direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Buitengebied - Oost gemeente Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP11005-va02

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kleinschalige bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven';
  • b. landbouwverwant bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven';
  • c. overige niet-agrarische bedrijven in de bestaande aard, omvang en bijbehorende milieucategorie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige niet-agrarische bedrijven';
  • d. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximale vloeroppervlakte van 100 m2;
  • e. een opslagbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • f. een rioolgemaal, bestemd voor de afvoer van rioolwater, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal';
  • g. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation':
    • 1. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
    • 2. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
    • 3. bij deze aanduiding behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen;
  • k. buitenopslag ten dienste van het bedrijf, uitsluitend binnen het bouwvlak en tot een maximale hoogte van 2,5 meter;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:

  • a. voldoende parkeergelegenheid;
  • b. infiltratie van hemelwater.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
  • b. de maximale bebouwingsoppervlakte, zoals op de verbeelding is aangegeven, niet mag worden overschreden, met dien verstande dat het maximale bebouwingsoppervlak niet van toepassing is op de bedrijfswoning(en) inclusief de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • c. één bedrijfswoning is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, waarbij het bijbehorende erf binnen het bouwvlak dient te zijn gelegen, met dien verstande dat de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken buiten de gronden met deze aanduiding zijn toegestaan.
5.2.2 Bedrijf

Voor de bouwwerken behorend tot het bedrijf gelden de maatvoeringen zoals aangegeven op de verbeelding en de volgende eisen:

  • a. bedrijfsgebouwen:
Goot- en hoogte op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal' of 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'   Max. 3,5 m  
Dakhelling   Min. 12 º  
Oppervlakte op gronden met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal'   Max. 20 m²  
Oppervlakte ondergronds op gronden met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal'   Max. 50 m²  
Oppervlakte op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'   Max. 70 m²  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tussen twee bedrijfsgebouwen   Max. 20 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10m  

  • b. bedrijfswoningen:
Inhoud, inclusief bijbehorende bouwwerken t.b.v. het wonen   Max. 1075 m3   
Goothoogte   Max. 4,5 m  
Dakhelling   Min. 12 º en max. 45 º  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • c. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning:
Goothoogte   Max. 3 m  
Dakvorm en –helling   afgestemd op dakvorm en -helling bedrijfswoning  
Afstand van de dichtstbijzijnde gevel van het bijbehorend bouwwerk tot de achter- en/of zijgevels van de woning   Max. 15 m  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn   Max. 2 m  
    Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen, voor de voorgevelrooilijn   Max. 1 m  
    Bouw hoogte masten voor mobiele telefonie   Max. 37,5 m  
    Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'   Max. 15 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen max. 3 m  
    Bouwhoogte schoorsteen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken geen gebouwen zijnde'   Max. 45 meter  
    Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. 3 m, met uitzondering van lichtmasten met een hoogte van max. 8 m  
    Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  
    Oppervlakte ten behoeve van bedrijfswoning, uitgezonderd een onoverdekt zwembad   Max. 30 m2  
    Onoverdekt zwembad   Max. 50 m²  
  • e. ondergeschikte bouwdelen (tussenlid, kleine, lage aanbouwen, dakkapellen, etc) zijn wat betreft hoogte en verschijningsvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 5.2.2 onder a tot en met d;
  • f. bij nieuwbouw dienen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van 3 meter of hoger, op een minimale afstand van 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel van de bedrijfswoning te worden gesitueerd, tenzij herbouw plaatsvindt op de bestaande fundamenten.
  • g. binnen de fundering van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
5.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van de in artikel 5.4.2 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkelingen moeten gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • i. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 5.5 wordt artikel 5.6 toegepast.
5.4.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
    • 1. artikel 5.2.1 onder c ten behoeve van het oprichten van een bedrijfswoning buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' met dien verstande dat:
      • dit vanuit het verkeersbelang of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat noodzakelijk is;
      • de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang of het woon- en leefklimaat;
      • dit vanuit verkeerskundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
      • het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan.
    • 2. artikel 5.2.2 onder a, b en c ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
      • het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
      • aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
      • er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
    • 3. artikel 5.2.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de bedrijfswoning door het geheel inpandig verbouwen van het hoofdgebouw tot woning, met dien verstande dat:
      • de bedrijfswoning moet zijn gelegen in een hoofdgebouw:
      • het bestaande stedenbouwkundige karakter van het gebouw niet wezenlijk wordt aangetast;
      • herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw alleen is toegestaan in de oude verschijningsvorm;
      • het aantal woningen gelijk blijft. Woningsplitsing is niet toegestaan;
      • landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is
    • 4. artikel 5.2.2 onder b ten behoeve van een grotere inhoudsmaat voor de woning inclusief bijbehorende bouwwerken indien bestaande gebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat:
      • gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
      • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, in de berekening worden meegenomen;
      • de te slopen gebouwen legaal aanwezig dienen te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet onder een andere regeling of verzoek mogen vallen;
      • aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de voorwaarde wordt verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
      • alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen gesloopt dienen te worden;
      • alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
      • het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel;
        Aantal m3 dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume)   Minimaal te slopen % (sloopvolume)  
        Tot en met 250 m3   100%  
        Het meerdere boven de 250 m3   150%  
    • 5. artikel 5.2.2 onder de aanhef ten behoeve van een uitbreiding van de totale inhoud van de bedrijfsgebouwen met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven' respectievelijk van een bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven', waarbij de hoogte en/of de bebouwingsoppervlakte kan worden overschreden en waarbij een goothoogte van maximaal 6 m en een bouwhoogte van maximaal 10 m is toegestaan, indien bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat:
      • gesloopt wordt binnen alle voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
      • de uitbreiding voor bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven' maximaal 50% van de bestaande inhoud bedraagt;
      • de uitbreiding voor bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' maximaal 25% van de bestaande inhoud bedraagt;
      • het volume dat wordt uitgebreid ten behoeve van bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven' gelijk is aan het totale gesloopte volume;
      • het volume dat wordt uitgebreid ten behoeve van bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' niet meer dan de helft van het totale gesloopte volume bedraagt;
      • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, in de berekening worden meegenomen;
      • de te slopen gebouwen legaal aanwezig dienen te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet onder een andere regeling of verzoek mogen vallen;
      • aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de voorwaarde wordt verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
      • alle gebouwen en de daarbij behorende bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-) ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen gesloopt dienen te worden;
      • alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
      • de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
      • op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
    • 6. artikel 5.2.2 onder f ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bedrijfsvoering op een afstand minder dan 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond;
    • 7. artikel 5.2.2 onder c ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand dan 15 m van de woning, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  • b. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 5.5 wordt artikel 5.6 toegepast.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:

  • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  • c. het gebruiken van gronden voor buitenopslag, uitgezonderd het bepaalde in artikel 5.1 onder k;
  • d. mantelzorg;
  • e. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • f. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  • g. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  • h. bevi-inrichtingen;
  • i. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie; .
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarde dat de uitvoering van het bestemde bedrijf de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van artikel 5.5 en kunnen de in artikel 5.6.2 genoemde nevenactiviteiten worden toegestaan onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de nevenactiviteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de nevenactiviteiten gepaard moeten gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact bij verandering van de bedrijfsfunctie;
  • i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
    • 1. bestaande bebouwing;
    • 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 5.2;
    • 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 5.4;
  • k. bij beëindiging van de bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor bedrijfsmatige activiteiten wordt gestaakt, voor zover dat niet op grond van artikel 5.6.2 mag worden voortgezet;
  • l. voor zover gebouwd wordt in afwijking van artikel 5.2 ook artikel 5.4 moet worden toegepast.
5.6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.1 ten behoeve van omschakeling naar landbouwverwante bedrijven of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat:
    • 1. een landbouwverwant bedrijf alleen is toegestaan wanneer de locatie niet is gelegen binnen de gebiedsaangeduiding 'Agrarisch gemengd' en aan minimaal twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden';
    • 2. een kleinschalig bedrijf alleen is toegestaan wanneer de locatie aan een zijde grenst aan de bestemming 'Agrarisch met waarden' of is gelegen binnen de gebiedsaangeduiding 'Agrarisch gemengd';
  • b. artikel 5.1 ten behoeve van activiteiten met een andere bedrijfsmatige aard, met dien verstande dat de omzetting slechts is toegestaan naar een bedrijf als opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. artikel 5.5 onder d ten behoeve van het gebruik van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een mantelzorgindicatie;
    • 2. het ten behoeve van mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande behoefte aan mantelzorg.
  • d. artikel 5.1 ten behoeve van het uitoefenen van een bedrijf in de milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven', met dien verstande dat het bedrijf qua aard en omvang vergelijkbaar is met een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2;
  • e. artikel 5.1 en 5.5 onder f ten behoeve van een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    • 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    • 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    • 4. de activiteit mag uitsluitend in de bedrijfswoning en/ of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk plaatsvinden;
  • f. artikel 5.5 onder e ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor huisvesting voor maximaal 20 tijdelijke werknemers, met dien verstande dat de niet-agrarische functie wordt ingepast in het bestaande bouwvolume.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkeling gepaard moet gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en buitengebruik wordt ingepast;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact bij verandering van de bedrijfsfunctie;
  • i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
5.7.2 Wijziging bouwvlak - vormverandering

Burgemeester en wethouders kunnen vormverandering van het bouwvlak toestaan en de aanduiding 'bouwvlak' en de daarbij behorende functieaanduidingen op de verbeelding aanpassen, met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet wordt gewijzigd;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de bestemmingsgrens 5 m blijft bedragen;
  • c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minimaal 10 meter blijft bedragen.
5.7.3 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een vergroting van het bouwvlak toestaan en de aanduiding 'bouwvlak' en de daarbij behorende functieaanduidingen op de verbeelding aanpassen, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat:
    • 1. binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of
    • 2. uitbreiding vanwege andere bedrijfsomstandigheden noodzakelijk is;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de bestemmingsgrens 5 m blijft bedragen;
  • c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minimaal 10 meter blijft bedragen.
5.7.4 Nieuwvestiging agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden' met het daarbij behorende bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf of een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • b. er geen sprake is van de vestiging van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal' en 'Waarde - Ontwikkelingszone groen', een grondgebonden veehouderij, een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf ;
  • c. wijziging niet is toegestaan binnen gebieden met de aanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • d. het bedrijf in de nabijheid ligt van andere agrarische bedrijven en dat het komt te liggen aan een goede infrastructurele ontsluiting;
  • e. het bedrijf dient te worden opgericht binnen het vigerende bestemmingsvlak voor 'Bedrijf', waarbij de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • f. de maximale diepte van het bouwvlak gerekend vanaf de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' 200 m bedraagt;
  • g. er een positief advies is verkregen van de adviescommissie.
5.7.5 Wijziging Bedrijf naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:

  • a. het een locatie betreft die aan tenminste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch met waarden' en/of indien gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Agrarisch gemengd';
  • b. ter plaatse alle bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • c. de oppervlakte van de toe te wijzen bestemming 'Wonen' wordt afgestemd op de omgevingskwaliteit en de resterende gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden';
  • d. het aantal woningen niet mag toenemen.