Buitengebied Nuth
Status: | Vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0951.Buitengebied2013-VA03 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie en duurzaam agrarisch bedrijfsmatig gebruik met bijbehorende voorzieningen;
grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen;
tevens een grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij’;
tevens intensieve veehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
tevens een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’;
tevens een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;
tevens een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;
tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenbak’;
tevens het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
tevens een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- permanente teeltondersteunende voorzieningen’;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
bedrijfswoningen;
productie gebonden detailhandel;
statische opslag;
kleinschalig kamperen;
bed & breakfast;
bestaande overige nevenactiviteiten;
aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden in het algemeen, en die van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’;
behoud, herstel en ontwikkeling van beekdalen ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal' voor zover de gronden zijn gelegen buiten het bouwvlak;
behoud en herstel van aanwezige steilranden;
(onverharde) paden, bestaande erfverhardingen, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;
behoud en herstel van aangeplante en beoogde groenstroken langs veldwegen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;
extensief recreatief medegebruik;
evenementen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen, algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 4.2.7, en 4.2.8.
Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m;
daar waar de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen en rijhallen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en rijhallen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
Voor het bouwen van rijhallen gelden de volgende bepalingen:
De bouw van rijhallen is uitsluitend toegestaan bij paardenfokkerijen en ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
4.2.3 Bedrijfswoning en bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Eén bedrijfswoning aanwezig mag zijn, tenzij anders is aangeduid.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.
4.2.4 Recreatiewoning
Een recreatiewoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
4.2.5 Tredmolens
Voor het bouwen van tredmolens gelden de volgende bepalingen:
Tredmolens zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van kleinschalige windmolens, (voeder)silo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 7 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan kleinschalige windmolens en teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
4.2.8 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’. Tevens zijn binnen deze aanduiding hagelnetten toegestaan.
De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van tunnelkassen niet meer bedragen dan 4,5 m.
De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
4.3 Afwijken bouwregels
4.3.1 Schuilgelegenheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het bouwen van schuilgelegenheden gelden de volgende bepalingen:
Bestaande schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
Nieuwe schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van één schuilgelegenheid per 1,5 ha aaneengesloten agrarisch gebied.
Schuilgelegenheden zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’, hellingen > 4 % en de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’ en ‘karakteristiek’.
De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 30 m².
De goothoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 5 m.
De schuilgelegenheid moet voor 1/6 deel open zijn/blijven.
Aan de voorzijde van de schuilgelegenheid mag 20 m2 worden verhard.
De afstand van schuilgelegenheden tot andere schuilgelegenheden mag niet minder bedragen dan 70 m.
De afstand van schuilgelegenheden tot (bedrijfs)woningen mag niet minder bedragen dan 30 m.
De afstand van schuilgelegenheden tot de aangrenzende toegangsweg mag niet meer bedragen dan 20 m.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.3.2 Vergroten bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder d.2 voor het verhogen van het bebouwingspercentage, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
Er is geen sprake van significante gevolgen voor de omliggende Natura2000 gebieden.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
4.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:
ten behoeve van de aanleg van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, anders dan folies;
voor buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
het gebruiken van schuilgelegenheden anders dan voor (hobbymatig) houden van dieren;
het gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen;
4.4.2 Ondergeschikte nevenfuncties, algemeen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productie-gebonden detailhandel en statische opslag binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan:
50 m² voor productie gebonden detailhandel.
1.000 m² voor statische opslag;
de bestaande oppervlakte voor bestaande overige nevenactiviteiten;
de totale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de bedrijfsbebouwing.
4.4.3 Kleinschalig kamperen
Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van kleinschalig kamperen binnen en/of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Kleinschalig kamperen is niet toegestaan de ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en niet aansluitend aan reeds bestaande kampeerterreinen.
Het totale aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 15 per agrarisch bedrijf.
De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2 per agrarisch bedrijf.
De sanitaire voorzieningen moeten op het bouwvlak worden gesitueerd.
Het parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.4.4 Bed & breakfast
Binnen deze bestemming is een bed & breakfast toegelaten mits:
de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
maximaal 4 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.
4.4.5 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’ en ter plaatse van de aanduiding 'beekdal'.
Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd.
Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Het evenement moet voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV).
Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer dan 5 dagen bedragen.
4.4.6 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming zijn de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.
Het gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid.
Detailhandel is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gebruik gronden en gebouwen voor nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4 voor het toestaan van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak tot 50% van de bedrijfsbebouwing. Hierbij zijn de volgende nevenfuncties toegestaan:
Dagrecreatie tot een maximum oppervlakte van 500 m2.
Verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen tot een maximum van 5 eenheden tot maximaal 400 m2.
Zorg of opvang tot een maximum oppervlakte van 250 m2.
Ondergeschikte horeca tot een max. oppervlakte van 35 m2, waarbij de oppervlakte van een bijbehorend terras maximaal 100 m2 mag bedragen.
Semi-agrarisch bedrijf in de vorm van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of agrarisch verwant bedrijf tot een maximum oppervlakte van 400 m2.
Niet-agrarisch bedrijf tot een maximum oppervlakte van 400 m2.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.5.2 Gebruik gebouwen voor huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor de van huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Deze huisvesting is nodig vanuit een tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf en de huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders, die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk gehuisvest zijn.
Het aantal te huisvesten seizoensarbeiders per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20.
De huisvesting vindt plaats in bestaande bedrijfsgebouwen of in woonunits met een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.
De totale oppervlakte in gebruik in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 250 m2.
De huisvesting mag gedurende vier aaneengesloten maanden niet plaatsvinden.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
In het geval huisvesting in woonunits plaatsvindt, mag huisvesting niet langer dan 5 jaar plaatsvinden.
Woonunits mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd worden.
In het geval huisvesting in woonunits plaatsvindt dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de woonunits op basis van een erfbeplantingsplan.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.5.3 Gebruik gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De bouw dient noodzakelijk te zijn voor de eigen bedrijfsvoering.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per jaar toegestaan.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct na de teelt te worden verwijderd.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De voorzieningen mogen geen onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen tot gevolg hebben.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.5.4 Gebruik gronden voor hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het toestaan van hagelnetten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Hagelnetten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 8 % mits de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond en dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De afwijking is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
4.5.5 Gebruik ten behoeve van vakantieappartementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van vakantieappartementen of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,
met dien verstande, dat:
de vloeroppervlakte van een appartement ten hoogste 80 m2 mag bedragen;
ten hoogste 5 appartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd;
de appartementen voor niet meer dan 3 weken achtereen verhuurd mogen worden aan eenzelfde huurder.
De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Verboden werken en werkzaamheden:
het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld);
het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m;
het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,5 m;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van landschapselementen, die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,50 m., en opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
het aanleggen van landschapselementen;
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
4.6.2 Uitzonderingen
Het in 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Toelaatbaarheid
De in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
4.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 4.7.1 is niet van toepassing op:
Normale onderhoudswerkzaamheden;
sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.7.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.8 Wijzigingsbevoegdheden
4.8.1 Vormverandering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.8.2 Vergroten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor grondgebonden agrarische bedrijven en paardenhouderijen geldt, naast de hieronder genoemde voorwaarden, dat:
vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
Voor intensieve veehouderijen is vergroting van het bouwvlak niet toegestaan.
Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.
Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
4.8.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden aansluitend aan het bouwvlak.
De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. De hoogte van teelttunnels mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan bij hellingen < 4 % mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
De wijziging nodig is voor vergroting, verbreding en/of beëindiging van het bedrijf.
Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
De ontwikkeling mag geen significante aantasting van de waarden en belangen van in de omgeving aanwezige Natura 2000 - gebieden en de ecologische hoofdstructuur hebben.
De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.