direct naar inhoud van Artikel 8 Agrarisch - Paardenhouderij
Plan: Buitengebied Beesel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0889.BPBuitengebied-VA03

Artikel 8 Agrarisch - Paardenhouderij

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij, al dan niet met een neventak productiegebonden paardenhouderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling boten en caravans', stalling van boten en caravans;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', wonen in een plattelandswoning;
  • d. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.4;
  • f. het gebruik van bestaande gebouwen als caravanstalling overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.5;
  • g. kamperen op een kleinschalig kampeerterrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.6;
  • h. verkoop van zelfvoortgebrachte en/of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.7;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. paden, wegen, ontsluitings- en (al dan niet verharde) parkeervoorzieningen;
  • l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. be- en/of verwerken van mest, afkomstig van het eigen bedrijf;
  • n. paardrijbakken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen uitsluitend wordt verleend nadat is aangetoond dat door het verlenen van die vergunning geen significant nadelige gevolgen zullen optreden op Natura 2000 gebieden.

8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één paardenhouderij toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één paardenhouderij;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van verhardingen in de vorm van voederplaten;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8.2.3, 8.2.4, en 8.2.5.
8.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en daarbij horende bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter;
  • b. de voorgevel dient te worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
8.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
    • 3. voor de bepaling van de onder 1. en 2. genoemde maximum aantallen middels de figuur 'relatie' met elkaar gekoppelde bouwvlakken samen worden beschouwd als één bouwvlak;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 1.000 m³;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,5 meter en 6 meter;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • h. bijbehorende bouwwerken worden in het achtererfgebied gebouwd.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt, danwel maximaal 1,80 meter, mits deze voor 90% open is;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten geen onevenredige hinder mogen opleveren voor de omgeving;
  • b. per bedrijfswoning is een niet-overdekt zwembad toegestaan binnen het bouwvlak, mits de afstand van het zwembad vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning maximaal 40 meter bedraagt.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  • d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.3 en 8.2.4 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan 5 meter, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. de ontwikkeling niet leidt tot een onevenredige aantasting van de openheid tussen bebouwing en daardoor het behoud van voldoende doorzichten in het straatbeeld naar achtergelegen open agrarisch gebied en/of natuurgebied niet in gedrang komt;
  • c. aangetoond wordt dat geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen, behoudens:
    • 1. toegestaan krachtens artikel 8.1;
    • 2. incidenteel kamperen buiten kampeerterreinen gedurende maximaal 10 dagen aaneengesloten en maximaal 3 keer per jaar;
  • b. overige verblijfsrecreatie;
  • c. detailhandel, behoudens toegestaan krachtens artikel 8.1;
  • d. horeca;
  • e. kamerverhuur;
  • f. mantelzorg;
  • g. huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten;
  • h. woningsplitsing;
  • i. evenementen;
  • j. seksinrichtingen;
  • k. permanente bewoning van gebouwen, geen (bedrijfs)woning zijnde en kampeermiddelen;
  • l. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • m. bewerking en/of verwerking van mest, afkomstig van andere bedrijven.