Herenweg-Gageldijk e.o.
Status: | Vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.1904.BPHerenwegGagelMRS-VG02 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische bedrijven;
het beweiden van dieren;
behoud, versterking en herstel van de openheid van graslanden;
behoud, versterking en herstel van de verkaveling van de gronden;
wonen in een bedrijfswoning;
ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ is tevens een glastuinbouwbedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ is tevens een paardenhouderij toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bomenteelt’ is tevens een boomkwekerij toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’ is tevens een hoveniersbedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding– veldschuur’ is tevens een agrarisch hulpgebouw toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - VAB-caravanstalling’ is tevens een caravanstalling in de voormalige agrarische kassen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ is tevens opslag toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’’ is tevens een bestaande paardenbak toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is tevens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing toegestaan.
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenstal’: tevens een paardenstal;
ondergeschikte detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt, is toegestaan, voor zover deze detailhandel geen zelfstandig onderdeel vormt van de bedrijfsvoering;
extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
erven;
groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden;
overige functioneel met de bestemming ‘Agrarisch’ verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen en veekralen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
in afwijking op het bepaalde onder sub a geldt dat per agrarisch bedrijf ten hoogste 2 agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat de grondoppervlakte van het agrarisch perceel waarop het hulpgebouw wordt gebouwd, ten minste 1 ha bedraagt en de afstand tot het bij het bedrijf behorende bouwvlak ten hoogste 500 m bedraagt;
in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – veldschuur’ het bestaand agrarische hulpgebouw toegestaan, waarbij de bestaande maatvoering niet mag worden vergroot;
de afstand tussen bij de bedrijfswoning behorende erfbebouwing en de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning ten minste 1 m bedraagt;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3 m bedraagt;
de afstand van de gebouwen tot de insteek van een gemene watergang tenminste 3 m bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ is de maximaal 9.500 m2 bedrijfsbebouwing toegestaan;
ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – paardenstal’ één paardenstal is toegestaan;
overigens het volgende geldt:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouw- hoogte |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) |
één, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is de bouw van een bedrijfswoning niet toegestaan |
|
600 m³ |
6 m |
10 m |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
|
50 m2 (per bedrijfswoning) |
|
3 m* |
6 m |
bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) |
|
8000 m2 |
|
6 m |
11 m |
bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ |
|
5000 m2 |
|
6 m |
11 m |
kassen |
|
300 m2 |
|
5 m |
7 m
|
|
max. aantal per bouwvlak |
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouw- hoogte |
kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ |
|
2 ha |
|
5 m |
7 m |
agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak |
|
100 m² (per bedrijf)** |
|
3 m |
4 m |
mestsilo's |
|
|
|
|
5 m
|
paardenstal |
|
|
|
bestaand |
bestaand |
kuilvoerplaten en sleufsilo’s |
|
|
|
|
2 m |
overige silo's |
|
|
|
|
15 m |
erfafscheidingen |
|
|
|
|
|
veekralen |
|
|
|
|
1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
|
3 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.
**indien dit noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering
bedrijven met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - VAB-caravanstalling’ mogen alleen nieuwbouw plegen als deze nieuwbouw dezelfde oppervlakte heeft als de bestaande bebouwing. De goothoogte mag maximaal 4 m zijn of gelijk aan de aanwezige hoogte indien deze hoger is.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub i ten behoeve van een hogere goothoogte en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met dien verstande dat:
De goothoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m.
De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
De verhoging van de goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is voor een verantwoorde bedrijfsvoering;
De bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
3.3.2 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van het bouwen op geringere afstanden tot zijdelingse perceelsgrens of de gemene watergang, indien dit uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
3.3.3 Ten behoeve van de vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub i ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden
3.3.4 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub i voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 15 m, uitsluitend op gronden binnen een bouwvlak, voor zover dat voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan.
Het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan.
De teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan.
Buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is niet toegestaan.
Gebruik van ruimten in de bedrijfswoning en erfbebouwing ten behoeve mantelzorg is niet toegestaan.
Een woning is bedoeld voor één huishouding. Kamerbewoning is niet toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ in combinatie met de aanduiding ‘hovenier’ is een hoveniersbedrijf als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.
De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven bedraagt ten hoogste 33% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m2; in het kader van de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven is geen horeca en detailhandel toegestaan.
Het bepaalde onder d is niet van toepassing op opslag van goederen ten behoeve van de krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane gebruik, dan wel bedrijfsvoering.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik, waarvoor geldt dat de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid.
3.5.2 Ten behoeve van de aanleg van paardenbakken, het africhten/trainen van paarden en uitoefening paardensport en bijbehorende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub b ten behoeve van het toestaan van paardenbakken, het toestaan van aan de paardenhouderij gerelateerde overige bouwwerken zoals stapmolens en paddocks, het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak, met dien verstande dat:
de paardenbak uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd mag worden dan wel deels buiten het bouwvlak op de bestemming 'Agrarisch', indien dit aantoonbaar wegens gebrek aan ruimte op het bouwvlak of vanwege de geldende afstandsmaten tot woningen van derden noodzakelijk is;
de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m² mag bedragen, met dien verstande, dat, indien de paardenbak gedeeltelijk op gronden met de bestemming 'Wonen' gelegen is, de oppervlakte van de paardenbak binnen de bestemming 'Agrarisch' niet meer mag bedragen dan 800 m² verminderd met de oppervlakte van het binnen de bestemming 'Wonen' gelegen gedeelte van de paardenbak;
de oppervlakte van het totale aansluitende, in eigendom zijnde, perceel ten minste 2.000 m² bedraagt;
de paardenbak gesitueerd wordt achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel de bedrijfsbebouwing of het verlengde hiervan;
per bouwperceel ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
de activiteit geen bedrijfsmatige activiteit mag betreffen;
het aantal paarden ten hoogste 5 bedaagt;
de afstand van de paardenbak tot de woning of bedrijfsbebouwing op het eigen bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;
de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden ten minste 50 m bedraagt;
er geen lichtmasten mogen worden gebouwd;
de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
3.5.3 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.4 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties, zoals opgenomen in tabel 3.1, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De activiteiten vinden binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats.
In afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat de nevenfuncties 'kleinschalig kamperen' en 'boerengolf' ook buiten het bouwvlak mogen plaatsvinden mits ze aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd.
In aanvulling op het bepaalde in lid sub b geldt dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden geplaatst.
De nevenfuncties een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit dienen te maken en in geen geval een grotere bebouwd oppervlakte mogen beslaan dan 300 m².
Nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Het wijzigen van de bestemming leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
De bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 mogen niet onevenredig worden aangetast.
de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties in verhouding staan tot de capaciteit van de betrokken wegen.
Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
Het geen activiteiten betreffen uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: de kampeermiddelen een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans en dergelijke) bezitten.
Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: het aantal kampeermiddelen mag per agrarisch bedrijf ten hoogste 25 bedragen.
Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: er een beplantingsplan wordt overlegd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing.
Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: de afstand van kampeermiddelen tot geluidsgevoelige bestemmingen ten minste 50 m bedraagt.
Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers niet is toegestaan.
Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties waarvoor het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken
Nevenactiviteiten |
paardrijactiviteiten (paardenpension, paardenbakken) |
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur |
bezoekerscentrum |
expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening |
kleinschalig kamperen |
logies met ontbijt (bed & breakfast voor maximaal 6 eenheden) |
kampeerboerderij |
agrarisch educatief centrum |
kleinschalige horeca |
boerengolf (ook op het boerenland) |
dierenpension |
zorgboerderij |
leerbedrijf |
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, aanleggen van drainage en het scheuren van grasland;
aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting.
3.6.2 Uitzonderingen op het aanleg verbod
Het bepaalde sub 3.6.1 is niet van toepassing op het uitvoeren normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming en van andere werken en werkzaamheden, die uit een oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Het bepaalde sub 3.6.1 is slechts toelaatbaar, indien door die andere werken en/of werkzaamheden de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking of het herstel van die waarde niet wordt verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
3.6.4 Advies
Het bevoegd gezag verleent uitsluitend een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 na schriftelijk advies van een deskundige inzake de te beschermen waarde.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vorm van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.
De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
De aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast.
3.7.2 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch, met dien verstande dat:
wijziging van de begrenzing van het bouwvlak alleen toelaatbaar is, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
de noodzaak tot uitbreiding aangetoond dient te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
de vergroting van het bouwvlak milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn;
de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast;
bouwvlakken vergroot mogen worden tot ten hoogste 1,5 ha;
bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ vergroot mogen worden tot ten hoogste 2 ha.
Burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de wijziging te beslissen, schriftelijk advies in bij een deskundige inzake de beeldkwaliteit met betrekking tot de vraag of aan het bepaalde onder a sub 4 wordt voldaan.
Burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de wijziging te beslissen, schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige met betrekking tot de vraag of aan het bepaalde onder a sub 1 en 2 wordt voldaan.
3.7.3 Ten behoeve van ‘Wonen’ en ‘Tuin’
Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ en ‘Tuin’, met dien verstande dat:
de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het agrarische bedrijf de agrarische activiteiten geheel heeft beëindigd en uit een advies van een agrarisch deskundige blijkt dat er niet langer sprake is van een agrarisch bedrijf.
het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
het wijzigen van de bestemming aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
door de situering van een woning de omliggende (agrarische) bedrijven niet beperkt mogen worden in hun bedrijfsuitoefening.
de doeleinden van de bestemming (Agrarisch) waarin het agrarisch bouwvlak is gelegen, niet in onevenredige mate mag worden geschaad.
de woning dient gerealiseerd te worden op de locatie van de voormalige bedrijfswoning.
cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ behouden dienen te blijven;
er dient voldaan te worden aan de ruimtelijke uitgangspunten van het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
er dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing.
de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in lid 3.1, moeten worden behouden dan wel worden versterkt.
indien de voormalige bedrijfsgebouwen en kassen, niet zijnde de agrarische bedrijfswoning, geheel worden gesloopt, in afwijking van het bepaalde onder c het aantal nieuwe woningen mag worden gerealiseerd, zoals opgenomen in onderstaande tabel. Hierbij is cumulatie van sloop van kassen en bedrijfsgebouwen mogelijk is:
Sloop oppervlakte kassen |
Aantal te bouwen woningen |
< 5.000 m2 |
0 woningen |
5.000 – 10.000 m2 |
1 woning |
10.000 – 20.000 m2 |
2 woningen |
> 20.000 m2 |
3 woningen |
Sloop opp. agrarische bedrijfsgebouwen* |
Aantal te bouwen woningen |
< 1.000 m2 |
0 woningen |
1.000 – 2.000 m2 |
1 woning |
2.000 – 5.000 m2 |
2 woningen |
> 5.000 m2 |
3 woningen |
* Onder agrarische bedrijfsgebouwen wordt niet verstaan omgezette voormalige kassen
de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast.
de locatie van de nieuw te bouwen woningen in overeenstemming dient te zijn met het beeldkwaliteitskader, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1);
in afwijking van het bepaalde onder n nieuwbouw op een andere locatie mogelijk is, indien realisatie 1e lijns niet mogelijk is, met inachtneming van de voorwaarden en open ruimtes zoals opgenomen in het beeldkwaliteitplan, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
3.7.4 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie zoals is bedoeld in het beleidskader zoals verwoord de toelichting paragraaf 5.3 en 5.4 behorende bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat:
de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het agrarische bedrijf de agrarische activiteiten geheel heeft beëindigd en uit een advies van een agrarisch deskundige blijkt dat er niet langer sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
minimaal 50% van de bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
het aantal woningen niet mag toenemen;
de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties in verhouding dient te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
de vervolgfunctie milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn;
de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
de bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1) niet onevenredig worden aangetast;
in afwijking van het bepaalde onder c de voormalige bedrijfswoning mag worden vervangen door een nieuwe woning; de bouwregels die in dit artikel zijn genoemd met betrekking tot de agrarische bedrijfswoning blijven onverkort van kracht.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische bedrijven;
het beweiden van dieren;
behoud, versterking en herstel van de openheid van graslanden;
behoud, versterking en herstel van de verkaveling van de gronden;
behoud, versterking en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde landschappelijke en cultuurhistorische waarden met bijbehorende sloten een en ander conform het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1);
behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’’ is tevens een bestaande paardenbak toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – veldschuur’ is tevens een bestaande veldschuur toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is tevens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing toegestaan.
met de daarbij behorende:
erven;
groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden;
overige functioneel met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ verbonden voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van erf- en terreinafscheidingen, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 1,50 m.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’ een groepsschuilplaats toegestaan, waarbij de bouwhoogte en oppervlakte niet meer bedraagt dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – veldschuur’ is het bestaand agrarische hulpgebouw toegestaan, waarbij de bestaande maatvoering niet mag worden vergroot.
Paardenbakken zijn niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken agrarische hulpgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van niet meer dan twee agrarische hulpgebouwen bij een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
de grondoppervlakte van het agrarisch perceel waarop het hulpgebouw wordt gebouwd, ten minste 3 ha bedraagt, overleg gemeente, klopt dit met andere bestemmingsplannen?.
de bouw voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan.
Het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan.
De teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan.
Buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is niet toegestaan.
Het bepaalde onder d is niet van toepassing op opslag van goederen ten behoeve van de krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane gebruik, dan wel bedrijfsvoering.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik, waarvoor geldt dat de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, aanleggen van drainage en het scheuren van grasland;
aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting.
4.6.2 Uitzonderingen op het aanleg verbod
Het bepaalde sub 4.6.1 is niet van toepassing op het uitvoeren normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming en van andere werken en werkzaamheden, die uit een oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
4.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Het bepaalde sub 4.6.1 is slechts toelaatbaar, indien door die andere werken en/of werkzaamheden de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking of het herstel van die waarde niet wordt verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
4.6.4 Advies
Het bevoegd gezag verleent uitsluitend een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 na schriftelijk advies van een deskundige inzake de te beschermen waarde.
4.6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken te slopen.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven in de miilieucategorie 1 en 2;
bedrijven zoals opgenomen in de navolgende tabel:
straatnaam |
nummer |
bedrijf |
code |
Gageldijk |
2 |
Bedrijfsverzamelgebouw, houtbewerking |
Specifieke vorm van bedrijf-1 |
Gageldijk |
1, 3, 5, 7, 9 en 11 |
Bedrijfsverzamelgebouw |
Specifieke vorm van bedrijf-2 |
Gageldijk |
31 |
Transportbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-4 |
Gageldijk |
35 |
Installatiebedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-5 |
Gageldijk |
69 |
Garage |
Specifieke vorm van bedrijf-10 |
Gageldijk |
77a |
Transportbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-12 |
Gageldijk |
79 |
Garagebedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-13 |
Gageldijk |
83 |
Afvalbewerking-, sorteer- en verwerkingsbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-15 |
Gageldijk |
87a |
Taxi-/verhuurbedrijf en transportbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-16 |
Gageldijk |
89 |
Transportbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-17 |
Gageldijk |
91 |
Stalhouderij, verhuur van koetsen en rijtuigen |
Specifieke vorm van bedrijf-19 |
Gageldijk |
91b |
Meubelproducent gericht op medische toepassingen / metaalbewerking |
Specifieke vorm van bedrijf-19 |
Gageldijk |
95 |
Caravanopslag |
Specifieke vorm van bedrijf-20 |
Gageldijk |
115 |
Garagebedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-21 |
Gageldijk |
127, 129, 131 |
Caravanopslag |
Specifieke vorm van bedrijf-22 |
Herenweg |
24, 24a |
Bedrijfsverzamelgebouw, groothandel |
Specifieke vorm van bedrijf-26 |
Herenweg |
42a |
Opslagbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-28 |
Herenweg |
46a |
Veehandelsbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-29 |
Herenweg |
64 |
Bedrijfsverzamelgebouw |
Specifieke vorm van bedrijf-30 |
Maarsseveesevaart |
90 |
Caravanbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-33 |
Herenweg |
66 |
Autoschadeherstelbedrijf |
Specifieke vorm van bedrijf-36 |
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: uitsluitend bedrijfswoningen met de daarbij behorende erfbebouwing;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – detailhandel 1’ tevens detailhandel in machines, gereedschappen, onderdelen en toebehoren t.b.v. bosbouw, natuur-, erf-, tuin(bouw), parkcomfort en beheer en buitenverwarming- en buitenkooksystemen;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – detailhandel 2’ tevens detailhandel in hydrotechniek;
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is tevens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing toegestaan.
met de daarbij behorende
erven;
parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
groenvoorzieningen en water;
overige functioneel met bedrijven verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
per bouwvlak één bedrijf is toegestaan.
het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste 1 bedraagt, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’;
de afstand tussen bij de bedrijfswoning behorende erfbebouwing en de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning tenminste 1 m bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' is 84 m2 van de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing gerealiseerd binnen de bedrijfswoning;
overigens het volgende geldt:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) |
|
600 m3 |
6 m |
10 m |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
50 m² per bedrijfswoning |
|
3 m* |
6 m |
bedrijfsgebouwen |
zie bijlage 4 |
|
6 m |
10 m |
erfafscheidingen |
|
|
|
1 m
2 m |
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van het overschrijden bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub b voor het overschrijden van de bouwgrenzen (niet zijnde bestemmingsgrenzen) van bedrijfswoningen, indien uitbreiding tot de maximaal toegestane inhoud van de bedrijfswoning wel toelaatbaar, maar niet mogelijk is binnen de bouwvlakken, mits voldaan wordt aan beeldkwaliteitplan
5.3.2 Ten behoeve van de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder e ten behoeve van een hogere goothoogte van gebouwen, met dien verstande dat:
de goothoogte ten hoogste 7,5 m bedraagt;
de bouwhoogte ten hoogste 12 m bedraagt;
de afwijkende goot- en/of bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling.
de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
5.3.3 Ten behoeve van de vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub e ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden
5.3.4 Ten behoeve van hogere bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub e voor een hogere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van 15 m binnen een bouwvlak, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
5.3.5 Ten behoeve van de maximum oppervlakte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a en f ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
de vergroting mag niet meer bedragen dan 20%.
de vergroting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
door de vergroting mogen bestaande omilggende bedrijven en woningen niet extra worden gehinderd.
indien als gevolg van een aangevraagde vergroting ook de parkeerbehoefte van een bedrijf omhoog gaat, dan zal deze extra behoefte binnen het bestemmningsvlak van het terrein gerealiseerd moeten worden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt:
Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zoals deze luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan zijn niet toegestaan.
Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan.
Bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan.
In afwijking van het bepaalde onder sub d is ter plaatse van de aanduiding ‘sb-34’ het bestaande bedrijf toegestaan.
Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
Per bedrijf mag niet meer dan 40% van het bedrijfsvloeroppervlak voor niet zelfstandige kantooractiviteiten worden gebruikt.
Elk bedrijf dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen.
Het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan.
Buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan.
Het bepaalde onder i is niet van toepassing op opslag van goederen ten behoeve van de krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane bedrijfsvoering.
Het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van andere bedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub a en b voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatste toegestaan, met dien verstande dat:
Het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld aan categorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten;
Het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld aan het bestaande bedrijf conform de tabel onder 5.1;
Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties in verhouding dient te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
5.5.2 Ten behoeve van de aanleg van paardenbakken, het africhten/trainen van paarden en uitoefening paardensport en bijbehorende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub l ten behoeve van het toestaan van paardenbakken, het toestaan van aan de paardenhouderij gerelateerde overige bouwwerken zoals stapmolens en paddocks, het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak, met dien verstande dat:
de paardenbak uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd mag worden dan wel deels buiten het bouwvlak op de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' indien dit aantoonbaar wegens gebrek aan ruimte op het bouwvlak of vanwege de geldende afstandsmaten tot woningen van derden noodzakelijk is;
de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m² mag bedragen, met dien verstande, dat, indien de paardenbak gedeeltelijk op gronden met de bestemming 'Wonen' gelegen is, de oppervlakte van de paardenbak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' niet meer mag bedragen dan 800 m² verminderd met de oppervlakte van het binnen de bestemming 'Wonen' gelegen gedeelte van de paardenbak;
de oppervlakte van het totale aansluitende, in eigendom zijnde, perceel tenminste 2.000 m² bedraagt;
de paardenbak gesitueerd wordt achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel de bedrijfsbebouwing of het verlengde hiervan;
per bouwperceel ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
de activiteit geen bedrijfsmatige activiteit mag betreffen;
het aantal paarden ten hoogste 5 bedaagt;
de afstand van de paardenbak tot de woning of bedrijfsbebouwing op het eigen bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;
de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden ten minste 50 m bedraagt;
er geen lichtmasten gerealiseerd mogen worden;
de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
5.5.3 Ten behoeve van bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten behoeve van een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De activiteiten vinden binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats.
Er mogen maximaal 6 eenheden gerealiseerd worden.
In aanvulling op het bepaalde in lid sub a geldt dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden geplaatst.
De bed & breakfast een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit dienen te maken en in geen geval een grotere bebouwd oppervlakte mogen beslaan dan 300 m².
De bed & breakfast dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Het wijzigen van de bestemming leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
De bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 mogen niet onevenredig worden aangetast.
de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfast in verhouding staan tot de capaciteit van de betrokken wegen.
Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vorm van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.
De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
De aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast.
5.6.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van ‘Wonen’ en ‘Tuin’
Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ en ‘Tuin’, onder de volgende voorwaarden:
de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het bedrijf de activiteiten geheel heeft beëindigd;
nieuwbouw is niet toegestaan;
het aantal woningen niet mag toenemen;
het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
het wijzigen van de bestemming aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
door de situering van een woning de omliggende (agrarische) bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsuitoefening;
de voormalige bedrijfswoning gehandhaafd moet blijven, maar eventueel mag worden vervangen door een nieuwe woning; de bouwregels die in dit artikel zijn genoemd met betrekking tot de bedrijfswoning blijven onverkort van kracht;
cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dient behouden te blijven.
er voldaan dient te worden aan de ruimtelijke uitgangspunten, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1);
voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
er dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing;
indien de voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning, geheel worden gesloopt, in afwijking van het bepaalde onder c het aantal nieuwe woningen mag worden gerealiseerd zoals opgenomen in onderstaande tabel. Hierbij is cumulatie van sloop van kassen en bedrijfsgebouwen mogelijk is:
Sloop opp. bedrijfsgebouwen* |
Aantal te bouwen woningen |
< 1.000 m2 |
0 woningen |
1.000 – 2.000 m2 |
1 woning |
2.000 – 5.000 m2 |
2 woningen |
> 5.000 m2 |
3 woningen |
* Onder bedrijfsgebouwen wordt niet verstaan omgezette voormalige kassen
Sloop oppervlakte kassen ter |
Aantal te bouwen woningen |
< 5.000 m2 |
0 woningen |
5.000–10.000 m2 |
1 woning |
10.000–20.000 m2 |
2 woningen |
> 20.000 m2 |
3 woningen |
De aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast;
de locatie van de nieuw te bouwen woningen dient in overeenstemming te zijn met het beeldkwaliteitskader, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage1);
In afwijking van het bepaalde onder n is nieuwbouw op een andere locatie mogelijk, indien realisatie 1e lijns niet mogelijk is, met inachtneming van de voorwaarden en openruimten, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
5.6.3 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende niet-agrarische bedrijf te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie zoals is bedoeld in het beleidskader zoals verwoord de toelichting paragraaf 5.3 en 5.4 behorende bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat:
de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het niet-agrarische bedrijf de activiteiten geheel heeft beëindigd en uit een advies van een deskundige blijkt dat er niet langer sprake is van een volwaardig bedrijf;
minimaal 50% van de bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
het aantal woningen niet mag toenemen;
de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties in verhouding dient te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
de vervolgfunctie milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn;
de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
de bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1) niet onevenredig worden aangetast;
in afwijking van het bepaalde onder c de voormalige bedrijfswoning mag worden vervangen door een nieuwe woning; de bouwregels die in dit artikel zijn genoemd met betrekking tot de bedrijfswoning blijven onverkort van kracht.
5.6.4 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het afsplitsen van de bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de afsplitsing van de bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
nieuwbouw is niet toegestaan;
het aantal woningen niet mag toenemen;
het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
het wijzigen van de bestemming aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
door de situering van een woning de omliggende (agrarische) bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsuitoefening;
cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ dient behouden te blijven.
er voldaan dient te worden aan de ruimtelijke uitgangspunten, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1);
voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
er dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing;
de regels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing zijn op de afgesplitste woning.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een parenclub;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning: één bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
erven;
parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
groenvoorzieningen en water;
overige functioneel met de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’ verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ niet meer dan één bedrijfswoning mag worden gebouwd.
overigens het volgende geldt:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) |
|
600 m3 |
6 m |
10 m |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
50 m² per bedrijfswoning |
|
3 m* |
6 m |
bedrijfsgebouwen |
|
|
6 m |
10 m |
erfafscheidingen |
|
|
|
1 m
2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.
de afstand van gebouwen tot de insteek van een gemene watergang tenminste 3 m bedraagt.
de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens, voor zover deze niet gevormd wordt door een gemene watergang, tenminste 3 m bedraagt.
de afstand van de gebouwen tot een gemene bouwgrens, voor zover deze niet gevormd wordt door een gemene watergang tenminste 3 m bedraagt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Ten behoeve van de vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sub c ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan.
Detailhandel is niet toegestaan.
Opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden is niet toegestaan.
De culturele en ontspannende voorzieningen dienen te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een tuincentrum;
ondergeschikte horeca;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – pergola’: tevens een pergola;
met de daarbij behorende:
erven;
parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
groenvoorzieningen en water;
overige functioneel met het tuincentrum verbonden voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
overkappingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – pergola’ zijn toegestaan
vervolgens het volgende geldt:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
bedrijfsgebouwen |
|
|
6 m |
10 m |
overkappingen |
|
|
2,4m |
3,6m |
erfafscheidingen |
|
|
|
1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
10 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Ten behoeve van het overschrijden van bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a voor het overschrijden van de bouwgrenzen (niet zijnde bestemmingsgrenzen) van bedrijfswoningen, indien uitbreiding tot de maximaal toegestane inhoud van de bedrijfswoning wel toelaatbaar maar niet mogelijk is binnen de bouwvlakken, mits wordt voldaan aan het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
7.3.2 Ten behoeve van de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder d voor een hogere goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
de goothoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 meter.
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
de afwijkende goot- en/of bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling.
de hogere goot- en/of bouwhoogte geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
7.3.3 Ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub d voor een hogere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van 15 m binnen een bouwvlak, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
7.3.4 Ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder a voor het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
de vergroting mag niet meer bedragen dan 20%.
de vergroting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
door de vergroting mogen bestaande omilggende bedrijven en woningen niet extra worden gehinderd.
indien als gevolg van een aangevraagde vergroting ook de parkeerbehoefte van een bedrijf omhoog gaat, dan zal deze extra behoefte binnen het bestemmningsvlak van het terrein gerealiseerd moeten worden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Uitstalling van goederen is toegestaan binnen het bouwvlak en buiten het bouwvlak achter de achtergevelrooilijn.
Het tuincentrum dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(openbaar) groen
met de daarbij behorende:
groenvoorzieningen en water;
verhardingen, bermstroken, wegen, voet- en fietspaden;
speelvoorzieningen;
kunstobjecten en straatmeubilair;
overige functioneel met de bestemming ‘Groen’ verbonden voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 5 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Onverminderd het bepaalde in artikel 23 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiker voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het aanleggen van parkeerplaatsen en het gebruik daarvan.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca behorende tot categorie h2;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: tevens één bedrijfswoning;
ondergeschikte zalenverhuur;
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
erven;
parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
groenvoorzieningen en water;
overige functioneel met horecaondernemingen verbonden voorzieningen;
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ zijn toegestaan.
vervolgens het volgende geldt:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) |
|
600 m3 |
6 m |
10 m |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
50 m² per bedrijfswoning |
|
3 m* |
6 m |
bedrijfsgebouwen |
|
|
6 m |
10 m |
erfafscheidingen |
|
|
|
1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
2 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Ten behoeve van de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfswoningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder c voor een hogere goot- en/of bouwhoogte van bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De hogere goot- en/of bouwhoogte doet geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1). Kan eruit deze hoogtes mogen bij recht al
9.3.2 Ten behoeve van de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder c voor een hogere goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
De afwijkende goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling.
De hogere goot- en/of bouwhoogte doet geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
9.3.3 Ten behoeve van de vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 sub c ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden is niet toegestaan.
De horecaonderneming dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Ten behoeve van ‘Wonen’ en ‘Tuin’
Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende bouwvlak te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ en ‘Tuin’, met dien verstande dat:
de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het bedrijf de activiteiten geheel heeft beëindigd.
nieuwbouw niet is toegestaan.
het aantal woningen niet mag toenemen.
het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
het wijzigen van de bestemming aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
door de situering van een woning de omliggende (agrarische) bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsuitoefening.
cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ behouden dienen te blijven;
de bedrijfswoning gehandhaafd moet blijven, maar eventueel mag worden vervangen door een nieuwe woning; de bouwregels die in dit artikel zijn genoemd met betrekking tot de bedrijfswoning blijven onverkort van kracht.
er voldaan dient te worden aan de ruimtelijke uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
er dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing.
voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
indien de voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning, geheel worden gesloopt, mag in afwijking van het bepaalde onder c het aantal nieuwe woningen worden gerealiseerd zoals opgenomen in onderstaande tabel. Hierbij is cumulatie van sloop van kassen en bedrijfsgebouwen mogelijk is:
Sloop opp. bedrijfsgebouwen* |
Aantal te bouwen woningen |
< 1.000 m2 |
0 woningen |
1.000 – 2.000 m2 |
1 woning |
2.000 – 5.000 m2 |
2 woningen |
> 5.000 m2 |
3 woningen |
* Onder bedrijfsgebouwen wordt niet verstaan omgezette voormalige kassen
de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast.
de locatie van de nieuw te bouwen woningen dient in overeenstemming te zijn met het beeldkwaliteitplan, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
In afwijking van het bepaalde onder n is nieuwbouw op een andere locatie mogelijk, indien realisatie 1e lijns niet mogelijk is, met inachtneming van de voorwaarden en openruimten, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
Artikel 10 Recreatie – 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘Recreatie – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volkstuinen;
met de daarbij behorende parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - veldschuur' een veldschuur;
groenvoorzieningen en water;
wegen, voet- en fietspaden;
overige functioneel met de bestemming ‘Recreatie – 2’ verbonden voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
per volkstuin met een oppervlak van meer of gelijk aan 200 m2 kassen en bergingen mogen worden gebouwd, waarbij:
de grondoppervlakte van een plantenkas niet meer dan 12 m² mag bedragen;
de grondoppervlakte van andere gebouwen en overkappingen niet meer dan
6 m2 mag bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de grondoppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 3 niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 3 m mag bedragen.
binnen een bestemmingsvlak met een oppervlakte van ten minste 0,5 ha mag ten hoogste één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een goothoogte van niet meer dan 3 m; en een bouwhoogte van niet meer van 5 m, ten behoeve van het beheer en sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
de goothoogte van veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - veldschuur' niet meer mag bedragen dan 3 m;
de bouwhoogte van veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - veldschuur' niet meer mag bedragen dan 4 m;
de oppervlakte van veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - veldschuur' niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak;
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 2,5 m;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' mag geen nieuwe bebouwing worden gerealiseerd.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
Permanente bewoning is niet toegestaan..
Elk bedrijf of voorziening dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen.
Artikel 11 Recreatie – 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘Recreatie – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfsrecreatie zoals opgenomen in de ‘Tabel Verblijfsrecreatie’;
Tabel Verblijfsrecreatie
Aanduiding |
Adres |
Soort voorziening |
Max. aantal recreatieverblijven |
‘specifieke vorm van recreatie–1’ |
Gageldijk 71 |
verblijfsrecreatie |
40 |
‘specifieke vorm van recreatie– 2’ |
Gageldijk 77 |
verblijfsrecreatie |
25 |
functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen, zoals een receptie en een kantine;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: tevens één bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
zelfstandige recreatieverblijven met bijbehorende erven;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
wegen, voet- en fietspaden;
binnen de bestemming is een zone van 5 m, gemeten vanaf de bestemmingsgrens, uitsluitend bestemd voor afschermend groen;
elk recreatieverblijf dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij per recreatieverblijf ten minste 1,5 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming, met dien verstande dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
ondergronds bouwen niet is toegestaan;
de afstand tussen recreatieverblijven tenminste 5 m bedraagt;
het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedraagt;
overigens het volgende geldt:
|
max. aantal |
max. inhoud |
max. (grond)oppervlak |
max. goothoogte |
max. bouw- hoogte |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) |
1 |
600 m³ |
|
6 m |
10 m |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
|
|
50 m² |
3 m* |
6 m |
recreatieverblijven |
zoals aange- geven in de tabel verblijfs- recreatie |
|
75 m2 |
3 m |
6 m |
bijgebouw of overkapping bij een recreatieverblijf |
1 per recreatieverblijf |
|
10 m² |
|
2,75 m |
overige gebouwen zoals was- en toiletgebouwen, bergplaatsen, administratieruimten, kampwinkels en kantines inclusief bedrijfswoning |
|
|
430 m2 t.pv. aanduiding ‘sr-1’ 180 m2 t.pv. aanduiding ‘sr-2’ |
6 m |
10 m |
erf- en terrein afscheidingen: |
|
|
|
|
|
pergola's |
|
|
|
|
2,7 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
|
2,5 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning..
11.3 Afwijking bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder c tot een afstand van 3 m tussen de recreatieverblijven, mits uit een advies van de brandweer blijkt dat is gewaarborgd dat wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de brandveiligheid.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Permanente bewoning van recreatieverblijven en kampeermiddelen is niet toegestaan. Hieronder wordt tevens verstaan het gebruik van recreatieverblijven en kampeermiddelen door seizoensarbeiders.
Elke eigenaar of rechtsopvolger van een recreatieverblijf dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen. Deze bepaling is niet van toepassing voor recreatieverblijven op de legakkers die niet per gemotoriseerd voertuig bereikbaar zijn.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een manege
met de daarbij behorende:
wegen, voet en fietspaden;
parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
groenvoorzieningen en water;
overige functioneel met de bestemming ‘Sport’ verbonden voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande , dat:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
overigens het volgende geldt:
bouwwerk |
goothoogte |
bouwhoogte |
oppervlakte / inhoud |
bedrijfsgebouwen |
6 m |
8 m |
|
erfafscheidingen:
|
|
2 m
1 m |
|
lichtmasten |
|
5m |
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
5 m |
|
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Bij de manege dienen de noodzakelijke parkeervoorzieningen te worden aangelegd.
Ten aanzien van paardenbakken gelden de volgende voorwaarden:
de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
de afstand van de paardenbak tot de woning op het eigen bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;
de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden ten minste 50 m bedraagt;
de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen;
met de daarbij behorende:
groenvoorzieningen en water;
toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
geluidschermen;
overige functioneel met de bestemming ‘Tuin’ verbonden voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is tevens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing toegestaan.
behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’.
13.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, waarbij:
de hoogte vóór de voorgevel niet meer dan 1 m bedraagt;
de hoogte achter de voorgevel niet meer dan 2 m bedraagt;
in afwijking van het bepaalde sub a en b de hoogte van een overkapping niet meer dan 3 m bedraagt en de oppervlakte daarvan niet meer is dan 10 m².
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’ een groepsschuilplaats toegestaan, waarbij de bouwhoogte en oppervlakte niet meer bedraagt dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van de bouw van:
erkers en tochtportalen aansluitend aan een op het perceel gelegen (hoofd)gebouw tot een grondoppervlak van niet meer dan 6 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
een geluidscherm ten behoeve van bedrijven als bedoeld in artikel 5 tot een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m, mits zulks noodzakelijk is uit een oogpunt van milieubeheer in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken te slopen.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen;
met de daarbij behorende:
straatmeubilair;
groenvoorzieningen;
duikers en andere kunstwerken;
water- waterhuishoudkundige voorzieningen;
voet- en fietspaden;
nutsvoorzieningen;
gemalen;
overige functioneel met de bestemming ‘Verkeer’ verbonden voorzieningen;
parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte voor lichtmasten niet meer dan 15 m bedraagt en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m bedraagt.
In afwijking van het bepaalde in sub a mogen binnen de bestemming kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en viaducten, worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 6 m.
In afwijking van het bepaalde in sub a mogen binnen de bestemming (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen en gemalen worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 3 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Opslag van goederen is niet toegestaan.
Het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin of andere vaste of vloeibare stoffen is niet toegestaan.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
de waterhuishouding;
extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
bruggen, sluizen, duikers, steigers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
groenvoorzieningen;
kruisende voet- en fietspaden;
ontsluiting van aangrenzende percelen;
overige functioneel met de bestemming ‘Water’ verbonden voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (waaronder begrepen kunstwerken) ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
de hoogte van masten ten behoeve van obstakelverlichting ten hoogste 12 m bedraagt;
voor het bouwen van steigers de volgende regels gelden
per perceel is niet meer dan één steiger toegestaan;
de breedte van de steiger mag niet meer bedragen dan 6 m;
de diepte van de steigers gemeten vanaf de waterkant mag niet meer bedragen dan 1 m;
de bouwhoogte van steigers mag niet meer bedragen dan 0,5 m boven het waterpeil.
de hoogte van bruggen mag niet meer dan 6 m bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Het plaatsen van onderkomens, waaronder begrepen het innemen van ligplaatsen met woonschepen en/of woonarken, is niet toegestaan.
Opslag van goederen is niet toegestaan.
Het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin of andere vaste of vloeibare stoffen is niet toegestaan.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning, binnen de gronden op de kaart aangewezen met de bestemming ‘Water’ de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
het wijzigen van het profiel van sloten en de wateroppervlakte dan wel het graven of dempen hiervan;
het ontgronden, bodem verlagen, afgraven of ophogen;
het aanbrengen van beschoeiingen;
het wijzigen van het profiel van de oever.
15.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod als bedoeld in lid 15.4.1 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden de waterhuishoudkundige en/of landschappelijke waarden of de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet in onevenredige mate worden aangetast
15.4.4 Advies
Het bevoegd gezag verleent uitsluitend een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 na schriftelijk advies van het hoogheemraadschap of een andere deskundige inzake de te beschermen belangen.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan huisverbonden beroepen dan wel aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’: tevens een kantoor;
ter plaatse van de aanduiding ‘sauna’: tevens een sauna;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – paardenstal’: tevens een paardenstal;
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is tevens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing toegestaan.
behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’;
met de daarbij behorende:
erven;
toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
de afstand tussen bij de woning behorende bijgebouwen en de voorgevelrooilijn van de woningen tenminste 1m bedraagt;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3 m bedraagt;
de afstand van de gebouwen tot de insteek van een gemene watergang tenminste 3 m bedraagt;
ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – paardenstal’ één paardenstal is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’ een groepsschuilplaats toegestaan, waarbij de bouwhoogte en oppervlakte niet meer bedraagt dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte;
overigens het volgende geldt:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. inhoud |
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
woning (inclusief aan- en uitbouwen en overkap- pingen) |
één, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’. |
600 m³ |
|
4,5 m |
10 m |
bijgebouwen bij de woning |
|
|
50% van de oppervlakte van het bij de woning beho- rende erf met een maximum van 50 m² |
3 m* |
5 m |
erfafscheidingen |
|
|
|
|
|
paardenstal |
|
|
|
bestaand |
bestaand |
sauna |
|
|
|
6m |
10m |
pergola's |
|
|
|
|
2,7 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
|
2 m |
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Ten behoeve van hogere goot- en bouwhoogte hoofdgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 sub g met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De hogere goot- en bouwhoogte mag geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).
het bevoegd gezag verleent uitsluitend toepassing aan de bevoegdheid tot afwijken na een positief schriftelijk advies van de ter zake deskundige instantie(s) omtrent het bepaalde onder sub c.
16.3.2 Ten behoeve van de vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van erfbebouwing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 sub g ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan erfbebouwing tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt.
16.3.3 Ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 sub c ten behoeve van een kortere afstand tot de perceelsgrens, dan wel te bouwen op de perceelsgrens, met dien verstande dat:
de natuur-, landschappelijk en cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan.
Een woning is bedoeld voor één huishouding. Kamerbewoning is niet toegestaan.
Het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg is niet toegestaan;
De vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 33% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m²; in het kader van deze activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Ten behoeve van paardenbakken en het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4 sub a teneinde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan voor het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak, met dien verstande dat:
de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
de oppervlakte van het totale aansluitende, in eigendom zijnde, perceel ten minste 2.000 m² bedraagt;
de paardenbak gesitueerd wordt achter de achtergevel van de woning of het verlengde hiervan;
er per bouwperceel ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
de activiteit geen bedrijfsmatige activiteit betreft;
het aantal paarden of pony's ten hoogste 5 bedraagt;
de afstand van de paardenbak tot de woning op het eigen bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;
de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden ten minste 50 m bedraagt;
er geen lichtmasten mogen worden gebouwd;
de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bunker’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken te slopen.
Artikel 17 Leiding - Gas
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
17.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in lid 17.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van niet meer dan 3 m worden gebouwd.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning, binnen de gronden op de kaart aangewezen met de bestemming 'Leiding - Gas' de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het rooien van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting en bomen;
permanent opslaan van goederen.
17.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod als bedoeld in lid 17.4.1 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
17.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4.1 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
17.4.4 Advies
Het bevoegd gezag verleent uitsluitend vergunning als bedoeld in lid 17.4.3 onder a na schriftelijk advies van de leidingbeheerder inzake de te beschermen waarde.
Artikel 18 Leiding – Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.
18.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in lid 18.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van niet meer dan 3 m worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning, binnen de gronden op de kaart aangewezen met de bestemming 'Leiding - Water' de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het rooien van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting en bomen;
permanent opslaan van goederen.
18.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod als bedoeld in lid 18.4.1 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
18.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4.1 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
18.4.4 Advies
Het bevoegd gezag verleent uitsluitend vergunning als bedoeld in lid 18.4.3 onder a na schriftelijk advies van de leidingbeheerder inzake de te beschermen waarde.
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
19.3 Toelaatbaarheid
Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 19.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
een bouwwerk niet groter dan 50 m²;
een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
19.4 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in lid 19.2 mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanleggen van bos of boomgaard;
verlagen van het waterpeil;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 0,3 m;
het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
19.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 19.5.1 geldt zijn slechts toelaatbaar indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.5.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 19.5.1 is niet van toepassing:
op werken of werkzaamheden, met dien verstande dat voorafgaand aan de bodemingrepen een archeologisch onderzoek is uitgevoerd;
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden;
indien de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, omgevingsvergunning voor het bouwen, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
indien de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
op werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
op werkzaamheden die niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
19.5.4 Voorwaarden
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning, zoals bedoeld in lid 19.5.1, na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toe te kennen aan gronden grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a sub 1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 4
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
20.3 Toelaatbaarheid
Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 20.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
een bouwwerk niet groter dan 1.000 m²;
een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
20.4 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in lid 20.2 mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanleggen van bos of boomgaard;
verlagen van het waterpeil;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 0,3 m;
het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
20.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 20.5.1 geldt zijn slechts toelaatbaar indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.5.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 20.5.1 is niet van toepassing:
op werken of werkzaamheden, met dien verstande dat voorafgaand aan de bodemingrepen een archeologisch onderzoek is uitgevoerd;
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden;
indien de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, omgevingsvergunning voor het bouwen, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
indien de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
op werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
op werkzaamheden die niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 1.000 m² beslaan.
20.5.4 Voorwaarden
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning, zoals bedoeld in lid 20.5.1, na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' toe te kennen aan gronden grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a sub 1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 5
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
21.3 Toelaatbaarheid
Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 21.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
een bouwwerk niet groter dan 10 ha;
een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
21.4 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in lid 21.2 mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanleggen van bos of boomgaard;
verlagen van het waterpeil;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 0,3 m;
het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
21.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 21.5.1 geldt zijn slechts toelaatbaar indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.5.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 21.5.1 is niet van toepassing:
op werken of werkzaamheden, met dien verstande dat voorafgaand aan de bodemingrepen een archeologisch onderzoek is uitgevoerd;
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden;
indien de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, omgevingsvergunning voor het bouwen, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
indien de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
op werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
op werkzaamheden die niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 10 ha beslaan.
21.5.4 Voorwaarden
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning, zoals bedoeld in lid 21.5.1, na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen aan gronden grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a sub 1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 6
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
22.3 Toelaatbaarheid
Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 22.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
een bouwwerk niet groter dan 100 m²;
een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
22.4 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in lid 22.2 mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanleggen van bos of boomgaard;
verlagen van het waterpeil;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 0,3 m;
het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
22.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 22.5.1 geldt zijn slechts toelaatbaar indien:
op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden gericht op:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.5.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing:
op werken of werkzaamheden, met dien verstande dat voorafgaand aan de bodemingrepen een archeologisch onderzoek is uitgevoerd;
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden;
indien de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, omgevingsvergunning voor het bouwen, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
indien de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
op werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
op werkzaamheden die niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
22.5.4 Voorwaarden
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning, zoals bedoeld in lid 22.5.1, na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' toe te kennen aan gronden grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a sub 1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie - Nieuwe Hollandse Waterlinie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie – Nieuwe Hollandse Waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gronden gelegen binnen bouwvlakken.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie – Nieuwe Hollandse Waterlinie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen en ophogen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het, voor langer dan één groeiseizoen, omzetten van grasland naar bouwland;
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of kaden;
het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
23.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 23.3.1 is niet van toepassing, indien werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 23.2 in acht is genomen;
betrekking hebben op het herstel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevings- aanleg- of ontgrondingenvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
indien de werken betrekking hebben op gronden gelegen binnen bouwvlakken of de bestemming ‘Wonen’ en/of ‘Tuin’.
23.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de Nieuw Hollandse Waterlinie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast of wordt hersteld.
Artikel 24 Waterstaat – Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
aanleg, instandhouding en/of bescherming van een dijklichaam en de waterkering;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke, natuur- en/of ecologische waarden in de vorm van vegetatie en beplanting;
behoud en bescherming van de kazematten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
verhardingen in de vorm van voorzieningen voor verkeer en verblijf;
groenvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 24.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het water-kerende vermogen van de waterkering.
Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verboden werkzaamheden
Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
Het vergraven of ontgraven van het dijklichaam of dijktalud.
d Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
24.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering