direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20150050-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De gemeente Echt-Susteren is de afgelopen jaren bezig geweest met de actualisatie van haar bestemmingsplannen. Inmiddels zijn de bestemmingsplannen in de praktijk gebracht en is ervaring opgedaan met het toetsen aan de plannen. Hierbij is gebleken dat voor een aantal situaties planreparaties zijn vereist (vanwege fouten en omissies) in de planregels en/of op de verbeelding. De gemeente beoogt deze gevallen te herstellen. Bij aanpassingen op de verbeelding gaat het bijvoorbeeld om het toevoegen, verwijderen of veranderen van een bouwvlak, het toevoegen van een aanduiding of om een bestemmingswijziging. Bij aanpassingen in de regels gaat het bijvoorbeeld om onjuiste verwijzingen, teksten die niet conform het handboek zijn, weggevallen tekst en het toevoegen van definities.

Ook streeft de gemeente Echt-Susteren naar uniformiteit in haar planologische regelgeving. Dit is de afgelopen jaren ook al gebeurd bij de actualisatie van de verschillende bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen zijn opgesteld op basis van een set gemeentelijk standaardplanregels. Bij het opstellen van de verschillende bestemmingsplannen heeft telkens een verbetering van deze standaardregels plaatsgevonden. Dit betekent dat sinds de eerste plannen in 2009 de gemeentelijke standaardregels op detailniveau zijn aangepast/verbeterd en dat er kleine verschillen bestaan in de regelingen.

Om de onbedoelde gevolgen van de fouten en omissies ongedaan te maken, heeft de gemeente Echt-Susteren ervoor gekozen om dit voor de te repareren onderdelen in een integrale herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

1.2 Herstel gebreken naar aanleiding van tussenuitspraak

Op 14 juni 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan (nr. 201605820/1/R1, zie Bijlage 15) over het op 6 juli 2016 vastgestelde bestemmingsplan (NL.IMRO.1711.BP20150050-VG01). De in die uitspraak geconstateerde gebreken zijn hersteld in onderhavige gewijzigde versie van het bestemmingsplan (NL.IMRO.1711.BP20150050-VG02). In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de tussenuitspraak en de aanpassingen van het plan naar aanleiding van deze tussenuitspraak. Tevens wordt in deze paragraaf een toelichting gegeven ten aanzien van de regulering van reguliere wedstrijden op de locatie Molenweg 42a.

1.3 De begrenzing van het plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied' omvat het gehele gemeentelijke buitengebied, uitgezonderd het Grensmaasgebied. Voor het Grensmaasgebied bestaat een afzonderlijk bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20150050-VG02_0001.png"

Topografische kaart met globale begrenzing plangebied

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Het geldende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Buitengebied Echt-Susteren' dat is vastgesteld door de raad op 18 juni 2014.

Verder zijn in dit plan diverse kleinere bestemmingsplannen (postzegelplannen) en verleende omgevingsvergunningen opgenomen.

1.5 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ bestaat uit:

1.6 Herzieningen gerubriceerd

De aanpassingen die onderdeel uitmaken van deze herziening (reparatie) van de bestemmingsplannen voor het buitengebied zijn gerubriceerd naar hun achtergrond. In paragraaf 4.2 Planaanpassingen zijn de verschillende wijzigingen nader beschreven. Hierin wordt een globale beschrijving van de geconstateerde omissies weergegeven, alsmede de door te voeren verbeteringen. Een aantal aanpassingen wordt ingegeven door voortschrijdend inzicht of andere informatie die zich heeft aangediend na de vaststelling van het oorspronkelijke bestemmingsplan, waaronder de wijzigingsplannen, postzegelplannen en omgevingsvergunningen. Verder wordt ingegaan op wijzigingen die zijn doorgevoerd in verband nieuwe wetgeving en dus verplicht zijn te verwerken in dit bestemmingsplan.

1.7 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 aangegeven hoe is omgegaan met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader, gevolgd door de (milieuhygiënische) randvoorwaarden in Hoofdstuk 3. De planbeschrijving is aangegeven in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 wordt stilgestaan bij de (juridische) planopzet, gevolgd door de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan in Hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Bovengemeentelijk beleid

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Dit bestemmingsplan richt zich echter primair op het vastleggen van de bestaande situatie. Het nationale ruimtelijke beleid, zoals met name verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, is overwegend van toepassing op nieuwe ontwikkelingen en daardoor slechts zeer beperkt dan wel niet relevant in de onderhavige situatie. Het ruimtelijke beleid van de provincie Limburg is vervat in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Uit dit beleid blijkt dat ook de provinciale bemoeienis met het bestaande stedelijke gebied gering is. Op het Rijks- en provinciale beleid wordt derhalve in het kader van dit bestemmingsplan niet nader ingegaan.

2.2 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is richtinggevend. Onderhavig bestemmingsplan is overwegend opgesteld om fouten en omissies te repareren. Verder zijn enkel ontwikkelingen opgenomen waarvan in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen de van toepassing zijnde beleidsaspecten zijn afgewogen.

Nadrukkelijk wordt gewezen op het beleid aangaande nieuwe woningen in het buitengebied, zoals vastgelegd in de "Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025 Ontwikkelen met kwaliteit" in paragraaf 3.7 Wonen onder de kop 'Bewust (niet) bouwen'. Als algemeen beleidsuitgangspunt is hierin geformuleerd dat het toevoegen of vergroten van woningen in het buitengebied niet gewenst is. Daarnaast wordt ingezet op reductie van (onbenutte) particuliere bouwrechten. Aangaande het intrekken van particuliere bouwrechten is de volgende passage van belang:

'Er zijn veel niet gebruikte particuliere woningbouwrechten in onze gemeente. Ze vormen een onzekere factor voor het gemeentelijk woningbouwprogramma. Om deze onzekerheid te verkleinen willen we het aantal particuliere bouwrechten verminderen. Daarom gaan we vanaf nu actief gebruik maken van de mogelijkheid om bij bestemmingsplanherzieningen bouwtitels die nog niet zijn benut in te trekken. Met het verlenen van nieuwe bouwrechten zijn we zeer terughoudend. Ook vragen we een bijdrage ten behoeve van kwaliteitsverbetering elders in het stedelijk gebied en stellen we een deadline voor realisatie.'


Ten aanzien van het buitengebied geldt dat het toevoegen van nieuwe woningen ongewenst is. Ook permanente bewoning van vakantiehuizen en recreatiemiddelen is niet toegestaan. Incidentele nieuwbouw is enkel nog onder voorwaarden mogelijk in linten en bebouwingsclusters of aansluitend op de rode contour als opgenomen in de Contourenatlas Noord- en Midden-Limburg. Ook is nieuwbouw toegestaan als het een wijziging van een agrarisch bedrijf naar burgerwoning betreft of omzetting van niet-agrarisch bedrijf naar burgerwoning. Ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is het creëren van een extra inpandige woning of van groepswoningen toegestaan, evenals het toevoegen van één of enkele woningen in de directe omgeving.

Voor een nadere toelichting op de beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 Rijksbeleid, 2.2 Provinciaal beleid en 2.3 Gemeentelijk beleid van Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Echt-Susteren 2014.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

3.1 Milieuaspecten

De aanpassingen in dit reparatiebestemmingsplan hebben geen milieuhygiënische consequenties. De aanpassingen hebben betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties, dan wel hebben betrekking op ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen de milieuconsequenties reeds zijn beoordeeld.

Voor een nadere toelichting op de verschillende milieuaspecten die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar 3.1 Milieu van Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Echt-Susteren 2014.

3.2 Waterhuishouding

Voor de waterhuishoudkundige aspecten is dezelfde redenering van toepassing, als hierboven beschreven onder de paragraaf Milieuaspecten.

Voor een nadere toelichting op de wateraspecten die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar 3.3 Waterparagraaf van Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Echt-Susteren 2014.

 

In onderhavig bestemmingsplan vinden uitsluitend planreparaties plaats, waarbij fouten en omissies worden hersteld in de planregels en/of op de verbeelding. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid in het plan opgenomen, derhalve wordt het niet noodzakelijk geacht het plan in het kader van de watertoets voor te leggen aan het waterschap Roer en Overmaas.

3.3 Archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

De in dit reparatiebestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen hebben mogelijk consequenties voor de aanwezige waarden op archeologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk en/of natuurlijk terrein. Echter het betreft steeds ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming of eerder doorlopen procedures reeds is geoordeeld dat geen onevenredige aantasting van genoemde waarden plaatsvindt, dan wel heeft in het kader van de daarvoor afzonderlijk opgestelde onderbouwingen reeds onderzoek naar eventuele effecten op aanwezige waarden plaatsgevonden. In het kader van dit reparatiebestemmingsplan zijn dan ook geen verdere inventarisaties naar eventueel in het geding zijnde waarden uitgevoerd.

Voor een nadere toelichting op de archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden die voorkomen in onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar de paragrafen 3.4 Archeologie, 3.5 Cultuurhistorie, 4.2 Landschap en 4.3 Natuur van Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Echt-Susteren 2014.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan

Onderhavig bestemmingsplan is er hoofdzakelijk op gericht om het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' te repareren en op onderdelen te verbeteren. Uitgangspunt is in ieder geval dat het vastgestelde bestemmingsplan een juist toetsingskader vormt en dat deze de juridische toetsing door de bestuursrechter kan doorstaan.

Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn:

  • Het repareren van de concrete fouten en omissies.
  • Het bestemmingsplan voldoet aan alle relevante wettelijke vereisten en wensen van de landelijke en provinciale overheid, waaronder de RO Standaarden 2012.
  • Het bestemmingsplan mag niet leiden tot planschade.

Hierna is een beschrijving van de aanpassingen opgenomen.

4.2 Planaanpassingen

4.2.1 Repareren fouten en omissies

Na vaststelling van het bestemmingsplan voor het buitengebied is een aantal fouten en omissies geconstateerd. Enerzijds betreft dit verkeerde interpretaties van de bestaande situatie, dan wel het niet meenemen van reeds vergunde situaties, anderzijds is er sprake van enkele verschrijvingen, die de leesbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van de plannen bemoeilijken. Hierna is een globaal overzicht opgenomen van de fouten en omissies die in dit bestemmingsplan zijn gerepareerd.

  • De aanpassing of vergroting van bouwvlakken waarbij voorheen vigerende rechten zijn hersteld.
  • Abusievelijk verkeerd op de verbeelding opgenomen bestemmingen of bestemmingsgrenzen zijn hersteld conform het voorheen toegelaten gebruik.
  • Op enkele locaties ontbrak de aanduiding voor nevenactiviteiten. Deze is alsnog opgenomen.
  • Verschillende foute artikelverwijzingen in de planregels zijn gecorrigeerd.
  • De definitiebepaling van bed & breakfast is in overeenstemming gebracht met wat in de afwijkingsbevoegdheid voor een bed & breakfast staat.
  • De 'Kwaliteitsregels' zijn aangepast.
4.2.2 Uniformiseren regelingen voor gehele gemeentelijke grondgebied

Met dit reparatiebestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Echt-Susteren ontstaat uniformiteit in de planologische regelgeving voor het gehele gemeentelijke grondgebied, gelet op het volgende:

  • Het gemeentelijk Handboek Bestemmingsplannen is inmiddels geüpdate. Deze wijzigingen zijn meegenomen in dit reparatiebestemmingsplan. Het gaat onder andere om begrippen die zijn toegevoegd en de formulering van regels.
  • Daarnaast waren bepaalde begrippen in het bestemmingsplan voor het stedelijk gebied wel opgenomen en in het bestemmingsplan voor het buitengebied niet, terwijl deze wel in de planregels werden genoemd. Dit wordt met onderhavig plan hersteld.
  • Alle verschillende milieuzones, vrijwaringszones en beschermingszones hebben dezelfde dubbelbestemming of gebiedsaanduiding gekregen. Zo was de beschermingszone langs de primaire watergangen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied aangeduid als gebiedsaanduiding 'beschermingszone - primair water'. In het bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied' is deze zelfde zone opgenomen als 'Waterstaat - Waterlopen' (conform de gemeentelijke plansystematiek). Deze zone heeft nu overal dezelfde naam, zodat duidelijk is dat het om dezelfde regeling gaat. Dat geldt ook voor de verschillende leidingen in het plangebied.
4.2.3 Wijzigingsplannen, postzegelplannen en omgevingsvergunningen

In dit reparatiebestemmingsplan zijn ontwikkelingen opgenomen die in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen mogelijk zijn gemaakt.

Een eventueel afwijkende plansystematiek uit de postzegelplannen is omgezet naar de gemeentelijke plansystematiek in dit reparatiebestemmingsplan.

4.2.4 SVBP2012

Het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt vastgesteld na 1 juli 2013. Dit betekent dat dit bestemmingsplan moet voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). In de regels en op de verbeelding zijn benamingen van aanduidingen in overeenstemming gebracht met de SVBP2012. Ook enkele begrippen en meetvoorschriften zijn op basis hiervan aangepast.

4.2.5 Parkeernorm bepaald in bestemmingsplan

Op 30 oktober 2014 is door de Tweede Kamer ingestemd met een wetswijziging waarin onder andere de grondslag om in gemeentelijke bouwverordening stedenbouwkundige bepalingen op te nemen, is komen te vervallen. Dit betekent dat parkeernormen opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan.

Voor een berekening van het aantal parkeerplaatsen hanteert de gemeente Echt-Susteren CROW (parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering). Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. De vraag naar parkeerplaatsen wordt namelijk bepaald door de locatie van de functie en het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerwijzen. Uit parkeerstudies blijkt dat functies in centra een lagere parkeervraag hebben dan functies van dezelfde aard elders in de bebouwde kom of in de periferie van een kern. Deze bevinding is aanleiding geweest om de parkeerkencijfers te onderscheiden naar stedelijke zones:

  • centrum;
  • schil / overloopgebied;
  • rest bebouwde kom;
  • buitengebied.

Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Deze bevinding is aanleiding geweest om de parkeerkencijfers naast stedelijke zone ook te onderscheiden naar stedelijkheidsgraad. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. Er is onderscheid gemaakt in vijf categorieën:

  • I. zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2500 of meer adressen per km2);
  • II. sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500 adressen per km2);
  • III. matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500 adressen per km2);
  • IV. weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000 adressen per km2);
  • V. niet stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2).
  • VI. De karakteristiek van Leudal valt onder 'niet stedelijk' (ongeveer 380 adressen per km2).

In de publicatie van het CROW worden parkeerkencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad. Bij iedere functie wordt in de CROW-publicatie een maximum en minimum genoemd. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte gaat de gemeente Echt-Susteren in eerste instantie uit van de 'maximale' parkeerbehoefte. Casusafhankelijk kan hiervan afgeweken worden indien die afwijking gedragen kan worden door een motivering.

De normen uit de CROW zijn als Bijlage 13 Parkeerkencijfers bij de regels gevoegd.

4.2.6 Nieuwe plattelandswoningen

In de Wet Plattelandswoningen is er voor gekozen om de lagere bescherming voor bedrijfswoningen ten opzichte van het bijbehorend bedrijf te beperken tot de agrarische bedrijfswoningen en deze niet ruimer van toepassing te verklaren. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld ten aanzien van door derden bewoonde bedrijfswoningen op industrieterreinen.

De toenemende functieverandering en functiemenging op het platteland leidt er op veel plekken toe dat de omgeving in toenemende mate geschikter wordt voor bewoning door anderen dan de agrariërs zelf. Die omstandigheid rechtvaardigt het creëren van een mogelijkheid om de milieuwetgeving onder omstandigheden minder strikt toe te passen dan gebruikelijk. Met andere woorden: in de specifieke veranderende omgeving van het agrarisch gebied is een uitzondering op de gebruikelijke toepassing van de milieuwetgeving te billijken, want het ís en blijft een uitzondering. Echter, andersoortige bedrijfsmatige gebieden zoals industrieterreinen lenen zich naar hun aard niet voor (het bevorderen van) een menging van woon- en bedrijfsfuncties. Om die reden is ervoor gekozen om voor dergelijke gebieden niet een dergelijke uitzonderingsmogelijkheid toe te staan (MvT Wet plattelandswoning).

De woning blijft de bestemming als bedrijfswoning behouden. Het bestemmingsplan regelt alleen dat de woning daarnaast tevens mag worden gebruikt als plattelandswoning en dus voor burgerbewoning. Stedenbouwkundig heeft dit geen consequenties. Voor wat betreft de ruimtelijke inpassing is van belang dat door de aanwijzing van de bedrijfswoning tot plattelandswoning die woning, ten opzichte van het bedrijf waarbij de woning behoort, geen zwaardere bescherming geniet dan wanneer alleen het gebruik als bedrijfswoning is toegestaan.

 

Concreet betekent dit dat bij wijziging naar het gebruik als plattelandswoning aangetoond moet worden dat de beoogde uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfswoning uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar moet zijn. Daarbij dient ter plaatse nog daadwerkelijk een agrarisch bedrijf uitgeoefend te worden.

Indien een agrarisch bedrijf één bedrijfswoning heeft die is aangewezen als 'plattelandswoning', is op dit perceel geen nieuwe/tweede bedrijfswoning toegestaan. Indien toch een bedrijfswoning gewenst is, zal de aanwezige plattelandswoning weer terug omgezet moeten worden in een bedrijfswoning.

Het wijzigen van een bedrijfswoning in een plattelandswoning is binnen de landbouwontwikkelingsgebieden niet mogelijk.

4.3 Tussenuitspraak ABRvS 14 juni 2017

In de tussenuitspraak van 14 juni 2017 (nr. 201605820/1/R1, zie Bijlage 15) constateert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State enkele gebreken, die in dit bestemmingsplan zijn hersteld. De tussenuitspraak heeft geleid tot de volgende aanpassingen in het plan:

  • Aanvulling toelichting met paragrafen 1.2 (Herstel gebreken naar aanleiding van tussenuitspraak) en 4.3 (Tussenuitspraak ABRvS 14 juni 2017).
  • Toevoeging van een sub q. aan artikel 3.1 van de regels met een regeling behorende bij de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk parkeerterrein' (r.o. 14.2 van de tussenuitspraak).
  • Wijziging van het aantal van 4 aaneengesloten dagen naar 5 aaneengesloten dagen in artikel 15.1 onder e van de regels (r.o. 17.2 van de tussenuitspraak).
  • Wijziging van artikel 15.1 onder e van de planregels met betrekking tot het opbouwen en afbreken van het evenement en de daarbij behorende aan- en afvoerbewegingen: dit valt onder het maximum van 5 aaneengesloten dagen en mag uitsluitend plaatsvinden in de genoemde dagperiode tussen 8.00 en 20.00 uur (r.o. 22.3 van de tussenuitspraak).
  • Toevoeging van de dagen waarop de feestavonden zijn toegestaan en de eindtijd daarvan in artikel 15.1 onder e (r.o. 22.3 van de tussenuitspraak).
  • Schrappen van de zinssnede "en het houden van wedstrijden (concours hippique)" in de definitie van 'manege' in artikel 1.64 (r.o. 27.3 van de tussenuitspraak).
  • Beperking van artikel 3.1 sub i tot gebruik ten behoeve van de activiteiten aan de Molenweg 42a met de daarbij voor het (hippische) evenement behorende beperkingen (r.o. 30 en 31 van de tussenuitspraak) gelden zoals opgenomen in artikel 15.1 onder e en de voor het gebruik tijdens (trainings)wedstrijden behorende beperkingen zoals opgenomen in artikel 15.1 onder h.
  • Toevoeging van een sub h aan artikel 15.1 van de regels met een regeling ten behoeve van de organisatie van kleinschalige trainingsbijeenkomsten en (trainings)wedstrijden ter plaatse van de locatie Molenweg 42a.
  • Toevoeging van een sub i aan artikel 15.1 van de regels met een regeling behorende bij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementen voor tijdelijke bewoning'.
  • Toevoeging van een sub f aan artikel 15.5 van de regels waarmee permanente bewoning van de appartementen voor tijdelijke bewoning als strijdig gebruik wordt aangewezen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 15.1 sub i.

Verder is een omissie in het plan hersteld door aan de bestaande intensieve veehouderijen aan de Saeffelderstraat 40 en Koestraat 87 de aanduiding 'iv' toe te kennen, welke aanduiding abusievelijk niet was opgenomen in het op 6 juli 2016 vastgestelde bestemmingsplan.

Tot slot is het akoestisch onderzoek voor de locatie Molenweg 42A aangepast. Dit aangepaste onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 12 Akoestisch onderzoek Molenweg 42a. Ook ten behoeve van het vijfdaagse evenement op de locatie Molenweg 42A is nader akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat tijdens dat evenement sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit onderzoek is eveneens bijgevoegd als Bijlage 13 Akoestisch onderzoek Molenweg 42a evenement.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Feitelijke planopzet

5.1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.1.2 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.1.3 Planonderdelen

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

 

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.

Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

 

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.2 Juridische planopzet

5.2.1 Toelichting op de planregels
5.2.1.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

5.2.1.2 Bestemmingsregels

Voor een nadere toelichting op de verschillende bestemmingen die in onderhavig bestemmingsplan voorkomen wordt verwezen naar 5.2 Bestemmingsregels van Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Echt-Susteren 2014.

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • 9. Wijzigingsbevoegdheid.

 

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

 

  • Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

 

  • Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

 

  • Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

 

  • Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

 

  • Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.

  • Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.

 

  • Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

5.2.1.3 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

 

  • Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.

 

  • Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

  • Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

 

  • Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.

 

  • Overige regels

In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee alle op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen voor een activiteit waarvoor in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist, gelijk worden gesteld met zo'n omgevingsvergunning.

Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.

5.2.1.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

 

  • Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.1.1 Algemeen

Onderhavig bestemmingsplan betreft een reparatie van fouten en omissies, waarbij de voorheen vigerende situatie wordt hersteld. Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe zaken van gemeentewege.

 

Voor de gemeente Echt-Susteren zijn aan het planvoornemen geen bijzondere kosten verbonden. Indien op basis van het bestemmingsplan nieuwe projecten worden gerealiseerd, gebeurt dat door derden/particulieren. De met de daadwerkelijke realisering gepaard gaande kosten worden dan ook gedragen door de desbetreffende initiatiefnemer(s). Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en riolering, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer(s).

 

Voorgaande overziend zijn er voor de gemeente Echt-Susteren, behoudens de plankosten en kosten voor ambtelijke voorbereiding en procesbegeleiding, geen kosten aan de realisering van het plan verbonden.

6.1.2 Planschade

Onderhavig bestemmingsplan betreft een reparatie van fouten en omissies, waarbij de voorheen vigerende situatie wordt hersteld. Een enkele nieuwe ontwikkeling is na wijziging mogelijk. Het plan voorziet niet in beëindiging van thans plaatsvindende legale activiteiten en/of functies. Gelet hierop wordt verondersteld dat geen planschade zal ontstaan ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan.

Het risico op eventuele planschade is gezien de diversiteit van de aanpassingen en de omvang van het plan niet in te schatten of inzichtelijk te maken. De aanname is dat geen planschade wordt verwacht gelet op de jurisprudentie inzake het normaal maatschappelijk risico en de mogelijkheden om planvoordeel met plannadeel te salderen. Het risico op planschade valt desondanks niet geheel op voorhand uit te sluiten.

6.1.3 Exploitatieplan

Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen ervan, tenzij: het kostenverhaal anderszins verzekerd is; er geen noodzaak tot het stellen van locatie-eisen of eisen aan type woningbouw is; er geen noodzaak is voor het bepalen van een tijdvak of fasering.

 

In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Onder een bouwplan wordt onder andere verstaan de bouw van één of meerdere woningen. Wijziging van het gebruik van een bestaand gebouw kan dan ook niet worden aangemerkt als een bouwplan.

 

Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan (in dit geval een bestemmingsplan) of besluit waarop het betrekking heeft.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied' is conserverend en bevat geen (nieuwe) ‘bouwplannen’ in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Dit bestemmingsplan leidt ook, ten opzichte van de vigerende rechten van de vorige bestemmingsplannen, niet tot extra bouwmogelijkheden voor woningbouw. Derhalve bestaat geen exploitatieplanverplichting en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.

 

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.2 Handhaving

6.2.1 Handhavingsbeleid

Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Een aantal factoren is van belang voor een goed handhavingsbeleid:

  • Kenbaarheid bestemmingsplan:
    Bekendmaking van de plannen voor het gebied aan de omliggende bewoners en waar mogelijk rekening te houden met de ingebrachte opmerkingen.
  • Inzichtelijke en realistische regelgeving:
    Een bestemmingsplan is een juridische regeling welke inzichtelijk en realistisch dient te zijn. Het plan moet helder van opzet en niet onnodig beperkend of star zijn. Daarbij zullen de regeling en de bepalingen welke hierin zijn opgenomen handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent dat de planregels duidelijk zijn en niet meerdere interpretaties kunnen voortvloeien uit de omschrijvingen. Daarvoor zullen de regels ook inhoudelijk getoetst worden op de handhaafbaarheid hiervan.
    Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is onder meer voorzien van een duidelijke verbeelding.
  • Actief handhavingsbeleid:
    Het handhavingsbeleid van de gemeente Echt-Susteren zal worden vastgelegd in een beleidsvisie omgevingsrecht gemeente Echt-Susteren. In deze beleidsvisie en de bijbehorende stukken wordt de totale handhaving van wet en regelgeving welke binnen de gemeente wordt uitgevoerd gereguleerd. Ook de handhaving van dit bestemmingsplan zal in deze beleidsvisie worden meegenomen.
    Onderstaande tekst is een toelichting op de conceptbeleidsvisie omgevingsrecht Echt-Susteren.
6.2.2 Beleidsvisie omgevingsrecht

Landelijk, provinciaal en ook door de gemeente zelf zijn tal van regelingen en wetten in het leven geroepen met ieder voor zich een bepaald doel. Deze regels zijn er niet zomaar, maar hebben ieder op hun eigen terrein als hoofduitgangspunt het maatschappelijk leven in ons land in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat de doelen en wensen die we met ons allen hebben afgesproken zoveel mogelijk worden bereikt.

 

De gemeente is veelal belast met het concreet uitvoeren van een groot aantal van deze regels middels het verlenen van vergunningen of ontheffingen alsmede met het houden van toezicht op de uitvoering van deze regels en het handhaven daarvan.

 

Dit geldt voor het uitvoeren van de regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan regelgeving op het gebied van bouwen, wonen, milieu, ruimtelijke ordening, openbare orde en veiligheid en dergelijke.

Op dit gebied doen zich momenteel bovendien nog enkele ingrijpende ontwikkelingen voor die pleiten voor een heroverweging van het gemeentelijk beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij wordt met name gedoeld op de introductie van de zogenaamde 'omgevingsvergunning' per 1 januari 2008 en de wens om te komen tot een meer integrale aanpak op het gebied van handhaving en toezicht.

 

Mede op basis van de missie en visie, opgesteld bij de gemeentelijke fusie in 2003, is aangegeven wat de hoofddoelstellingen zijn van de gemeente. Waar willen we naar toe op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen, wat moet er bijzonder beschermd worden en wat moet er meer of kan minder aandacht krijgen.

Vervolgens is er middels een onderbouwde risicoanalyse per taakveld concreet inzicht gegeven in de zaken die een hogere of lagere prioriteit moeten c.q. kunnen krijgen bij de uitvoering. Zoals aangegeven is dit inzicht gebaseerd op eigen ervaringen alsmede op een gedegen risicoanalyse. Door deze aanpak worden we in staat gesteld de zaken die we echt belangrijk vinden, zoals de instandhouding van het mooie buitengebied, de risicobeheersing bij grotere bouwwerken, brandveiligheid, het voorkomen van echte overlast voor onze burgers etcetera, ook die aandacht te geven die ze verdienen. Zaken die minder of helemaal niet belangrijk worden geacht, zoals vergunningsvrije of kleinere bouwwerken, het toezicht op de bestaande woningbouw en dergelijke, krijgen navenant veel minder of nauwelijks aandacht.

 

Door rekening te houden met de risico’s welke voortvloeien uit de voorgeschreven regels van de binnen de gemeente geldende bestemmingsplannen is in de beleidsvisie omgevingsrecht van de gemeente Echt-Susteren en het op grond daarvan jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma een afweging gemaakt worden hoe de capaciteit van de handhavingsorganisatie zal worden ingezet. Ook het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ zal hierin worden opgenomen en zal volgens het uitvoeringsprogramma toelichting worden meegenomen in het uit te voeren toezicht. In de voornoemde beleidsvisie omgevingsrecht zijn de volgende uitgangspunten meegenomen voor het toezicht op ruimtelijke c.q. gebruikswaarden van bestemmingsplannen.

 

Het toezicht op ruimtelijke waarden c.q. gebruikswaarden leent zich goed voor integratie met andere gemeentelijke toezichtstaken. Op dit terrein zal dan ook nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de integratiemogelijkheden.

 

Het toezicht op de ruimtelijke regelgeving gaat vooral over de gebruiksregels die in de bestemmingsplannen zijn opgenomen. De gemeente moet dit toezicht zelf actief organiseren; het is niet aan vergunningen gekoppeld. Er zijn vier gebieden genoemd (buitengebied, bebouwde kom, bedrijfsterreinen en overig) die elk een eigen toezichtfrequentie zullen krijgen. Bovendien zal worden bezien in welke tijd van het jaar specifieke onderwerpen aandacht moeten krijgen. Vooral in het buitengebied zijn overtredingen nogal eens seizoensgebonden en vinden overtredingen nogal eens plaats buiten de kantooruren (’s avonds, in het weekeinde). Daarop wordt in het uitvoeringsprogramma van de gemeente Echt-Susteren ingespeeld.

 

Ten behoeve van de handhaving verdient het aanbeveling om regelmatig luchtfoto’s van het plangebied te laten maken. Bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is een beheersplan. Het overgangsrecht zal hierbij een minder zware rol spelen.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van het Rijk en provincie Limburg. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden hebben krachtens de Wro, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro.

In onderhavig bestemmingsplan vinden uitsluitend planreparaties plaats, waarbij fouten en omissies worden hersteld in de planregels en/of op de verbeelding. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid in het plan opgenomen, derhalve wordt het voeren van vooroverleg niet noodzakelijk geacht. De rayonplanoloog van de provincie Limburg is hiervan reeds op de hoogte gesteld.

6.3.2 Zienswijzenprocedure

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 23 oktober 2015 tot en met 3 december 2015. Van de mogelijkheid om op het ontwerp bestemmingsplan schriftelijk of mondeling een zienswijze in te dienen, hebben 19 personen gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn beoordeeld en van een reactie voorzien in het ‘Zienswijzenrapport en ambtshalve wijzigingen’.

Daarnaast hebben ambtshalve wijzigingen plaatsgevonden. Het ‘Zienswijzenrapport en ambtshalve wijzigingen’ is als bijlage 14 bij de toelichting opgenomen met daarin de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is het bestemmingsplan aangepast.

 

Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 6 juli 2016 behandeld. Tijdens deze vergadering is het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ vastgesteld.