direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk
Plan: Buitengebied - Oost gemeente Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP11005-va02

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  • a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • b. een kapel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel';
  • c. verenigingsleven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  • d. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:

  • a. voldoende parkeergelegenheid;
  • b. infiltratie van hemelwater.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen alleen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' uitsluitend een kapel is toegestaan;
  • c. voor zover op de verbeelding een maximale bebouwingsoppervlakte, respectievelijk goot- en bouwhoogte is opgenomen mogen deze niet worden overschreden;
  • d. gebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn gebouwd worden, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9.2.2 Maatschappelijk

Voor de gebouwen behorend tot de maatschappelijke functie gelden de volgende eisen, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

  • a. gebouwen:
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde op gronden met de aanduiding 'begraafplaats'   Max. 10 m met uitzondering van erfafscheidingen: max. 2 m  
    Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. 3 m  
    Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'   Max. 2 m  
    Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen, voor de voorgevelrooilijn, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'   Max. 1m  
    Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  
  • c. er geldt een bouwverbod van vijf meter tot de bouwperceelsgrens ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • d. ondergeschikte bouwdelen (tussenlid, kleine, lage aanbouwen etc) zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakhelling uitgezonderd van het gestelde onder artikel 9.2.2 onder a en b;
9.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
9.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwen in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    • 2. de ontwikkeling gepaard moet gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    • 3. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
    • 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 5. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    • 7. het woon- en leefklimaat van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • 9. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • b. Voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 9.5 wordt artikel 9.6 toegepast.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:

  • a. permanente of tijdelijke huisvesting;
  • b. elke vorm van detailhandel;
  • c. horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming toegelaten gebruik van gronden en opstallen;
  • d. nevenactiviteiten;
  • e. bevi-inrichtingen;
  • f. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden dat de uitvoering van de maatschappelijke functie de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.5 onder d ten behoeve van afwijkend gebruik van gronden en opstallen voor een kleinschalig bedrijf in de vorm van opslag, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  • a. de hoofdactiviteit van het afwijkende gebruik plaatsvindt in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen;
  • b. de aan de nevenactiviteit verbonden buitenopslag beperkt blijft tot:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. een hoogte van 2,5 meter;
    • 3. een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
  • c. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het reguliere gebruik van het bouwperceel;
  • d. de nevenactiviteit qua aard en omvang past in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • e. de activiteit infrastructureel goed inpasbaar is en niet tot onevenredige verkeersoverlast leidt;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. bij beëindiging van de reguliere bedrijfsvoering, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'Agrarisch gemengd' en grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' ook het gebruik van gronden en opstallen voor kleinschalig bedrijf dient te worden gestaakt;
  • h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
    • 1. bestaande bebouwing;
    • 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 9.2;
    • 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 9.4;
  • k. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 9.2, ook artikel 9.4 moet worden toegepast.