direct naar inhoud van Regels

Buitengebied Mill en Sint Hubert

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0815.BPL12022HBU-VA01

Artikel 27 Leiding

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ en een zone van 27,5 m aan weerszijden van de leiding;

  2. een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding;

  3. een ondergrondse rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’ en een zone van 3,5 m aan weerszijden van de leiding;

  4. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding.

 

27.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze gronden worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van ondergrondse leidingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ hoogspanningsmasten ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsverbinding.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse overige bestemming(en), indien de belangen van de leiding(en) zich niet hiertegen verzetten en vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende leiding(en).

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ en een zone van 27,5 m aan weerszijden van de leiding:

  1. het vellen of rooien van hoogopgaande beplantingen of bomen;

  2. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;

  3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 m;

  4. het ophogen van de bodem of opslaan van materialen of goederen boven een maat van 2,50 m;

  1. Ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas’, ‘hartlijn leiding - riool’ en ‘hartlijn leiding - water’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leidingen:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde.

  6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 27.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheersinstantie van de betreffende leiding(en).

 

27.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen “Leiding – Gas’ voorrang krijgt.