Buitengebied Nuth

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0951.Buitengebied2013-VA03
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 19 Leiding

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  1. ondergrondse DPO-leiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’;

  2. ondergrondse aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas;

  3. bovengrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding’;

  4. ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

  1. groenvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

waarbij de volgende bestemmingsbreedten gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:

 

Leiding

Bestemmingsbreedte

DPO-leiding

5 m

Aardgastransportleiding

5 m

Hoogspanningsleiding

26 m

Rioolpersleiding

5 m

 

 

19.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen.

  2. Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 35 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting (alleen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen).

  6. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  7. Het permanent opslaan van goederen.

 

19.4.2 Uitzonderingen

Het in 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

19.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen op een aanvraag om omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met een veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.