direct naar inhoud van Regels

Buitengebied Mill en Sint Hubert

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0815.BPL12022HBU-VA01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan, met uitzondering van geiten- en schapenhouderijen behoudens als zodanig specifiek aangeduid;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ tevens overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

met één agrarisch bedrijf per bouwvlak;

  1. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. bedrijfsgebonden mestbewerking en –verwerking;

  3. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  4. bestaande nevenactiviteiten;

  5. groenvoorzieningen;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  10. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  11. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  2. het leefgebied van struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’;

  3. het leefgebied van weidevogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’;

  4. het leefgebied van dassen ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’.

  1. behoud van bestaande kazematten.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen , bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

  4. Het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m².

  4. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1’ is de bestaande oppervlakte aan bebouwing toegestaan.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 2’ zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik;

  3. kadaverkoelingen en gastanks;

  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².

  3. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van luchtwassers of combiwassers aan een bedrijfsgebouw, buiten het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het is niet mogelijk de luchtwasser of combiwasser binnen het bouwvlak te bouwen.

  2. De luchtwasser of combiwasser is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. De diepte van de luchtwasser of combiwasser buiten het bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen.

  4. De omvang van de luchtwasser of combiwasser mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is.

  5. De luchtwasser of combiwasser is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  1. lid 3.2.2 onder b en/of c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  2. lid 3.2.2 onder c voor het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een oppervlakte van maximaal 15.000 m², waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering.

  2. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

 

3.3.2 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d voor het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

  2. Woonunits mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. Woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 3 woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per woonunit mag niet meer bedragen dan 30 m².

  6. De bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. Stapeling van woonunits is niet toegestaan.

  8. Het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  11. De woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

 

3.3.3 Afwijken schuilgelegenheden en hooischelven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal schuilgelegenheden of hooischelven mag niet meer bedragen dan 1 per perceel.

  2. De oppervlakte van het perceel waarop schuilgelegenheden of hooischelven worden gebouwd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha.

  3. De oppervlakte per schuilgelegenheid of hooischelf mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  4. De bouwhoogte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  5. De bouwhoogte van een hooischelf mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Schuilgelegenheden of hooischelven mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hobbymatige activiteiten van particulieren.

  8. Schuilgelegenheden of hooischelven dienen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig te zijn.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. De schuilgelegenheid of hooischelf is stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

  11. De belangen van derden worden niet onevenredig aangetast.

 

3.3.4 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 onder e voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Intensieve veehouderij

  1. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  2. Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.

 

3.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan, met uitzondering van de gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

 

3.4.3 Paardenhouderij

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken voor een gebruiksgerichte paardenhouderij.

 

3.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het agrarische bedrijf.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

3.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Aanduiding:

LD = Leefgebied dassen

LKS = Leefgebied kwetsbare soorten

LS = Leefgebied struweelvogels

LW = Leefgebied weidevogels

 

LD

 

LKS

 

LS

 

LW

Werken en werkzaamheden

 

 

 

 

1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd

OV

OV

+

OV

2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld

OV

OV

+

OV

3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling

OV

OV

OV

OV

4. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren

OV

OV

+

OV

5. Het verwijderen of rooien van bos

-

-

-

-

6. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

OV

OV

OV

+

7. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

+

OV

+

OV

8. Het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie

OV

OV

+

OV

9. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur

OV

OV

+

OV

10. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen

OV

OV

OV

+

11. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m2

OV

OV

OV

OV

OV = omgevingsvergunning vereist

+ = toegestaan

- = niet voorkomend i.v.m. grondgebruik

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen in bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en ge

ondheid’ is vergroting niet toegestaan.
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2013 vergroting niet toegestaan.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige, uitgezonderd de uitbreiding zoals genoemd in lid b.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2,5 ha.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas.

  3. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  4. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  5. De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  6. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘leefgebied kwetsbare soorten’, ‘leefgebied weidevogels’, en ‘leefgebied dassen’ dient rekening te worden gehouden met de specifieke aanwezige waarden van genoemde gebieden mede in relatie tot de gevolgen voor de genoemde (dier)soorten.

  8. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  9. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.4 Wijzigen ten behoeve van omschakeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’ is omschakeling naar intensieve veehouderij niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag de omschakeling naar ‘intensieve veehouderij’ uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken indien het een duurzame locatie betreft en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen aanwezig voor de lange termijn die noodzaken tot omschakeling ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag bij omschakeling naar intensieve veehouderij de oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien de bestaande oppervlakte groter is dan 1,5 ha deze oppervlakte dient te worden teruggebracht tot 1,5 ha.

  2. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat bij wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  4. Tot 1 juni 2013 is omschakeling naar een intensieve geiten- of schapenhouderij niet toegestaan.

  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  2. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.5 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.6 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hierbij mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt niet toegepast op bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

  2. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  4. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  6. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Ten minste 5% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  13. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, en de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

3.7.8 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Bij wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mag een aanduiding voor een bestaande nevenfunctie en/of verbrede landbouw worden opgenomen, als ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  • productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  • dagrecreatieve voorzieningen;

  • verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  • een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  • statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  • bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

3.7.9 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder d mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  5. De niet-agrarische functie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  6. Alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.

  7. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag bij bedrijven als bedoeld in sub g onder 5, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.

  2. De opslag is niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

  3. De opslag is stedenbouwkundig, ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  2. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De niet-agrarische functie dient wat betreft aard en schaal passend te zijn in de omgeving.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

3.7.10 Wijziging naar ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een gebruiksgerichte paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte aan bouwvlak per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot maximaal 1,5 ha.

  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.

  5. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.11 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

3.7.12 Wijziging naar ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

 

Artikel 4 Agrarisch – Paardenhouderij

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebruiksgerichte paardenhouderijen met bijbehorende voorzieningen, met één paardenhouderij per bouwvlak;

  2. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak;

  3. bestaande nevenactiviteiten;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt in het algemeen de volgende regel:

  1. Gebouwen , bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte van rijhallen mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kadaverkoelingen en gastanks;

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenhouderij op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de paardenhouderij.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.5.1 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

  2. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een onafhankelijke deskundige inzake de volwaardigheid van het bedrijf.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.5.2 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.5.3 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De paardenhouderij ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Bij wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mag een aanduiding voor bestaande nevenfuncties worden opgenomen, als ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  • productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  • dagrecreatieve voorzieningen;

  • verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  • een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  • statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  • bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

4.5.4 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De paardenhouderij ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  5. De niet-agrarische functie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  6. Alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.

  7. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag bij bedrijven als bedoeld in sub g onder 5, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.

  2. De opslag is niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

  3. De opslag is stedenbouwkundig, ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  2. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De niet-agrarische functie dient wat betreft aard en schaal passend te zijn in de omgeving.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Ecologische Hoofdstructuur

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Ecologische Hoofdstructuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven met één agrarisch bedrijf per bouwvlak;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

  5. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’;

  9. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. behoud van bestaande kazematten.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

  4. De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan bestaand.

  5. Het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m².

  4. De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan bestaand.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1’ is de bestaande oppervlakte aan bebouwing toegestaan.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 2’ zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan.

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik;

  3. kadaverkoelingen en gastanks;

  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².

  3. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – 1’ zijn tevens de volgende functies als (neven)activiteit toegestaan:

  • zorgboerderij,

  • infocentrum,

  • verblijfsrecreatie.

 

5.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het agrarische bedrijf.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

5.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het gebruiken van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  8. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

  9. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

5.7.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.2 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

 

5.7.3 Wijziging naar ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

 

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Groenblauwe Mantel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Groenblauwe Mantel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  2. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  3. grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan, met uitzondering van geiten- en schapenhouderijen behoudens als zodanig specifiek aangeduid;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ tevens overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

met één agrarisch bedrijf per bouwvlak;

  1. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is een bedrijfswoning uitgesloten.

  3. bedrijfsgebonden mestbewerking en –verwerking;

  4. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  5. bestaande nevenactiviteiten;

  6. groenvoorzieningen;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’;

  9. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  12. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  13. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  2. het leefgebied van struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’;

  3. het leefgebied van weidevogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’;

  4. het leefgebied van dassen ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’.

  1. behoud van bestaande kazematten.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen , bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

  4. Het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet mee r bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

  4. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik;

  3. kadaverkoelingen en gastanks;

  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².

  3. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder e voor het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

  2. Woonunits mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. Woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 3 woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per woonunit mag niet meer bedragen dan 30 m².

  6. De bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. Stapeling van woonunits is niet toegestaan.

  8. Het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

 

6.3.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.6 onder e voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Intensieve veehouderij

  1. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  2. Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.

 

6.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn is toegestaan, met uitzondering van de gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

 

6.4.3 Paardenhouderij

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken voor een gebruiksgerichte paardenhouderij.

 

6.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het agrarische bedrijf.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

6.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.2 voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  4. ‘leefgebied struweelvogels’;

  5. ‘leefgebied weidevogels’;

  6. ‘leefgebied dassen’.

voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Aanduiding

LD = Leefgebied dassen

LKS = Leefgebied kwetsbare soorten

LS = Leefgebied struweelvogels

LW = Leefgebied weidevogels

 

LD

 

LKS

 

LS

 

LW

Werken en werkzaamheden

 

 

 

 

1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd

OV

OV

+

OV

2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld

OV

OV

+

OV

3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling

OV

OV

OV

OV

4. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren

OV

OV

+

OV

5. Het verwijderen of rooien van bos

-

-

-

-

6. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

OV

OV

OV

+

7. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

+

OV

+

OV

8. Het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie

OV

OV

+

OV

9. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur

OV

OV

+

OV

10. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen

OV

OV

OV

+

11. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m2

OV

OV

OV

OV

OV = omgevingsvergunning vereist

+ = toegestaan

- = niet voorkomend i.v.m. grondgebruik

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

6.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen in bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  6. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduidingen ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2013 vergroting niet toegestaan.

  2. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige, uitgezonderd de uitbreiding zoals genoemd in lid b.

  4. De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  1. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  2. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas.

  3. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  4. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  4. De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘leefgebied kwetsbare soorten’, ‘leefgebied weidevogels’, en ‘leefgebied dassen’ dient rekening te worden gehouden met de specifieke aanwezige waarden van genoemde gebieden mede in relatie tot de gevolgen voor de genoemde (dier)soorten.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.4 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hierbij mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt niet toegepast op bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

  2. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  4. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  6. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Ten minste 5% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  13. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  14. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, en de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

6.7.7 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Bij wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mag een aanduiding voor een bestaande nevenfunctie en/of verbrede landbouw worden opgenomen, als ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  • productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  • dagrecreatieve voorzieningen;

  • verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  • een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  • statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  • bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

6.7.8 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  5. De niet-agrarische functie mag uitgeoefend worden in bestaande bebouwing dan wel in vervangende nieuwbouw.

  6. Alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.

  7. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag bij bedrijven als bedoeld in sub g onder 5, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.

  2. De opslag is niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

  3. De opslag is stedenbouwkundig, ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  2. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De niet-agrarische functie dient wat betreft aard en schaal passend te zijn in de omgeving.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

6.7.9 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

6.7.10 Wijziging naar ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

 

Artikel 7 Bedrijf

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’;

  2. bedrijven, eventueel in een hogere milieucategorie, zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 7.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 7.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

7.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 1’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  6. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.4.1 Afwijken productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van productiegebonden detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bedrijfsfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. Buitenopslag ten behoeve van de productiegebonden detailhandel is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

7.4.2 Afwijken vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van bedrijven welke niet voorkomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat deze bedrijven:

  1. naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.

  2. naar aard en schaal passend zijn in de omgeving.

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

7.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het bedrijf ter plaatse is beëindigd.

  3. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning. Indien nog geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mag een woning worden gebouwd indien het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ is gelegen in een gebied aangeduid met bebouwingsconcentratie 1 of 2.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Bedrijven

Aanduiding

Adres

Functie

sb-1

Achterdijk 42

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-2

Beerseweg 36

Agrarisch technisch hulpbedrijf (bewerking RVS)

sb-3

Boersestraat 7

Montagebedrijf

sb-4

Boersestraat 11

Woninginrichting en meubelproduktie

sb-5

Cuijksedijk 5

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-6

Cuijksedijk 1

Tentenverhuur

sb-7

Dellenweg 4

Metaalbedrijf

sb-8

Dellenweg 29

Maïsdrogerij, maïshandel

sb-9

Dominicanenstraat 12/12a

Transportbedrijf

sb-10

Eikenlaan 5

Garagebedrijf

sb-11

Eikenlaan 11a

Garagebedrijf

sb-12

Eikenlaan 34

Fabricage, montage en reparatie van bedrijfshallen

sb-13

Graafseweg 14

Tuincentrum

sb-14

Graafseweg 81

Caravanstalling

sb-15

Hapsedijk 8

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-16

Hapseweg 30

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-17

Hogeweg 1a

Woninginrichting en meubelproductie

sb-18

Langenboomseweg 103

Betonfabriek

sb-19

Langenboomseweg 105

Garagebedrijf

sb-20

Langenboomseweg 148

Materialen + verkoop

sb-21

Langenboomseweg 147

Slachterij

sb-22

Langenboomseweg 137

Zeefdrukkerij

sb-23

Noordstraat 100

Vloerenbedrijf

sb-24

Petersweg 30

stukadoorsbedrijf

sb-25

Prinsenweg 1

Autoschade herstelbedrijf

sb-26

Prinsenweg 3A

Interieurbouw

sb-27

Princepeelweg 41/43

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-28

Pastoor Jacobsstraat 4

installatie en verkoop elektrische artikelen

sb-29

Roijendijk 30

Betonfabriek

sb-32

Udensedijk 12

Tekenbureau

sb-33

Uilweg 4

Agrarisch verwant (hoveniersbedrijf)

sb-34

Uilweg 30-32

Siervogelkwekerij

sb-35

Van Ophovenlaan 18

Grindmalerij

sb-36

Voortsestraat 3

Montagebedrijf

sb-37

Voortsestraat 5

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-38

Voortsestraat 15

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-39

Van der Kruizeweg 9

Diamantenterugwinning

sb-40

Voordijk 29

Cateringbedrijf

sb-41

Wethouder Lindersstraat 153

Geen activiteiten

sb-42

Wethouder Lindersstraat 130

Grondboor- en bronbemalingsbedrijf

 

sb-43

Wethouder Lindersstraat 143

Dierenkliniek

sb-44

Wethouder Lindersstraat 145

Groothandel en reparatie motoren

sb-45

Willemsweg 15/17

Agrarisch verwant (loonwerkebedrijf)

sb-46

Witweg 7

Verkoop sportprijzen/reclamedrukkerij

sb-47

Wanroijseweg 97a

Landbouwbouwmachines

sb-48

Wollenbergseweg 8

Agrarisch verwant (hoveniersbedrijf inclusief twee vakantieappartementen)

sb-49

Zeelandsedijk 34

Veehandel

sb-50

Zeelandseweg 33/37

Tankstation (LPG)

sb-51

Zandvoortsestraat 1

Agrarisch verwant (hoveniersbedrijf)

sb-52

Zuidelijke Bergseweg 12

Opslag grind

sb-53

Zuid Carolinaweg 11

Schoonmaakbedrijf

 

 

Artikel 8 Bedrijf – Molen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Molen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een maalderij;

  2. groenvoorzieningen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

 

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van een molen mag niet meer bedragen dan 25 m.

  2. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.3.1 Afwijken productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van productiegebonden detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. Buitenopslag ten behoeve van de productiegebonden detailhandel is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

Artikel 9 Bedrijf – Nutsvoorziening

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening;

  2. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – gasontvangststation’;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

 

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Artikel 10 Bos

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  6. militair oefenterrein;

  7. behoud van bestaande kazematten.

 

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2 voor:

  1. bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;

  1. brandtorens, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

10.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Cultuur en ontspanning zoals opgenomen in de ‘Tabel Cultuur en ontspanning;

  2. groenvoorzieningen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

 

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.4.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het detailhandelsbedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Cultuur en ontspanning

Aanduiding

Adres

Functie

sco-1

Uilweg ong

speeltuin

 

 

Artikel 12 Detailhandel

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel zoals opgenomen in de ‘Tabel Detailhandel’;

  2. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. nutsvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één detailhandelsbedrijf toegestaan.

 

12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

12.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 12.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 12.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

12.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Afwijken ander detailhandelsbedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van een ander detailhandelsbedrijf dan is aangegeven in de ‘Tabel Detailhandel’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het detailhandelsbedrijf is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Het detailhandelsbedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. Het detailhandelsbedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

12.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

12.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het detailhandelsbedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Detailhandel

Aanduiding

Adres

Functie

sdh-1

Beerseweg 27

Fotozaak

sdh-2

Pastoor Jacobsstraat 2c

Bouw- en woonzaak

sdh-3

Pastoor Jacobsstraat 2c

Keukenzaak

sdh-4

Pastoor Jacobsstraat 2c

Bouwmarkt

 

 

Artikel 13 Dienstverlening

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende activiteiten zoals opgenomen in de ‘Tabel Dienstverlening’

  2. detailhandel, verband houdende met de onder a genoemde activiteiten;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één dienstverlenende bedrijf toegestaan.

 

13.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.4.1 Afwijken ander detailhandelsbedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van een ander dienstverlenend bedrijf dan is aangegeven in de ‘Tabel Dienstverlening’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het dienstverlenende bedrijf is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Het dienstverlenende bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. Het dienstverlenende bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

13.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

13.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het dienstverlenende bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Dienstverlening

Aanduiding

Adres

Functie

sdv-1

Hogeweg 3

Kapsalon

 

Artikel 14 Gemengd

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gemengde voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Gemengd’;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak;

  4. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  5. groenvoorzieningen;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regel:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

 

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

14.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

14.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.3.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Gemengd

Aanduiding

Adres

Functie

sgd-1

Tongelaar

landgoed: cultuur-maatschappelijke activiteiten, educatie, workshops, dagrecreatieve activiteiten, congres- en vergaderaccommodatie, horeca in de vorm van zaalaccommodatie, café en niet-zelfstandig restaurant

 

 

Artikel 15 Groen - Landschapselement

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Landschapelement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapelementen;

  3. (onverharde) paden en wegen;

  4. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik.

 

15.2 Bouwregels

Op of in de gronden met de bestemming ‘Groen - Landschapselement’ zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

 

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgend voorwaarden :

  1. De bouwhoogte van verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 meter.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 m.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan
    100 m
    2 per perceel of meer dan 0,45 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren.

  4. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder productiefunctie.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

15.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. vallen onder de werking van Boswet.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, het inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Indien noodzakelijk wordt er voorzien in voldoende boscompensatie

 

Artikel 16 Horeca

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven zoals opgenomen in de ‘Tabel Horeca’;

  2. terrasvoorzieningen;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan.

 

16.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 16.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 16.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 15%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.4.1 Afwijken ander horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.1 ten behoeve van een ander horecabedrijf dan is aangegeven in de ‘Tabel Horeca’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het horecabedrijf is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Het horecabedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. Het horecabedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

16.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het horecabedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

16.5.3 Wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het horecabedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De recreatieve voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De recreatieve voorziening dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Horeca

Aanduiding

Adres

Functie

sh-1

Graafseweg 89

Restaurant

sh-2

Langenboomseweg 73

Café/restaurant

sh-3

Wanroijseweg 95

Bowling, café, restaurant

 

 

Artikel 17 Maatschappelijk

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Maatschappelijk’;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke voorziening toegestaan.

 

17.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

17.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

17.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 4’ mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.4.1 Afwijken andere maatschappelijke voorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.1 ten behoeve van een andere maatschappelijke voorziening dan is aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijk’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De maatschappelijke voorziening is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De maatschappelijke voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De maatschappelijke voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

17.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De maatschappelijke voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

17.5.3 Wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De maatschappelijke voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De recreatieve voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De recreatieve voorziening dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Maatschappelijk

Aanduiding

Adres

Functie

sm-1

Achterdijk 24

Zorgboerderij

sm-2

Gagelweg 1

opvang en huisvesting hulpbehoevenden en dagactiviteiten

sm-3

Graafseweg 46

Zorgwoning

sm-4

Graafseweg ong

Scouting

sm-5

Kammerbergweg ong.

Kapel

sm-6

Kapelweg ongenummerd

Trouwkapel

sm-7

Pastoor Jacobsstraat 2d

Ambulanceuitrijpost

sm-8

Russendaalweg 20 en overzijde

Conferentieoord

sm-9

Schaapsdijkweg 20

Retraitehuis

sm-10

Schippersweg 10

Management trainingscentrum

sm-11

Tongelaar ong

Kapel

sm-12

Voordijk 22, 23a en 25

Kraamzorg (bemiddelingsburo)

sm-13

Zeelandseweg 27

Praktijk psychologie

 

 

Artikel 18 Natuur

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  6. behoud van bestaande kazematten.

 

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

  2. een gebouw ten behoeve van het beheer ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – 1’. De oppervlakten en hoogten mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en hoogten.

  3. voorzieningen ten behoeve van een visvereniging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – 2’. De oppervlakten en hoogten mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en hoogten.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.2 voor:

  1. bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;

  1. brandtorens, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

18.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 18.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’;

  2. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. nutsvoorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één dagrecreatieve voorziening toegestaan.

 

19.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

19.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 19.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 19.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 1’ mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.4.1 Afwijken andere dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van een andere dagrecreatieve voorziening dan is aangegeven in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De dagrecreatieve voorziening is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De dagrecreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De dagrecreatieve voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

19.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De dagrecreatieve voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Recreatie - Dagrecreatie

Aanduiding

Adres

Functie

sr-9

Rogstraat 15-17

Kinderboerderij, siertuin, minigolf

sr-10

Fazantenweg ong

Strand, verhuur en opslag1 watersport

sr-11

Fazantenweg ong

Paviljoen

1 Verhuur en opslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak

 

 

Artikel 20 Recreatie – Recreatiewoning

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen’;

  2. groenvoorzieningen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. nutsvoorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. Per bestemmingsvlak is niet meer dan één recreatiewoning toegestaan.

  2. Nieuwbouw van een recreatiewoning is alleen toegestaan als vervanging van een bestaande recreatiewoning.

  3. De goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

  5. De oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 45 m².

  6. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder e voor het toestaan van een grotere oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%.

  2. Vergroting is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 21 Recreatie – Verblijfsrecreatie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Verblijfsrecreatie’;

  2. aan de in a genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen ondergeschikte horeca, zoals aangegeven in de 'Tabel Verblijfsrecreatie’;

  3. dagrecreatieve voorzieningen ten behoeve van de gebruikers van de onder a genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen;

  4. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  5. groenvoorzieningen;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan zoals opgenomen in de ‘Tabel Verblijfsrecreatie’.

 

21.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

21.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 21.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 21.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

21.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

21.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van terreinverlichting mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

21.4.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

21.4.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De verblijfsrecreatieve voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Verblijfsrecreatie

Aanduiding

Adres

Functie

sr-1

Dominicanenstraat 20

Logeerboerderij, workshops, bedrijfsuitjes 9 kamers

sr-2

Hapseweg 24 en 24a

Camping,

1 appartement, 1 chalet, 10 langetermijnstandplaatsen, 10 standplaatsen

sr-3

Nieuwenhofweg 5

logeerboerderij, pleisterplaats, camping, kaasmakerij, schaapsherder, 10 standplaatsen, 2 schaapskooitjes, groepsaccommodatie

sr-4

Oude Wanroijseweg 24/26

Camping,

100 vaste plaatsen, 50 standplaatsen

sr-5

Tipweg 10

Camping

75 standplaatsen, 20 vaste plaatsen, groepsaccomodatie

sr-6

Wollenbergseweg ong.

Camping

10 vaste plaatsen, 20 standplaatsen

sr-7

Paulweg 16

Pleisterplaats met horeca

sr-8

Achterdijk 100

Natuurcamping

 

 

Artikel 22 Sport

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  2. aan de in a genoemde ondergeschikte horeca, zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. nutsvoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één sportvoorziening toegestaan.

 

22.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  4. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – 1’ maximaal 7.500 m2 is toegestaan.

 

22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van terreinverlichting mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

22.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

22.4.1 Afwijken andere sportvoorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.1 ten behoeve van een andere sportvoorziening dan is aangegeven in de ‘Tabel Sport’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De sportvoorziening is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De sportvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De sportvoorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

22.5.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De sportvoorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Sport

Aanduiding

Adres

Functie

ss-1

Ericaweg 2

Tenniscentrum

ss-3

Peter Ebbenweg

Sportvelden

ss-4

Schippersdijk ongenummerd

Visvijver

ss-5

Verbindingsweg

Modelvliegtuigen

ss-6

Wanroijseweg ongenummerd

Hondensport

ss-7

Witweg 10

Manege

 

 

Artikel 23 Verkeer

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (on)verharde wegen, bermen, (onverharde) paden en parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;

  3. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  4. nutsvoorzieningen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende voorwaarde:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Artikel 24 Verkeer - Onverhard

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Onverhard’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder onverharde wegen, bermen, onverharde paden en parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;

  3. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  4. nutsvoorzieningen.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende voorwaarde:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verharden van wegen;

  2. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

 

24.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

24.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 25 Water

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, stuwen en voorzieningen voor waterkering;

  2. behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

  3. bescherming en instandhouding van de oevers en oeverbeplanting;

  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen, steigers en duikers;

  5. groenvoorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik, met uitzondering van gemotoriseerde vaartuigen, met bijbehorende voorzieningen;

  7. behoud van bestaande kazematten.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

 

25.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 26 Wonen

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis gebonden beroepen;

  3. een aan huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’;

  4. terras, tuinen, erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Per bestemmingsvlak is niet meer dan één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ zijn enkel aaneengebouwde woningen toegestaan. Vrijstaande woningen zijn ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ niet toegestaan.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste bestemmingsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’mag een bedrijfsgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 200 m2.

 

26.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een woonboerderij meer bedragen indien de voormalige stalgedeelten binnen dezelfde bouwmassa bij het woongedeelte worden getrokken.

 

26.2.3 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

26.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

26.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

 

26.3.1 Afwijken algemeen

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 26.2.1 onder d voor het bouwen op een kortere afstand tot de bestemmingsgrenzen mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

  2. lid 26.2.1 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  3. lid 26.2.2 c voor het bouwen van woningen met een inhoud tot maximaal 850 m³, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;

  4. lid 26.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  5. lid 26.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  6. lid 26.2.4 onder c voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, tot maximaal 250 m2, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en er sprake is van substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

  7. lid 26.2.4 onder c en toestaan dat na sloop van alle op het perceel aanwezige overtollige voormalige (agrarische) (bedrijfs)bebouwing, 50% van de gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m², mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  1. De afwijking onder 3 gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

26.3.2 Afwijken nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.2.3 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen hetzelfde bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  2. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  3. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  4. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

26.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

26.4.1 Afwijken nevenfuncties bij woonfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.1 voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  3. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak tot een maximale oppervlakte van 250 m2.

  4. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  3. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  4. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  5. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepsaccommodatie;

  1. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  2. Ondergeschikte horeca is toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  3. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

26.4.2 Afwijken nevenfuncties bij woonfunctie VAB

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.1 voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie VAB, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Afwijking is uitsluitend mogelijk bij voormalige agrarische bedrijven.

  2. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  3. Gebruikmaking van deze afwijkingsbevoegdheid leidt niet tot meer bebouwing dan in de bestaande situatie aanwezig is.

  4. De oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan 400 m2.

  5. De overtollige bebouwing dient te worden gesloopt.

  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  7. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  8. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  3. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  4. statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  5. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  6. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepsaccommodatie;

  1. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, met dien verstande dat in geval van woonboerderijen het voormalige stalgedeelte binnen de bestaande bouwmassa volledig mag worden benut.

  2. Ondergeschikte horeca is toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 27 Leiding

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ en een zone van 27,5 m aan weerszijden van de leiding;

  2. een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding;

  3. een ondergrondse rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’ en een zone van 3,5 m aan weerszijden van de leiding;

  4. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding.

 

27.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze gronden worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van ondergrondse leidingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ hoogspanningsmasten ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsverbinding.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse overige bestemming(en), indien de belangen van de leiding(en) zich niet hiertegen verzetten en vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende leiding(en).

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ en een zone van 27,5 m aan weerszijden van de leiding:

  1. het vellen of rooien van hoogopgaande beplantingen of bomen;

  2. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;

  3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 m;

  4. het ophogen van de bodem of opslaan van materialen of goederen boven een maat van 2,50 m;

  1. Ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas’, ‘hartlijn leiding - riool’ en ‘hartlijn leiding - water’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leidingen:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde.

  6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 27.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheersinstantie van de betreffende leiding(en).

 

27.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen “Leiding – Gas’ voorrang krijgt.

 

Artikel 28 Waarde – Archeologie 1

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

28.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² .

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 29 Waarde – Archeologie 2

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (te verwachten archeologische) waarden van de gronden.

 

29.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 250 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 250 m² .

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 30 Waarde – Archeologie 3

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

30.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 2.500 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 2.500 m² .

 

30.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

30.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 30.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 31 Waarde – Cultuurhistorie

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van:

  1. het landgoed Russelaar;

  2. het landgoed Tongelaar,

wat tot uitdrukking komt in de structuur en de ruimtelijke kwaliteit van de genoemde gebieden.

 

31.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de goot- en bouwhoogte, de dakhelling en de nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van de vaststelling van het plan gehandhaafd moet worden, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast .

 

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, de nokrichting van de kappen van gebouwen, de gevelindeling en het materiaal- en kleurgebruik ten behoeve van het behoud, de versterking en/of het herstel van het beschermde dorpsgezicht.

 

31.4 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in 31.2 en toestaan dat de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet wordt gehandhaafd.

 

31.4.1 Afwegingskader

De in 31.4 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  1. voor zover de gebouwen voldoen aan de regels van de basisbestemming;

  2. het landgoed niet onevenredig wordt aangetast;

  3. nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daar omtrent is gehoord.

 

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.5.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke bomenverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan.

  2. Het planten van bomen.

  3. Het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden.

  4. Het verharden van de openbare ruimte, alsmede de onbebouwde ruimte vóór de voorgevelrooilijnen.

  5. Het wijzigen van de aard van de oppervlakteverhardingen.

 

31.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 31.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. Het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Waarin de Monumentenwet 1988 voorziet.

 

31.5.3 Afwegingskader

De in 31.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  1. Indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor het beschermde dorpsgezicht of de historische buitenplaats.

  2. Nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daaromtrent is gehoord.

 

Artikel 32 Waterstaat – Attentiegebied EHS

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

 

32.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk;

 

32.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 32.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 32.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 32.2.1 wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

Artikel 33 Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

 

33.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

 

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  2. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

  4. Het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden.

 

33.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

33.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 33.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.