direct naar inhoud van Artikel 11 Recreatie
Plan: Buitengebied - Oost gemeente Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP11005-va02

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  • a. kleinschalige dagrecreatie:
    • 1. dagrecreatief medegebruik 1;
    • 2. een terrein voor een schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – schutterij';
    • 3. een schietbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schietbaan';
  • b. verblijfsrecreatie overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding in de vorm van:
    • 1. een kampeerterrein met uitsluitend seizoensplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
    • 2. een kampeerterrein met jaarplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jaarkampeerterrein';
    • 3. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein;
    • 4. een kampeerterrein ten behoeve van stacaravans, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – stacaravans';
    • 5. een groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie';
    • 6. één recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tenzij een ander aantal wooneenheden op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. een helofytenfilter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - helofytenfilter'
  • d. dagrecreatie uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de recreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • e. horeca van categorie 1a, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • f. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • g. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • h. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m2;
  • i. wonen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of ter plaatse van de aanduiding 'inpandige bedrijfswoning';
  • j. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  • k. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
    • 1. voldoende parkeergelegenheid;
    • 2. infiltratie van hemelwater;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' de terreininrichting voor minimaal 30% uit houtopstanden dient te bestaan, behoudens ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed', waar geen percentage geldt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jaarkampeerterrein' de terreininrichting voor minimaal 50% uit houtopstanden dient te bestaan.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  • b. de op de verbeelding opgenomen:
    • 1. maximale bebouwingsoppervlakte;
    • 2. maximale goot- en bouwhoogte;
    • 3. maximaal aantal recreatiewoningen;
    • 4. maximaal aantal stacaravans;

niet mag worden overschreden, met dien verstande dat het maximale bebouwingsoppervlak niet van toepassing is op de bedrijfswoning(en), daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning en stacaravens;

  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of ter plaatse van de aanduiding 'inpandige bedrijfswoning' is één woning toegestaan met dien verstande dat de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken buiten de gronden met deze aanduiding zijn toegestaan;
  • d. gebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn gebouwd worden, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' uitsluitend kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen, zoals watertappunten, sanitairgelegenheid,zijn toegestaan:
  • f. informatieborden en zitbanken zijn toegestaan.
11.2.2 Recreatie

Voor de bouwwerken gelegen op gronden met de bestemming 'Recreatie' gelden de volgende eisen, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

  • a. bedrijfsgebouwen:
Bouwhoogte   Max. 10 m.  
Goothoogte   Max. 5,5 m  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • b. bedrijfswoningen, al dan niet inpandig:
Inhoud, inclusief bijbehorende bouwwerken t.b.v. het wonen   Max. 1075 m3  
Goothoogte   Max. 4,5 m   *  
Dakhelling   Min. 12 º en max. 45 º   *  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m   *  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m   *  

* voor inpandige bedrijfswoningen gelden de regels voor het bedrijfsgebouw;

  • c. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning:
Goothoogte   Max. 3 m  
Dakvorm en -helling   afgestemd op de dakvorm en -helling van de bedrijfswoning of bij inpandige bedrijfswoningen op die van het hoofdgebouw  
Afstand van de dichtstbijzijnde gevel van het bijbehorend bouwwerk tot de achter- en/of zijgevels van de woning   Max. 15 m  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • d. recreatiewoningen:
Vloeroppervlakte   Max. 100 m2  
Goothoogte   Max. 3 m  
Dakhelling   Min. 12 º en max. 45 º  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      bouwhoogte  
    Erf- en terreinafscheidingen   Max. 2 m  
    Bouwwerken geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – schutterij'   - Max. 25 m ten behoeve van kogelvangers
    - Max. 18 m ten behoeve van lichtmasten  
    Bouwwerken geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduidingen 'kampeerterrein', 'specifieke vorm van recreatie – stacaravans' en 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie'   Max. 4 m met uitzondering van speelvoorzieningen: max. 5 m.  
    Overige bouwwerken geen gebouw zijnde   Max. 3 m, met uitzondering van lichtmasten: max. 8 m  
    Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
    Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  
    Oppervlakte ten behoeve van bedrijfswoning, exclusief onoverdekt zwembad   Max. 30 m2  
  • f. er geldt een bouwverbod van vijf meter tot de bouwperceelsgrens ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • g. ondergeschikte bouwdelen (tussenlid, kleine, lage aanbouwen etc) zijn wat betreft hoogte en verschijningsvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 11.2.2 onder a tot en met e;
  • h. bij nieuwbouw dienen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning), met een bouwhoogte van 3 meter of hoger, op een minimale afstand van 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel van de bedrijfswoning te worden gesitueerd, tenzij herbouw plaatsvindt op de bestaande fundamenten;
  • i. binnen de fundering van de bedrijfswoning en/of het bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
11.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van de in artikel 11.4.2 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkelingen moeten gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • i. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 11.5, artikel 11.6 wordt toegepast.
11.4.2 Afwijken van de bouwregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.2.1 onder c ten behoeve van het oprichten van een bedrijfswoning buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' met dien verstande dat:
    • 1. dit vanuit het verkeersbelang of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat noodzakelijk is;
    • 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang of het woon- en leefklimaat;
    • 3. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt toelaatbaar is;
    • 4. het toevoegen van een extra woning niet is toegestaan;
  • b. artikel 11.2.1 onder b sub 1 ten behoeve van uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatie in de vorm van een toename van het bebouwingsvolume indien bestaande gebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat:
    • 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    • 2. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    • 3. een inhoud wordt gesloopt, gelijk aan vergroting van de inhoud van de gebouwen;
    • 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de voorwaarde wordt verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    • 6. alle aan de gebouwen verbonden of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen gesloopt dienen te worden;
    • 7. alleen bovengrondse gebouwen meegerekend worden bij het te bepalen sloopvolume;
    • 8. maximaal 900 m2 toegevoegd mag worden ten behoeve van de volgende voorzieningen:
      • recreatiewoningen met een maximale oppervlakte van 100 m2 per recreatiewoning;
      • groepsaccommodaties met een maximale oppervlakte van 300 m2,per groepsaccommodatie;
      • bed & breakfast met een maximale oppervlakte van 100 m2 per bed & breakfast;
  • c. artikel 11.2.2 onder b ten behoeve van een goothoogte van maximaal 6 m onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing;
  • d. artikel 11.2.2 onder a, b, c en d ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwen in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    • 2. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    • 3. het woon- en leefklimaat van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    • 5. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. artikel 11.2.2 onder b ten behoeve van het inpandig verbouwen van het gehele hoofdgebouw tot woning indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. het stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    • 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    • 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    • 4. het aantal woningen gelijk blijft. Woningsplitsing is niet toegestaan;
  • f. artikel 11.2.2 onder b en d, ten behoeve van een maximale dakhelling van 70o, met dien verstande dat:
    • 1. het stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    • 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
  • g. de artikelen 11.1, 11.2.1 en 11.2.2 onder d van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' op de verbeelding aangegeven bebouwingsoppervlakte, voor het bouwen van groepsaccommodaties ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 1.000 m2 van de toegestane bebouwingsoppervlakte mag worden gebruikt voor de realisatie van groepsaccommodaties in plaats van recreatiewoningen;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte per groepsaccommodatie maximaal 300 m2 bedraagt;
  • h. artikel 11.2.2 onder b ten behoeve van een grotere inhoudsmaat voor woning inclusief bijbehorende bouwwerken indien bestaande gebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat:
    • 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    • 2. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, in de berekening worden meegenomen;
    • 3. de te slopen gebouwen legaal aanwezig dienen te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 4. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de voorwaarde wordt verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    • 5. alle aan de gebouwen verbonden of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen gesloopt dienen te worden;
    • 6. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    • 7. het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel.

 

Aantal m3 dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume)   Minimaal te slopen % (sloopvolume)  
Tot en met 250 m3    100%  
Het meerdere boven de 250 m³   150%  
11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:

  • a. het permanent wonen op gronden aangewezen voor dagrecreatieve of verblijfrecreatieve doeleinden, uitgezonderd bewoning van -al dan niet inpandige- bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  • c. het gebruik voor mantelzorg;
  • d. het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • e. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  • f. nevenactiviteiten;
  • g. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • h. bevi-inrichtingen;
  • i. het verwijderen van de bestaande helofytenfilter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - helofytenfilter'.
  • j. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 11.5 en kunnen de in artikel 11.6.2 genoemde activiteiten worden toegestaan onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de activiteiten qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de activiteiten gepaard moeten gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact bij verandering van de bedrijfsfunctie;
  • i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. voor zover gebouwd wordt in afwijking van artikel 11.2 ook artikel 11.4 moet worden toegepast.
11.6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden dat de uitvoering van het recreatief bedrijf de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.5 onder c ten behoeve van het gebruik van de bedrijfswoning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken aan- of bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 2. er sprake is van een mantelzorgindicatie;
    • 3. het ten behoeve van mantelzorg ingerichte vloeroppervlakte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 4. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande behoefte aan mantelzorg;
  • b. artikel 11.1 onder b en gebruik ten behoeve van een andere in artikel 11.1 onder b genoemde vorm van verblijfsrecreatie toestaan, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 1.000 m2 van de toegestane bebouwingsoppervlakte mag worden gebruikt voor groepsaccommodaties in plaats van recreatiewoningen;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte per groepsaccommodatie maximaal 300 m2 bedraagt;
  • c. artikel 11.5 onder f ten behoeve van afwijkend gebruik van gronden en opstallen voor een kleinschalig bedrijf, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. de werkzaamheden van de nevenactiviteit, met uitzondering van bijbehorende buitenopslag, plaatsvinden in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen;
    • 2. de bij de nevenactiviteit behorende buitenopslag beperkt blijft tot:
      • binnen het bouwvlak;
      • een hoogte van 2,5 meter;
      • een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
    • 3. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het reguliere gebruik van het bouwperceel;
    • 4. de nevenactiviteit qua aard en omvang past in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
    • 5. de activiteit infrastructureel goed inpasbaar is en niet tot onevenredige verkeersoverlast leidt;
    • 6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    • 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 8. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 9. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
      • bestaande bebouwing;
      • nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 11.2;
      • bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 11.4;
  • d. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 11.2, ook artikel 11.4 moet worden toegepast.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkeling gepaard moet gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en buitengebruik wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact bij verandering van de bedrijfsfunctie;
  • i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
11.7.2 Wijziging inpandige bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning' wijzigen in de aanduiding 'bedrijfswoning' en deze tevens verplaatsen naar een andere locatie binnen het bouwvlak ten behoeve van het bouwen van een vrijstaande bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen.

11.7.3 Wijziging Recreatie naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Recreatie' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of in de bestemming 'Agrarisch met waarden' met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'inpandige bedrijfswoning' de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen';
  • b. ter plaatse alle bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • c. de oppervlakte van de toe te wijzen bestemming 'Wonen' wordt afgestemd op de omgevingskwaliteit;
  • d. het aantal woningen niet mag toenemen.