direct naar inhoud van Regels

Herenweg-Gageldijk e.o.

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1904.BPHerenwegGagelMRS-VG02
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijven;

  2. het beweiden van dieren;

  3. behoud, versterking en herstel van de openheid van graslanden;

  4. behoud, versterking en herstel van de verkaveling van de gronden;

  5. wonen in een bedrijfswoning;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ is tevens een glastuinbouwbedrijf toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ is tevens een paardenhouderij toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘bomenteelt’ is tevens een boomkwekerij toegestaan;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’ is tevens een hoveniersbedrijf toegestaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding– veldschuur’ is tevens een agrarisch hulpgebouw toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - VAB-caravanstalling’ is tevens een caravanstalling in de voormalige agrarische kassen toegestaan;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ is tevens opslag toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’’ is tevens een bestaande paardenbak toegestaan;

  14. ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is tevens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing toegestaan.

  15. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenstal’: tevens een paardenstal;

  16. ondergeschikte detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt, is toegestaan, voor zover deze detailhandel geen zelfstandig onderdeel vormt van de bedrijfsvoering;

  17. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. erven;

  2. groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden;

  3. overige functioneel met de bestemming ‘Agrarisch’ verbonden voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen en veekralen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;

 

  1. in afwijking op het bepaalde onder sub a geldt dat per agrarisch bedrijf ten hoogste 2 agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat de grondoppervlakte van het agrarisch perceel waarop het hulpgebouw wordt gebouwd, ten minste 1 ha bedraagt en de afstand tot het bij het bedrijf behorende bouwvlak ten hoogste 500 m bedraagt;

  2. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – veldschuur’ het bestaand agrarische hulpgebouw toegestaan, waarbij de bestaande maatvoering niet mag worden vergroot;

  3. de afstand tussen bij de bedrijfswoning behorende erfbebouwing en de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning ten minste 1 m bedraagt;

  4. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3 m bedraagt;

  5. de afstand van de gebouwen tot de insteek van een gemene watergang tenminste 3 m bedraagt;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ is de maximaal 9.500 m2 bedrijfsbebouwing toegestaan;

  7. ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – paardenstal’ één paardenstal is toegestaan;

  8. overigens het volgende geldt:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. oppervlak

max. inhoud

max. goothoogte

max. bouw- hoogte

bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen)

één, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’.

Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is de bouw van een bedrijfswoning niet toegestaan

 

600 m³

6 m

10 m

bijgebouwen bij de bedrijfswoning

 

50 m2 (per bedrijfswoning)

 

3 m*

6 m

bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen)

 

8000 m2

 

6 m

11 m

bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

 

5000 m2

 

6 m

11 m

kassen

 

300 m2

 

5 m

7 m

 

 

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. oppervlak

max. inhoud

max. goothoogte

max. bouw- hoogte

kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

 

2 ha

 

5 m

7 m

agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak

 

100 m² (per bedrijf)**

 

3 m

4 m

mestsilo's

 

 

 

 

5 m

 

paardenstal

 

 

 

bestaand

bestaand

kuilvoerplaten en sleufsilo’s

 

 

 

 

2 m

overige silo's

 

 

 

 

15 m

erfafscheidingen
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- overige plaatsen binnen het bouwvlak

 

 

 

 

 

1 m

1,5 m

veekralen

 

 

 

 

1,5 m

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

 

 

 

3 m

* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.

**indien dit noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering

 

  1. bedrijven met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - VAB-caravanstalling’ mogen alleen nieuwbouw plegen als deze nieuwbouw dezelfde oppervlakte heeft als de bestaande bebouwing. De goothoogte mag maximaal 4 m zijn of gelijk aan de aanwezige hoogte indien deze hoger is.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub i ten behoeve van een hogere goothoogte en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met dien verstande dat:

  1. De goothoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.

  3. De verhoging van de goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  4. De bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).

 

 

 

3.3.2 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van het bouwen op geringere afstanden tot zijdelingse perceelsgrens of de gemene watergang, indien dit uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).

 

3.3.3 Ten behoeve van de vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub i ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden

 

3.3.4 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub i voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 15 m, uitsluitend op gronden binnen een bouwvlak, voor zover dat voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. Het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan.

  2. Het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan.

  3. De teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan.

  4. Buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is niet toegestaan.

  5. Gebruik van ruimten in de bedrijfswoning en erfbebouwing ten behoeve mantelzorg is niet toegestaan.

  6. Een woning is bedoeld voor één huishouding. Kamerbewoning is niet toegestaan.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ in combinatie met de aanduiding ‘hovenier’ is een hoveniersbedrijf als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.

  8. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven bedraagt ten hoogste 33% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m2; in het kader van de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven is geen horeca en detailhandel toegestaan.

  9. Het bepaalde onder d is niet van toepassing op opslag van goederen ten behoeve van de krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane gebruik, dan wel bedrijfsvoering.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik, waarvoor geldt dat de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid.

 

3.5.2 Ten behoeve van de aanleg van paardenbakken, het africhten/trainen van paarden en uitoefening paardensport en bijbehorende voorzieningen

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub b ten behoeve van het toestaan van paardenbakken, het toestaan van aan de paardenhouderij gerelateerde overige bouwwerken zoals stapmolens en paddocks, het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak, met dien verstande dat:

  1. de paardenbak uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd mag worden dan wel deels buiten het bouwvlak op de bestemming 'Agrarisch', indien dit aantoonbaar wegens gebrek aan ruimte op het bouwvlak of vanwege de geldende afstandsmaten tot woningen van derden noodzakelijk is;

  2. de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m² mag bedragen, met dien verstande, dat, indien de paardenbak gedeeltelijk op gronden met de bestemming 'Wonen' gelegen is, de oppervlakte van de paardenbak binnen de bestemming 'Agrarisch' niet meer mag bedragen dan 800 m² verminderd met de oppervlakte van het binnen de bestemming 'Wonen' gelegen gedeelte van de paardenbak;

  3. de oppervlakte van het totale aansluitende, in eigendom zijnde, perceel ten minste 2.000 m² bedraagt;

  4. de paardenbak gesitueerd wordt achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel de bedrijfsbebouwing of het verlengde hiervan;

  5. per bouwperceel ten hoogste één paardenbak is toegestaan;

  6. de activiteit geen bedrijfsmatige activiteit mag betreffen;

  7. het aantal paarden ten hoogste 5 bedaagt;

  8. de afstand van de paardenbak tot de woning of bedrijfsbebouwing op het eigen bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;

  9. de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden ten minste 50 m bedraagt;

  10. er geen lichtmasten mogen worden gebouwd;

  11. de bouwhoogte van omheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

 

3.5.3 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.4 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties, zoals opgenomen in tabel 3.1, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. De activiteiten vinden binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat de nevenfuncties 'kleinschalig kamperen' en 'boerengolf' ook buiten het bouwvlak mogen plaatsvinden mits ze aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd.

  3. In aanvulling op het bepaalde in lid sub b geldt dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden geplaatst.

  4. De nevenfuncties een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit dienen te maken en in geen geval een grotere bebouwd oppervlakte mogen beslaan dan 300 m².

  5. Nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  6. Het wijzigen van de bestemming leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  7. De bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties in verhouding staan tot de capaciteit van de betrokken wegen.

  9. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

  10. Het geen activiteiten betreffen uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

  11. Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

  12. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: de kampeermiddelen een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans en dergelijke) bezitten.

  13. Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: het aantal kampeermiddelen mag per agrarisch bedrijf ten hoogste 25 bedragen.

  14. Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: er een beplantingsplan wordt overlegd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing.

  15. Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: de afstand van kampeermiddelen tot geluidsgevoelige bestemmingen ten minste 50 m bedraagt.

  16. Ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen: permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers niet is toegestaan.

 

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties waarvoor het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken

 

Nevenactiviteiten

paardrijactiviteiten (paardenpension, paardenbakken)

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

bezoekerscentrum

expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening

kleinschalig kamperen

logies met ontbijt (bed & breakfast voor maximaal 6 eenheden)

kampeerboerderij

agrarisch educatief centrum

kleinschalige horeca

boerengolf (ook op het boerenland)

dierenpension

zorgboerderij

leerbedrijf

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, aanleggen van drainage en het scheuren van grasland;

  5. aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting.

 

3.6.2 Uitzonderingen op het aanleg verbod

Het bepaalde sub 3.6.1 is niet van toepassing op het uitvoeren normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming en van andere werken en werkzaamheden, die uit een oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

 

3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bepaalde sub 3.6.1 is slechts toelaatbaar, indien door die andere werken en/of werkzaamheden de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking of het herstel van die waarde niet wordt verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

3.6.4 Advies

Het bevoegd gezag verleent uitsluitend een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 na schriftelijk advies van een deskundige inzake de te beschermen waarde.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vorm van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.

  2. De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

  6. De aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast.

 

3.7.2 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch, met dien verstande dat:

  1. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak alleen toelaatbaar is, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;

  2. de noodzaak tot uitbreiding aangetoond dient te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;

  3. de vergroting van het bouwvlak milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn;

  4. de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast;

  5. bouwvlakken vergroot mogen worden tot ten hoogste 1,5 ha;

  6. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ vergroot mogen worden tot ten hoogste 2 ha.

  1. Burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de wijziging te beslissen, schriftelijk advies in bij een deskundige inzake de beeldkwaliteit met betrekking tot de vraag of aan het bepaalde onder a sub 4 wordt voldaan.

  2. Burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de wijziging te beslissen, schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige met betrekking tot de vraag of aan het bepaalde onder a sub 1 en 2 wordt voldaan.

 

3.7.3 Ten behoeve van ‘Wonen’ en ‘Tuin’

Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ en ‘Tuin’, met dien verstande dat:

  1. de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het agrarische bedrijf de agrarische activiteiten geheel heeft beëindigd en uit een advies van een agrarisch deskundige blijkt dat er niet langer sprake is van een agrarisch bedrijf.

  2. het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  3. het wijzigen van de bestemming aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  4. door de situering van een woning de omliggende (agrarische) bedrijven niet beperkt mogen worden in hun bedrijfsuitoefening.

  5. de doeleinden van de bestemming (Agrarisch) waarin het agrarisch bouwvlak is gelegen, niet in onevenredige mate mag worden geschaad.

  6. de woning dient gerealiseerd te worden op de locatie van de voormalige bedrijfswoning.

  7. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ behouden dienen te blijven;

  8. er dient voldaan te worden aan de ruimtelijke uitgangspunten van het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).

  9. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  10. er dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing.

  11. de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in lid 3.1, moeten worden behouden dan wel worden versterkt.

  12. indien de voormalige bedrijfsgebouwen en kassen, niet zijnde de agrarische bedrijfswoning, geheel worden gesloopt, in afwijking van het bepaalde onder c het aantal nieuwe woningen mag worden gerealiseerd, zoals opgenomen in onderstaande tabel. Hierbij is cumulatie van sloop van kassen en bedrijfsgebouwen mogelijk is:

 

Sloop oppervlakte kassen

Aantal te bouwen

woningen

< 5.000 m2

0 woningen

5.000 – 10.000 m2

1 woning

10.000 – 20.000 m2

2 woningen

> 20.000 m2

3 woningen

 

Sloop opp. agrarische bedrijfsgebouwen*

Aantal te bouwen

woningen

< 1.000 m2

0 woningen

1.000 – 2.000 m2

1 woning

2.000 – 5.000 m2

2 woningen

> 5.000 m2

3 woningen

* Onder agrarische bedrijfsgebouwen wordt niet verstaan omgezette voormalige kassen

 

  1. de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1), niet wordt aangetast.

  2. de locatie van de nieuw te bouwen woningen in overeenstemming dient te zijn met het beeldkwaliteitskader, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1);

  3. in afwijking van het bepaalde onder n nieuwbouw op een andere locatie mogelijk is, indien realisatie 1e lijns niet mogelijk is, met inachtneming van de voorwaarden en open ruimtes zoals opgenomen in het beeldkwaliteitplan, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1).

 

 

3.7.4 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie zoals is bedoeld in het beleidskader zoals verwoord de toelichting paragraaf 5.3 en 5.4 behorende bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat:

  1. de aanvrager van de wijziging aannemelijk maakt dat het agrarische bedrijf de agrarische activiteiten geheel heeft beëindigd en uit een advies van een agrarisch deskundige blijkt dat er niet langer sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;

  2. minimaal 50% van de bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;

  3. het aantal woningen niet mag toenemen;

  4. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties in verhouding dient te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;

  5. de vervolgfunctie milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn;

  6. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;

  7. de bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Herenweg – Gageldijk en omgeving d.d. 18 januari 2013 (bijlage 1) niet onevenredig worden aangetast;

  8. in afwijking van het bepaalde onder c de voormalige bedrijfswoning mag worden vervangen door een nieuwe woning; de bouwregels die in dit artikel zijn genoemd met betrekking tot de agrarische bedrijfswoning blijven onverkort van kracht.