Buitengebied Nuth

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0951.Buitengebied2013-VA03
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 18 Wonen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  3. bed & breakfast;

  4. hobbymatig agrarisch gebruik;

  5. tevens behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  6. tevens vrijkomende agrarische bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing’;

  7. (onverharde) paden, kavelpaden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen, tuinen en erfbeplantingen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/-buffering en infiltratie;

  10. extensief recreatief medegebruik.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen, algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de bestemming.

  2. Er mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.

  3. Per bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van één hoofgebouw (i.c. één woning) toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze aangemerkt als één bouwvlak.

  4. Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, met uitzondering van herbouw als gevolg van een calamiteit.

 

18.2.2 Woning en bijgebouwen

Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Een woning uitsluitend mogelijk is binnen het bouwvlak.

  2. De inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m3.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, waarbij de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

 

18.3.1 Afwijken ten behoeve van een extra woning via boerderijsplitsing

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor de splitsing van een woning met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing’ in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. Splitsing is alleen toegestaan indien agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.

  2. Splitsing is alleen toegestaan indien dit past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

  3. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft, waarbij de woningen gesitueerd dienen te worden binnen de bestaande bouwmassa.

  4. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 700 m3 in één eenheid.

  5. Bij splitsing mogen max. twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.

  6. Er is maximaal 200 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Overtollige (bij)gebouwen dienen te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorische bebouwing.

  7. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

  8. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  9. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  10. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

 

18.4 Specifieke gebruiksregels

 

18.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:

  1. buitenopslag van goederen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;

  2. gebruik van de gronden voor (permanente) buitenopslag van goederen en opslag van brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;

  3. gebruik van de opstallen voor detailhandel;

  4. gebruik van de opstallen voor horeca.

 

18.4.2 Vrijkomende agrarische bebouwing

Binnen de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing’ zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik en statische opslag.

 

18.4.3 Bed & breakfast

Naast de woonfunctie is een bed & breakfast toegelaten mits:

  1. de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;

  2. de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;

  3. maximaal 4 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;

  4. minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.

 

18.4.4 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen deze bestemming zijn de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.

  2. De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.

  3. Het gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving.

  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

  5. Het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid.

  6. Detailhandel is niet toegestaan.

 

18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

18.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

18.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 18.5.1 is niet van toepassing op:

  1. Normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  3. sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;

  4. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

18.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 18.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.6.1 Vormverandering bouwvlak

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vormverandering mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.

  2. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.

  6. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

 

18.6.2 Vergroten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting mag niet plaatsvinden binnen de gronden met de aanduiding ´ecologische hoofdstructuur´.

  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 25%.tot maximaal de omvang van het bestemmingsvlak.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen/vlakken.

  6. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde Limburgs Kwaliteitsmenu. Indien de ontwikkeling op basis van het Kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing dient op basis van het inrichtingsplan te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.