direct naar inhoud van Artikel 21 Algemene nadere eisen
Plan: Bedrijvenpark Oudeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0087-VAST

Artikel 21 Algemene nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6, lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd tot het stellen van nadere eisen, na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:

  • planologisch-stedenbouwkundige belangen;
  • landschappelijke belangen;
  • verkeersbelangen;
  • cultuurhistorische belangen, mede ter voorkoming van een mogelijke aantasting van cultuurhistorisch waardevol geachte bebouwing en/of archeologisch waardevolle elementen;
  • overige ruimtelijke belangen, in verband met een onevenredige beperking van bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Indien het stellen van nadere eisen redelijk gewenst of noodzakelijk wordt geacht, mede ter ondersteuning van de gewenste ruimtelijke kwaliteit en/of belevingswaarde, gelden deze voor de volgende onderwerpen:

  • a. de situering van gebouwen ten opzichte van de bouwgrenzen, perceelsgrenzen en/of openbare ruimten, waarbij geëist kan worden dat:
    • 1. gebouwen met één gevel op of op een afstand van ten minste 3 m uit de perceelsgrens worden gebouwd;
    • 2. de breedte van een gebouw ten minste 80% van de perceelsbreedte dient te bedragen:
    • 3. een gebouw met de voorgevel op een afstand van ten hoogste 3 m achter en evenwijdig aan de voorgevelbouwgrens dan wel de voorgevel van de bijbehorende woning wordt geplaatst;
    • 4. een gebouw met de voorgevel in of op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelbouwgrens wordt geplaatst;
  • b. de afdekking van bijgebouwen en uitbouwen welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande dat deze eisen betrekking hebben op de nokrichting en/of de dakhelling van de dakafdekking;
  • c. de realisering van gebouwen waarbij eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot het volgende:
    • 1. de aard van de afdekking van gebouwen;
    • 2. de aard van de hoofdopzet van gebouwen, de structuur van de gevel en de aard van de detaillering van de gevel;
    • 3. het materiaalgebruik;
    • 4. de afmetingen van andere bouwwerken, zoals keer- en tuinmuren;
  • d. de situering en de oppervlakte c.q. het aantal te realiseren parkeervoorzieningen;
  • e. de situering en breedte van in- en uitritten;
  • f. de situering van groenvoorzieningen op de bedrijfspercelen;
  • g. de situering en afmetingen van perceels- en terreinafscheidingen;
  • h. de situering van bijgebouwen ten opzichte van hoofdgebouwen, waarbij geëist kan worden dat:
    • 1. bijgebouwen met één gevel op of op een afstand van ten minste 1 m uit de bouwgrens moeten worden gebouwd;
    • 2. de breedte van een aangebouwd bijgebouw ten bouwhoogte 2/5 van de breedte van de bijbehorende woning mag beslaan;
    • 3. een aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel van een woning op een afstand van ten minste 3 m achter de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de voorgevel van de woning wordt gebouwd;
    • 4. tussen een vrijstaand bijgebouw en de woning een ruimte van ten minste 5 m onbebouwd en onoverdekt zal blijven;
    • 5. tussen een vrijstaand bijgebouw en een uitbreiding van de woonruimte een afstand van ten minste 2 m onbebouwd en onoverdekt zal blijven;
    • 6. de diepte van een aangebouwd bijgebouw, gemeten uit de achtergevel van de woning niet meer dan 5 m zal bedragen;
  • i. de situering van bijgebouwen en/of aanbouwen bij hoeksituaties, waarbij, indien een bijgebouw geheel of gedeeltelijk wordt geplaatst vóór de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de voorgevel van een woning op een ander perceel, vanuit de hoek van laatstgenoemde woning, aan de voorgevel een uitzichtshoek van ten minste 45° onbebouwd en onoverdekt zal blijven;
  • j. de situering van bijgebouwen naast of achter een woning, waarbij geëist kan worden dat de afstand van het bijgebouw tot een naar een weg toegekeerde perceelsgrens ten minste 6 m bedraagt ten behoeve van een opstelplaats voor een auto (parkeren op eigen terrein).