Buitengebied Groesbeek

Status: Onherroepelijk
Identificatie: NL.IMRO.0241.BPBuitengebied-GVS2
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 7 Natuur

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding van het bos en de ecologische en landschappelijke waarde van het gebied alsmede de houtproductie;

  2. instandhouding van niet beboste natuur zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

  5. een parkeerterrein ten behoeve van een horecavoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  6. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;

  7. een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

  8. een retentievoorziening danwel retentiebekken ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging;

  9. een natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’;

  10. een luchtwachttoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – luchtwachttoren’;

  11. een paardenstal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – paardenstal’;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Recreatiewoning

Voor het bouwen van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bestaande woning mag behouden blijven op de bestaande locatie en in maximaal de bestaande omvang.

 

7.2.2 Kapel

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘religie’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

7.2.3 Luchtwachttoren

Voor het bouwen van een luchtwachttoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – luchtwachttoren’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 9 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 16 m.

 

 

 

 

7.2.4 Gebouwen natuurkampeerterrein

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 32 m².

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.5 Paardenstal

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – paardenstal’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

7.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het bos- en natuurbeheer en het extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. Overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

 

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 25.1 in ieder geval verstaan het gebruik voor permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.

 

7.3.2 Natuurkampeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurkampeerterrein’ mag het aantal kampeerplaatsen niet meer bedragen dan 40.

 

 

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;

  2. bebossen of anderszins beplanten van dieper dan 0,50 m wortelende houtopstanden, waaronder begrepen het kweken van bomen, struiken en heesters, behoudens ter vervanging van bestaande boomgaarden;

  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;

  6. het verwijderen en/of rooien van houtopstanden.

 

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, niet onevenredig worden aangetast.

  2. Voor de in lid 7.4.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

 

 

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Recreatiewegen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het toestaan van nieuwe verbindende onverharde en semiverharde recreatieve paden en wegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De breedte van de paden en wegen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De inrichting van de paden en wegen dient zodanig te zijn dat nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.

  3. Natuur en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Indien de aanleg leidt tot een aantasting van de aanwezige natuurwaarden dan dient elders binnen het plangebied een voldoende kwantitatieve en kwalitatieve compensatie van de verloren gegane natuurwaarden plaats te vinden.