direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch - Intensieve veehouderij
Plan: Buitengebied Beesel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0889.BPBuitengebied-VA03

Artikel 6 Agrarisch - Intensieve veehouderij

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een intensieve veehouderij, al dan niet met als ondergeschikte nevenactiviteit een grondgebonden bedrijfstak;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', wonen in een plattelandswoning;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens voor het behoud en/of herstel van de monumentale waarde van bebouwing;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.4;
  • f. het gebruik van bestaande gebouwen als caravanstalling overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.5;
  • g. kamperen op een kleinschalig kampeerterreinen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.6;
  • h. verkoop van zelfvoortgebrachte en/of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.7;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. paden, wegen, ontsluitings- en (al dan niet verharde) parkeervoorzieningen;
  • l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief waterbassins;
  • m. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en ondersteunend glas, indien tevens een grondgebonden bedrijfstak aanwezig is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2.5;
  • n. paardrijbakken voor het hobbymatig houden van paarden en/of pony's;
  • o. be- en/of verwerken van mest, afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf;
  • p. werken, geen bouwwerk zijnde ten behoeve van de veehouderij, zoals mestsilo's, sleufsilo's en mestbassins.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen uitsluitend wordt verleend nadat is aangetoond dat door het verlenen van die vergunning geen significant nadelige gevolgen zullen optreden op Natura 2000 gebieden.

6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één intensieve veehouderij toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één intensieve veehouderij;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, met uitzondering van:
    • 1. het bepaalde in artikel 6.2.5 onder b;
    • 2. verhardingen in de vorm van voederplaten;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5 en 6.2.6.
6.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en daarbij horende bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van ondersteunend glas indien tevens een grondgebonden bedrijfstak aanwezig is maximaal respectievelijk 6 en 8 meter bedraagt;
  • b. de voorgeveldient te worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
6.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
    • 3. voor de bepaling van de onder 1. en 2. genoemde maximum aantallen middels de figuur 'relatie' met elkaar gekoppelde bouwvlakken samen worden beschouwd als één bouwvlak;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 1.000 m³;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,5 meter en 6 meter;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • h. bijbehorende bouwwerken worden in het achtererfgebied gebouwd.
6.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen indien tevens een grondgebonden bedrijfstak aanwezig is gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd:
    • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
    • 2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
    • 3. ondersteunend glas
  • b. buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd:
    • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    • 2. permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend in de vorm van containervelden.
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt, danwel maximaal 1,80 meter indien deze voor 90% open zijn:
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten geen onevenredige hinder mogen opleveren voor de omgeving;
  • b. per bedrijfswoning is een niet-overdekt zwembad toegestaan binnen het bouwvlak, mits de afstand van het zwembad vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning maximaal 40 meter bedraagt.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  • d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 en 6.2.4 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan 5 meter, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. de ontwikkeling niet leidt tot een onevenredige aantasting van de openheid tussen bebouwing en daardoor het behoud van voldoende doorzichten in het straatbeeld naar achtergelegen open agrarisch gebied en/of natuurgebied niet in gedrang komt;
  • c. aangetoond wordt dat geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen, behoudens:
    • 1. toegestaan krachtens artikel 6.1;
    • 2. incidenteel kamperen buiten kampeerterreinen gedurende maximaal 10 dagen aaneengesloten en maximaal 3 keer per jaar;
  • b. detailhandel, behoudens toegestaan krachtens artikel 6.1;
  • c. overige verblijfsrecreatie;
  • d. horeca;
  • e. intensieve veehouderij op de verdieping;
  • f. huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten;
  • g. permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met uitzondering van containervelden;
  • h. kamerverhuur;
  • i. mantelzorg;
  • j. woningsplitsing;
  • k. evenementen;
  • l. seksinrichtingen;
  • m. permanente bewoning van gebouwen, geen (bedrijfs)woning zijnde en kampeermiddelen.
  • n. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • o. bewerking en/of verwerking van mest, afkomstig van andere bedrijven.
6.5.2 Situering functies

Een intensieve veehouderij is uitsluitend toegestaan op de begane grond van gebouwen.

6.6 Wijzigingsbevoegdheden
6.6.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de ontwikkeling geen significant nadelige effecten heeft op aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • b. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  • d. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en voorzieningen en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie.
6.6.2 Omschakeling naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in:

met dien verstande dat:

  • c. de noodzaak voor een doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering is aangetoond;
  • d. er sprake is van een volwaardig (agrarisch) bedrijf;
  • e. de bestemming niet wordt gewijzigd ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden veehouderij;
  • f. uitsluitend het deel van het perceel met de voor het bedrijf benodigde bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning en bijbehorend erf/tuin mag worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden', met dien verstande dat de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak na wijziging maximaal 1,5 ha mag bedragen. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of in de bestemming 'Agrarisch met waarden';
  • g. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 5 of artikel 8.