de extra woonfunctie noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen cultuurhistorische en/of monumentale waarden.

  5. De nieuwe wooneenheden en/of woningen dienen na splitsing en/of toevoeging ieder een inhoud te hebben van minimaal 300 m³.

  1. De woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  2. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving.

  3. Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel Gemengd - 1

Aanduiding

Adres

nr

soort bedrijf

bestaand bebouwd oppervlak

maximaal bebouwd

oppervlak met

omgevingsvergunning

‘specifieke vorm van gemengd – 1’

Ashorst

14

caravanstalling

1.335 m²

1.535 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 2’

Biesseltse Baan

2

horeca- en recreatiebedrijf

995 m²

1.145 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 3’

Biesseltse Baan

34

conferentiecentrum

2.120 m²

2.200 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 4’

Boersteeg

6

houthandel

1.700 m²

1.950 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 5’

Bredeweg

16

constructie/installatiebedrijf

1.100 m²

1.265 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 6’

Bredeweg

83

meubelmaker

430 m²

495 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 7’

Bredeweg

89

loonbedrijf

800 m²

920 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 8’

Bredeweg

109

timmerbedrijf

515 m²

595 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 9’

Bredeweg

112

aannemer, waarvan max. 500 m² vloeroppervlak t.b.v. bouwmarktfunctie toegestaan

2.200 m²

2.450 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 10’

Bruuk

69

rioolwaterzuiveringsinstallatie

4.260 m²

4.510 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 11’

Cranenburgsestraat

33 -33b

horecabedrijf, 2 bedrijfswoningen toegestaan

4.150 m²

4.150 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 12’

Cranenburgsestraat

39

caravanstalling

1.165 m²

1.340 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 13’

Cranenburgsestraat

168

glasstraal- en bewerkingsbedrijf

686 m²

686 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 14’

2e Colonjes

4

wijncentrum, waarbij het produceren, verpakken en opslaan van wijn, verkoop van wijn en educatie/ cursussen zijn toegestaan.

Ondergeschikte horeca in de vorm van een proeflokaal met terras.

560 m²

560 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 15’

Ds. J.A. Visscherlaan

2

reparatiewerkplaats

445 m²

515 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 16‘

Grafwegen

8a

wijnproductie- en opslag, rondleidingen en daaraan gekoppelde productiegebonden detailhandel tbv de rondgeleide bezoekers (geen horeca toegestaan) en gevelrestauratie;

1.450 m²

1.700 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 17’

Grafwegen

19a

schildersbedrijf/ glaszettersbedrijf

700 m²

875 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 18’

Heiland

5

bosbouwbedrijf

1.000 m²

1.500 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 19’

Herwensdaalseweg

ong.

parkeerterrein ten behoeve van horecabedrijf Herwendaalseweg 36

0 m²

0 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 20’

Ketelstraat

13

dierenpension

1.350 m²

1.600 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 21’

Knapheideweg

45

tuincentrum

1.500 m²

1.750 m²

Aanduiding

Adres

nr

soort bedrijf

bestaand bebouwd oppervlak

maximaal bebouwd

oppervlak met

omgevingsvergunning

‘specifieke vorm van gemengd – 22’

Kon. Wilhelminaweg

12a

kwekerij en detailhandel in bloemen

5.730 m²

5.980 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 23’

Kon. Wilhelminaweg

32

loonbedrijf

2.970 m²

3.267 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 24’

Molenboschweg

17

horeca- en pensionbedrijf

2.500 m²

2.750 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 25’

Mooksebaan/ Rijnlaan

12

hotel/ restaurant

850 m²

980 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 26’

Meerwijkselaan

11

kantoren

460 m²

530 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 27’

Nijmeegse Baan

12

café

200 m²

230 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 28’

St. Jansberg

6/6a

kozijnenbedrijf

700 m²

805 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 29’

Wylerbaan

3

cateringbedrijf

192 m²

221 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 30’

Wylerbaan

28a

kantoren en hoveniersbedrijf

binnen bestaande bebouwing zijn 4 wooneenheden toegestaan

860 m²

990 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 31’

Wylerbaan

43a

manege

2.550 m²

2.800, waarvan max. 100 m² tbv horeca en max. 200 m² tbv pension

‘specifieke vorm van gemengd – 32’

Wylerbaan

57

caravanstalling

1.795 m²

2.045 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 33’

 

 

Zevenheuvelenweg

0

opslagplaats LPG

0 m²

0 m²

‘specifieke vorm van gemengd –34’

Zevenheuvelenweg

55

gebruiksgerichte paardehouderij

1 750 m²

1.925 m²

‘specifieke vorm van

gemengd – 35’

Zevenheuvelenweg

47

Verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van een camping met maximaal 50 stand-plaatsen,

dagrecreatieve voorziening in de vorm van discgolfbaan,

ontvangstruimte met horeca-voorziening,

435 m²

 549 m²

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Gemengd - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen en culturele voorzieningen met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Gemengd - 2’;

  2. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

  1. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en/of landschappelijke waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak mag tot de in de ‘Tabel Gemengd - 2’ onder ‘bestaand bebouwd oppervlak’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

  2. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

  3. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 40’ (Mgr. Suyslaan 0) mag de goothoogte niet meer bedragen dan 8m.

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.

 

 

 

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijken uitbreiding bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of - ontwikkeling van de voorziening.

  2. De bestaande oppervlakte mag worden vergroot tot in de ‘Tabel Gemengd - 2’ aangegeven oppervlakte onder ‘maximum bebouwd oppervlak toegestaan met omgevingsvergunning’.

  3. De verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.

  4. Een tweede bedrijfswoning is niet toegestaan.

  5. De uitbreiding mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

  6. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  7. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  8. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

  9. De uitbreiding dient stedebouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn.

  10. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 en er mag geen sprake zijn van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Parkeervoorzieningen museum

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ zijn 300 parkeerplaatsen toegestaan ten behoeve van het museum ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 40’ (Mgr. Suyslaan 0).

 

 

 

5.4.2 Verhard terrein conferentie- en recreatiecentrum

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 43’ (Oude Kleefsebaan 136/ Zevenheuvelenweg 48a) is een gezamenlijk oppervlak verhard terrein (zoals ontsluitingswegen en paden) toegestaan van maximaal 4.250 m², waarvan maximiaal 1.806 m² ten behoeve van parkeren.

 

Tabel Gemengd - 2

Aanduiding

Adres

nr

soort voorziening

bestaand bebouwd oppervlak

maximaal bebouwd oppervlak met

omgevingsvergunning

‘specifieke vorm van gemengd – 37’

Derdebaan

7

militair oefenterrein ME

1.500 m²

1.725 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 38’

Ds. J.A. Visscherlaan

4 + 5

gezinsvervangende instelling

1.970 m²

2.220 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 39’

Heikantweg

0

constructie carnavalswagens

3.588 m²

3.588 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 40’

Mgr Suyslaan

0

museum

9.360 m²

10.300 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 41’

Meerwijkselaan

 

begraafplaats Heilig Landstichting

1.354 m²

1.354 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 42’

Nijerf

9

natuureducatie

150 m²

150 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 43’

Oude Kleefsebaan 136/ Zevenheuvelenweg 48a

136

conferentie- en recreatiecentrum, ondergeschikte horeca toegestaan

3.600 m²

+ 1.816 m² parkeerterrein t.b.v. het stallen van max. 80 auto’s

3.600 m² + 1.816 m² parkeerterrein t.b.v. het stallen van max. 80 auto’s

‘specifieke vorm van gemengd – 44’

Pastoor Rabouplein (voormalig Mgr. Suysplein 5)

5

pension/ pelgrimshuijs

2.786 m²

2.786 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 45’

Postweg

6

museum

4.150

4.400

‘specifieke vorm van gemengd – 46’

Zevenheuvelenweg

38

begraafplaats

330 m²

380 m²

‘specifieke vorm van gemengd – 47’

 

 

Zevenheuvelenweg

 

 

54

 

 

klooster en aan congregatie verbonden bestuurscentrum

1.092 m²

 

 

1.201 m²

 

 

 

 

 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. paden;

  3. speelvoorzieningen;

  4. voorzieningen ten behoeve van de verkeersgeleiding;

  5. kunstwerken;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van speeltoestellen en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

 

 

Artikel 7 Natuur

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding van het bos en de ecologische en landschappelijke waarde van het gebied alsmede de houtproductie;

  2. instandhouding van niet beboste natuur zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

  5. een parkeerterrein ten behoeve van een horecavoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  6. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;

  7. een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

  8. een retentievoorziening danwel retentiebekken ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging;

  9. een natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’;

  10. een luchtwachttoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – luchtwachttoren’;

  11. een paardenstal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – paardenstal’;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Recreatiewoning

Voor het bouwen van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bestaande woning mag behouden blijven op de bestaande locatie en in maximaal de bestaande omvang.

 

7.2.2 Kapel

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘religie’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

7.2.3 Luchtwachttoren

Voor het bouwen van een luchtwachttoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – luchtwachttoren’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 9 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 16 m.

 

 

 

 

7.2.4 Gebouwen natuurkampeerterrein

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 32 m².

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.5 Paardenstal

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – paardenstal’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

7.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het bos- en natuurbeheer en het extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. Overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

 

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 25.1 in ieder geval verstaan het gebruik voor permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.

 

7.3.2 Natuurkampeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’ mag het aantal kampeerplaatsen niet meer bedragen dan 40.

 

 

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;

  2. bebossen of anderszins beplanten van dieper dan 0,50 m wortelende houtopstanden, waaronder begrepen het kweken van bomen, struiken en heesters, behoudens ter vervanging van bestaande boomgaarden;

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen en/of rooien van houtopstanden.

 

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de in lid 7.4.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

 

 

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Recreatiewegen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het toestaan van nieuwe verbindende onverharde en semiverharde recreatieve paden en wegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De breedte van de paden en wegen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De inrichting van de paden en wegen dient zodanig te zijn dat nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.

  3. Natuur en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Indien de aanleg leidt tot een aantasting van de aanwezige natuurwaarden dan dient elders binnen het plangebied een voldoende kwantitatieve en kwalitatieve compensatie van de verloren gegane natuurwaarden plaats te vinden.

 

 

Artikel 8 Natuur – Natte natuur

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur – Natte natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding de landschappelijke en natuurlijke waarde van het gebied in de vorm van broekbos, niet beboste natuur zoals heide, moeras, gras- en hooiland, poelen, vijvers, waterlopen en paden;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het bos- en natuurbeheer en het extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;

  2. bebossen of anderszins beplanten van dieper dan 0,50 m wortelende houtopstanden, waaronder begrepen het kweken van bomen, struiken en heesters, behoudens ter vervanging van bestaande boomgaarden;

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen en/of rooien van houtopstanden.

 

 

8.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

8.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, niet onevenredig worden aangetast.

  2. De werken en werkzaamheden houden een verbetering in van de ecologische omstandigheden.

  3. Voor de in lid 8.3.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

 

 

 

Artikel 9 Recreatie - 1

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - 1’;

  2. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

  3. bij de onder a genoemde voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - 1’, ondergeschikte horeca als specifieke ondersteunende voorziening ten behoeve van de recreatieve gebruikers van het desbetreffende bedrijf;

  4. beroep of dienstverlening aan huis;

  5. een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein’;

  6. sport- en speelvoorzieningen;

  7. paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en/of landschappelijke waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie - 1’ onder ‘bestaand bebouwd oppervlak’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

  2. Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd in het gebied voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning.

  3. In afwijking van het bepaalde onder b mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 4’ en ‘specifieke vorm van recreatie – 5’ bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

  4. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

  5. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

 

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  2. De goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 6’ mag niet meer bedragen dan 8m.

 

9.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 6’ waar de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m.

  3. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25º.

 

9.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

 

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Afwijken uitbreiding bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De bestaande oppervlakte mag worden vergroot tot de in de ‘Tabel Recreatie - 1’ aangegeven oppervlakte onder ‘maximum bebouwd oppervlak toegestaan met omgevingsvergunning’.

  3. De verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.

  4. Een tweede bedrijfswoning is niet toegestaan.

  5. De uitbreiding mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

  6. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  7. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  8. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

  9. De uitbreiding dient stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn.

  10. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 en er mag geen sprake zijn van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 25.1 in ieder geval verstaan het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.

 

9.4.2 Ondergeschikte horeca

De oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca bij de voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - 1’ mag niet meer bedragen dan 100 m². Een zelfstandige horecavoorziening is niet toegestaan.

 

9.4.3 Landschappelijke inpassing camping

Ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van recreatie – 3’ en ‘specifieke vorm van recreatie – 7’ en ‘specifieke vorm van recreatie – 9’ is een camping toegestaan conform de ‘Tabel Recreatie - 1’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.

  2. Ingebruikname ten behoeve van kleinschalig kamperen is pas toegestaan nadat de landschappelijke inpassing conform het erfbeplantingsplan is uitgevoerd.

 

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verharden of verwijderen van wegen.

 

9.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.6.1 Wijzigingsbevoegdheid andere recreatievoorziening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van andere recreatievoorzieningen dan op basis van de ‘Tabel Recreatie - 1’ is toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.

  2. Het toepassen van de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.

  4. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

  5. Parkeren binnen het bestemmingsvlak en/of op eigen terrein plaatsvindt.

 

 

Tabel Recreatie - 1

Aanduiding

Adres

nr

soort voorziening

bestaand

bebouwd oppervlak

maximaal bebouwd

oppervlak met

omgevingsvergunning

‘specifieke vorm van

recreatie – 1’

Bredeweg

118

Logiesverstrekkend bedrijf: recreatieappartementen

560 m²

645 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 2’

Cranenburgsestraat

73a

mini-camping

130 m²

165 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 3’

Cranenburgsestraat

178

Camping

 

 

 

1300 m²

1550 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 4’

Hogewaldseweg

6

mini-camping

230 m²

290 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 5’

Oude Kleefsebaan

132

Verblijfsrecreatieve groepsaccommodatie inclusief recreatieunits.

 

5 boerenkamers

 

585 m² , waarvan 97 m² ontmoetingsruimte t.b.v. boerenkamers (max. 44 m² per kamer)

644 m²

 

 

‘specifieke vorm van

recreatie – 6’

Oude Kleefsebaan

134

Verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsaccommodatie en 5 standplaatsen voor kampeermiddelen

 

950 m²

1.045 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 7’

Postweg

10

camping

550 m²

690 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 8’

Wylerbaan

1a/ 1b

Verblijfsrecreatieve groepsaccommodatie

500 m²

500 m²

‘specifieke vorm van

recreatie – 9’

Zevenheuvelenweg

57

camping

470 m²

540 m²

 

Artikel 10 Recreatie – 2

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - 2’;

  2. twee bedrijfswoningen;

  3. beroep of dienstverlening aan huis;

  4. uitsluitend een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  5. sport- en speelvoorzieningen;

  6. paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. nutsvoorzieningen.

  10. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en/of landschappelijke waarden van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie - 2’ onder ‘bestaand bebouwd oppervlak’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in de 'Tabel Recreatie - 2’ is aangegeven.

  3. Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd in het gebied voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning.

  4. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ zijn geen gebouwen toegestaan.

 

 

10.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25º.

 

 

10.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van sport- en spelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 2m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 25.1 in ieder geval verstaan het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.

 

10.3.2 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. Parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorziening.

  2. Het plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan.

 

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van ondergrondse leidingen;

  2. het verwijderen van houtopstanden, het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren, alsmede het aanbrengen van verhardingen;

  3. het verharden of verwijderen van paden;

 

 

10.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de in lid 10.4.1 onder a genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

 

Tabel Recreatie - 2

Soort voorziening

Bestaand bebouwd oppervlak en/of inhoud

bouwhoogte

centrale voorzieningen in de vorm van een recreatiegebouw met groepsverblijfsruimte, kampwinkel, slechtweeraccommodatie, wasserette, telefoonvoorzieningen, kantine/ restaurant, tennis- en zwemaccommodatie, sanitaire ruimten en overige dienstruimten

860 m²

8 m

bouwwerk voor recreatief nachtverblijf in de vorm van een recreatiewoning

75 m² en 300 m³ inclusief bergingen en kelders

6 m

bouwwerk voor recreatief nachtverblijf in de vorm van een stacaravan

75 m² inclusief bijgebouwen en overkappingen

6 m

bergingen bij recreatiewoningen en stacaravans

10 m²

3 m

trekkershutten

25 m²

5 m

totaal aantal standplaatsen

maximaal 110

-

 

Artikel 11 Sport

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  2. ondergeschikte horeca;

  3. een geluidwal, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’;

  4. maatschappelijke voorzieningen voor zover ondergeschikt aan de hoofdbestemming;

  5. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  6. een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvangstinstallatie’;

  7. sport- en speelvoorzieningen;

  8. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. groenvoorzieningen;

  11. nutsvoorzieningen.

 

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

  2. Het bestemmingsvlak mag tot de in de ‘Tabel Sport’ onder ‘bestaand bebouwd oppervlak’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  3. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

  4. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

 

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  2. In uitzondering op het bepaalde in lid a mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ niet meer bedragen dan is aangegeven.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – 7’ mogen kassagebouwtjes en dug-outs worden opgericht waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De gezamenlijke bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

 

 

11.2.3 Geluidwal

Voor het bouwen van een geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’

gelden de volgende voorwaarden:

  1. De lengte mag niet meer bedragen dan 180 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m ten opzichte van de gemiddelde baanhoogte van het motorcrossterrein.

  3. De breedte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. In uitzondering op lid b mag de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – 3’ en ‘specifieke vorm van sport – 7’ niet meer bedragen dan 24 m.

  4. De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. In afwijking van het bepaalde in lid a tot en met e mogen zend- en ontvangstinstallaties worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvangstinstallatie’, waarbij:

  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 11.2.4 onder b voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor lichtmasten tot 20 m, mits het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.

 

11.3.2 Afwijken uitbreiding bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De bestaande oppervlakte mag worden vergroot tot de in de ‘Tabel Sport’ aangegeven oppervlakte onder ‘maximum bebouwd oppervlak toegestaan met omgevingsvergunning’.

  3. De verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.

  4. De uitbreiding mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

  5. De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  6. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

  8. De uitbreiding dient stedebouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn.

  9. Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5.

 

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – 4’ is een motorcrossterrein toegestaan, met dien verstande dat het motorcrossterrein niet meer dan 8 uur per week opengesteld mag zijn.

 

 

Tabel Sport

Aanduiding

Adres

nr

soort voorziening

bestaand bebouwd oppervlak'

maximaal bebouwd oppervlak met omgevingsvergunning

‘specifieke vorm van sport – 1’

Hoge Horst

0

sportvelden met kantine/ clubhuis

617 m²

717 m²

‘specifieke vorm van sport – 2’

Kapittelland

2a

sportvelden met kantine/ clubhuis

270 m²

310 m²

‘specifieke vorm van sport – 3’

Nijerf

1

sportvelden met kantine/ clubhuis

1.515 m²

1.515 m²

‘specifieke vorm van sport – 4’

Nijmeegsebaan

0

motorcrossterrein

0 m²

0 m²

‘specifieke vorm van sport – 5’

Nijmeegsebaan

5

sportvelden met kantine/ clubhuis

780 m²

895 m²

‘specifieke vorm van sport – 6’

Sint Anthoniusweg

0

sportvelden met kantine/ clubhuis

532 m²

712 m²

‘specifieke vorm van sport – 7’

Cranenburgsestraat

0

sportvelden met kantine/ clubhuis

1.800 m²

1.800 m²

 

 

 

 

Artikel 12 Sport – Golfbaan

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport – Golfbaan’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een golfbaan met daarbij behorende voorzieningen;

  2. centrale voorzieningen inclusief horecavoorzieningen behorend bij de golfbaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - centrale voorzieningen’;

  3. detailhandel behorend bij de golfbaan;

  4. een boomgaard ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – boomgaard’;

  5. een driving range ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport– driving range’;

  6. een onderhoudsbedrijf ten behoeve van de golfbaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – onderhoudsbedrijf’;

  7. een schuilhut ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - schuilgelegenheid’;

  8. een woning met bijbehorende erf, tuin en bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – villa’;

  9. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  10. twee bedrijfswoningen;

  11. beroep of dienstverlening aan huis;

  12. sport- en speelvoorzieningen;

  13. paden,wegen en parkeervoorzieningen ten behoeve van eigen gebruik;

  14. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  15. groenvoorzieningen;

  16. nutsvoorzieningen;

  17. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de geomorfologische waarden.

 

 

12.2 Algemeen

  1. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘tunnel’ mag de bouwdiepte van een tunnel niet meer bedragen dan 4,5 m.

 

12.2.1 Gebouwen ten behoeve van de golfbaan

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de golfbaan gelden de volgende

voorwaarden:

  1. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak .

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

  4. De dakhelling mag niet minder en niet meer bedragen dan 30º respectievelijk 60º.

 

 

12.2.2 Overkapping driving range

Voor het bouwen van een overkapping van de afslagruimte op de driving range ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport –driving range’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De overkapping is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m².

 

12.2.3 Onderhoudsbedrijf

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – onderhoudsbedrijf’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.393 m².

 

12.2.4 Villa

Voor het bouwen van een woning met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – villa’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De woning en bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ is tevens een kantoor toegestaan.

 

12.2.5 Schuilgelegenheden

Voor het bouwen van schuilgelegenheden gelden de volgende voorwaarden:

  1. Een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - schuilgelegenheid’.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,8 m.

  3. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 4 m².

 

12.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van lichtmasten en bewegwijzering mag niet meer bedragen dan 5 m.

  2. De bouwhoogte van sport- en spelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ zijn parkeerplaatsen toegestaan ten behoeve van de golfbaan.

  2. De oppervlakte ten behoeve van kantoor mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – onderhoudsbedrijf’ niet meer bedragen dan 250 m².

  3. Buiten het bouwvlak mag de hoogte van hagen en heggen niet meer bedragen dan 1 m.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;

  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden.

  5. en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’ het zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verharden of verwijderen van wegen.

 

12.4.2 Uitzonderingen

  1. Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. terreinverlagingen en terreinophogingen ten behoeve van de aanleg van holes tot een maximum diepte c.q. hoogte van 1 m;

  2. terreinverhogingen ten behoeve van de aanleg van greens tot een maximum hoogte van 1,5 m;

  3. terreinegalisering en verharding binnen bouwvlak.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan het volgende criterium wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Artikel 13 Verkeer

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, paden en parkeervoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 15 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

 

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;

  2. het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen van houtopstanden, bos-, natuur- en landschapselementen.

 

13.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

13.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.

  2. Voor de in lid 13.3.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

 

Artikel 14 Verkeer – Railverkeer

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud en/of herstel van spoorwegvoorzieningen;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen.

 

 

14.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

 

Artikel 15 Water

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en stuwen;

  2. bescherming en instandhouding van de oevers en oeverbeplanting;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen, steigers en duikers;

  4. groenvoorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik.

 

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

Artikel 16 Wonen

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. burgerwoningen;

  2. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;

  3. agrarische nevenactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – agrarische nevenactiviteit’;

  4. een bijzondere woonvorm ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzondere woonvorm’;

  5. een iconengalerie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ikonengalerie’;

  6. een kantoor in vrijstaande bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor 1' en 'specifieke vorm van wonen - kantoor 2';

  7. een meergezinshuis ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – meergezinshuis’;

  8. een toegangsweg ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – toegangsweg’;

  9. een villa ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - villa’;

  10. beroep of dienstverlening aan huis;

  11. een bed&breakfast;

  12. paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  14. groenvoorzieningen;

  15. nutsvoorzieningen.

 

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Per bestemmingsvlak, indien een bouwvlak aanwezig is per bouwvlak, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één, met uitzondering van ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  2. De woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande woning, met dien verstande dat indien een bouwvlak is opgenomen, de woning uitsluitend binnen dat bouwvlak gebouwd mag worden.

  3. Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

  4. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³. Indien de bestaande inhoud reeds meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume (m3)’ geldt de aangegeven inhoud.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag de gezamenlijke inhoud van de woningen niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.

  6. De oppervlakte van een bijzondere woonvorm ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm’ mag niet meer bedragen dan 875 m².

  7. De oppervlakte van een meergezinshuis ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – meergezinshuis’ mag niet meer bedragen dan 900 m² .

  8. De inhoud van een villa ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - villa’ mag niet minder bedragen dan 850 m³ en niet meer bedragen dan 1.700 m³.

  9. De goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

  10. De bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

  11. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzondere woonvorm’ mag niet meer bedragen dan 13,5 m;

  12. De dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 25º ;

  13. In afwijking van het bepaalde in lid l mag de dakhelling van villa’s ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – villa’ niet minder bedragen dan 25º en niet meer bedragen dan 60º.

  14. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder de woning en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.

  2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

  1. De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

 

16.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijbehorende bouwwerken mogen niet worden opgericht voor de voorgevellijn van de woning en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80 m², tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woningen niet meer bedragen dan 80 m².

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – agrarische nevenactiviteit’ zijn bestaande gebouwen toegestaan ten behoeve van de agrarische nevenactiviteit, waarbij de oppervlakte niet mag worden vergroot.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – opslag van landbouwwerktuigen en - materialen’ de extra oppervlakte ten behoeve van de opslag van tractor en landbouwwerktuigen en - materialen niet meer bedragen dan 100 m².

  6. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m.

  7. In afwijking van het bepaalde in lid f mag de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een villa ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – villa’ niet meer bedragen dan 3,85 m.

  8. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

  9. In afwijking van het bepaalde in lid h mag de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van de agrarische nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit’ niet meer bedragen dan 9 m.

  10. In afwijking van het bepaalde in lid h mag de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - meergezinswoning’ niet meer bedragen dan 6,5 m.

  11. In afwijking van het bepaalde in lid h mag de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een villa ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – villa’ niet meer bedragen dan 8,5 m.

 

 

 

16.2.3 Recreatiewoning

Voor het bouwen van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bestaande recreatiewoning mag behouden blijven op de bestaande locatie en in maximaal de bestaande omvang.

 

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Herbouw woning op andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b voor herbouw op een ander locatie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

  2. De herbouw dient noodzakelijk te zijn op grond van wet- en regelgeving of indien dit leidt tot een landschappelijke, stedenbouwkundige, of milieuhygiënische verbetering.

  3. De herbouw mag geen aantasting veroorzaken van omliggende natuur-, landschaps-, cultuurhistorische of hydrologische waarden.

 

16.3.2 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 voor een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken door herbouw van bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Voor zover bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, geldt dat:

  1. Indien bijbehorende bouwwerken de totale toegestane oppervlakte van 80 m² overschrijden maar beneden een totale oppervlakte blijven van 200 m², mag 80 % van de inhoud van deze bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd.

  2. Indien bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, welke de totale oppervlakte van 200 m² overschrijden maar beneden een totale oppervlakte blijven van 400 m², mag 70 % van de inhoud van deze bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd.

  3. Indien bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, welke de totale oppervlakte van 400 m² overschrijden, mag 60 % van de inhoud van deze bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De oppervlakte van de nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken mag niet groter zijn dan de oppervlakte van de te slopen bijbehorende bouwwerken.

  2. De bouw- en goothoogte van de nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan de grootste goot- en bouwhoogte van het hoogste te slopen bijbehorende bouwwerk.

 

 

16.3.3 Groter bebouwd oppervlak bijzondere woonvorm

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder e voor het vergroten van het maximaal toegestane oppervlak voor het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzondere woonvorm’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Uitbreiding is toegestaan tot maximaal 1.005 m².

  2. De uitbreiding mag niet dienen voor nieuwe activiteiten.

  3. De verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen;

  4. Het parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

  6. De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

16.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 25.1 in ieder geval verstaan het gebruik voor permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.

 

16.4.2 Bed&Breakfast

Binnen deze bestemming is een Bed&Breakfast voorziening bij woningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden.

  2. Bed&Breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken.

  3. Het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning.

  4. De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 70 m².

  5. De voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  6. Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.

  7. Het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

 

16.4.3 Ikonengalerie

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ikonengalerie’ is een iconengalerie toegestaan met een maximale oppervlakte van 80 m² in de woning.

 

16.4.4 Kantoor

De oppervlakte aan kantoor ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor 1' mag niet meer bedragen dan 90 m² en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor 2' niet meer dan 60 m², uitsluitend in bijbehorende bouwwerken.

 

 

 

 

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verwijderen van houtopstanden en/of afschermende groenvoorzieningen.

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden voorzover:

  1. het werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;

  2. voorzover het werkzaamheden betreft die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. de werken en werkzaamheden het normale beheer betreffen.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de afschermende groenvoorzieningen.

 

 

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.6.1 Splitsing burgerwoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van vrijstaande burgerwoningen in maximaal twee woningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwmassa van de te splitsen woning dient een minimale inhoud te hebben van 900 m³.

  2. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan.

  3. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.

  4. De inhoud, goot- en bouwhoogte mag niet worden vergroot.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woningen niet meer bedragen dan 80 m².

  6. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

  7. De woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 17 Leiding

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:

  1. een gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’;

  2. een transportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - brandstof’;

  3. een rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’.

 

 

17.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de in 17.1 genoemde leidingen tot een maximale bouwhoogte van 2 m.

 

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Er bestaat geen bezwaar uit hoofde van de bescherming van de leidingen.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

  3. De regels van de betreffende bestemming zijn van toepassing.

 

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;

  2. het graven en dempen van sloten of oppervlaktewateren;

  3. het aanleggen van ondergrondse leidingen, met uitzondering van vervanging van reeds aanwezige leidingen

  4. het in de grond brengen van voorwerpen;

  5. het aanbrengen/ rooien van diepwortelende beplantingen en bomen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 50 cm;

  6. het verwijderen van beplanting;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

17.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaam-heden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

17.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen bezwaar bestaat hoofde van de bescherming van de leidingen.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 18 Waarde – Archeologische verwachtingswaarden

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

 

18.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m en met een oppervlakte groter dan 100 m² onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

 

18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

18.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 18.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 19 Waarde – Archeologische vindplaatsen

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologische vindplaatsen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

19.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, plaggen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld.

 

19.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

19.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

Artikel 20 Waarde – Cultuurhistorie

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

 

 

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;

  2. het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen;

 

20.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. binnen het bouwvlak plaatsvinden;

  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

20.2.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.

  2. Voor de in lid 20.2.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

Artikel 21 Waterstaat – Beschermingszone natte natuur

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Beschermingszone natte natuur’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de beschermingszone rondom de natte natuur kerngebieden.

 

 

21.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,50 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet.

  2. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage.

  3. Het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  4. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

21.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Wonen’, ‘Gemengd – 1’ of ‘Gemengd – 2’;

  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

21.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 21.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuur kern.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de beheerder van de natte natuur kern.

 

 

 

Artikel 22 Waterstaat – Natte natuur kern

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Natte natuur kern’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.

 

 

22.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mag op of in deze bestemming begrepen grond niet worden gebouwd.

 

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

  2. Het bevoegd gezag schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de natte natuur kern.

 

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

Ongeacht het bepaalde in de andere aan de gronden gegeven bestemmingen geldt dat het niet is toegestaan de volgende werken uit te voeren of uit te laten voeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  4. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.

  5. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  6. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.