Buitengebied Nuth
Status: | Vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0951.Buitengebied2013-VA03 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie en duurzaam agrarisch bedrijfsmatig gebruik met bijbehorende voorzieningen;
grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen;
tevens een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij’;
tevens intensieve veehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
tevens een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’;
tevens een agrarisch technisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - agrarisch technisch hulpbedrijf;
tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenbak’;
tevens een maatschappelijke voorziening ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;
tevens een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
tevens het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘permanente teeltondersteunende voorzieningen’;
behoud, herstel en ontwikkeling van beekdalen ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal' voor zover de gronden zijn gelegen buiten het bouwvlak;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
bedrijfswoningen;
productie gebonden detailhandel;
statische opslag;
kleinschalig kamperen;
bed & breakfast;
bestaande overige nevenactiviteiten;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
behoud en herstel van aanwezige steilranden;
(onverharde) paden, bestaande erfverhardingen, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
behoud en herstel van aangeplante en beoogde groenstroken langs veldwegen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik;
evenementen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 3.2.6 en 3.2.7.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m;
daar waar de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen en rijhallen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, kassen en teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
Voor het bouwen van rijhallen gelden de volgende bepalingen:
De bouw van rijhallen is uitsluitend toegestaan bij paardenfokkerijen en ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
3.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Eén bedrijfswoning aanwezig mag zijn, tenzij anders is aangeduid.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
3.2.4 Tredmolens
Voor het bouwen van tredmolens gelden de volgende bepalingen:
Tredmolens zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van kleinschalige windmolens, (voeder)silo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 7 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan kleinschalige windmolens en teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.7 Permanente teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten
Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’. Tevens zijn binnen deze aanduiding hagelnetten toegestaan.
De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van tunnelkassen niet meer bedragen dan 4,5 m.
De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.3 Afwijken bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b voor het bouwen van schuilgelegenheden gelden de volgende bepalingen:
Bestaande schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
Nieuwe schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van één schuilgelegenheid per 1,5 ha aaneengesloten agrarisch gebied.
Schuilgelegenheden zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’, hellingen > 4 % en de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’ en ‘karakteristiek’.
De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 30 m².
De goothoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 5 m.
De schuilgelegenheid moet voor 1/6 deel open zijn/blijven.
Aan de voorzijde van de schuilgelegenheid mag 20 m2 worden verhard.
De afstand van schuilgelegenheden tot andere schuilgelegenheden mag niet minder bedragen dan 70 m.
De afstand van schuilgelegenheden tot (bedrijfs)woningen mag niet minder bedragen dan 30 m.
De afstand van schuilgelegenheden tot de aangrenzende toegangsweg mag niet meer bedragen dan 20 m.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.3.2 Vergroten bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder d.2 voor het verhogen van het bebouwingspercentage, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden
Er is geen sprake van significante gevolgen voor de omliggende Natura 2000 - gebieden.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van de aanleg van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten buiten het bouwvlak, anders dan folies;
voor buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
het gebruiken van schuilgelegenheden anders dan voor (hobbymatig) houden van dieren;
het gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen;
ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders.
3.4.2 Ondergeschikte nevenfuncties, algemeen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productie-gebonden detailhandel en statische opslag binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan:
50 m² voor productie gebonden detailhandel.
1.000 m² voor statische opslag;
de totale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de bedrijfsbebouwing.
3.4.3 Kleinschalig kamperen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van kleinschalig kamperen binnen en/of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en niet aansluitend aan reeds bestaande kampeerterreinen.
Het totale aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 15 per agrarisch bedrijf.
De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2 per agrarisch bedrijf.
De sanitaire voorzieningen moeten op het bouwvlak worden gesitueerd.
Het parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.4.4 Bed & breakfast
Binnen deze bestemming is een bed & breakfast toegelaten, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
maximaal 4 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.
3.4.5 Evenementen
Binnen deze bestemming zijn evenementen toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
3.4.6 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming zijn de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.
Het gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid.
Detailhandel is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Gebruik gronden en gebouwen voor nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4 voor het toestaan van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak tot 50% van de bedrijfsbebouwing. Hierbij zijn de volgende nevenfuncties toegestaan:
Dagrecreatie tot een max. oppervlakte van 500 m2.
Verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen tot een maximum van 5 eenheden tot maximaal 400 m2.
Zorg of opvang tot een max. oppervlakte van 250 m2.
Ondergeschikte horeca tot een max. oppervlakte van 35 m2, waarbij de oppervlakte van een bijbehorend terras maximaal 100 m2 mag bedragen.
Semi-agrarisch bedrijf in de vorm van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of agrarisch verwant bedrijf tot een max. oppervlakte van 400 m2.
Niet-agrarisch bedrijf tot een max. oppervlakte van 400 m2.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.5.2 Gebruik gebouwen voor huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4 voor de van huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Deze huisvesting is nodig vanuit een tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf en de huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders, die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk gehuisvest zijn.
Het aantal te huisvesten seizoensarbeiders per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20.
De huisvesting vindt plaats in bestaande bedrijfsgebouwen of in woonunits met een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.
De totale oppervlakte in gebruik in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 250 m2.
De huisvesting mag gedurende vier aaneengesloten maanden niet plaatsvinden.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
In het geval huisvesting in woonunits plaatsvindt, mag huisvesting niet langer dan 5 jaar plaatsvinden.
Woonunits
In het geval huisvesting in woonunits plaatsvindt dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de woonunits op basis van een erfbeplantingsplan.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.5.3 Gebruik gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.1 voor het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bouw dient noodzakelijk te zijn voor de eigen bedrijfsvoering.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De voorzieningen mogen geen onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen tot gevolg hebben.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.5.4 Gebruik gronden voor hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.1 voor het toestaan van hagelnetten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 8 % mits de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond en dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.5.5 Gebruik ten behoeve van vakantieappartementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van vakantieappartementen of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,
met dien verstande, dat:
de vloeroppervlakte van een appartement ten hoogste 80 m2 mag bedragen;
ten hoogste 5 appartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd;
de appartementen voor niet meer dan 3 weken achtereen verhuurd mogen worden aan eenzelfde huurder.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’:
het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld);
het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m;
het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,5 m;
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
3.6.2 Uitzonderingen
Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid
De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige gebiedswaarden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
3.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 3.7.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.7.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´Ecologische Hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.8.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor grondgebonden agrarische bedrijven en paardenhouderijen geldt, naast de hieronder genoemde voorwaarden, dat:
vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
Voor intensieve veehouderijen is vergroting van het bouwvlak niet toegestaan.
Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
3.8.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden aansluitend aan het bouwvlak.
De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. De hoogte van teelttunnels mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie en duurzaam agrarisch bedrijfsmatig gebruik met bijbehorende voorzieningen;
grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen;
tevens een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij’;
tevens intensieve veehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
tevens een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’;
tevens een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;
tevens een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;
tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenbak’;
tevens het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
tevens een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- permanente teeltondersteunende voorzieningen’;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
bedrijfswoningen;
productie gebonden detailhandel;
statische opslag;
kleinschalig kamperen;
bed & breakfast;
bestaande overige nevenactiviteiten;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden in het algemeen, en die van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’;
behoud, herstel en ontwikkeling van beekdalen ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal' voor zover de gronden zijn gelegen buiten het bouwvlak;
behoud en herstel van aanwezige steilranden;
(onverharde) paden, bestaande erfverhardingen, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
behoud en herstel van aangeplante en beoogde groenstroken langs veldwegen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik;
evenementen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 4.2.7, en 4.2.8.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m;
daar waar de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen en rijhallen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en rijhallen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
Voor het bouwen van rijhallen gelden de volgende bepalingen:
De bouw van rijhallen is uitsluitend toegestaan bij paardenfokkerijen en ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
4.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Eén bedrijfswoning aanwezig mag zijn, tenzij anders is aangeduid.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
4.2.4 Recreatiewoning
Een recreatiewoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
4.2.5 Tredmolens
Voor het bouwen van tredmolens gelden de volgende bepalingen:
Tredmolens zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van kleinschalige windmolens, (voeder)silo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 7 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan kleinschalige windmolens en teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
4.2.8 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’. Tevens zijn binnen deze aanduiding hagelnetten toegestaan.
De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van tunnelkassen niet meer bedragen dan 4,5 m.
De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
4.3 Afwijken bouwregels
4.3.1 Schuilgelegenheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het bouwen van schuilgelegenheden gelden de volgende bepalingen:
Bestaande schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
Nieuwe schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van één schuilgelegenheid per 1,5 ha aaneengesloten agrarisch gebied.
Schuilgelegenheden zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’, hellingen > 4 % en de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’ en ‘karakteristiek’.
De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 30 m².
De goothoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 5 m.
De schuilgelegenheid moet voor 1/6 deel open zijn/blijven.
Aan de voorzijde van de schuilgelegenheid mag 20 m2 worden verhard.
De afstand van schuilgelegenheden tot andere schuilgelegenheden mag niet minder bedragen dan 70 m.
De afstand van schuilgelegenheden tot (bedrijfs)woningen mag niet minder bedragen dan 30 m.
De afstand van schuilgelegenheden tot de aangrenzende toegangsweg mag niet meer bedragen dan 20 m.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.3.2 Vergroten bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder d.2 voor het verhogen van het bebouwingspercentage, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
Er is geen sprake van significante gevolgen voor de omliggende Natura2000 gebieden.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
4.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van de aanleg van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, anders dan folies;
voor buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
het gebruiken van schuilgelegenheden anders dan voor (hobbymatig) houden van dieren;
het gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen;
4.4.2 Ondergeschikte nevenfuncties, algemeen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productie-gebonden detailhandel en statische opslag binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan:
50 m² voor productie gebonden detailhandel.
1.000 m² voor statische opslag;
de bestaande oppervlakte voor bestaande overige nevenactiviteiten;
de totale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de bedrijfsbebouwing.
4.4.3 Kleinschalig kamperen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van kleinschalig kamperen binnen en/of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Kleinschalig kamperen is niet toegestaan de ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en niet aansluitend aan reeds bestaande kampeerterreinen.
Het totale aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 15 per agrarisch bedrijf.
De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2 per agrarisch bedrijf.
De sanitaire voorzieningen moeten op het bouwvlak worden gesitueerd.
Het parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.4.4 Bed & breakfast
Binnen deze bestemming is een bed & breakfast toegelaten mits:
de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
maximaal 4 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.
4.4.5 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
4.4.6 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming zijn de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.
Het gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid.
Detailhandel is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gebruik gronden en gebouwen voor nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4 voor het toestaan van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak tot 50% van de bedrijfsbebouwing. Hierbij zijn de volgende nevenfuncties toegestaan:
Dagrecreatie tot een maximum oppervlakte van 500 m2.
Verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen tot een maximum van 5 eenheden tot maximaal 400 m2.
Zorg of opvang tot een maximum oppervlakte van 250 m2.
Ondergeschikte horeca tot een max. oppervlakte van 35 m2, waarbij de oppervlakte van een bijbehorend terras maximaal 100 m2 mag bedragen.
Semi-agrarisch bedrijf in de vorm van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of agrarisch verwant bedrijf tot een maximum oppervlakte van 400 m2.
Niet-agrarisch bedrijf tot een maximum oppervlakte van 400 m2.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.5.2 Gebruik gebouwen voor huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor de van huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Deze huisvesting is nodig vanuit een tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf en de huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders, die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk gehuisvest zijn.
Het aantal te huisvesten seizoensarbeiders per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20.
De huisvesting vindt plaats in bestaande bedrijfsgebouwen of in woonunits met een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.
De totale oppervlakte in gebruik in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 250 m2.
De huisvesting mag gedurende vier aaneengesloten maanden niet plaatsvinden.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
In het geval huisvesting in woonunits plaatsvindt, mag huisvesting niet langer dan 5 jaar plaatsvinden.
Woonunits mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd worden.
In het geval huisvesting in woonunits plaatsvindt dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de woonunits op basis van een erfbeplantingsplan.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.5.3 Gebruik gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bouw dient noodzakelijk te zijn voor de eigen bedrijfsvoering.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De voorzieningen mogen geen onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen tot gevolg hebben.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.5.4 Gebruik gronden voor hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het toestaan van hagelnetten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 8 % mits de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond en dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
4.5.5 Gebruik ten behoeve van vakantieappartementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van vakantieappartementen of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,
met dien verstande, dat:
de vloeroppervlakte van een appartement ten hoogste 80 m2 mag bedragen;
ten hoogste 5 appartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd;
de appartementen voor niet meer dan 3 weken achtereen verhuurd mogen worden aan eenzelfde huurder.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Verboden werken en werkzaamheden:
het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld);
het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m;
het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,5 m;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van landschapselementen, die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,50 m., en opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
het aanleggen van landschapselementen;
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
4.6.2 Uitzonderingen
Het in 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Toelaatbaarheid
De in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
4.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 4.7.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.7.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.8 Wijzigingsbevoegdheden
4.8.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.8.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor grondgebonden agrarische bedrijven en paardenhouderijen geldt, naast de hieronder genoemde voorwaarden, dat:
vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
Voor intensieve veehouderijen is vergroting van het bouwvlak niet toegestaan.
Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.8.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden aansluitend aan het bouwvlak.
De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. De hoogte van teelttunnels mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ambachtelijke en industriële bedrijven zoals genoemd in de 'Tabel Bedrijven' danwel opgenomen in categorie 1 en 2 en 3 van de staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven die daarmee gelijk te stellen zijn;
bedrijfswoningen;
horeca ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik;
tevens het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
evenementen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel Bedrijven';
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
5.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Een bedrijfswoningen uitsluitend mogelijk is op grond van de 'Tabel Bedrijven' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
ten behoeve van gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor detailhandel;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor horeca.
5.3.2 Ondergeschikte nevenfuncties, algemeen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productie-gebonden detailhandel en statische opslag binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan:
50 m² voor productiegebonden detailhandel.
1.000 m² voor statische opslag.
5.3.3 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
5.3.4 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming zijn de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.
Het gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid.
Detailhandel is niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Gebruik gronden en gebouwen voor nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.3 voor het toestaan van andere dan de in 5.3.2 genoemde nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bedrijfsfunctie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig.
Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak tot 50% van de bedrijfsbebouwing. Hierbij zijn de volgende nevenfuncties toegestaan:
Semi-agrarisch bedrijf in de vorm van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of agrarisch verwant bedrijf tot een max. oppervlakte van 400 m2.
Niet-agrarisch bedrijf tot een max. oppervlakte van 400 m2.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling of verbreding van het bedrijf.
De bedrijfsfunctie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie(s) is niet toegestaan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
5.4.2 Afwijken ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 5.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan op basis van de ‘Tabel Bedrijven’ is toegestaan, onder de volgende voorwaarden
De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
Het toepassen van de ontheffing mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
5.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 5.5.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.5.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
5.6 Wijzigingsbevoegdheden
5.6.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
5.6.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25% tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
5.6.3 Wijziging Naanhofweg 3
Het bevoegd gezag kan de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro zone wijzigingsgebied’ wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf ter plaatse, waarbij moet worden voldaan aan de volgende (algemene) voorwaarden:
De uitbreidingen dienen deel uit te maken van een integraal ontwikkelingsplan. Bij dit plan dient het project Corio Glana nadrukkelijk betrokken te zijn.
Het aantal m2 aan bebouwd oppervlak mag niet toenemen.
De oppervlakte aan detailhandel mag niet meer bedragen dan 490 m2 verkoopvloeroppervlakte. Hierbij mag de aard van de detailhandel niet veranderen ten opzichte van het huidige gebruik.
De oppervlakte aan horeca mag niet meer bedragen dan 375 m2.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeer aantrekkende werking.
Buitenopslag is niet toegestaan.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Bijlage: Tabel Bedrijven
Code |
Adres |
Soort bedrijf |
Maximaal aantal bedrijfs-woningen |
Bijzonderheden |
Specifieke vorm van bedrijf-1 |
Diepestraat 24 |
Groothandel in champignons |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -2 |
Heihofweg 3 |
Opslag wegbeheer en gladheidsbestrijding (o.a. zout) |
0 |
Goothoogte begint op 1 m |
Specifieke vorm van bedrijf -3 |
Heihofweg 5 |
Groothandel in kaas |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -4 |
Hulsbergerweg 6 |
Grondverzet- en transportbedrijf |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -5 |
Kampweg |
Groothandel en detailhandel |
0 |
Groothandel 1.500 m2 en detailhandel 1.500 m2 |
Specifieke vorm van bedrijf -6 |
Kathagen 4 |
Groothandel en detailhandel |
1 |
Inclusief detailhandel m2 als nevenactiviteit |
Specifieke vorm van bedrijf -7 |
Kathagen 10 |
Uitvaartcentrum |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -8 |
Kathagen 30 |
Metaalverwerkende industrie |
0 |
Goothoogte enkele gebouwen op 8 en 9 m |
Specifieke vorm van bedrijf -9 |
Naanhofsweg 3 |
Groothandel |
3 |
Inclusief detailhandel 225 m2. Geen horeca toegestaan |
Specifieke vorm van bedrijf -10 |
Naanhofsweg 55 |
Restauratiewerkplaats voor oldtimers |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -12 |
Thullerweg 2 |
Assemblage van verlichtingsarmaturen en ijsbereiding |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -13 |
Daelderpad 1 |
Kantoor |
1 |
Maximale oppervlakte kantoor 550 m2. Inclusief horeca ter plaatse van de aanduiding horeca. |
Specifieke vorm van bedrijf -14 |
De Kling 49 |
Slachterij |
1 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -15 |
Van Eynattenweg 1 |
Tankstation |
0 |
|
Specifieke vorm van bedrijf -16 |
Vink 6 |
Garagebedrijf |
1 |
Geen verkoop van brandstoffen. |
Artikel 6 Bedrijf – Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
nutsvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende ondergrondse en bovengrondse leidingen en daarbij behorende zonering;
de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede die regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
De maximale oppervlakte per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 50 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de 3,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van zend- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 20 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte van gebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.1 onder a, met inachtneming van de volgende bepaling:
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m².
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de nutsvoorziening.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
6.3.2 Afwijken ten behoeve van goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde 6.2.1 onder b en c voor het bouwen met een hogere goothoogte en bouwhoogte, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet mee bedragen dan 4,5 m.
De bouwhoogte mag niet mee bedragen dan 8 m.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de nutsvoorziening.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
6.3.3 Afwijken ten behoeve van zend- en telecommunicatiemasten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde 6.2.2 onder b voor het bouwen met een hogere zend- en communicatiemasten, met inachtneming van de volgende bepaling:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 45 m.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de nutsvoorziening.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
6.3.4 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde 6.2.2 onder c voor het bouwen met een hogere bouwwerken geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De bouwhoogte mag niet mee bedragen dan 6 m.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de nutsvoorziening.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
Artikel 7 Gemengd - Kasteel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd – Kasteel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
maatschappelijke functies;
de duurzame instandhouding en het behoud van de aan de gronden en bebouwing te onderkennen cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groenvoorzieningen/erf/tuin;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede die regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘ Gemengd – Kasteel’ is maximaal één woning toegestaan.
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
7.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 7.4.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
7.4.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 7.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de bedrijfsmatige exploitatie van horecavoorzieningen, zoals nader aangeduid in de 'Tabel Horecavoorzieningen', waarbij niet meer dan één voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Horecavoorzieningen';
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
bij de onder a genoemde voorzieningen behorende detailhandel als ondergeschikte activiteit;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en natuurwaarden;
speelvoorzieningen;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik;
evenementen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één horecavoorziening toegestaan.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak dan wel achter de aangegeven bouwgrens worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
8.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel horecavoorzieningen';
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel horecavoorzieningen';
8.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen.
Een bedrijfswoningen uitsluitend mogelijk is op grond van de 'Tabel horecavoorzieningen' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
ten behoeve van gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
8.3.2 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Vergroten oppervlak ondergeschikte detailhandel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde 8.3.1 voor het toestaan van het gebruik van een grotere oppervlakte voor ondergeschikte detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De horecafunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
De uitbreiding bedraagt niet meer dan +20% van de bestaande oppervlakte.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het horecabedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
8.5 Wijzigingsbevoegdheden
8.5.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
8.5.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25% tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Bijlage: Tabel Horecavoorzieningen
Code |
Adres |
Soort horecavoorziening |
Maximum aantal bedrijfswoningen |
Bijzonderheden |
Specifieke vorm van horeca-1 |
Oensel 10 |
Groepsaccomodatie, appartementen, pannenkoekenboerderij en ijssalon |
1 |
Maximaal 10 appartementen
|
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in de 'Tabel maatschappelijke voorzieningen';
tevens behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één maatschappelijke voorziening toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
9.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk';
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk'.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
ten behoeve van gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor detailhandel;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor horeca.
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
9.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 9.4.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
9.4.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 9.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
9.5 Wijzigingsbevoegdheden
9.5.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
9.5.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25% tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Bijlage: Tabel Maatschappelijke voorzieningen
Code |
Adres |
Soort maatschappelijke voorziening |
Bijzonderheden |
Specifieke vorm van maatschappelijk-1 |
Heihofweg ong. |
Kapel |
|
Specifieke vorm van maatschappelijk -2 |
Holswiejeweg ong. |
Kapel |
|
Specifieke vorm van maatschappelijk -3 |
Kleverberg ong. |
Sirenemast |
Maximale toegestane hoogte 25 m. |
Specifieke vorm van maatschappelijk -4 |
Montfortstraat 8 |
Begraafplaats |
|
Specifieke vorm van maatschappelijk -5 |
Slagboomsweg ong. |
Begraafplaats |
Geen gebouwen aanwezig |
Specifieke vorm van maatschappelijk -6
|
Trichterweg ong. |
Kapel |
|
Specifieke vorm van maatschappelijk -7 |
Vink ong. |
Kapel |
|
Specifieke vorm van maatschappelijk -8 |
Kleverstraat ong. |
Begraafplaats |
Geen gebouwen aanwezig |
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur (ecologie, flora en fauna) en de bijbehorende natuurlijke groeiplaats;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en hydrologische waarden;
hondensport ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - hondensport’;
een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
10.2 Bouwregels
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met uitzondering van het bestaande gebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensport’.
10.2.1 Hondensport
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensport’ zijn uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud 70 m3;
Eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, met dien verstande dat:
geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Voorzieningen voor hondensport, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensport’, met dien verstande dat:
geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld.
Het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m.
Het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,4 m.
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels en bestaande drainage.
Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
Het aanleggen van landschapselementen.
Het verwijderen van onverharde wegen en paden.
Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
10.3.2 Uitzonderingen
Het in 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid
De in 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, de natuurlijke groeiplaats, noch aan de landschappelijke waarden (waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden), de natuurwaarden (waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels) en/of de hydrologische waarden (waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging) en de hydrologische betekenis van de gronden (waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied).
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden en de hydrologische betekenis.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de bedrijfsmatige exploitatie van recreatieve voorzieningen, zoals nader aangeduid in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen', waarbij niet meer dan één voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
aan sub a ondergeschikte horeca en detailhandel;
bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Recreatieve voorzieningen';
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en natuurwaarden;
speelvoorzieningen;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
evenementen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één recreatieve voorziening toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak dan wel achter de aangegeven bouwgrens worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
11.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel recreatieve voorzieningen';
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel recreatieve voorzieningen'.
11.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen.
Een bedrijfswoningen uitsluitend mogelijk is op grond van de 'Tabel recreatieve voorzieningen' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
ten behoeve van gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor detailhandel anders dan onderschikte detailhandel als bedoeld in 11.1 onder b;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor horeca, anders dan onderschikte horeca als bedoeld in 11.1 onder b.
11.3.2 Ondergeschikte detailhandel en horeca
Bij de bedrijfsmatige exploitatie van recreatieve voorzieningen overeenkomstig 11.1 onder a is de uitoefening van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De maximum oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 50 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel recreatieve voorzieningen.
De maximum oppervlakte aan ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel recreatieve voorzieningen.
11.3.3 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Vergroten oppervlak ondergeschikte horeca en detailhandel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.3.2 voor het toestaan van het gebruik van een grotere oppervlakte voor ondergeschikte horeca en/of detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De recreatieve functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
De uitbreiding bedraagt niet meer dan +20% van de bestaande oppervlakte.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het recreatieve bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
11.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 11.5.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
11.5.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 11.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
11.6 Wijzigingsbevoegdheden
11.6.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
11.6.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25% tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Bijlage: Tabel Recreatieve voorzieningen
Code |
Adres |
Soort recrea- tieve voorziening |
Maximum aantal bedrijfswoningen |
Bijzonderheden |
Specifieke vorm van recreatie-1 |
Baarsgrubbenweg ong. |
Modelvliegtuigvereniging |
0 |
Maximale goothoogte 3 m. Maximale bouwhoogte 3 m. |
Specifieke vorm van recreatie -2 |
Bekerbaan ong. |
Ouderencamping |
0 |
Max. 10 kampeer. Maximale goothoogte 3 m. Maximale bouwhoogte 5 m. |
Specifieke vorm van recreatie -3 |
Mareweg 23 |
Camping Mareveld |
1 |
40 vaste standplaatsen, 20 toeristische standplaatsen, horeca tot maximaal m2. Maximale goothoogte 3 m. Maximale bouwhoogte 11 m. |
Specifieke vorm van recreatie -4 |
Provinciale weg ong. |
Dagrecreatie |
0 |
Geen bebouwing aanwezig |
Specifieke vorm van recreatie -5 |
Slagboomseweg ong. |
Speelweide |
0 |
Geen bebouwing aanwezig. Parkeervoorzieningen aanwezig. |
Specifieke vorm van recreatie -6 |
Spoortstraat ong. |
Dagrecreatie |
0 |
Geen bebouwing aanwezig |
Artikel 12 Recreatie – Volkstuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Volkstuin’ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
volkstuinen;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen en erfbeplantingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van gebouwen en/of kleine kassen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De oppervlakte aan gebouwen en/of kleine kassen per volkstuin mag niet meer bedragen dan 20 m².
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de bedrijfsmatige exploitatie van sportvoorzieningen, zoals nader aangeduid in de 'Tabel Sportvoorzieningen', waarbij niet meer dan één voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel sportvoorzieningen';
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
bij de onder a genoemde voorzieningen behorende detailhandel en horeca als ondergeschikte activiteit;
speelvoorzieningen;
wegen en paden en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
evenementen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één sportvoorziening toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
13.2.2 Bedrijfsgebouwen en rijhallen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel sportvoorzieningen';
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m of meer als dit staat aangegeven in de 'Tabel sportvoorzieningen';
Voor het bouwen van rijhallen gelden de volgende bepalingen:
De bouw van rijhallen is uitsluitend toegestaan bij maneges.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
13.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Een bedrijfswoning uitsluitend mogelijk is op grond van de 'Tabel sportvoorzieningen' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
ten behoeve van gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor detailhandel;
ten behoeve van gebruik van de opstallen voor horeca.
13.3.2 Ondergeschikte detailhandel en horeca
Bij de bedrijfsmatige exploitatie van sportvoorzieningen overeenkomstig lid 13.1 onder a is de uitoefening van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De maximum oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 50 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel sportvoorzieningen.
De maximum oppervlakte aan ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel sportvoorzieningen.
13.3.3 Evenementen
Evenementen, waarbij kampeervoorzieningen zijn toegestaan, zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd. Maneges 4 keer.
In afwijking van het bepaalde onder b mag bij een manege per jaar vier maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Vergroten oppervlak ondergeschikte horeca en detailhandel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.3.2 voor het toestaan van het gebruik van een grotere oppervlakte voor ondergeschikte horeca en/of detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De sportfunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
De uitbreiding bedraagt niet meer dan +20% van de bestaande oppervlakte.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
13.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 13.5.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
13.5.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 13.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
13.6 Wijzigingsbevoegdheden
13.6.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
13.6.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25% tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Bijlage: Tabel Sportvoorzieningen
Code |
Adres |
Soort sportvoorziening |
Maximum aantal bedrijfswoningen |
Bijzonderheden |
Specifieke vorm van sport-1 |
Zandbergweg ong. |
Schietvereniging met boom |
0 |
Schietboom 20 m. Maximale goothoogte 3 m. Maximale bouwhoogte 3 m. |
Specifieke vorm van sport -2
|
Blauwe Steen 11 |
Manege |
1 |
Maximale bouwhoogte 12 m. |
Specifieke vorm van sport -3 |
Hermanssteeg ong. |
Schietvereniging met boom |
0 |
Schietboom 20 m. Maximale goothoogte 3 m. Maximale bouwhoogte 3 m. |
Specifieke vorm van sport -4 |
Kaalstreek 10 |
Sporthal en tennishal |
1 |
Maximale bouwhoogte 12 m
|
Specifieke vorm van sport -5
|
Kersboomkensweg 66 en 67 |
Manege |
1 |
Maximale bouwhoogte 12 m. Ondergeschikte horeca tot maximaal 150 m2. Maximaal 3 recreatiewoningen, waarbij de oppervlaktes en de hoogtes niet meer mogen bedragen dan bestaand. |
Specifieke vorm van sport -6 |
Mesweg ong |
Voetbalvereniging |
0 |
Tribune aanwezig |
Specifieke vorm van sport -7 |
Swierderkerkweg ong. |
Tennisvereniging |
0 |
Verschillende hoogten door afwijkend peil. Geen tribunes. |
Specifieke vorm van sport -8 |
Swierderkerkweg ong. |
Voetbalvereniging |
0 |
Verschillende hoogten door afwijkend peil. Geen tribunes. |
Specifieke vorm van sport -9 |
Sportparklaan ong. |
Tennisvereniging |
0 |
|
Specifieke vorm van sport -10
|
Vaesrade 2 |
Manege |
1 |
Maximale bouwhoogte 12 m. |
Specifieke vorm van sport -11 |
Waterkuilsweg ong. |
Voetbalvereniging |
0 |
Tribune aanwezig |
Specifieke vorm van sport -12 |
Waterkuilsweg ong. |
Tennisvereniging |
0 |
|
Specifieke vorm van sport -13 |
Waterkuilsweg ong. |
Manegeterrein |
0 |
Maximale goothoogte 3 m. Maximale bouwhoogte 3 m. |
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
behoud en herstel van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
De hoogte van palen, masten en dergelijke mag niet meer bedragen dan 20 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
het verharden van onverharde wegen.
14.4.2 Uitzonderingen
Het in 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.4.3 Toelaatbaarheid
De in 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschaps- natuurwaarden van de gronden.
Artikel 15 Verkeer – Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen voor railverkeersvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 15.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
De hoogte van palen, masten en dergelijke mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratievoorzieningen en voorzieningen voor waterkering en/of waterzuivering;
extensief recreatief medegebruik;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen en erfbeplantingen;
behoud en herstel van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden van beken.
16.2 Bouwregels
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 5 m.
16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van waterbeheer, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud 70 m3.
Eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, met dien verstande dat:
geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
Artikel 17 Water – Natuurlijke waarde
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water – Natuurlijke waarde’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waternatuur (ecologie, flora en fauna) en de bijbehorende waternatuurlijke groeiplaats;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en hydrologische waarden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratievoorzieningen en voorzieningen voor waterkering en/of waterzuivering;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen en erfbeplantingen;
extensief recreatief medegebruik.
17.2 Bouwregels
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
17.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van water- en natuurbeheer, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud 70 m3;
Eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld.
Het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m;
Het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,4 m;
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
Het aanleggen van landschapselementen.
Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
17.4.2 Uitzonderingen
Het in 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.4.3 Toelaatbaarheid
De in 17.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, de natuurlijke groeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of de hydrologische waarden en de hydrologische betekenis van de gronden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het Waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden en de hydrologische betekenis.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
bed & breakfast;
hobbymatig agrarisch gebruik;
tevens behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
tevens vrijkomende agrarische bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing’;
(onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één hoofgebouw (i.c. één woning) toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
18.2.2 Woning en bijgebouwen
Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
Een woning uitsluitend mogelijk is binnen het bouwvlak.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken ten behoeve van een extra woning via boerderijsplitsing
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor de splitsing van een woning met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing’ in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Splitsing is alleen toegestaan indien agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.
Splitsing is alleen toegestaan indien dit past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft, waarbij de woningen gesitueerd dienen te worden binnen de bestaande bouwmassa.
De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 700 m3 in één eenheid.
Bij splitsing mogen max. twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.
Er is maximaal 200 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Overtollige (bij)gebouwen dienen te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorische bebouwing.
Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
gebruik van de opstallen voor detailhandel;
gebruik van de opstallen voor horeca.
18.4.2 Vrijkomende agrarische bebouwing
Binnen de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing’ zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik en statische opslag.
18.4.3 Bed & breakfast
Naast de woonfunctie is een bed & breakfast toegelaten mits:
de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
maximaal 4 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.
18.4.4 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming zijn de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.
Het gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid.
Detailhandel is niet toegestaan.
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
18.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 18.5.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
18.5.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 18.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
18.6.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25%.tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
Artikel 19 Leiding
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:
de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:
ondergrondse DPO-leiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’;
ondergrondse aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas;
bovengrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding’;
ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
waarbij de volgende bestemmingsbreedten gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:
Leiding |
Bestemmingsbreedte |
DPO-leiding |
5 m |
Aardgastransportleiding |
5 m |
Hoogspanningsleiding |
26 m |
Rioolpersleiding |
5 m |
19.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
Bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen.
Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 35 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd.
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
Het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen.
Het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting (alleen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen).
Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het permanent opslaan van goederen.
19.4.2 Uitzonderingen
Het in 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming.
Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.4.3 Toelaatbaarheid
De in 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met een veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Artikel 20 Waarde – Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
de instandhouding en bescherming van archeologische monumenten en archeologische vindplaatsen;
de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde;
zoals deze monumenten, vindplaatsen en verwachtingswaarden zijn aangeduid op de kaart 'Archeologie' in de bijlage 3 bij deze regels.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,4 meter reiken, of;
bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
20.2.2 Uitzonderingen
Het verbod in 20.2.1 is niet van toepassing indien het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart 'Archeologie' opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van het gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 20.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien naar het oordeel van het bevoegde gezag:
bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden;
op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem, of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
20.3.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in 20.3.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorwaarden verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,4 meter;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
20.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 20.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
in het kader van normaal onderhoud en beheer;
die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop dit artikel van toepassing is;
die ten dienste van archeologische onderzoek worden uitgevoerd;
die plaatsvinden in een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart 'Archeologie' opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
20.4.3 Toelaatbaarheid
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in 20.4.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen nadat nieuw gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld in die zin dat de kaart in bijlage 3 bij deze regels kan worden geactualiseerd en het bijbehorend toetsingskader kan worden aangepast.
Artikel 21 Waterstaat – Waterstaatkundige functie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor droogdalen, andere droogvallende open primaire wateren, beschermingszones en profiel van vrije ruimte van watergangen en primair water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 21.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
het belang van de meanderzone niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Het bevoegd gezag wint, alvorens af te wijken, advies in bij het waterschap.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
gesloten wegdek aan te leggen;
het bemalen draineren van gronden, het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten, parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen, wijzigen van watergangen en uitvoeren afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter.
21.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
van ondergeschikte betekenis zijn;
vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
21.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor geen onevenredige nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan de meanderzone en de aanwezige natuur- en landschapswaarden.