direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied - Oost gemeente Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP11005-va02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij en/of een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
    • 2. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'glastuinbouw';
  • c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
  • e. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen';
  • f. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van hobbystalling en opslag, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbystalling/opslag';
  • g. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
  • h. mestverwerking op boerderijniveau;
  • i. dagrecreatief medegebruik 1;
  • j. dagrecreatief medegebruik 2, tenzij de gronden zijn gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
  • k. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages voor zover niet opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
  • l. de verkoop van streekeigen producten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • m. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  • n. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder paden, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:

  • a. voldoende parkeergelegenheid;
  • b. infiltratie van hemelwater.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

3.2.1 Algemeen

Bij het bouwen dienen de volgende algemene regels in acht te worden genomen:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is één woning toegestaan met dien verstande dat de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken buiten de gronden met deze aanduiding zijn toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen voor containerteelt zijn in afwijking van artikel 3.2.1 sub a ook toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
  • d. teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en boogkassen zijn in afwijking van artikel 3.2.1 sub a ook toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen';
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbystalling/opslag' maximaal 225 m2 aan bebouwing toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 4,5 meter.
3.2.2 Agrarisch bedrijf

Voor de bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1, gelegen binnen of direct aansluitend aan een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf gelden de volgende eisen:

  • a. (agrarische) bedrijfsgebouwen:
Goothoogte   Max. 6,5 m.  
Bouwhoogte   Max. 11 m.  
Dakhelling   Min. 12 º  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m.  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m.  
Afstand tot de binnen de bestemming 'Wonen' gelegen woning   Min. 25 m.  
Afstand tot andere nabijgelegen (bedrijfs)woning buiten het bouwvlak   Min. 25 m.
 

  • b. bedrijfswoningen:
Inhoud, inclusief bijbehorende bouwwerken t.b.v. het wonen   Max. 1075 m3  
Dakhelling   Min. 12 º en max. 45 º  
Goothoogte   Max. 4,5 m.  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m.  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min.10 m.  

  • c. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning:
Goothoogte   Max. 3 m.  
Dakvorm en –helling   afgestemd op dakvorm en -helling bedrijfswoning  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m.  
Afstand van de dichtstbijzijnde gevel van het bijbehorend bouwwerk tot de achter- en/of zijgevels van de woning   Max. 15 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m.  

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Bouwhoogte kunstmestsilo's   Max. 12 m. De silo wordt aansluitend aan het bedrijfsgebouw gebouwd.  
Bouwhoogte mestsilo's   Max. 11 m. De silo wordt achter de voorgevel van het bedrijfsgebouw gebouwd.  
Bouwhoogte sleufsilo's   Max. 3 m. De silo wordt achter de achtergevel van de woning gebouwd.  
Bouwhoogte mestbassins   Max. 4 m. Het bassin wordt achter de voorgevel van het bedrijfsgebouw gebouwd.  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   Max. 2 m.  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   Max. 1 m.  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   Max. 12 m.  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m.  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m.  
Oppervlakte ten behoeve van bedrijfswoning, uitgezonderd een onoverdekt zwembad   Max. 30 m2  
Onoverdekt zwembad   Max. 50 m²  

  • e. kassen ter plaatse van de functieaanduiding 'glastuinbouw':
Goothoogte   Max. 6 m.  
Bouwhoogte   Max. 7,5 m.  
Oppervlakte bij glastuinbouwbedrijven   Max. de oppervlakte als aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m.  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m.  

  • f. teeltondersteunende voorzieningen:
Hoogte   Max. 4 m, met uitzondering van kassen welke 7,5 m hoog mogen zijn.  
Oppervlakte   Max. 5,000 m2 met uitzondering van kassen bij agrarische bedrijven niet zijnde glastuinbouwbedrijven, waar het oppervlak maximaal 750 m2 bedraagt.  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m.  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m.  

met dien verstande dat:

  • g. ondergeschikte bouwdelen wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd zijn van het gestelde onder artikel 3.2.2 onder a tot en met f;
  • h. bij nieuwbouw bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning), met een bouwhoogte van 3 meter of hoger, op een minimale afstand van 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel van de bedrijfswoning dienen te worden gesitueerd, tenzij herbouw plaatsvindt op de bestaande fundamenten;
  • i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' maximaal twee aaneengebouwde woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bestaande inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;
    • 2. de architectonische vormgeving en het stedenbouwkundige karakter bij verbouw of gehele of gedeeltelijke herbouw niet wezenlijk mogen worden aangetast;
  • j. binnen de fundering van de bedrijfswoning en/of het bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot is toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van de in artikel 3.4.2 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkelingen gepaard moeten gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid
  • i. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 3.5 artikel 3.6 wordt toegepast.
3.4.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
    • 1. artikel 3.2 ten behoeve van de huisvesting van maximaal 20 tijdelijke werknemers bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
      • de oprichting van een tijdelijke (maximaal 5 jaar) logiesgelegenheid (woonunit) is toegestaan mits aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing voor een logieseenheid niet mogelijk is en wordt alleen toegestaan ter overbrugging naar structurele huisvesting;
      • de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt;
      • ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minmaal 1 toilet en douche per 6 personen;
      • bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'Agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    • 2. artikel 3.2.2 onder d ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 meter buiten het bouwvlak en tot een hoogte van 4 meter binnen het bouwvlak;
    • 3. artikel 3.2 ten behoeve van de oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen (zoals sanitaire voorzieningen), met dien verstande dat:
      • gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak tot een maximum van 125 m³;
      • de goothoogte van de gebouwen maximaal 3 m bedraagt;
    • 4. artikel 3.2.1 onder a ten behoeve van overschrijding van de begrenzing van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken voor de oprichting van bedrijfsgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstmest-, mest- en sleufsilo's of mestbassins, met dien verstande dat:
      • aangetoond is dat er geen ruimte is binnen het bestaande bouwvlak of de overschrijding van het bouwvlak, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
      • overschrijding alleen is toegestaan tot maximaal 10% van de oppervlakte van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m en slechts éénmalig tijdens de planperiode;
      • de oppervlakte van het bestaand bouwvlak als basis blijft dienen bij een eerstvolgende wijziging van begrenzing en/of omvang van het bouwvlak;
    • 5. artikel 3.2.1 onder a ten behoeve van de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
      • de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
      • de bebouwingsoppervlakte is afgestemd op het beoogde gebruik en de locatie, met een maximum van 30 m²;
      • de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' ten minste 30 m bedraagt;
      • per perceelsoppervlakte van 1 ha maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan;
    • 6. artikel 3.2.1 onder a ten behoeve van de overschrijding van de begrenzing van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken voor de oprichting van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
      • aangetoond is dat er geen ruimte is binnen het bestaande bouwvlak of de overschrijding van het bouwvlak, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
      • overschrijding niet is toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming ' Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed';
      • overschrijden alleen is toegestaan is binnen een strook van 100 m direct aansluitend aan (niet zijnde de voorzijde) van het bouwvlak tot een omvang van 5.000 m²;
      • landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is;
    • 7. artikel 3.2.1 onder a ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tijdelijke tunnels op afstand van het bouwvlak, met dien verstande dat:
      • aangetoond is dat vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwvlak niet mogelijk is;
      • de afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelgrens minimaal 5 m bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minimaal 10 m en maximaal 200 m bedraagt;
      • tijdelijke tunnels niet zijn toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming ' Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed';
      • indien de (gezamenlijke) oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m², een positief advies van de adviescommissie noodzakelijk is;
      • oprichting vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
      • landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is;
    • 8. artikel 3.2.2 onder a, b, c, d, e en f ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
      • het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden, ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
      • aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
      • er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
    • 9. artikel 3.2.2 onder a, b, c, d, e en f ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer', met dien verstande dat:
      • het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
      • aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid en verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
    • 10. artikel 3.2.2 onder a ten behoeve van een maximale goothoogte van 8 m en een maximale bouwhoogte van 12 m;
    • 11. artikel 3.2.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de bedrijfswoning door het geheel inpandig verbouwen van het hoofdgebouw tot woning, met dien verstande dat:
      • de bedrijfswoning moet zijn gelegen in een hoofdgebouw;
      • het bestaande agrarisch en stedenbouwkundige karakter van het gebouw niet wezenlijk wordt aangetast;
      • herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw alleen is toegestaan in de oude verschijningsvorm;
      • het aantal woningen gelijk blijft;
      • landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is;
    • 12. artikel 3.2.2 onder b ten behoeve van een grotere inhoudsmaat voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken indien bestaande bouwwerken worden gesloopt, met dien verstande dat:
      • gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
      • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume in de berekening worden meegenomen;
      • de te slopen gebouwen legaal aanwezig dienen te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet onder een andere regeling of verzoek mogen vallen;
      • aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de voorwaarde wordt verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
      • alle gebouwen en de daarbij behorende bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-) ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen gesloopt dienen te worden;
      • alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
      • het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de hieronder staande tabel;
        Aantal m³ dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume)   Minimaal te slopen % (sloopvolume)  
        Tot en met 250 m³   100%  
        Het meerdere boven de 250 m³   150%  
    • 13. artikel 3.2.2 onder b ten behoeve van een goothoogte van maximaal 6 m voor de bedrijfswoning, met dien verstande dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing;
    • 14. artikel 3.2.2 onder e ten behoeve van het toestaan van een maximale goothoogte van 8 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter voor kassen;
    • 15. artikel 3.2.2 onder h ten behoeve van de oprichting van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een afstand minder dan 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel, met dien verstande dat:
      • de noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond en/of;
      • er sprake is van bouw van een traditionele bouwvorm, zoals een langgevel- of een T-boerderij.
    • 16. artikel 3.2.1 onder b ten behoeve van de oprichting van een bedrijfswoning buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
      • dit vanuit het verkeersbelang of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat noodzakelijk is;
      • de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang of het woon- en leefklimaat;
      • dit vanuit verkeerskundig en/of stedenbouwkundig oogpunt toelaatbaar is;
      • het toevoegen van een extra woning niet is toegestaan.
    • 17. artikel 3.2.2 onder c ten behoeve van de oprichting van bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand dan 15 m van de woning;
  • b. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 3.5 wordt artikel 3.6 toegepast.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    • 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
    • 2. tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
  • b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
    • 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
    • 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, anders dan genoemd in artikel 3.1 sub j;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf, anders dan genoemd in artikel 3.1;
  • f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten van derden;
  • g. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • h. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en/of (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
  • i. het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en/of bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • j. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
  • k. het gebruik van gronden als containerteeltvelden buiten de bouwvlakken en/of de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
  • l. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
  • m. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  • n. het gebruik voor mantelzorg;
  • o. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten,behoudens het bepaalde in artikel 3.1 onder h;
  • p. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  • q. het gebruik van hagelnetten;
  • r. het gebruik van opstallen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • s. bevi-inrichtingen;
  • t. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
  • u. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar overig niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  • v. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;

een en ander uitgezonderd het bepaalde in artikel 3.1.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarde dat de uitvoering van het agrarisch bedrijf de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van artikel 3.5 en kunnen de in artikel 3.6.2 genoemde nevenactiviteiten onder de daarbij genoemde voorwaarden worden toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de nevenactiviteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • d. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • f. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • g. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • h. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
    • 1. bestaande bebouwing;
    • 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 3.2;
    • 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 3.4;
  • i. bij beëindiging van de hoofdactiviteit ook het gebruik van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten wordt gestaakt, voor zover dat niet op grond van artikel 3.6.2 mag worden voortgezet;
  • j. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 3.2, ook artikel 3.4 moet worden toegepast.
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 onder m en 3.5 onder e en m ten behoeve van een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de omvang maximaal 70 m² bedraagt;
    • 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    • 3. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/of aan-huis-gebonden-bedrijf;
    • 4. de nevenactiviteit uitsluitend in de bedrijfswoning en/of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag plaatsvinden;
    • 5. bij beëindiging van de hoofdactiviteit het gebruik van gronden en opstallen voor de nevenactiviteiten niet behoeft te worden gestaakt
  • b. artikel 3.5 onder c, e, p en r ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal één vorm van verblijfsrecreatie is toegestaan;
    • 2. een terrein voor kleinschalig kamperen als bedoeld in artikel 1 onder 1.75 sub a, dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak ofwel binnen een strook van 100 m aan één zijde (niet zijnde de voorzijde), direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. de overige vormen van kleinschalige verblijfsrecreatie plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, met een maximum van 100 m²;
    • 4. bij beëindiging van de hoofdactiviteit voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd', het gebruik van gronden en opstallen voor de nevenactiviteiten niet behoeft te worden gestaakt;
  • c. artikel 3.5 onder e, l en p ten behoeve van kleinschalige horeca en dagrecreatie, met dien verstande dat de nevenactiviteiten ten dienste staan van dagrecreatief medegebruik 1 in het gebied (ondersteuning wandel- en fietsroutes);
  • d. artikel 3.5 onder f en p ten behoeve van het bewerken van agrarische producten van derden, met dien verstande dat de nevenactiviteit wordt ingepast in het bestaande bouwvolume;
  • e. artikel 3.5 onder g en p ten behoeve van het gebruik voor het huisvesten van maximaal 20 tijdelijke werknemers;
  • f. artikel 3.5 onder e en p ten behoeve van een kinderdagverblijf, met dien verstande dat bij beëindiging van de hoofdactiviteit, voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd', het gebruik van gronden en opstallen voor de nevenactiviteit niet behoeft te worden gestaakt;
  • g. artikel 3.5 onder p ten behoeve van een zorgboerderij, met dien verstande dat bij beëindiging van de hoofdactiviteit, voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd', het gebruik van gronden en opstallen voor de nevenactiviteit niet behoeft te worden gestaakt;
  • h. artikel 3.5 onder n ten behoeve van het gebruik van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een mantelzorgindicatie;
    • 2. het ten behoeve van mantelzorg ingerichte vloeroppervlakte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande behoefte aan mantelzorg.
  • i. artikel 3.5 onder e en p ten behoeve van het afwijkend gebruik van gronden en opstallen of gedeeltes daarvan, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, voor:
    • 1. landbouwverwant bedrijf, of
    • 2. kleinschalig bedrijf, of
    • 3. manege,

met dien verstande dat:

    • 1. de werkzaamheden van de nevenactiviteit, met uitzondering van bijbehorende buitenopslag, plaatsvinden in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 2. de bij de nevenactiviteit behorende buitenopslag beperkt blijft tot:
      • a. binnen het bouwvlak
      • b. een hoogte van 2,5 meter;
      • c. een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
    • 3. bij beëindiging van de hoofdactiviteit het gebruik van gronden en opstallen voor de nevenactiviteit 'kleinschalig bedrijf' en/of 'manege', voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd', niet behoeft te worden gestaakt
    • 4. bij beëindiging van de hoofdactiviteit het gebruik van gronden en opstallen voor de nevenactiviteit 'landbouwverwant bedrijf', voor zover gelegen buiten de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd', niet behoeft te worden gestaakt;
  • j. artikel 3.5 onder q ten behoeve van het aanbrengen van hagelnetten, waarbij het volgende beoordelingskader in acht wordt genomen bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning, aan de hand waarvan de noodzaak van het gebruik van hagelnetten wordt afgewogen tegen de aantasting van de beleving van het landschap:
    • 1. zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    • 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    • 3. netten mogen niet tot op de grond worden afgerold ;
    • 4. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;
    • 5. de randen van de percelen met hagelnetten worden voorzien van een landschappelijke inpassing;
  • k. artikel 3.5 onder b ten behoeve van het afwijkend gebruik van bestaande opstallen buiten een bouwvlak voor een kleinschalig bedrijf in de vorm van opslag, niet zijnde opslag van op- en overslagbedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. alle activiteiten van het afwijkende gebruik plaatsvinden in de gebouwen;
    • 2. de activiteit niet leidt tot een beperking, belemmering en/of aantasting van het reguliere gebruik van het overige perceel waarop het gebouw staat.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkeling gepaard moet gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
3.7.2 Wijziging bouwvlak - vormverandering

Burgemeester en wethouders kunnen vormverandering van het bouwvlak toestaan en de aanduiding 'bouwvlak' en de daarbij behorende functieaanduidingen op de verbeelding aanpassen, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet wordt gewijzigd;
  • c. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt.
3.7.3 Wijziging bouwvlak - uitbreiding agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en vergroting van bestaande agrarische bedrijven, geen glastuinbouwbedrijf zijnde, toestaan waarbij de aanduiding 'bouwvlak' en de daarbij behorende functieaanduidingen op de verbeelding worden aangepast, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. aangetoond is dat:
    • 1. binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of;
    • 2. uitbreiding vanwege andere bedrijfsomstandigheden noodzakelijk is;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid maximaal 2,5 ha bedraagt;
  • d. indien het bouwvlak in de nieuwe situatie groter is dan 1,5 ha uit het landschappelijk inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.7.1 onder b. blijkt dat tevens bestaande bebouwing wordt ingepast. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • e. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie indien het bouwvlak in de nieuwe situatie groter is dan 1,5 ha;
  • f. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt.
3.7.4 Wijziging bouwvlak - uitbreiding glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de vergroting van een glastuinbouwbedrijf toestaan, waarbij de aanduiding 'bouwvlak' en de daarbij behorende functieaanduidingen op de verbeelding worden aangepast, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. aangetoond is dat:
    • 1. binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of;
    • 2. uitbreiding vanwege andere bedrijfsomstandigheden noodzakelijk is;
  • c. indien het bouwvlak in de nieuwe situatie groter is dan 3 ha, uit het landschappelijk inpassingsplan, als bedoeld in artikel 3.7.1 onder b, blijkt dat tevens bestaande bebouwing wordt ingepast. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid maximaal 5 ha bedraagt;
  • e. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie indien het bouwvlak in de nieuwe situatie groter is dan 3 ha;
  • f. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt.
3.7.5 Nieuwvestiging agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en nieuwvestiging van agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen, intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven, toestaan daar waar geen bouwvlak is opgenomen, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. het bedrijf in de nabijheid ligt van andere agrarische bedrijven en komt te liggen aan een goede infrastructurele ontsluiting.
  • c. naast de in artikel 3.7.1 onder c. bedoelde verbetering van omgevingskwaliteit een aanvullende kwaliteitsverbetering wordt geleverd;
  • d. een te projecteren 'bouwvlak' niet groter mag zijn dan 1,5 ha;
  • e. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie;
  • f. op de verbeelding een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf wordt opgenomen;
  • g. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt.
3.7.6 Toevoeging 'bedrijfswoning'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding opnemen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. er nog geen bedrijfswoning aanwezig is;
  • c. aangetoond wordt dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de regels in artikel 3.2.2 in acht genomen worden.
3.7.7 Toevoeging 'plattelandswoning'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'plattelandswoning' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het gebruik door derden van de bestaande bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. er ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen;
  • b. de cultuurhistorische waarde van het pand in relatie tot zijn omgeving, waaronder begrepen de bedrijfsbebouwing, behouden moet blijven;
  • c. landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is.
3.7.8 Toevoeging 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het oprichten van permanente tunnels en permanente boogkassen met de daarbij behorende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. de locatie aansluitend aan het bouwvlak is gelegen;
  • c. de oppervlakte maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • e. de totale oppervlakte van het bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen' niet meer van 3 ha bedraagt;
  • f. de wijziging niet plaatsvindt ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed';
  • g. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.9 Toevoeging 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt' op de verbeelding opnemen ten behoeve van het aanleggen van containervelden met de daarbij behorende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. de locatie aansluitend aan het bouwvlak is gelegen;
  • c. de oppervlakte maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • d. de totale oppervlakte van het bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt' niet meer van 3 ha bedraagt;
  • e. de wijziging niet plaatsvindt ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed';
  • f. landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is;
  • g. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.10 Toevoeging 'huisvesting tijdelijke werknemers'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding 'huisvesting tijdelijke werknemers' op de verbeelding opnemen ten behoeve van de huisvesting van meer dan 20 tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:

  • a. de hoofdfunctie agrarisch blijft;
  • b. alle voorzieningen worden ingepast in het bestaande bouwvolume.
  • c. de activiteiten qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • d. landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is.
3.7.11 Vergroting Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met bijbehorend bouwvlak en functieaanduiding en overige aanduidingen ten behoeve van vergroting van een bestaand, aangrenzend en al als zodanig bestemd bedrijf met dien verstande dat:

  • a. geen wijziging kan plaatsvinden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige niet agrarische bedrijven';
  • b. de maximale diepte van het bestemmingsvlak gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt;
  • c. aangetoond is dat:
    • 1. binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. uitbreiding vanwege andere bedrijfsactiviteiten noodzakelijk is;
  • d. vergroting van de bestemming 'Bedrijf' is toegestaan tot een maximum van 25% van het bij het bedrijf behorende bouwvlak;
  • e. de bestemming 'Bedrijf' en het bijbehorend bouwvlak en functieaanduiding bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid eveneens worden aangepast;
  • f. er een positief advies ie verkregen van de adviescommissie.
3.7.12 Vergroting Sport

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van vergroting van een bestaande en al als zodanig bestemde sportvoorziening met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding om te voorzien in de behoefte;
  • b. vergroting van de bestemming 'Sport' is toegestaan tot een maximum van 30% van het bestemmingsvlak;
  • c. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.13 Wijziging Agrarisch naar Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van een agrarisch bouwvlak het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwverwante bedrijven' of 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige bedrijven' met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. in het geval van de vestiging van een landbouwverwant bedrijf dit alleen mogelijk is buiten de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • c. in het geval van de vestiging van een kleinschalig bedrijf dit alleen mogelijk is binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • d. hergebruik alleen mogelijk is, indien sprake is van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;
  • e. de maximale in gebruik te nemen bebouwingsoppervlakte 1.000 m² bedraagt voor landbouwverwante bedrijven en 500 m² voor kleinschalige bedrijven. De bestaande bebouwingsmassa mag niet worden uitgebreid;
  • f. de oppervlakte van het nieuw ontstane bestemmingsvlak wordt afgestemd op de ontwikkeling, tot een maximum van 1,5 ha;
  • g. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.14 Wijziging Agrarisch naar Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van een agrarisch bouwvlak het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch', wijzigen in de bestemming 'Recreatie', ten behoeve van de vestiging van een recreatieve functie, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de wijziging alleen is toegestaan binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • c. de bestaande bebouwingsmassa niet mag worden uitgebreid;
  • d. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.15 Wijziging Agrarisch naar Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van een agrarisch bouwvlak het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', ten behoeve van de vestiging van een zorgboerderij of een kinderdagverblijf, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de wijziging alleen is toegestaan binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • c. detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan;
  • d. de bestaande bebouwingsmassa niet mag worden uitgebreid;
  • e. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de ontwikkeling, tot een maximum van 1,5 ha;
  • f. op de verbeelding de functieaanduiding 'zorgboerderij' of de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' wordt opgenomen;
  • g. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.16 Wijziging Agrarisch naar Sport

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van een agrarisch bouwvlak het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Sport' met de functieaanduiding 'manege', ten behoeve van de vestiging van een manege, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de wijziging alleen is toegestaan binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • c. detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan;
  • d. de bestaande bebouwingsmassa niet mag worden uitgebreid;
  • e. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de ontwikkeling, tot een maximum van 1,5 ha;
  • f. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
3.7.17 Wijziging Agrarisch naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van een agrarisch bouwvlak het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de wijziging alleen is toegestaan binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • c. de oppervlakte van de toe te wijzen bestemming Wonen wordt afgestemd op de omgevingskwaliteit;
  • d. het aantal woningen niet mag toenemen.