Buitengebied Groesbeek

Status: Onherroepelijk
Identificatie: NL.IMRO.0241.BPBuitengebied-GVS2
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

 

26.1 Geluidzone – industrie

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’, is de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

 

26.2 Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

 

26.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn de gronden, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

26.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn, in afwijking van hetgeen overigens binnen de diverse bestemmingen is toegestaan, geen bouwwerken toegestaan.

 

26.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.2.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en) toe te staan , waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Er bestaat uit hoofde van de grondwaterbescherming geen bezwaar.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wint zij schriftelijk advies in bij de provincie.

 

26.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

A Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen en verwijderen van houtopstanden;

  2. het aanbrengen van verhardingen;

  3. het aanleggen van ondergrondse leidingen.

 

B Uitzonderingen

Het onder A vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

C Toelaatbaarheid

  1. De onder A genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen bezwaar bestaat hoofde van grondwaterbescherming.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken waterbeheerder.

 

 

 

 

 

 

26.3 milieuzone – waterwingebied

 

26.3.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ zijn de gronden, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit in het waterwingebied.

 

26.3.2 Bouwregels

In afwijking van het elders in dit plan bepaalde mogen binnen de voor ‘milieuzone – waterwingebied’ geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

 

26.3.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.3.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende medebestemming, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de belangen van de waterwinning niet onevenredig worden geschaad;

  2. er schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

26.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

A Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen en verwijderen van houtopstanden;

  2. het aanbrengen van verhardingen;

  3. het aanleggen van ondergrondse leidingen.

 

B Uitzonderingen

Het onder A vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

C Toelaatbaarheid

  1. De onder A genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen bezwaar bestaat hoofde van grondwaterwinning.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van het waterwingebied.

 

 

26.4 Veiligheidszone – Bevi

Ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone – Bevi’ is het bouwen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

 

26.5 Landschappelijke kenmerken

 

26.5.1 Noordelijk hellinggebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘noordelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;

  2. behoud afwisseling van halfopen en meer besloten ruimten;

  3. behoud en versterking van landschapselementen.

 

26.5.2 Noordelijk deel lage middengebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘noordelijk deel lage middengebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en versterking van halfbeslotenheid.

 

26.5.3 Zuidelijk deel lage middengebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk deel lage middengebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;

  2. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;

  3. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;

  4. behoud van hoge grondwaterstanden.

 

26.5.4 Plateau

Ter plaatse van de aanduiding ‘plateau’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud van openheid;

  2. behoud van bestaande bosjes, geen nieuwe opgaande beplanting tenzij in het kader van de landinrichting;

  3. verbindingszone met laag begroeide ruigtezone inrichten;

 

26.5.5 Stuwwal

Ter plaatse van de aanduiding ‘stuwwal’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud van beslotenheid, bosareaal, reliëf en hoogteverschillen van de erosiedalen;

  2. versterking van de natuurwaarden;

  3. behoud van en ontwikkeling tot ongelijkjarig gemengd bos.

 

26.5.6 Zuidelijk hellinggebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;

  2. versterking afwisseling van open en besloten delen;

  3. behoud van beplanting, verdichting met enige beplanting mogelijk;

  4. behoud inzijging regenwater in de bodem.

 

 

 

 

 

26.6 Overige gebiedsaanduidingen

Voor de overige gebiedsaanduidingen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'erosiedal’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapselement’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘steilrand’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3.