Buitengebied Nuth

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0951.Buitengebied2013-VA03
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 10 Natuur

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur (ecologie, flora en fauna) en de bijbehorende natuurlijke groeiplaats;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en hydrologische waarden;

  3. hondensport ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - hondensport’;

  4. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik.

 

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met uitzondering van het bestaande gebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensport’.

 

10.2.1 Hondensport

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensport’ zijn uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;

  2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud 70 m3;

  1. Eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, met dien verstande dat:

  1. geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

  1. Voorzieningen voor hondensport, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensport’, met dien verstande dat:

  1. geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

 

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld.

  2. Het leggen van leidingen op een diepte van meer dan 0,6 m.

  3. Het diepploegen en -woelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,4 m.

  4. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

  5. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels en bestaande drainage.

  6. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  7. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

  8. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

  9. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.

  10. Het aanleggen van landschapselementen.

  11. Het verwijderen van onverharde wegen en paden.

  12. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

10.3.2 Uitzonderingen

Het in 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, de natuurlijke groeiplaats, noch aan de landschappelijke waarden (waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden), de natuurwaarden (waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels) en/of de hydrologische waarden (waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging) en de hydrologische betekenis van de gronden (waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied).

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden en de hydrologische betekenis.