direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijvenpark Oudeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0087-VAST

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsdoeleinden;
  • b. kantoren;
  • c. detailhandelsbedrijven;
  • d. horeca;
  • e. recreatie-inrichtingen, categorie I en II;
  • f. groen- en plantsoenvoorzieningen;
  • g. verkeersdoeleinden, waaronder begrepen rijwegen, voet- en fietspaden, parkeergelegenheden, bermen en andere verkeersvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. overige tot een bedrijventerrein behorende voorzieningen en

met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2.

6.1.2 Overige bestemmingen

Voor binnen de onder 6.1.1 bedoelde bestemming tevens de bestemming "Waterstaat" is gegeven zijn de gronden ter plaatse primair bestemd voor waterstaatsdoeleinden en is daarbij het bepaalde in artikel 14 van toepassing.

6.2 Nadere bestemmingsomschrijving
6.2.1 Milieuplanologische aspecten - Milieuzonering

  • a. Ter plaatse van de (functie)aanduiding “bedrijfscategorie tot en met 2” mogen uitsluitend bedrijven/bedrijfsactiviteiten, opgenomen in categorie 1 of 2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, worden gevestigd voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • b. Ter plaatse van de (functie)aanduiding “bedrijfscategorie tot en met 3.1” mogen uitsluitend bedrijven/bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1, 2 of 3.1 van de in bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” worden gevestigd, voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • c. Ter plaatse van de (functie)aanduiding “bedrijfscategorie tot en met 3.2”, mogen uitsluitend bedrijven/bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1, 2, 3.1 of 3.2, van de in de bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” worden gevestigd, voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • d. Ter plaatse van de (functie)aanduiding "bedrijfscategorie tot en met 4.1", mogen uitsluitend bedrijven/bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1, 2, 3.1, 3.2 of 4.1 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen "Staat van Bedrijfsactiviteiten" worden gevestigd, voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • e. Ter plaatse van de (functie)aanduiding "bedrijfscategorie tot en met 4.2", mogen uitsluitend bedrijven/bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen "Staat van Bedrijfsactiviteiten" worden gevestigd, voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in bedoelde lijst niet zijn doorgehaald; (zie ook lid 6.2.7 onder a);
  • f. De vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is niet toegestaan.
  • g. De vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen is niet toegestaan. (zie ook lid 6.2.7 onder a).

6.2.2 Kantoren

Binnen de in lid 6.1.1 bedoelde bestemming zijn toegestaan:

  • a. bedrijfsgebonden kantoren, waarbij per bedrijf/bedrijfsperceel het aantal m2bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 3000 m2;
  • b. niet bedrijfsgebonden kantoren ten behoeve van:
    • 1. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2 per vestiging;
    • 2. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals parkmanagement;
    • 3. functiegebonden kantoren, zoals (lucht)havengebonden kantoren. <vervallen in verband met aanwijzing ex artikel 3.8 Wro>
    • 4. niet bedrijfsgebonden kantoren binnen de invloedsfeer van de haltes van het Zuidvleugelnet die binnen 10 minuten vanaf de haltes bereikbaar zijn te voet of met hoogfrequente bus- en tramverbindingen;
    • 5. uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak.

6.2.3 Horeca en recreatie-inrichtingen

Binnen de in 6.1.1 bedoelde bestemming is ter plaatse van de (functie)aanduiding “specifieke vorm van horeca - lichte horeca 1” een bedrijf in lichte horeca toegestaan.

Binnen de in 6.1.1 bedoelde bestemming is uitsluitend met een afwijking bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de (functie)aanduiding “specifieke vorm van horeca - lichte horeca 2” een bedrijf in lichte horeca toegestaan (zie ook lid 6.2.7 onder b).

De vestiging van recreatie-inrichtingen is uitsluitend toegestaan na afwijking bij een omgevingsvergunning (zie ook lid 6.2.7 onder b).

6.2.4 Detailhandelsactiviteiten

Binnen de bestemming zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan, indien het betreft:

  • a. detailhandel in de vorm van een bouwmarkt, binnen een zone met een breedte van ten hoogste 400 m ter weerszijde van de N471 met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 3.500 m2 (excl. parkeervoorzieningen);
  • b. een tuincentrum binnen een zone met een breedte van ten hoogste 400 m ter weerszijde van de N471 tot een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 7.000 m2(excl. parkeervoorzieningen);
  • c. een detailhandel in motorbrandstoffen (exclusief LPG) alsmede (in combinatie daarmee) een detailhandelsbedrijf in automaterialen ter plaatse van functieaanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" is aangegeven, waarbij:
    • 1. bij het verkooppunt voor motorbrandstoffen tevens detailhandel is toegestaan in:
      • goederen direct verband houdend met het verkooppunt voor motorbrandstoffen zoals autoaccessoires/-onderdelen, alsmede
      • in dagelijkse goederen (zie artikel 1) op voorwaarde, dat de verkoopvloeroppervlakte van deze detailhandel niet meer dan 150 m2 per vestiging bedraagt.
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte van de handel in automaterialen niet meer dan 250 m2mag bedragen.
  • d. de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd (zoals PC-configuraties op bestelling) op voorwaarde dat dit plaatsvindt binnen een zone van 400 m ter weerszijden van de N471;
  • e. detailhandel in goederen indien het betreft goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt/bewerkt op voorwaarde dat daarbij sprake is van een ondergeschikte en niet zelfstandige bedrijfsactiviteit en de bedrijfsvloeroppervlakte van deze activiteiten niet meer dan 50 m2 bedraagt.
  • f. detailhandel in volumineuze goederen die naar hun aard niet geschikt zijn voor vestiging in bestaande winkelconcentraties, mits het bedrijf van elders binnen de gemeente verhuist en de vestiging wordt gesitueerd binnen 400 m ter weerszijden van de N471;
  • g. meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1 ha indien het betreft een bedrijfsverplaatsing van een reeds binnen de gemeente gevestigde detailhandel in meubelen.

6.2.5 Parkeren

Bij de bedrijven dient per bedrijfsperceel te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij als uitgangspunt de volgende parkeernormen gelden:

  • tenminste 2,5 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak.(zie ook lid 6.2.7 onder den lid 6.4).
  • ten minste 2,7 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak bij detailhandelsbedrijven als bedoeld in lid 6.2.4;
  • ten minste 6 parkeerplaatsen bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • ten minste 9 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak bij horecavestigingen.

6.2.6 Inrichting
  • a. De gronden ter plaatse van de functie-aanduiding "parkeerterrein", hoofdzakelijk gelegen tussen de voorgevel van de bedrijfsgebouwen en de naar een weg toegekeerde perceelsgrens zijn in ieder geval bestemd voor parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en groenvoorzieningen (hagen).
  • b. De gronden ter plaatse van de (functie)aanduiding "specifieke vorm van natuur - natuurlijke inrichting oever" zijn, in afwijking van het overige bepaalde, uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen ter versterking van de biotoop langs de waterlijn voor onder meer uilen.

6.2.7 Afwijkingen (nadere) bestemmingsomschrijving
a Toelaatbaarheid bedrijven - milieuplanologische aspecten (Inwaartse zonering)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.1 ten behoeve van

  • 1. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die alhoewel niet genoemd zijn in de “Staat van bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen zijn met de binnen de onderscheiden milieuzones toegestane, genoemde en niet doorgehaalde bedrijven;
  • 2. een bedrijf/bedrijfsactiviteit voor een bedrijf genoemd in één hogere categorie van de “Staat van bedrijfsactiviteiten” dan voor de onderscheiden milieuzones is toegestaan of een bedrijf/bedrijfsactiviteit die alhoewel niet genoemd in de “Staat van bedrijfsactiviteiten” naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen is aan een bedrijf uit één hogere categorie; deze afwijking is niet van toepassing op in de lijst doorgehaalde bedrijven;
  • 3. ten behoeve van de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, op voorwaarde dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de veiligheid op het bedrijventerrein dan wel in het referentiegebied.

De onder 1, 2 en 3 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het woon- en leefmilieu in het referentiegebied (woningen aan de Zuidersingel en Molenweg).

Alvorens af te wijken winnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de milieuplanologische aspecten advies in bij een ter zake deskundige instantie, zoals de dienst DCMR.

  • 4. ten behoeve van bedrijven/bedrijfsactiviteiten die zijn doorgehaald binnen de in de bijlage opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” maar die, gelet op de toegestane milieucategorie wel passen binnen het gebied, op voorwaarde dat door het verlenen van de afwijking:
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de “milieuruimte” van de in de omgeving gelegen bedrijven;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functionele structuur van het bedrijventerrein;
      • de vestiging, mede gelet op veiligheidsaspecten, ruimtelijk aanvaardbaar is.

De onder 4 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in het referentiegebied (woningen aan de Zuidersingel en Molenweg).

Alvorens af te wijken winnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de milieuplanologische aspecten advies in bij een ter zake instantie zoals de dienst DCMR.

b Horeca en recreatie-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 voor de vestiging van:

  • een bedrijf in lichte horeca ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van horeca - lichte horeca 2” met een grondoppervlakte van ten hoogste 500 m2 indien het voor de voorgevelrooilijn, buiten het bouwvlak, wordt gebouwd of 900 m2 indien het gebouw binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
  • recreatie-inrichtingen waarbij de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1.000 m2 mag bedragen op voorwaarde dat deze worden gesitueerd binnen een zone van 400 m ter weerszijde van de N471.

c Detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen een zone van 400 m ter weerszijde van de N471 af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.4 voor de vestiging van:

  • 1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • 2. detailhandel in volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;

De afwijking mag slechts worden verleend indien:

    • a. de voorgenomen vestiging een individueel bedrijf betreft;
    • b. er geen sprake is van een concentratie van perifere detailhandel;
    • c. maximaal 10 % van de oppervlakte van het bedrijventerrein wordt benut voor perifere detailhandel.
    • d. detailhandel in consumentenartikelen direct verband houdende met recreatie-inrichtingen als ondergeschikt onderdeel van dergelijke (bedrijfs)vestiging op voorwaarde dat:
      • het assortiment aansluit bij de aanwezige voorzieningen;
      • de vloeroppervlakte niet meer dan 10% van de betreffende bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen.

d Parkeren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de in lid 6.2.5 aangegeven parkeernormen, indien:

  • de specifieke bedrijfssituatie daartoe aanleiding geeft;
  • op een nadere wijze kan worden voorzien in de parkeerbehoefte van het bedrijf;

op voorwaarde, dat voldoende parkeermogelijkheden aanwezig blijven met betrekking tot toekomstige bedrijfsontwikkelingen.

6.3 Bouwregels
6.3.1

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2 en lid 6.3.1 onder j uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b.
    • 1. ieder perceel voor ten hoogste 70% van de perceelsoppervlakte mag worden bebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 en onder a:
      • buiten het bouwvlak ter plaatse van de (functie)aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" gebouwen mogen worden gebouwd met een gezamenlijk grondoppervlak van maximaal 250 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4 m;
  • c. de gebouwen mogen slechts worden opgericht indien binnen de gedeelten van de bouwvlakken waarop tevens de aanduiding "overbouwing" is aangegeven een overbouwing wordt gerealiseerd met een minimum vrije hoogte van ten minste 3 m;
  • d. voor zover op de bijgaande afbeelding "specifieke bouwregels" de aanduiding "gevellijn" is aangegeven dient de (voor)gevel van de gebouwen:
    • 1. bij de aanduiding "gevellijn 1" in de bedoelde bouwgrens te worden geplaatst en aaneengebouwd te worden met (schijn)gevels;
    • 2. bij de aanduiding "gevellijn 2" voor ten minste 50% van de gevelbreedte in de bedoelde bouwgrens te worden gepla atst;

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0087-VAST_0001.jpg"

Afbeelding: "specifieke bouwregels"

  • e. de afstand van gebouwen tot:
    • 1. de zijdelingse perceelgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen;
    • 2. de achterperceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;

tenzij het gebouw op de perceelsgrens wordt gebouwd.

Het bepaalde onder 1 en 2 is eveneens niet van toepassing indien de bouwgrenzen dichter op een zijdelingse perceelgrens zijn aangegeven.

  • f. ten aanzien van de gebouwen:
    • 1. de bouwhoogte niet minder zal en niet meer mag bedragen dan binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "minimum- en maximumbouwhoogte";
    • 2. de goothoogte niet minder zal en niet meer mag bedragen dan binnen een bouwvlak of een gedeelte van een bouwvlak is aan gegeven ter plaats van de aanduiding "minimale en maximale goothoogte";
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag per bedrijfs-/bouwperceel:
      • over ten hoogste 30% van de te bebouwen oppervlakte de maximum-bouwhoogte van gebouwen 3 m meer bedragen dan de onder 1 bedoelde bouwhoogte;
      • over ten hoogste 15% van de te bebouwen oppervlakte de maximum-bouwhoogte van gebouwen 6 m meer bedragen dan de onder 1 bedoelde bouwhoogte;
  • g. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan:
    • 1. indien deze worden gesitueerd tussen een weg en onder d bedoelde bouwgrenzen: 3 m;
    • 2. voor vlaggenmasten: 9 m;
    • 3. voor het overige: maximum bouwhoogte van gebouwen vermeerderd met 3 m;
    • 4. in afwijking van het bovenstaande mag ter plaatse van de (functie)aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg) een luifel/overkapping met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m worden gerealiseerd;
  • h. geen dienst- of bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
  • i. vrijstaande bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen, met uitzondering van vlaggenmasten, niet zijn toegestaan;
  • j. ten aanzien van bebouwing binnen de (gebieds)aanduidingen "vrijwaringszone - Rotterdam-The Hague Airport 10 m" en "vrijwaringszone - Rotterdam-The Hague Airport 15,17 m" is het bepaalde in artikel 17 (Algemene bouwregels), lid 17.3 van toepassing.
6.3.2

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.3.3, bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.3.1:

a algemeen:

ten behoeve van bouwwerken waarvoor ingevolge de leden 6.2.4 en 6.2.7 door burgemeester en wethouders afwijking kan worden verleend;

b onder a:

voor het oprichten van bebouwing buiten het bouwvlak ter plaatse van de (functie)aanduiding "specifieke vorm van horeca - lichte horeca 2" tot een gezamenlijk grondoppervlak van maximaal 500 m2 en een bouwhoogte van maximaal 8 m;

c onder b ten aanzien van het maximum bebouwingspercentage:

voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot 100% op voorwaarde, dat binnen het perceel voldaan kan worden aan de geldende parkeernorm als aangegeven in lid 6.2.5;

d onder d ten aanzien van de plaatsing van gevels:
  • 1. onder d1 en d2: voor het overschrijden van de “gevellijn 1” en “gevellijn 2” ten behoeve van een entreepartij of een verbijzondering van de gevel, waarbij:
      • de breedte van de overschrijding ten hoogste 20% van de gevelbreedte mag bedragen;
      • de diepte gemeten uit de bouwgrens niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de afstand van de bebouwing tot de bestemmingsgrens ten minste 2 m zal bedragen;
  • 2. onder d1: voor het plaatsen van de gevel of een gedeelte daarvan:
      • op een afstand van ten hoogste 5 m achter en evenwijdig aan de “gevellijn 1”
      • op een grotere afstand achter en evenwijdig aan “gevellijn 1” over ten hoogste 50 % van de breedte van het bedrijfsgebouw;
      • niet evenwijdig aan bedoelde “voorgevellijn 1”;
  • 3. onder d: voor het plaatsen van een gevel anders dan hierboven aangegeven, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen met ten hoogste 3 m op voorwaarde, dat:
    • a. de plaatsing verband houdt met een doelmatige plaatsing van het gebouw binnen het bouwperceel;
    • b. geen afbreuk wordt gedaan aan belangen van derden.
e onder e:

voor het plaatsen van gebouwen op een kortere afstand dan wel op een zijdelingse perceelsgrens dan wel achterperceelsgrens;

f onder f:
  • 1. voor het bouwen met lagere minimumbouwhoogte;
  • 2. voor het verhogen van de maximum toegestane bouwhoogte met ten hoogste 4 m over ten hoogste 10% van de te bebouwen oppervlakte ten behoeve van het realiseren van (steden)bouwkundige accenten;
  • 3. tot een bouwhoogte van 30 m op voorwaarde, dat de totale grondoppervlakte van de gebouwen waarop de afwijking betrekking heeft niet meer dan 2500 m² per perceel zal bedragen;
  • 4. tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m op voorwaarde, dat de totale grondoppervlakte van de gebouwen waarop de afwijking betrekking heeft niet meer dan 1500 m² per perceel zal bedragen.

g onder i:

voor één reclamemast ten behoeve van de horeca en het verkooppunt motorbrandstoffen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" en "specifieke vorm van horeca - lichte horeca 2”, tot een hoogte van maximaal 20 m.

6.3.3

Aan een afwijking als bedoeld in lid 6.3.2 zal slechts medewerking worden verleend indien:

  • a. een bijdrage wordt geleverd aan de stedenbouwkundige kwaliteit van een gebied dan wel
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet van het plan; en verder
  • c. de afwijking gewenst of noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsuitoefening;
  • d. door het verlenen van de afwijking geen afbreuk wordt gedaan aan de (brand)veiligheidsaspecten.

Ten aanzien van bebouwing binnen de (gebieds)aanduiding "vrijwaringszone - Rotterdam-The Hague Airport 10 m" en de zone "vrijwaringszone - Rotterdam-The Hague Airport 15,17 m" is het bepaalde in artikel 17, lid 17.3 van toepassing.

6.4 Nadere eisen
6.4.1

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd tot het stellen van de hieronder geformuleerde nadere eisen, indien op grond van een nadere belangenafweging met betrekking tot onder meer:

  • planologisch-stedenbouwkundige belangen;
  • verkeersbelangen;
  • cultuurhistorische belangen, mede ter voorkoming van een mogelijke aantasting van de cultuurhistorische, archeologische en/of architectonische waarden;
  • volkshuisvestingsbelangen;
  • landschappelijke, natuur- en ecologische belangen;
  • veiligheidsbelangen;
  • overige ruimtelijke belangen, in verband met een onevenredige beperking van bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

het stellen van genoemde eisen redelijk gewenst of noodzakelijk geacht wordt.

  • a. het eisen van één inrit per bedrijf, waarbij de breedte niet meer dan:
      • 10 m mag bedragen, indien er sprake is van een voetpad voor de perceelsgrens met een breedte van ten minste 4 m;
      • 15 m indien er sprake is van een voetpad met een breedte minder dan 4 m;

van deze bepaling kan worden afgeweken indien er sprake is van:

      • bij een bundeling van uitritten van twee naast elkaar gelegen bedrijfspercelen;
      • dit gewenst of noodzakelijk is in verband met de bedrijfsvoering ter plaatse en/of een doelmatige inrichting van het bedrijfsperceel.
      • indien de specifieke bedrijfssituatie daartoe aanleiding geeft.
  • b. eisen ten aanzien van de inrichting van interne ontsluitingswegen op bedrijfspercelen en de bebouwing, waarbij ten aanzien van de inrichting van de wegen en de bebouwing op de aangrenzende bedrijfsperceelsgedeelten kan worden geëist, dat:
      • een rijbaanbreedte ten minste 7 m dient te bedragen;
      • de breedte van voetpaden, rabatten of bermen van ten minste 2 m dient te bedragen;
      • de afstand van gebouwen tot de as van de weg ten minste 5 m dient te bedragen;
  • c.
    • 1. de situering van gebouwen op percelen indien dit gewenst of noodzakelijk is in verband met:
      • een doelmatige inrichting van het bedrijfsterrein;
      • vanwege de gewenste ruimtelijke/stedenbouwkundige kwaliteit van een gebied;
      • veiligheidsaspecten, waaronder begrepen brandweereisen.
    • 2. de plaatsing van representatieve onderdelen van de bedrijfsbebouwing of de situering van architectonische accenten ter plaatse van de op de afbeelding "specifieke bouwregels" gegeven aanwijzing "accent";
  • d. ten aanzien van de in deze regels opgenomen parkeernormen, waarbij nadere eisen worden gesteld aan het aantal te realiseren parkeervoorzieningen waarbij meer parkeerplaatsen kunnen worden geëist indien de specifieke bedrijfssituatie daartoe aanleiding geeft, waarbij ten aanzien van de parkeereisen aansluiting wordt gezocht bij de richtlijnen als opgenomen in het ASVV II van het CROW; in dat kader kan:
      • ten minste 2,8 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak worden geëist voor de werknemers en bezoekers intensieve onderdelen van de bedrijven /inrichtingen (bijv. kantoren en showrooms en detailhandelsbedrijven);
      • ten minste 1,7 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak bij bedrijfsverzamelgebouwen worden geëist;
      • tenminste 1,2 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak bij horecabedrijven.
  • e. de situering van de te realiseren parkeervoorzieningen.
  • f. de situering van representatieve onderdelen van de bedrijfsbebouwing, zoals kantoorruimten of showrooms, waarbij geëist kan worden dat deze worden geplaatst in de gevellijn 1, 2 of 3 van de afbeelding "specifieke bouwregels" (zie lid 6.3.1 onder d).
  • g. eisen als opgenomen in artikel 21 (Algemene nadere eisen).

6.5 Gebruiksregels
6.5.1

Ten aanzien van het gebruik is het bepaalde in artikel 18 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.

6.5.2

Onverminderd het bepaalde in lid 6.5.1 is het in ieder geval verboden

  • a. de gronden ter plaatse van:
    • 1. de functie-aanduiding "parkeerterrein", hoofdzakelijk gelegen tussen de voorgevel van de bedrijfsgebouwen en de naar een weg toegekeerde perceelsgrens, te gebruiken voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden.
    • 2. de functieaanduiding "specifieke vorm van natuur - natuurlijke inrichting oever" te gebruiken voor bedrijfs- en/of verkeersfuncties en andere functies/activiteiten die de beoogde biotoop kunnen verstoren.
6.5.3

Onverminderd het bepaalde in lid 6.5.1 is het bij de detailhandelsbedrijven als bedoeld in lid 6.2.4 en 6.2.7 toegestaan een nevenassortiment te voeren op voorwaarde, dat:

  • a. het nevenassortiment past bij het gevoerde hoofdassortiment;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte van het nevenassortiment niet meer bedraagt dan 20% van de verkoopvloeroppervlakte van het bedrijf;
  • c. de detailhandelsactiviteiten geen afbreuk doen aan de detailhandelsstructuur binnen de gemeente.