20.1 Wijzigingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.2 van dit artikel bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 19, lid 19.1 onder a, niet kunnen worden gebouwd;
-
b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
-
c. het verschuiven van bouwgrenzen of aanduidingen, indien dit gewenst of noodzakelijk is in verband met een doelmatige terreininrichting, mede gezien vanuit de in het geding zijnde bedrijfsbelangen, waarbij de grenzen met ten hoogste 10 m mogen worden verschoven;
-
d. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens of een aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 5 m mogen worden verschoven;
-
e. het verhogen van de maximaal toegelaten bouwhoogte van bebouwing binnen de bestemming "Bedrijventerrein" indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet van het plan op voorwaarde dat:
- de totale grondoppervlakte van de gebouwen waarop de wijziging betrekking heeft niet meer dan 5.000 m² zal bedragen.
- de bouwhoogte van bebouwing niet meer dan 35 m mag bedragen;
-
f. ten aanzien van het samenvoegen van bestemmingsvlakken:
-
1. het samenvoegen van op de aangegeven bestemmingsvlakken voor zover deze gelegen zijn ter weerszijden van de noordzuid liggende verkeersbestemming (de bedrijfsstraten) waarbij de tussenliggende weg mag worden gewijzigd in de aangrenzende bedrijfsbestemming;
-
2. het verleggen van de aangegeven noordzuid lopende verkeersbestemmingen (de bedrijfsstraten) en het vergroten dan wel verkleinen van de aangrenzende bedrijfsbestemmingen;
-
3. het wijzigen van de bestemming van de aan de westzijde van het plangebied gelegen verkeersbestemming in de aangrenzende bedrijfsbestemming;
indien dit in verband met de uitgifte van terreinen en de daarmee samenhangende bedrijfsverkaveling gewenst of noodzakelijk is;
-
g. het samenvoegen van de in deze regels gegeven mogelijkheid voor de vestiging van bedrijfsgebonden kantoren indien sprake is van een samenvoeging van meerdere bedrijfspercelen, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte van deze bedrijfsgebonden kantoren niet meer dan:
-
1. 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte;
-
2. in totaal per bedrijf niet meer dan 9.000 m2 mag bedragen;
indien toepassing wordt gegeven aan deze bepaling dient ten aanzien van de vestiging van deze bedrijfsgebonden kantoren te worden uitgegaan van een situering ter plaatse van de op de in artikel 6, lid 6.3.1 onder d opgenomen afbeelding "specifieke bouwregels" aangegeven gevellijn 1 en/of ((steden)bouwkundige) accenten;
-
h. het wijzigen van het plan in die zin dat medewerking kan worden verleend aan het realiseren van bedrijfsontsluitingen op de centrale ontsluitingsweg, al dan niet in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 20.1 onder f, indien:
-
1. er sprake is van een samenvoeging van bedrijfspercelen, waarbij een aansluiting van een op de aangegeven geprojecteerde noordzuid lopende bedrijfsstraat op de centraal gelegen oostwest lopende hoofdverkeersontsluting mag worden gewijzigd in een bedrijfs-/perceelsontsluiting;
-
2. een aangegeven geprojecteerde aansluiting van een noordzuid lopende bedrijfstraat mag worden verschoven naar het oosten of het westen op voorwaarde, dat een en nader geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid op de centraal gelegen oostwest lopende hoofdverkeersontsluiting;
-
3. een nieuwe bedrijfs-/perceelontsluiting mag worden gerealiseerd op de centraal gelegen oostwest lopende hoofdverkeersontsluiting indien dit in verband met de bereikbaarheid van een perceel, mede gelet op bijzondere transporten, gewenst of noodzakelijk is; aan deze wijzigingsbevoegdheid zal slechts medewerking worden verleend indien hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid op de centraal gelegen centraal gelegen oostwest lopende hoofdverkeersontsluiting;
in samenhang met de wijzigingsbepalingen als bedoeld onder 2 en 3:
- mogen ook de bestemmingen "Groen" en "Water" worden gewijzigd, op voorwaarde, dat de oppervlakte van deze bestemmingen met niet meer dan 10% van de oorspronkelijk betrokken oppervlakten wordt verminderd.
- mogen ook de aanwijzingen op de afbeelding "gevellijnen" opgenomen in artikel 6 worden gewijzigd met betrekking tot het beloop van de gevellijnen en de situering van de ((steden)bouwkundige) accenten;
-
i. het laten vervallen schrappen van de woonfunctie binnen de bestemming als bedoeld in artikel 5 ("Bedrijf - Waarde cultuurhistorie");
-
j. het wijzigen van de beperkingen ten aanzien van de milieuzonering op de percelen gelegen in de omgeving van de boerderij Koot (de bestemming "Bedrijf - Waarde cultuurhistorie") waarbij voor de te vestigen bedrijven binnen de bestemmingen als bedoeld in artikel 3 ("Bedrijf), artikel 5 ("Bedrijf - Waarde, cultuurhistorie) of artikel 6("Bedrijventerrein") bedrijven/bedrijfsactviteiten tot en met milieucategorie 4.2, genoemd in de in de bijlage opgenomen "Staat van Bedrijfsactiviteiten", "rechtens" kunnen worden toegestaan. Na toepassing van deze wijzigingsbepaling gaan voor de genoemde bestemmingen ten aanzien van de "Toelaatbaarheid van bedrijven - Milieu-planologische aspecten" voor genoemde bestemmingen de bepalingen als opgenomen in artikel 6, lid 6.2.1 en lid 6.2.7 onder a gelden.
-
k. het wijzigen van de bestemming van de gronden ter plaatse van de (gebieds)aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1", te wijzigen in de bestemming "Verkeer" ten behoeve van een verkeersaansluiting vanaf de Marconisingel richting Industrieweg op voorwaarde dat een passende oplossing wordt geboden voor de watergang door middel van een duiker.Toepassing van deze wijzigingsbepaling is uitsluitend toegestaan indien hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige belangen en/of de veiligheid van het bedrijventerrein. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dienen burgemeester en wethouders vooraf advies in te winnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Deze bepaling geldt niet indien vooraf schriftelijk heeft verklaard dat zij kunnen instemmen met het inrichtings-/wijzigingsplan.
-
l. het wijzigen van de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de gebiedsaan-duiding "wro-zone-wijzigingsgebied 2" in de bestemming "Verkeer" ten behoeve van een al dan niet openbare, verkeersaansluiting parallel aan de Oudelandselaan richting Industrieweg. Toepassing van deze wijzigingsbepaling is uitsluitend toegestaan indien hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige belangen en/of de veiligheid van het bedrijventerrein. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dienen burgemeester en wethouders vooraf advies in te winnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Deze bepaling geldt niet indien vooraf schriftelijk heeft verklaard dat zij kunnen instemmen met het inrichtings-/wijzigingsplan.
-
m. voor de gronden direct grenzend aan de percelen langs de Molenweg en de Zuidersingel: het wijzigen van de bestemming “Water” al dan niet met de functieaanduiding “oever” naar de bestemming “Wonen” indien bij de realisatie van de watergangen blijkt dat dit om technische redenen noodzakelijk is.
-
n. het wijzigen van de bestemming "Wonen" naar de bestemming "Water" al dan niet met de functieaanduiding "oever" voor de gronden ter plaatse van de percelen langs de Molenweg en de Zuidersingel over een diepte van maximaal 3 m indien dit bij de gronduitgifte noodzakelijk is.