direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Van Bergenpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Tussen de Lange Brugstraat, de Vijfhuizenweg, de Lichttorenhoofd en de Kasteellaan/Kerkstraat in Etten-Leur ligt het terrein van GGz Breburg. GGZ Nederland gelooft erin dat mensen met psychische of psychosociale problemen in het algemeen het beste af zijn als ze thuis wonen. De beweging van beschermd wonen buitenshuis naar beschermd wonen thuis wordt steeds meer gemaakt. Door dit afbouwbeleid (ambulantisering) ontvangen steeds meer mensen thuis zorg. Dat geldt ook voor het terrein Hooghuys van GGz Breburg waar, door de afbouw, nog maar een derde van de totale ruimte op het terrein noodzakelijk is in 2020. De intramurale voorziening wordt alleen maar ingezet als er geen (redelijke) alternatieven meer te bedenken of te organiseren zijn. Hierdoor komt ruimte vrij om het grootste deel van het terrein te transformeren van beschermd wonen naar regulier wonen. In de komende jaren zal het vastgoed gefaseerd worden afgestoten en ter beschikking komen voor herontwikkeling.

Initiatiefnemer wenst op het terrein maximaal 225 woningen te realiseren in verschillende typologieën en prijsklassen. Het bestaande Sint Antoniusgebouw (ook wel Hooghuys genoemd), waar het Huysmuseum was gevestigd, wordt getransformeerd. Ook het openbaar gebied zal heringericht worden. Het project staat bekend als het Van Bergenpark. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 6,9 ha. Het gedeelte van GGz Breburg op de hoek van de Vijfhuizenweg en de Lichttorenhoofd blijft in eigendom van GGz Breburg.

De gemeente Etten-Leur heeft een positief standpunt ingenomen over het planvoornemen en initiatiefnemer de gelegenheid geboden de plannen juridisch-planologisch verder uit te werken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van Etten-Leur. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Kapelstraat en de achterzijde van de bebouwing gelegen aan de Lange Brugstraat, aan de oostzijde door de Kerkstraat en Kasteellaan, aan de zuidoostzijde de Begijnstraat en de Vijfhuizenweg en aan de westzijde door de Pastoor Binckstraat, Leurse Branden en het van Bergenplein. Hieronder is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied in rood

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse geldt voor het overgrote deel van het plangebied het bestemmingsplan 'Kom-Leur' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 11 mei 2009. De gronden zijn bestemd als 'Maatschappelijk', er is een ruim bouwvlak opgenomen wat voor 45% bebouwd mag worden tot een hoogte van maximaal 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Kom-Leur'

Voor het noordelijk gedeelte, aan de overzijde van de Kapelstraat, geldt het bestemmingsplan 'Centrum Leur' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2007. Hier geldt de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden, begeleid wonen'. Er is een bouwvlak opgenomen wat voor 70% tot 12 meter hoog bebouwd mag worden. Er geldt deels de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Centrum Leur'

1.4 Opzet van de toelichting

In deze toelichting worden de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan weergegeven. De bestaande situatie en de mogelijke herontwikkelingen worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de actuele en relevante beleidskaders, doelstellingen en wet- en regelgeving van het rijk, de provincie en de gemeente. Diverse mogelijke randvoorwaarden zoals bijvoorbeeld archeologie, geluidhinder, bodemverontreiniging en water, komen aan bod in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op het juridische deel van het bestemmingsplan, de planregels en planverbeelding. Hoofdstukken 6 en 7 hebben betrekking op de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. In de fase van vaststelling van het bestemmingsplan wordt hoofdstuk 8 ingevuld.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen

Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de bestaande situatie goed in beeld wordt gebracht. Met het oog hierop is het plangebied geïnventariseerd en geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele opbouw van het plangebied en de huidige kwaliteiten beschreven. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de voorgenomen herontwikkeling.

2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie zijn meerdere gebouwen op het perceel aanwezig. Een totaaloverzicht van de huidige aanwezige bebouwing is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0004.jpg"

Figuur 2.1 Overzicht bestaande situatie (bron: RA Infra)

Sint Antoniusgebouw (ook wel Hooghuys genoemd)

Het Hooghuys is door de Zusters Franciscanessen in 1902 gebouwd als een tehuis voor bejaarden en minder bedeelden. Dit tehuis is in de loop van de jaren uitgegroeid tot sanatorium voor zenuwzieke vrouwen: De Stichting Sint Antonius. In 1967 droegen de zusters het bestuur over aan de Stichting Het Hooghuys die de opdracht kreeg een erkend psychiatrisch ziekenhuis te worden. Dit gebeurde in 1974. Inmiddels wordt het Hooghuys niet meer gebruikt voor psychische gezondheidszorg. Het gebouw huisvestte het Huysmuseum op de bovenste verdieping, kantoorfuncties op de tussenlaag en een klein aantal ondersteunende functies op de begane grond. Er is leegstand in het huidig gebruik.

Het Hooghuys is ontworpen door de architect Piet van Genk. Piet van Genk had vanaf 1870 vele kerken, kloosters, pastorieën en kapellen, meestal in neogotische stijl, in het bisdom Breda gebouwd. Het oorspronkelijk gedeelte uit 1902 is een H-vormig gebouw bestaande uit twee lagen met zadeldak. De ingangspartij bestaat uit een tweetal torenachtige uitbouwen met siersmeedwerk op de top. De ingang zelf heeft een koepeldak. De haaks op het hoofdgebouw staande gedeelten hebben topgevels. Het Hooghuys is na de bouw meermalen grootschalig verbouwd. De hoofdopzet van het Hooghuys is aangewezen als gemeentelijk monument, het vertegenwoordigt de geschiedenis van de plek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0005.jpg"

Figuur 2.2 Sint Antoniusgebouw gezien vanaf verschillende zijden (bron: dvdp)

Bebouwing behorend bij GGz Breburg

Ten noorden van de Kapelstraat en in het middengebied

Zowel ten noorden van de Kapelstraat als in het midden van het plangebied staan in totaal 8 woongebouwen gerealiseerd in 1988. Het betreffen zogenaamde dubbele huizen, bestaande uit twee bouwlagen die hoofdzakelijk plat zijn afgedekt. De schaal, het type en de architectuur van de bebouwing sluiten aan bij reguliere woningen. Elk dubbel huis biedt ruimte aan circa 10 personen in verschillende stadia van zelfstandigheid. De woongebouwen zijn gesitueerd in een groene setting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0006.jpg"

Figuur 2.3 Kapelstraat 1-5, Kerkstraat 18-24 en Begijnstraat 3-5 bron: dvdp)

Ten zuiden van de Kapelstraat

Direct ten zuiden van de Kapelstraat staat het hoofdgebouw van het GGz terrein waar een aantal ondersteunende programma's in zijn ondergebracht zoals ruimte voor dagbesteding, een kapel, een gymzaal, een café, restaurant en theater, een opleidingscentrum, bijeenkomstzalen en kantoorruimten. Een deel van het pand is verhuurd aan zorginstelling Amarant.

Het gebouw stamt uit 1967 en is een geschakeld complex afwisselend opgebouwd uit één tot drie bouwlagen. Het gebouw heeft geen bijzondere historische of culturele waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0007.jpg"

Figuur 2.4 Kapelstraat 16-20, Leurse Branden 2 en Kerkstraat 15 (bron: dvdp)

Ten westen van de Begijnstraat

Het gebouw aan de Begijnstraat 10 is één van de grotere gebouwen op het terrein, hoofdzakelijk bestaande uit één bouwlaag. Het gebouw is gebouwd in 1969 en bestaat uit diverse woonafdelingen rond een aantal binnenhoven. Een deel van de bewoners bestaat uit senioren. Het gebouw heeft een zakelijke architectuur. Rondom het gebouw bevinden zich ruime groenstroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0008.jpg"

Figuur 2.5 Begijnstraat 10 (bron : dvdp)

Overige gebouwen

Tussen de Begijnstraat en de Kasteellaan staan nog 4 overige gebouwen. De bouwjaren van deze gebouwen dateert van 1961 (Begijnstraat 7-17), 1988 (Begijnstraat 21-23), 1991 (Begijnstraat 19) en 2014 (Begijnstraat 19a).

Alle gebouwen bestaan uit één tot twee bouwlagen, welke plat zijn afgedekt. Het gebouw aan de Begijnstraat 7-17 is gebouwd als centraal gebouw waar een aantal collectieve voorzieningen zoals een wasserij, keuken en linnenkamer in konden worden ondergebracht. Het gebouw aan de Begijnstraat 21-23 is een variant van het type woongebouwen ten noorden van de Kapelstraat. Het pand wordt deels voor open en deels voor gesloten zorg ingezet. Het gebouw aan de Begijnstraat 19 is specifiek gerealiseerd voor de huisvesting van bewoners in een gesloten setting en beschikt ook over een aantal binnenhoven. Aan de Begijnstraat 19a bevindt zich tot slot nog een gebouw gerealiseerd als tijdelijke voorziening voor gesloten plaatsen. Alle gebouwen zijn gerealiseerd in een bescheiden architectuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0012.jpg"

Figuur 2.6 Van boven naar beneden: Begijnstraat 7-17, Begijnstraat 21-23, Begijnstraat 19 en Begijnstraat 19a (bron: dvdp)

Boerderij en dierenweide

Aan de Leurse Branden bevindt zich een verzameling van gebouwen bestaande uit een kas, een schuur, een café, een expositieruimte annex werkplaats en een pergola. Deze gebouwen, gebouwd in 1993, worden tezamen ook wel 'de boerderij' genoemd en vormen een plek voor dagbesteding gericht op planten en dieren. De gebouwen refereren aan het landelijk gebied en de buitenruimte werkt als een erf. Naast de gebouwen bevindt zich een dierenweide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0013.jpg"

Figuur 2.7 Leurse Branden 3 (bron: dvdp)

Groen

Het plangebied kent een groene opzet. Naast de dierenweide in het midden van het plangebied met omliggend wandelpad en bomenstructuur zijn de diverse losse (woon)gebouwen ook in het groen gepositioneerd. Dit is particulier groen. GGz Breburg heeft het gebied open gesteld voor iedereen. Daarom heeft het gebied een openbaar karakter.

Ontsluiting en parkeren

In het plangebied bevinden zich veelal woonstraten, alleen bereikbaar voor bestemmingsverkeer. Via de Kerkstraat, Kapelstraat, Lichttorenhoofd en de Begijnstraat zijn de diverse woonstraten te bereiken. Op diverse plekken in het plangebied is ruimte gereserveerd om te parkeren in de vorm van parkeerkoffers.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

Stedenbouw

De beoogde ontwikkeling voorziet in de sloop van de bestaande gebouwen, met uitzondering van het Sint Antoniusgebouw. Het Sint Antoniusgebouw zal door middel van een verbouwing geschikt gemaakt worden voor wonen.

Op het vrijkomende deel van het plangebied is de realisatie van maximaal 225 woningen gepland. Dit is inclusief de woningen in het Sint Antoniusgebouw. Het gaat om circa 116 grondgebonden woningen en een aantal appartementengebouwen in maximaal vier lagen met circa 109 appartementen. Ten behoeve van de gewenste flexibiliteit en uitwisselbaarheid zijn planologisch maximaal 120 grondgebondenwoningen vastgelegd en maximaal 115 appartementen. Daarbij is tevens geborgd dat het maximale aantal te realiseren woningen slechts 225 mag bedragen om te voorkomen dat er op deze wijze 235 woningen gerealiseerd zouden kunnen worden. In de toelichting van het bestemmingsplan zullen de 116 en 109 woningen en daarmee 225 woningen in totaal als zodanig onderbouwd worden.

Zoals aangegeven bestaat het plan uit meerdere woningtypen en verschillende prijsklassen. Daarbij wordt een percentage van minimaal 20% sociale huurwoningen gehaald in de vorm van appartementen. Ook worden woningen in de middeldure huur aangeboden.

Woningen met twee lagen en een kap en/of één laag met een kap komen met name aan de kant van de Kasteellaan, Kerkstraat en in het middengebied. Ruimte voor appartementen is gereserveerd aan de Vijfhuizenweg, Kapelstraat en het Van Bergenplein (Sint Antoniusgebouw). Ten noorden en zuiden van de Kapelstraat worden drie complexen met maximaal vier lagen gerealiseerd. Ten westen van de Kerkstraat komt een rij met woningen bestaande uit één laag en een kap en een rij met woningen bestaande uit twee lagen met een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0015.jpg"

Figuur 2.8 Concept stedenbouwkundig plan met verdeling woningen per type (bron: BGSV)

Groen

Het groene karakter van het gebied is de basis voor de herontwikkeling naar het Van Bergenpark. Per woning wordt voorzien in circa 80 m2 openbaar groen en/of open water. Bestaande bomen worden indien mogelijk behouden. Dit hangt af van de locatie en de toekomstwaarde van de boom. Daarnaast worden er nieuwe bomen aangeplant. Het groen in het plangebied heeft onder andere een verblijfsfunctie voor spelen en ontmoeten. Er ontstaat met het groen ook een padenstructuur die uitnodigt tot wandelen naar bijvoorbeeld het centrum van Etten-Leur noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0016.jpg"

Figuur 2.9 Visiekaart groenstructuren (bron: BGSV)

2.3 Verkeer en parkeren

Parkeren

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het kader van het bestemmingsplan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt voor de berekening van de parkeerbehoefte uitgegaan van de door de gemeente gehanteerde parkeernormen. De parkeernorm is berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317. De naam CROW is oorspronkelijk een afkorting van Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek en is tegenwoordig het kennisinstituut voor onder andere verkeer en vervoer. Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van de stedelijkheid (adressendichtheid). Etten-Leur heeft een sterk stedelijk karakter. Het plangebied ligt in het restgebied van de bebouwde kom.

De volgende parkeernormen worden door de gemeente Etten-Leur gehanteerd voor de voorgenomen ontwikkeling:

  • 1,6 parkeerplaats per appartement en aaneengebouwde woning in de sociale koop of sociale huursector;
  • 1,8 parkeerplaatsen per appartement in de middeldure en dure koopsector en aaneengebouwde woningen in de koopsector;
  • 2,0 parkeerplaatsen per woning voor de overige woningen.

De parkeernormen passen binnen bandbreedte van de meest recente CROW richtlijnen. In de praktijk blijkt dat deze normen voldoende zijn voor Etten-Leur. Etten-Leur kent namelijk geen hoog autobezit.

In het plangebied is voldoende ruimte om het parkeren goed in te passen. In de planregels zijn waarborgen opgenomen voor voldoende parkeergelegenheid.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is gelegen tussen de Lichttorenhoofd, Kapelstraat, Kerkstraat, Kasteellaan en de Vijfhuizenweg. De ontsluiting van de woningen zal in de toekomst voornamelijk plaatsvinden via de Kapelstraat en de Vijfhuizenweg. Vanaf de Vijfhuizenweg kan via de Lage Vaartkant het centrum van Etten-Leur en de snelweg A58 worden bereikt. In noordelijke richting ontsluit de Kapelstraat met het dorpscentrum van de vroegere kern Leur. Via de Lange Brugstraat wordt tevens ontsloten naar de Donkerstraat en Tuinderstraat wat verbinding heeft met de N389 richting Zevenbergen.

De wegen in het plangebied worden ingericht als erftoegangswegen en hebben een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. De Vijfhuizenweg is een gebiedsontsluitingsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 km/u. De wegenstructuur sluit aan zoals het is opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2013).

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0017.jpg"

Figuur 2.10 Visiekaart verkeersontsluiting (bron: BGSV)

Openbaar vervoer

Het plangebied is eveneens te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushaltes zijn gelegen aan de Vijfhuizenweg en de Lindenbleek, binnen loopafstand ten zuiden en noordwesten van het plangebied. Hier halteren meerdere bussen van en naar Breda, Prinsenbeek, het centrum en het centraal station van Etten-Leur met een frequentie van 2 per uur.

Langzaam verkeer

Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers. De Vijfhuizenweg en de Lichttorenhoofd behoren conform het GVVP tot het primair fietsnetwerk voor lokaal verkeer. De Vijfhuizenweg is een gebiedsontsluitingsweg waar ook het fietsverkeer is gescheiden van de hoofdrijbaan. Op de Lichttorenhoofd deelt de fiets net als overige erftoegangswegen de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer.

Verkeersgeneratie

Huidige verkeersgeneratie

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit voornamelijk zorg gerelateerde woningen. De verkeersaantrekkende werking zal met name bestaan uit het personeel wat met de auto komt en de aan- en afvoer van goederen. Dagelijks werken er circa 50 personeelsleden ten behoeve van de verzorging van de cliënten. Wanneer de helft daarvan met de auto naar het werk reist, levert dit een verkeersgeneratie van 50 mvt/etmaal op (heen en terug). Daarnaast zijn circa 35 personeelsleden (deels parttime) werkzaam (zoals bedrijfsvoering, secretaresses en psychiaters), naar verwachting zijn circa 25 personeelsleden hiervan dagelijks aanwezig. Het autogebruik ligt hier naar verwachting hoger. Wanneer 20 personeelsleden dagelijks met de auto reizen betekent dit een verkeersgeneratie van 40 mvt/etmaal. De huidige verkeersgeneratie van het personeel bedraagt zodoende 90 mvt/etmaal.

Naast de zorg gerelateerde woningen bestaat het plangebied ook uit het Sint Antoniusgebouw (ook wel Hooghuys genoemd). Het gebouw huisvestte het Huysmuseum op de bovenste verdieping, kantoorfuncties op de tussenlaag en een klein aantal ondersteunende functies op de begane grond. Het dak beslaat een oppervlakte van 1.462 m2. De entree van het gebouw leidt er toe dat de functies op de verschillende lagen minder oppervlakte beslaan, circa 1.000 m2 per verdieping. Van een museum zijn in het CROW alleen kencijfers bekend met betrekking tot parkeren, wat voor circa 1.000 m2 neerkomt op 10 parkeerplaatsen. Er is een inschatting gemaakt van het aantal keer dat een parkeerplaats per dag bezet is door een auto. Wanneer iedere dag een parkeerplaats 3 keer wordt bezet, gaat het om circa 60 mvt/etmaal (heen en terug). Doordat in de huidige situatie ook sprake is van leegstand, is voor de kantoorfuncties gerekend met de helft van het vloeroppervlak; 500 m2. Op basis van het CROW geldt hiervoor een verkeersaantrekkende werking van circa 30 mvt/etmaal (6,1 per 100 m2).

De totale huidige verkeersgeneratie bedraagt naar verwachting 180 mvt/etmaal: 90 mvt/etmaal vanuit de zorg gerelateerde woningen en 90 mvt/etmaal vanuit het Sint Antoniusgebouw.

Toekomstige verkeersgeneratie

Voor de toekomstige verkeersgeneratie is aangesloten bij het beoogde programma. Aan de hand van kencijfers van het CROW is de toekomstige verkeersgeneratie berekend, zie tabel 2.1.

Tabel 2.1 Toekomstige verkeersgeneratie

Programma   Functie benaming CROW   Hoeveelheid   Mvt/hoeveelheid   Verkeersgeneratie  
Sociale huur appartementen   Huurhuis, sociale huur   48 woningen   4,9 per woning   235 mvt/etmaal  
Appartementen midden/duur   Huur, etage duur   65 woningen   5,6 per woning   364 mvt/etmaal  
Loofwoning   Koop, tussen/hoek   10 eenheden   7,1 per woning   71 mvt/etmaal  
Rijwoning duur   Koop, tussen/hoek   39 eenheden   7,1 per woning   277 mvt/etmaal  
Tweekapper duur   Koop, twee-onder-een-kap   55 eenheden   7,8 per woning   429 mvt/etmaal  
Vrijstaand duur   Koop, vrijstaand   8 eenheden   8,2 per woning   66 mvt/etmaal  
Totaal     225 eenheden     1.442 mvt/etmaal  

De toekomstige verkeersgeneratie is berekend op 1.442 mvt/etmaal. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkelingen, min de huidige verkeersgeneratie van 180 mvt/etmaal, bedraagt 1.262 mvt/etmaal.

Verkeersafwikkeling

Het merendeel van het verkeer zal naar verwachting van en naar de overige wijken van Etten-Leur, omliggende kernen als ook de A58 ontsluiten. Het verkeer ontsluit hierdoor grotendeels via de Vijfhuizenweg richting de Liesbosweg en de Lage Vaartkant. Het overige deel zal voornamelijk via de Kapelstraat ontsluiten naar de Lange Brugstraat of intern opgaan in het centrum of de overige buurten van Etten-Leur. De verhouding ligt naar verwachting op circa 80% via de Vijfhuizenweg en 20% in noordelijke richting. Van de gemeente Etten-Leur zijn intensiteiten ontvangen van het jaar 2017. De intensiteiten zijn per wegvak opgenomen in tabel 2.2. De verkeersafwikkeling is hierin meegenomen, evenals de autonome groei (1% per jaar) van het verkeer naar de planhorizon. In onderstaande figuur is de verkeersafwikkeling weergeven, met daarbij de wegvaknummering die overeenkomt met de tabel.

Tabel 2.2 Verkeersintensiteiten onderliggend wegennet

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0019.jpg"

Figuur 2.11 Verkeersafwikkeling plangebied

In de tabel 2.2 is de verkeerstoename per wegvak inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat met name op de Vijfhuizenweg sprake zal zijn van merkbare verkeerstoename. De Vijfhuizenweg is een gebiedsontsluitingsweg (50 km/u), waar een intensiteit van 7.000 à 8.000 mvt/etmaal doorgaans niet tot knelpunten leidt in de verkeersafwikkeling. Meer zuidelijker, op het zuidelijke deel van de Lichttorenhoofd, bedraagt de intensiteit circa 12.000 mvt/etmaal en inclusief ontwikkeling circa 13.000 mvt/etmaal. De afwikkeling richting Lage Vaartkant met kort op elkaar volgende kruispunten en de spoorwegovergang, maakt dat er op piekmomenten reeds sprake is van (lange) wachttijden. De  ontwikkeling leidt op deze wegvakken tot een zeer beperkte toename. De verkeerstoename kan dan ook merkbaar zijn, maar zal naar verwachting niet leiden tot extra knelpunten in de verkeersafwikkeling. Dit verkeer wikkelt vervolgens verder af op de ontsluitingsstructuur van Etten-Leur (en met name richting de A58) wat is ingericht om grote aantallen verkeer te verwerken.

Op de overige wegen is een beduidend lagere verkeerstoename aanwezig. Erftoegangswegen (30 km/u) kunnen maximaal een intensiteit van 5.000 tot 6.000 mvt/etmaal verwerken. Doorgaans wordt een maximum van 4.000 mvt/etmaal aangehouden. Deze aantallen worden ook na planontwikkeling niet gehaald. De verkeersafwikkeling vormt daarmee geen belemmering voor de planontwikkeling.

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en per openbaar vervoer. De parkeerbehoefte kan worden voorzien in het plangebied. De verkeerstoename zal worden verdeeld over de ontsluitingswegen en zodoende niet tot knelpunten leiden in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkelingen dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidsdoelstellingen van rijk, provincie en gemeente die van belang zijn voor het bestemmingsplan Van Bergenpark.

3.1 Rijksbeleid

Wet ruimtelijke ordening

Toetsingskader

Een van de uitgangspunten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een centrale rol voor actuele bestemmingsplannen voor het hele grondgebied van een gemeente. In de Wro is de plicht voor de gemeente opgenomen om eens in de tien jaar de bestemmingsplannen vast te stellen.

De rijksoverheid hecht grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen. Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan van bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen ondersteunen de doelstelling van de nieuwe Wro met betrekking tot de actualisering. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert.

Toetsing

Het bestemmingsplan Van Bergenpark is opgesteld conform de Wro. Dit betekent dat de planverbeelding en de planregels zijn opgesteld volgens de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Daarnaast wordt er voldaan aan de verplichting om een digitaal gecodeerd plan aan te leveren conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten van de Wro.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Toetsingskader

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Ruimte de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ vastgesteld. De SVIR vormt de nieuwe rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederen- vervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Eerdere afspraken over verstedelijking zoals binnenstedelijke bouwen laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij is het uitgangspunt dat toenemende ruimtebehoefte in beginsel wordt opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op deze manier kan verder ruimtebeslag elders zo veel mogelijk worden voorkomen.

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

Toetsing

Het plangebied is niet gelegen in een gebied waarvoor van rijkswege belangen gelden zoals opgenomen in de SVIR of Barro. Wel ligt het plangebied op basis van de Rarro in het radarverstoringsgebied van het radarstation op de locatie Herwijnen en Woensdrecht. In een gebied rondom dit radarstation moet rekening worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom het radarstation mogen geen bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Voor dit plangebied geldt dat de bouwhoogte van gebouwen en/of windturbines niet hoger mag zijn dan 113 (Herwijnen), respectievelijk 90 meter (Woensdrecht) ten opzichte van NAP. In het onderhavige plan worden geen windturbines mogelijk gemaakt en ook geen nieuwe bebouwing boven de ter plaatse geldende maximale hoogtemaat. Het initiatief heeft daarmee geen gevolgen voor de beide radarstations.

Conclusie

Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor van Rijkswege een relevante ruimtereservering geldt. Aan de uitgangspunten zoals vastgelegd in het Rarro wordt voldaan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Toetsingskader

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, getoetst moeten worden aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

De toevoeging van maximaal 225 woningen wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is namelijk sprake van méér dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie zijn aan te merken. Daarnaast is sprake van een functie die op dit moment niet toegestaan is op basis van het vigerend bestemmingsplan. Het plangebied ligt binnen het 'bestaand stedelijk gebied' van Etten-Leur.

De kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de beoogde ontwikkelingen blijkt uit verschillende onderzoeken en prognoses.

Provinciale 'bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, Actualisering 2017'

De regionale woningbehoefte blijkt uit de provinciale 'bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, Actualisering 2017'. Uit de prognose blijkt in de gemeente Etten-Leur een kwantitatieve behoefte aan ca 2.260 woningen in de periode 2017-2030. In de subregio Breda (waar Etten-Leur deel van uitmaakt) gaat het om een toename van 17.800 woningen en in de hele regio West-Brabant om circa 29.950 woningen.

De kwalitatieve woningbehoefte is onder meer af te leiden uit de bevolkingssamenstelling. Hieruit blijkt dat het aantal 55+ers met meer dan 1.100 toeneemt. Vooral het aantal 75+ers stijgt sterk. In 2030 is de verwachting dat ongeveer 40% van de bevolking in Etten-Leur 55+er is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0020.jpg"

Figuur 3.1 Bevolkingssamenstelling aantallen

Er is in de gemeente Etten-Leur een kwantitatieve behoefte aan ca. 2.260 woningen. In kwalitatieve zin is er grote behoefte aan betaalbare woningen voor eenpersoonshuishoudens en nultredenwoningen (= niet per definitie gelijkvloers) die onder het label 'geschikt wonen' vallen. De voorgenomen differentiatie in de voorziene woningbouwontwikkeling draagt hieraan bij.

Brabantse Agenda Wonen

De provincie Noord-Brabant telt verscheidene regionale woningmarkten, elk met hun eigen regiospecifieke en gemeentelijke karakteristieken, kwaliteiten, ontwikkelingen en opgaven. Dit hangt onder meer samen met de economische dynamiek in de regio en de positie van de regio in het grotere geheel van nationale en internationale netwerken. Ook regionale en gemeentelijke verschillen in groei of krimp van de bevolking en veranderingen in de leeftijds- en huishoudenssamenstelling spelen een belangrijke rol.

De provincie kent een flinke woningbouwopgave, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Tot 2030 moeten er nog 120.000 woningen bijgebouwd worden. Hierbij gaat het niet alleen om het wonen ‘sec’; het voorzien in de behoefte van huishoudens aan voldoende en geschikte woonruimte. Meer en meer gaat het ook om de meerwaarde van het wonen als een van de drijvende krachten achter tal van sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-kwalitatieve (transitie) opgaven zoals leegstand, economische structuurversterking, mobiliteit en bereikbaarheid, duurzaamheid en energie, klimaatadaptatie, sociale veerkracht en erfgoed.

Met de Brabantse Agenda Wonen, vastgesteld in september 2017, wil de provincie gemeenten en andere betrokken partijen uitnodigen om samen versneld de benodigde woningbouwopgave aan te pakken. Zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame verstedelijking staan daarbij nog steeds centraal net als vraaggericht bouwen waarbij rekening gehouden wordt met de groeiende behoefte voor woningen in het middensegment en levensloopbestendige en nieuwe woonvormen.

Binnen de vier RRO-gebieden in de provincie worden al jaren kwantitatieve en kwalitatieve afspraken gemaakt over de woningbouw. Voor de subregio Breda, waar Etten-Leur deel van uitmaakt, is het Woonperspectief de basis voor concrete afspraken. Voor de komende jaren gaat het hierbij niet primair meer om 'de aantallen'. Doel is een goed functionerende regionale woningmarkt, waarbij het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de (ruimtelijke) kwaliteiten van de regio en daarmee aan de aantrekkelijkheid van het regionale woon-, leef- en vestigingsklimaat. Om het 'accent op de aantallen' verder te verminderen en de focus meer te leggen op ruimtelijk-kwalitatieve afspraken en de urgentie rond tal van opgaven op de regionale woningmarkt, wil de provincie de komende tijd ervaring opdoen met een werkwijze die niet zozeer gericht is op het jaarlijks maken van regionale kwantitatieve woningbouwafspraken, maar waarbij wordt aangesloten op 'het ritme' van actualiseren van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose per drie jaar. Regionale en gemeentelijke woningbouwontwikkelingen zullen wel worden gemonitord.

Marktonderzoek Fakton Effectieve vraag BOEL (Breda, Oosterhout en Etten-Leur) 9 november 2016

In Etten-Leur is door bureau Fakton de effectieve vraag naar nieuwbouwwoningen (links) en de vraagdruk in de bestaande voorraad berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0021.jpg"

Figuur 3.2 Vraagberekening nieuwe en bestaande voorraad

Het aantal nieuwbouwwoningen kent een bandbreedte van 136 tot 230 op jaarbasis. In de opbouw per productsegment is een toegenomen vraag naar meergezins huurwoningen herkenbaar en blijft de vraag naar eengezinswoningen op peil. Qua woonmilieus zijn de ontspannen woonmilieus bekend en gevraagd: dorps, laagbouw, rustig stedelijk en hoog- en laagbouw.

Ook in de bestaande voorraad is duidelijk dat woningen in de huurmarkt gevraagd zijn. De voorraad kent echter een lage vraagdruk in de eengezinswoningen, vanwege het grote aanbod dat er al staat en de afname in de vraag door de huidige bevolking.

Qua woonmilieu zijn dorps en luxe woonwijk een strategische toevoeging aan de bestaande voorraad. Deze passen nu al bij Etten-Leur. Maar ook een meer stedelijk woonmilieu is gewenst: rustig stedelijk. In de versterkte vraag naar het woonmilieu laag- en hoogbouw is de toegenomen vraag naar appartementen herkenbaar. Etten-Leur kan bijdragen aan een versterking van de BOEL-regio door in te zetten op nieuwbouw met stedelijke allure en de kenmerken van de beide dorpen te versterken.

Aanbevelingen voor Etten-Leur Noord

Omdat in Etten-Leur een toename van het aantal huishoudens te verwachten is, kent de gemeente weinig echt kwetsbare voorraad: er is geen voorraad met een negatieve toekomstwaarde. Wel is sprake van een aantal wijken met een lagere marktwaardering (donkerbruin gemarkeerd). Onderstaande kaart toont de waardering van de bestaande voorraad in Etten-Leur Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0022.jpg"

Figuur 3.3 Strategisch kader Etten-Leur Noord

Etten-Leur Noord is een wijk met veel laagbouw. De marktwaardering is laag. De vaak kleinere woningen en de buitenruimte raken gedateerd. De opzet van de wijk is wat eentonig. Met aanpassingen van het vastgoed kunnen meerdere doelstellingen worden bereikt: verduurzaming, onderbreken van de eentonigheid. Een duurzame woning levert lagere woonlasten op, wat voor het aanbod in eengezinswoningen belangrijk is. Op strategische plaatsen kan wellicht rigoureuzer ingegrepen worden. Door sloop kunnen lange bouwblokken worden doorbroken. Met nieuwbouw, bijvoorbeeld in de vorm van appartementen, kunnen bewoners die de eengezinswoning willen verlaten, toch behouden blijven voor de wijk. Zo kan de doorstroming de vergrijzing van de wijk beperken.

Er is geen behoefte aan meer woongebieden met overwegend laagbouw. Met de ontwikkeling wordt juist invulling gegeven aan de behoefte aan nieuwe woningen waarbij laag- en hoogbouw afgewisseld wordt. De nieuwe woningen worden gerealiseerd in diverse prijsklassen.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is aan te merken als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. De woningbouwplannen zijn afgestemd op de provinciale en regionale behoefte. In het uitgevoerde marktonderzoek wordt gepleit voor nieuwe woongebieden met laag- en hoogbouw en woningen in diverse prijsklassen. De ontwikkeling past binnen deze uitgangspunten. Tot slot ligt het plangebied binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Daarmee past het initiatief binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Noord-Brabant

Toetsingskader

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (vastgesteld op 14 december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

In de stedelijke structuur streeft de provincie naar concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik, meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur, inspelen op demografische ontwikkelingen en versterking van economische clusters. Herbestemmen en herstructureren wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren.

De beoogde ontwikkeling voorziet in de herstructurering van gronden ten behoeve van woningbouw op een binnenstedelijke locatie. Daarmee wordt ingespeeld op het streven naar concentratie van verstedelijking en zorgvuldig ruimtegebruik. De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Middels onderhavige ontwikkeling wordt een nieuw woongebied ontwikkeld met diverse woningtypologieën. Een dergelijk gebied bezit kwaliteiten die voornamelijk te vinden zijn in het stedelijk gebied. Etten-Leur kan worden aangemerkt als stad waarbij het als buurgemeente van Breda een rol vervult als gebied waar bovenlokale verstedelijkingsbehoefte wordt opgevangen. Gelet daarop is het logisch dat Etten-Leur uitbreidt in de kwantitatieve woonvoorraad. Dit draagt bij aan het onderscheid tussen steden en kernen in het landelijk gebied.

Conclusie

De gewenste ontwikkeling is passend binnen de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Ruimte Noord-Brabant

Toetsingskader

De Verordening Ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie januari 2019) is een uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de Verordening Ruimte staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik moeten toepassen. Hiermee wordt beoogd de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag op het buitengebied af te remmen. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Dit betekent dat de realisering van woningbouw, bedrijventerreinen, overige stedelijke voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden (bestaand stedelijk gebied van de grotere kernen). Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan slechts als inbreiding of herstructurering in bestaand stedelijk gebied niet tot de mogelijkheden behoren. In de Verordening Ruimte wordt aandacht gevraagd voor de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking zoals deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn in relatie tot het principe 'meer aandacht voor de onderste lagen' ook water en archeologie van belang. In hoofdstuk 4 wordt aan deze aspecten aandacht besteed.

Toetsing

Het plangebied is op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant aangewezen als 'bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0023.jpg"

Figuur 3.4 Uitsnede themakaart stedelijke ontwikkeling (bron: provincie Noord-Brabant)

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling zijn er meerdere sporen die gevolgd moeten worden in het kader van toetsing aan de verordening. Er moet ten eerste getoetst worden aan de geldende regels voor de opgenomen structuren en aanduidingen. Voor het overige moet getoetst worden aan de algemene regels voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit uit artikel 3.

Hoofdstuk 3: Structuren

Artikel 4 Bestaand stedelijk gebied - Artikel 4.3 Nieuwbouw van woningen

Toetsingskader

Een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling is uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied. De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen en hoe de beoogde nieuwbouw zicht verhoudt tot deze afspraken en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.

Toetsing

Onderhavig plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied en voorziet grotendeels in nieuwbouw voor woningen. In paragraaf 3.1 is reeds een verantwoording opgenomen over hoe onderhavige nieuwbouw zich verhoudt tot de harde plancapaciteit en over hoe afspraken daarover in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen. Voor de subregio Breda, waar Etten-Leur deel van uitmaakt, is het Woonperspectief de basis voor concrete afspraken.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van artikel 4 en is dus in zoverre in lijn met de Verordening Ruimte van de provincie.

Hoofdstuk 2: Algemene regels

Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

Toetsingskader

In de algemene regels voor de bevordering van ruimtelijke kwaliteit (artikel 3.1). is opgenomen dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording bevat dat:

  • a. Toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik;
  • b. Het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid.

Ad 1: Het principe zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:

  • a. Een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in de verordening uitdrukkelijk anders is bepaald;
  • b. Uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
  • c. Ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);
  • d. Een bestemmingsplan buiten bestaand stedelijk gebied bepaalt dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen binnen het bouwperceel worden opgericht en daarbinnen worden geconcentreerd.

Ad 2: Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit dient het bestemmingsplan een verantwoording te bevatten waaruit blijkt dat:

  • a. In het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • b. De omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
  • c. Een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald.

Toetsing

Voorwaarden ad 1:

  • a. De beoogde ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied;
  • b. Het is niet mogelijk de beoogde ontwikkeling plaats te laten vinden binnen het in het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag. Het betreft dan met name het gebruik van de toekomstige woningen voor regulier wonen in plaats van beschermd wonen.
  • c. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking is in paragraaf 3.1 getoetst;
  • d. De beoogde ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied.

Voorwaarden ad 2:

  • a. In hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt beargumenteerd waarom er geen belemmeringen zijn ten aanzien van deze aspecten;
  • b. De beoogde ontwikkeling voorziet in de toevoeging van maximaal 225 woningen. Het plangebied ligt tussen andere woonwijken. Ten zuiden van het plangebied zijn tevens andersoortige functies aanwezig zoals bedrijven, een tennispark, scouting en sportschool. Ten noorden van het plangebied bevindt zich het centrum van Etten-Leur, met diverse centrumgerelateerde functies, waaronder horeca, dienstverlening en detailhandel. In hoofdstuk 4 is nader ingegaan op de vraag of woonfunctie past in de omgeving;
  • c. In paragraaf 2.3 is nader ingegaan op de ontsluiting en de parkeerbalans. Er wordt voorzien in een passende ontsluiting en voldoende parkeercapaciteit in het plangebied.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling voldoet aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Plus, Etten-Leur in Bloei 2020

Toetsingskader

Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus vastgesteld. In de visie is voor de woningbouw bepaald dat een deel binnenstedelijk moet worden gerealiseerd, door het benutten van binnenstedelijke bouwlocaties. Een meerlaags grondgebruik moet voor zover stedenbouwkundig verantwoord worden bevorderd.

Toetsing

Het plangebied is een binnenstedelijke bouwlocatie. Er is sprake van meerlaags grondgebruik op locaties waar dat stedenbouwkundig verantwoord is zoals langs de Vijfhuizenweg en de Kapelstraat.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Plus.

Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middeldure huur gemeente Etten-Leur

Toetsingskader

Onderdeel van de nieuwbouw voor de komende jaren is een programma sociale huur, middeldure huur en sociale koop. Het programma wordt via bestemmingsplannen en exploitatieplannen of anterieure overeenkomsten vastgelegd. Op 12 november 2018 heeft de gemeenteraad de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middeldure huur gemeente Etten-Leur vastgesteld. Via de doelgroepenverordening is het mogelijk om in bestemmingsplannen voorwaarden rondom de realisatie van sociale woningbouw en middeldure huur te kunnen vastleggen. Zo is in artikel van de verordening vastgelegd hoe de huurprijsgrenzen moeten worden bepaald en bevat artikel 5 instandhoudingstermijnen voor sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en sociale koopwoningen. Als onderdeel van (de toelichting op) de doelgroepenverordening is een beleidsnotitie toegevoegd. In deze notitie staan diverse relevante feiten, cijfers en beleidsmatige conclusies en aanbevelingen.

Toetsing

In de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd dat 20% van de woningen in de sociale huursector gerealiseerd moet worden. Ook is vastgelegd dat woningen in de middeldure huur aangeboden worden. De definities van wat een 'sociale huurwoning' is en wat onder een 'middeldure huurwoning' en 'sociale koopwoning' verstaan wordt zijn vanuit de verordening één op één overgenomen in de begripsbepalingen van dit bestemmingsplan. De instandhoudingstermijn voor sociale huurwoningen en middeldure huurwoningen is op basis van de verordening vastgesteld op 20 jaar na de eerste ingebruikname. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de doelgroepenverordening.

Beleidsnotitie 'Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur'

Toetsingskader

Op 14 juli 2009 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur' vastgesteld. Deze notitie bevat regels voor de huisvesting voor mantelzorg bij woningen. Naast huisvesting in permanente aan-, uit- of bijgebouwen biedt de notitie ook de mogelijkheid tot het plaatsen van een tijdelijke woonunit. Aan deze afwijking hangt de voorwaarde dat indien de mantelzorg ten einde is een en ander weer terug gebracht moet worden conform het bestemmingsplan. Op 1 november 2014 trad het nieuwe Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking. Ofschoon de regeling met betrekking tot mantelzorg in het Bor qua strekking ruimer is, blijft de beleidsnotitie aanvullend van toepassing.

Toetsing

De regeling zoals opgenomen in de beleidsnotitie is verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De regels opgenomen in de beleidsnotitie gelden voor de nieuwe woningen

Beleidsregel aan huis gebonden beroepen en bedrijven

Toetsingskader

Bestemmingsplannen kennen al een (ruime) regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven. Uit de praktijk blijkt dat er soms onduidelijkheid bestaat over welke beroepen of bedrijven nu recht- streeks toestaan zijn. Om discussies te voorkomen, hebben burgemeester en wethouders op 16 maart 2010 de beleidsregel 'aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 22 maart 2010 in werking getreden.

Toetsing

Deze beleidsregel is in bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

Conclusie

De regels opgenomen in de beleidsregel gelden voor de nieuwe woningen.

Milieuvisie 2010-2020

Toetsingskader

De Milieuvisie is op 13 juli 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie formuleert onder meer een aantal ambities, doelstellingen en uitgangspunten met betrekking tot milieu en duurzame ontwikkeling. Eén daarvan is de integratie van milieubeleid met ruimtelijk beleid. Het is voor iedere ruimtelijke ontwikkeling dus van belang rekening te houden met bodem, water, flora en fauna, milieuzonering, geluidshinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid en duurzaamheid.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling wordt aan al deze milieuaspecten getoetst in hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de Milieuvisie 2010-2020.

Beleidsvisie externe veiligheid

Toetsingskader

Op 15 december 2008 heeft de gemeenteraad de beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Deze visie bevat voor verschillende gebiedstypen de ambities en keuzes met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met deze ambities en uitgangspunten.

Toetsing

Het plangebied valt onder het gebiedstype stedelijk gebied en deels binnen de transportas. Uitgangspunt binnen deze gebiedstypes is dat bij een ontwikkeling geen overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico mag plaatsvinden. Een overschrijding van de richtwaarde is wel acceptabel binnen de transportas, binnen het stedelijk gebied niet. Een toename van het groepsrisico is bij een ontwikkeling in beginsel acceptabel mits er een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt. De vestiging van een nieuwe Bevi-inrichting is niet toegestaan in een stedelijk gebied evenals het toestaan van nieuwe kwetsbare objecten voor niet-zelfredzame personen.

Het aspect externe veiligheid is nader onderzocht en verantwoord in paragraaf 4.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0024.jpg"

Figuur 3.5 Uitsnede gebiedsindelingen Beleidsvisie externe veiligheid (bron: DHV)

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de Beleidsvisie externe veiligheid.

Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023

Toetsingskader

Op 4 februari 2019 heeft de gemeenteraad het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2019-2023 vastgesteld. In dit nieuwe plan zijn het rioolbeleid en de maatregelen voor de komende planperiode vastgelegd en is tevens de financiële dekking geregeld voor nog te verrichten investeringen. Met dit rioleringsplan voldoet de gemeente aan haar wettelijke verplichting en geeft de gemeente invulling aan haar zorgplichten voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater, inzameling en verwerking van hemelwater en de zorgplicht voor grondwater. De gemeente heeft in de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in het rioolstelsel en dit is grotendeels technisch op orde. De komende jaren zal weer een deel van de riolering worden vervangen. Er wordt op een aantal locaties hemelwater afgekoppeld van het vuilwater en er vindt renovatie plaats van gemalen. Daarnaast wordt er in samenwerking met het waterschap Brabantse Delta en andere gemeenten verder gewerkt aan een netwerk voor het meten en monitoren van grondwater. Tot slot is er budget gereserveerd voor klimaatadaptatie.

Toetsing

In paragraaf 4.3 is nader ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten van de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan.

Groenbeleidsnota

Toetsingskader

Op 3 december 2013 heeft de gemeenteraad de Groenbeleidsnota 2013-2018 vastgesteld. De Groenbeleidsnota heeft als doelstellingen het beschermen en versterken van het openbaar groen in bestaand stedelijk gebied evenals het versterken van de samenhang van het groen met oog voor landschappelijke, ecologische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische patronen. De nota dient als integraal beleidskader voor de stedelijke groenstructuur van de gemeente Etten-Leur, inclusief de randen tussen stedelijk gebied en buitengebied. De nota is in samenhang met andere beleidsterreinen een van de toetsingskaders voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het groene karakter van Etten-Leur wordt behouden door de verankering van verschillende thema’s samen met de ondergrens van de openbare groennorm van circa 80 m² per woning.

Toetsing

Zoals reeds in paragraaf 2.2 aangegeven, vormt het groene karakter van het gebied de basis voor de herontwikkeling naar het Van Bergenpark. Tevens wordt er per woning voorzien in circa 80 m2 openbaar groen en/of open water. In de planregels zijn waarborgen opgenomen voor de realisering van deze groennorm.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in de Groenbeleidsnota.

Beschermde bomenlijst 2014

Toetsingskader

Op de beschermde bomenlijst staan beschermde houtopstanden en losse bomen.

Toetsing

In het plangebied zijn vier bomen aanwezig die op de beschermde bomenlijst staan aangegeven. Uitgangspunt is dat deze bomen behouden blijven bij de herontwikkeling van het plangebied. Onderzoek naar de kwaliteit en toekomstbestendigheid van deze bomen wordt uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0025.jpg"

Figuur 3.6 Uitsnede kaart behorend bij beschermde bomenlijst 2014 (bron: gemeente Etten-Leur)

Conclusie

Beschermde bomen worden behouden, tenzij uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit en/of toekomstwaarde van de bomen slecht is.

Welstandsnota

Toetsingskader

Op 24 mei 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota 2010 vastgesteld. Eén van de doelen van de welstandsnota is het leveren van een bijdrage aan het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteiten van een omgeving. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door de stedenbouwkundige opzet, de inrichting van het openbaar gebied en de architectonische vormgeving van de gebouwen en bouwwerken. De stedenbouwkundige opzet waaronder de verkaveling en de toegestane bouwmassa’s worden begrepen, wordt vastgelegd in een bestemmingsplan. Bij de inrichting en materiaalkeuze van het openbaar gebied wordt rekening gehouden met de omgeving zodat er een harmonisch geheel ontstaat. Het architectonisch kwaliteitsniveau van de bebouwing, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving, wordt geregeld in een welstandsnota.

Toetsing

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is in de welstandsnota opgenomen binnen het deelgebied 'Instituten'. Het GGz complex heeft een hoofdgebouw aan de straat dat als ware de poort vormt naar het binnengebied. De losse bebouwingsstructuur en vooral de groene setting zijn waardevol. Omdat de welstandscriteria niet toereikend zijn voor de beoogde ontwikkeling worden er nieuwe criteria vastgelegd.

Conclusie

Bij de verdere planuitwerking wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de aangepaste criteria van de welstandsnota.

Erfgoedverordening Etten-Leur

Toetsingskader

In de Erfgoedverordening Etten-Leur is onder andere vastgelegd op grond van en op welke wijze een gemeentelijk monument aangewezen kan worden en hoe de instandhoudingsplicht en bescherming geborgd is. Ook is hier een vergunningstelsel in opgenomen voor bescherming van monumenten.

Toetsing

De hoofdopzet van het Sint Antoniusgebouw is aangewezen als gemeentelijk monument en zal zoveel als mogelijk in stand worden gehouden. Het gebouw wordt verbouwd tot appartementen. Voorafgaand aan vergunningverlening wordt afgestemd met de monumentencommissie.

Conclusie

Bij de verdere planuitwerking wordt de beoogde ontwikkeling van het Sint Antoniusgebouw getoetst aan de uitgangspunten van de erfgoedverordening.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan Van Bergenpark is opgesteld conform de landelijke standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Er kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan past binnen het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid

In dit hoofdstuk komen de onderwerpen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde die van belang zijn voor de herziening van het plangebied Van Bergenpark.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

Erfgoedwet

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. De uitgangspunten van dit verdrag dienen te worden vertaald in nationale wetgeving. In Nederland heeft deze vertaling plaatsgevonden in de Erfgoedwet, welke in werking is getreden op 1 juli 2016. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Beleid gemeente Etten-Leur

In oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de Erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten.

Toetsing

Binnen het plangebied is sprake van drie verschillende archeologische verwachtingen, namelijk een algemene hoge verwachting, een hoge verwachting voor specifiek aan natte context gerelateerde archeologische resten en een hoge verwachting vanuit de historische kern. Daarnaast ligt over het hele plangebied een grijze arcering wat aangeeft dat het plangebied in de bebouwde kom ligt en er daarom rekening gehouden moet worden met een (deels) verstoord bodemprofiel.

Op basis van de verwachtingen is archeologisch onderzoek nodig wanneer sprake is van:

  • historische kernen met een hoge archeologische verwachting en het te verstoren gebied gelijk is aan of groter is dan 100 m2 en dieper dan 40 cm;
  • een gebied met een hoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom en het te verstoren gebied gelijk is aan of groter is dan 1000 m2 en dieper dan 40 cm;
  • een gebied met een hoge archeologische verwachting voor specifieke aan natte context gerelateerde archeologische resten en het te verstoren gebied gelijk is aan of groter is dan 100 m2 en dieper dan 40 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0026.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede archeologische beleidskaart (bron: VUhbs archeologie)

Ten behoeve van de ontwikkelingen is voor het gehele plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureau- en verkennend booronderzoek (VUhbs archeologie, januari 2019, rapportnummer ET-VB-18) . De resultaten van het archeologisch onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 2.

Uit dit onderzoek blijkt dat in het noordwestelijke deel van het plangebied resten aanwezig kunnen zijn in natte context uit de periode Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd en mogelijk uit de periode Laat-Paleolithicum-IJzertijd. Tevens worden aan de noordzijde van de Kapelstraat resten van bewoning en direct aan de zuidzijde van de Kapelstraat resten van begraving verwacht. Het archeologische niveau kan voorkomen vanaf circa 50 cm onder maaiveld. Geadviseerd wordt om hier het huidige gemeentelijke beleid voor de verwachting voor het aantreffen van resten in natte context te handhaven. Dit luidt dat het uitgangspunt behoud in situ is. Bij ingrepen groter dan 100 m² met bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld dient archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd te worden.

In het zuidoostelijke deel worden sporen en resten verwacht uit de periode Neolithicum-Volle Middeleeuwen en Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd, respectievelijk op het dekzand vanaf circa 50 cm onder maaiveld en op de door plaggenbemesting opgebrachte laag vanaf circa 30 cm onder maaiveld. Aangezien deze niveaus plaatselijk sterk verstoord zijn, kan hier het huidige gemeentelijke beleid voor een middelhoge verwachting op het aantreffen van resten van bewoning (met een lichte aanpassing betreffende de diepte van de ingreep) toegepast worden. Dit luidt dat het uitgangspunt behoud in situ is. Bij plangebieden groter dan 2500 m² en bodemverstoringen dieper dan 30 cm dient vervolgonderzoek plaats te vinden.

Aan twee aaneengesloten gebieden kan een lage archeologische verwachting toegekend worden. Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat hier de bodem diep verstoord is door de kelders van de bestaande bebouwing, waardoor archeologische waarden hier verdwenen zullen zijn. Volgens het huidige gemeentelijke beleid gelden voor deze gebieden geen verdere restricties ten aanzien van de planvorming.

In het bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen ten behoeve van archeologie opgenomen. De gronden met een lage archeologische verwachting zijn niet voorzien van een dubbelbestemming.

Binnen het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. Wel is er één gemeentelijk monument aanwezig, namelijk de hoofdopzet van het Sint Antoniusgebouw (ook wel Hooghuys genoemd). Het behoud van dit gebouw wordt gewaarborgd door het vergunningenstelsel op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Erfgoedverordening Etten-Leur.

Conclusie

In het bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen ten behoeve van archeologie opgenomen. Nader onderzoek is noodzakelijk als de ondergrenzen van de onderzoeksplicht overschreden worden. De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op cultuurhistorische waarden.

4.2 Bodem

Toetsingskader

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij nieuwbouwplannen. Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Indien een bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het gebied daadwerkelijk in ontwikkeling kan worden genomen. Voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het dus van belang om inzicht te hebben in de bodemkwaliteit van het plangebied.

Toetsing

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Wematech Bodem Adviseurs B.V., 25 oktober 2018, rapportnummer MD50180500.R001-0). De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat er verschillende lichte verontreinigingen in zowel de bovengrond, ondergrond als het grondwater zijn aangetroffen. Deze verontreinigingen leiden niet tot een nadere onderzoeksplicht. Wel zijn er enkele oliespots aangetroffen waar bij de herontwikkeling rekening mee gehouden moet worden. Deze locaties worden gesaneerd. De omvang van deze verontreinigingen zijn beperkt (<25 m3) waardoor er geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Geadviseerd is om een onderzoek naar asbest in puin uit te voeren ter plaatse van de puinfundering in de rijbaan binnen het gebied en te bepalen of de aanwezige asfaltverharding al dan niet teerhoudend is. Dit onderzoek is tevens uitgevoerd (Wematech Bodem Adviseurs B.V., 6 november 2018, rapportnummer GB50180500.R001-0). De resultaten zijn bijgevoegd in bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat het asfalt niet teerhoudend is. Het onderzochte funderingsmateriaal onder de klinkerverharding bevat daarnaast geen asbest boven de norm voor nader onderzoek.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Waterhuishoudkundige aspecten

Toetsingskader

In ruimtelijke plannen dient aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen vindt plaats via de zogenaamde watertoets. Concreet betekent de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 lid 1, sub b Bro.

Beleid provincie Noord-Brabant

Vigerend is het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 – 2021 (PWMP) van 18 december 2015. Het PMWP is de structuurvisie voor o.a. het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat de verplichte onderdelen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. Behalve dat het PMWP de uitgangspunten aangeeft voor het waterbeleid van waterschappen en gemeenten, toetst de provincie aan de hand van dit plan ook of de plannen van de waterschappen passen in het provinciale beleid. Als algemene uitgangspunten zijn onder andere te noemen de scheiding van relatief schone en vuile waterstromen en het benutten van mogelijkheden voor infiltratie en/of conservering van hemelwater.

Beleid waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer – waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen, zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021. Dit plan is tot stand gekomen in overleg met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema’s gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan. Ook heeft het waterschap een eigen verordening; de Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die gevolgen hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij de uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Hydrologische uitgangspunten bij Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen, 2015'. Het lozen van hemelwater op oppervlaktewater, door toename van verhard oppervlak, is in beginsel watervergunningplichtig op basis van de Keur. Bij het voldoen aan de criteria van de Algemene regels, wordt vrijstelling verleend van de vergunningplicht. Dit houdt onder andere in dat bij een toename van verhard oppervlak tot maximaal 2000 m² vrijstelling wordt verleend van de vergunningplicht voor het afvoeren van hemelwater naar oppervlaktewater.

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Deze zijn voor de drie waterschappen gelijkluidend. De nieuwe uniforme keuren zijn gezamenlijk in werking getreden op 1 maart 2015. In de nieuwe keur is opgenomen dat het in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:

  • het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;
  • de toename van verhard oppervlak maximaal 2.000 m² is, of;
  • de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak.
  • de toename van verhard oppervlak tussen 2.000 m² en 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel:

'benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06'

Daarbij dient de voorziening te voldoen aan de volgende voorschriften:

  • de bodem van de voorziening dient boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te liggen;
  • de afvoer uit de voorziening via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater plaatsvindt. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
  • daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om uitspoeling naar de sloot te voorkomen.

Toetsing

Uit de kaarten behorende bij de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 volgt dat het plangebied niet is gelegen binnen de beschermde gebieden. Het plangebied is alleen onderdeel van het grondwaterdeelgebied 'Westelijke zandgronden'. Er is derhalve geen specifiek beschermingsregime uit de Keur van toepassing.

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de keurzone van een waterkering. In onderstaande figuur is een uitsnede te zien van het plangebied in relatie tot de informatie beschikbaar via de Watertoets Viewer van het waterschap Brabantse Delta.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0027.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede Watertoets Viewer (bron: waterschap Brabantse Delta)

De totale verharding bedraagt in de huidige situatie reeds 33.614 m2 bestaande uit 18.651 m2 bestrating en 14.963 m2 dakoppervlak. In de toekomstige situatie bedraagt de verharding circa 38.820 m2. Deze verharding is conform onderstaande tabel bepaald:

Tabel 4.1 Toekomstige verharding

Locatie   m2 verharding  
Dakoppervlak Sint Antoniusgebouw   1.462 m2  
Dakoppervlak drie appartementengebouwen noordwesten plangebied   1.452 m2  
Dakoppervlak appartementengebouw zuiden plangebied   934 m2  
Dakoppervlak overige woningen   7.160 m2  
Tuinen (50% verhard)   10.882 m2  
Bestrating   16.930 m2  
Totaal   38.820 m2  

Het bestaand verhard oppervlak neemt daardoor toe met 5.206 m2. Dit betekent dat er 5.206 m2 x 0,06 = 312 m3 aan waterberging noodzakelijk is. In het plangebied is voldoende ruimte voor groen aanwezig om voor voldoende waterbergende capaciteit te zorgen.

Onder andere om inzicht te krijgen in de doorlatendheid van de bodem is een geohydrologisch en geotechnisch onderzoek uitgevoerd (Wematech Bodem Adviseurs B.V., 19 november 2018, rapportnummer GB50180500.R002-2). De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 5. De bodem is in delen van het plangebied matig doorlatend en in delen matig tot zeer goed doorlatend. Op basis van deze onderzoeksresultaten wordt nader bepaald waar de benodigde retentievoorzieningen aangelegd worden.

Conform het beleid van het waterschap wordt bij de ontwikkelende partij aandacht gevraagd voor het gebruik van milieuvriendelijke materialen en het achterwege laten van uitlogende materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Dit kan echter niet afgedwongen worden. De toe te passen bouwmaterialen moeten namelijk getoetst worden aan het Bouwbesluit. Dit is een landelijke regeling. De wetgever biedt geen mogelijkheden om vanwege de mogelijke uitloging van materialen, aanvullende eisen te stellen ter bescherming van bijvoorbeeld het milieu.

Conclusie

Vanuit de eisen van het waterschap is watercompensatie in het kader van de voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk. Er is voldoende ruimte voor groen en water in het plangebied aanwezig om in de benodigde waterbergende capaciteit te kunnen voorzien. Op 25 januari 2019 heeft het waterschap Brabantse Delta een positief wateradvies uitgebracht.

4.4 Flora en fauna

Toetsingskader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Brabant beoordeeld te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of een weidevogelleefgebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Brabant. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNB (Liesbos) bevindt zich op circa 1,8 kilometer ten oosten van het plangebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden Ulvenhoutse Bos, Biesbosch en het Hollands Diep bevinden zich op circa 10, 14 en respectievelijk 13 kilometer afstand van het plangebied.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de geringe ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Om de eventuele toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming (bijlage 6). In dit onderzoek (Lievense, 8 juli 2019, kenmerk SKM010034.NOT01.NP.RL) is de referentiesituatie vergeleken met de toekomstige situatie. In de referentiesituatie wordt uitgegaan van het gebruik van de locatie door GGz Breburg. Er is sprake van een beperkte verkeersaantrekkende werking van 180 mvt/etmaal als gevolg van de zorg gerelateerde woningen en het Huysmuseum dat gevestigd is in het Sint Antoniusgebouw op het terrein. In de toekomst is uitsluitend sprake van verkeer van en naar de woningen. Op basis van kencijfers van de CROW is een verkeersaantrekkende werking van 1.442 mvt/etmaal berekend, zie paragraaf 2.3. De woningen worden gasloos gerealiseerd. Uit de berekening blijkt dat er sprake is van een afname van stikstofemissies van 334,00 kg/jaar naar 56,06 kg/jaar. Daarnaast is zowel in de referentiesituatie als in de toekomst geen sprake van rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,00 mol N/ha/jr. op de Natura 2000-gebieden. De beoogde ontwikkeling leidt daarmee niet tot aantasting van de Natura 2000-gebieden. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Noord-Brabant staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0028.jpg"

Figuur 4.3 Uitsnede themakaart natuur en landschap (bron: provincie Noord-Brabant)


Soortenbescherming

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Cobra adviseurs, 26 oktober 2018, rapportnummer 301950 v1.0). De resultaten van de quickscan zijn toegevoegd in bijlage 7. Uit de quickscan blijkt dat nader onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van nestlocaties van de gierzwaluw in gebouwen en de verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen en gebouwen noodzakelijk is, evenals de functionaliteit van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen. Er zal nader onderzoek worden uitgevoerd. Indien een ontheffing Wet natuurbescherming vereist is, wordt deze aangevraagd.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot directe effecten op Natura 2000-gebieden. Zowel in de referentiesituatie als in de toekomst is daarnaast sprake van een stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jr. op de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Brabant. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van gierzwaluwen en vleermuizen in het plangebied. Indien een ontheffing Wet natuurbescherming vereist is, wordt deze aangevraagd.

4.5 Milieuzonering

Toetsingskader

Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient er een goede ruimtelijke scheiding te zijn tussen milieugevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningbouw) en milieubelastende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies dient te gebeuren door voldoende afstand in acht te houden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave: Bedrijven en milieuzonering 2009. Hierin wordt een handreiking gegeven voor een goede ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen. Er worden richtafstanden gegeven voor de aan te houden afstanden tussen dergelijke bestemmingen.

De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen.

Toetsing

Ten zuiden van het plangebied zijn met name andersoortige functies aanwezig zoals bedrijven, een tennispark, scouting en sportschool. Bovendien ligt dit gedeelte in het invloedsgebied van de spoorlijn Breda-Roosendaal. Het zuidelijk gedeelte van het plangebied kan daarom aangemerkt worden als 'gemengd gebied'. Hierdoor mogen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden. Ten noorden van het plangebied bevindt zich het centrum van Etten-Leur, met diverse centrumgerelateerde functies, waaronder horeca, dienstverlening en detailhandel. Het noordelijk gedeelte van het plangebied kan daarom ook aangemerkt worden als 'gemengd gebied'. Voor het overige betreft de omgeving voornamelijk een woonbuurt.

In tabel 4.2 zijn de milieuhinderlijke functies in nabij het plangebied weergegeven. De richtafstand is gemeten vanaf de inrichting tot het bouwvlak van de beoogde woningen.

Tabel 4.2 Richtafstanden milieuhinderlijke functies nabij zuidelijk gedeelte plangebied

Adres   Naam   Activiteit en SBI 2008   Richtafstand in meters (gemengd gebied)   Afstand vanaf inrichting tot bouwvlak nieuwe woningen in meters  
Ambachtlaan 36   Mondzorgcentrum Etten-Leur   Persoonlijke dienstverlening 9609   0 (geluid), voorkeur: 10 meter   40  
Vijfhuizenweg 10   Scouting   Sport, recreatie, 94991   10 (geluid)   89  
Vijfhuizenweg 16   Tennispark met verlichting   Sport, recreatie, 931   30 (geluid)   30  
Vijfhuizenweg 26   Inpakcentrale Van der Logt   Opslag   10 (geluid)   24  
Vijfhuizenweg 26a   Van Nunen transport   Opslag en stalling 494I   30 (geluid)   30  
Vijfhuizenweg 28   Bos Bouwbedrijf   Aannemersbedrijf, 41-43   30 (geluid)   30  
Vijfhuizenweg 15   Basic fit   Sportschool 931   10 (geluid)   10  
Van Bergenplein 41   Hof van Holland   Café's, bars 563   0 (geluid), voorkeur: 10 meter   11  
Lange Brugstraat 12   D'n oude brug   Café's, bars 563   0 (geluid), voorkeur:10 meter   68  
Van Bergenplein 15   Toscana pizzeria   Restaurants 561   0 (geur en geluid), voorkeur: 10 meter   10  
Van Bergenplein 17   Danscentrum Goetjaer   Dansscholen 85521   10 (geluid)   10  
Vijfhuizenweg 40   Loon- en grondverzetbedrijf De Regt   Dienstverlening t.b.v. de landbouw > 500 m2   30 (geluid)   60  
Lange Brugstraat 10   Slagerij J. Goos   Detailhandel vlees 4722   0 (geur, stof, geluid en gevaar), voorkeur:10 meter   58  

Conclusie

De richtafstanden worden minimaal aangehouden. Ter plaatse van de beoogde woningen is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De bedrijven worden daarnaast niet in de bedrijfsuitoefening beperkt.

4.6 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waaronder woningen. Echter dit geldt alleen indien het bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt. Dit geldt eveneens indien het bestemmingsplan de aanleg van een nieuwe gezoneerde weg mogelijk maakt.

Toetsing

Op de Vijfhuizenweg, Liesbosweg, Ambachtlaan, een deel van de Lichttorenhoofd geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Het plangebied ligt deels binnen de geluidszone van deze wegen. Akoestisch onderzoek is om deze reden noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient ook ten aanzien van de omliggende 30 km/uur wegen onderbouwd te worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van Standaard Rekenmethode-II (SRM-II) uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012. Dit onderzoek (Rho adviseurs voor leefruimte, 7 januari 2019) is bijgevoegd in bijlage 8.

Uit dit onderzoek blijkt dat als gevolg van de Vijfhuizenweg de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden op het zuidelijk appartementengebouw en op een deel van de woningen ten noorden van dit appartementengebouw. De hoogste geluidswaarde is 56 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Voor de woningen in deze zone zijn hogere grenswaarden benodigd. Vanuit de overige gezoneerde wegen vindt er geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde plaats.

Vanuit de niet-gezoneerde (30 km/uur) wegen wordt vanuit de Kapelstraat de richtwaarde van 48 dB overschreden bij de appartementengebouwen ten noorden van de Kapelstraat. De hoogste geluidswaarde is 57 dB. Vanuit de Kasteellaan wordt aan de oostelijke zijde van het plangebied de richtwaarde overschreden. De hoogste geluidswaarde is 53 dB. Dit betreft niet het gedeelte van de Kasteellaan gelegen tegenover het Van Bergenpark. Voor beide wegen geldt dat de maximale aanvaardbare waarde niet wordt overschreden.

Conclusie

Voor een deel van de woningen zijn vanuit de Vijfhuizenweg hogere grenswaarden benodigd. Het besluit hogere waarden Wet geluidhinder is op 20 augustus 2019 genomen door het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit is toegevoegd in bijlage 9.

Spoorweglawaai

Toetsingskader

De hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor spoorweglawaai ten opzichte van woningen bedraagt 55 dB en voor andere geluidsgevoelige objecten 53 dB. De maximale ontheffingsgrens bedraagt 68 dB. Een verhoging boven de 68 dB is in geen geval mogelijk. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en nieuwe andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone conform artikel 77 Wgh.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats in de nabijheid van het spoorwegtraject Etten-Leur – Breda De breedte van de geluidzones van de spoorwegen zijn afhankelijk van de geluidproductieplafonds (GPP's) op de referentiepunten. De referentiepunten van de spoorlijn Breda-Bergen op Zoom hebben een GPP van ten hoogste 66,2 dB. De geluidzone bedraagt hierdoor 600 meter. De ontwikkeling valt daarmee binnen de geluidzone van de spoorlijn, akoestisch onderzoek is noodzakelijk volgens de Wgh. Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van Standaard Rekenmethode-II (SRM-II) uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012. Dit onderzoek (Rho adviseurs voor leefruimte, 7 januari 2019) is bijgevoegd in bijlage 8.

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het spoorwegtraject Etten-Leur – Breda de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden op het zuidelijk appartementengebouw en op een deel van de woningen ten noorden van dit appartementengebouw. De hoogste geluidswaarde is 64 dB. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt niet overschreden.

Conclusie

Voor een deel van de woningen zijn van het spoor hogere grenswaarden benodigd. Het besluit hogere waarden Wet geluidhinder is op 20 augustus 2019 genomen door het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit is toegevoegd in bijlage 9.

Maatregelen

Toetsingskader en toetsing

Op basis van de Wet geluidhinder en volgens het gemeentelijk ontheffingsbeleid moet worden beoordeeld of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te reduceren. Uit bijlage 8 blijkt dat bronmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren niet doelmatig zijn of niet voldoen aan de criteria uit het beleid. Overdrachtsmaatregelen zijn niet financieel doelmatig (spoor) of zijn ongewenst vanuit stedenbouwkundig oogpunt (weg).

Cumulatie

Toetsingskader en toetsing

In de Wet geluidhinder is tevens aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden ook aandacht besteed dient te worden aan de samenloop van geluid (cumulatie). Ten gevolge van het verkeer op de Vijfhuizenweg en het spoorwegtraject Etten-Leur – Breda zijn hogere grenswaarden nodig. Uit de rekenresultaten blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting van de bronnen (exclusief aftrek volgens artikel 3.4 RMG 2012) niet hoger is dan de hoogste waarde van een afzonderlijke bron +3 dB. Volgens het gemeentelijk beleid is de gecumuleerde geluidbelasting daarmee acceptabel.

Conclusie

Maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren zijn niet mogelijk of doelmatig. De gecumuleerde geluidbelasting past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.

Ontheffingscriteria

Toetsingskader

Wanneer uit een akoestisch onderzoek blijkt dat een maatregel niet dan wel onvoldoende doeltreffend zijn, of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kunnen er hogere waarden worden vastgesteld indien voldaan wordt aan tenminste één criterium zoals opgenomen in de gemeentelijke beleidsregels voor hogere grenswaarden. Deze beleidsregels zijn op 2 december 2008 door burgemeester en wethouders vastgesteld.

Toetsing

De bebouwing die niet aan de voorkeursgrenswaarde voldoet vult een open plaats tussen aanwezige bebouwing op en wordt gesitueerd ter vervanging van bestaande woningen (woongebouwen). Daarnaast vervullen de woningen door de gekozen situering, parallel aan de geluidbronnen, een doelmatig akoestisch afschermende functie voor andere woningen. Deze afschermende woningen bevatten minder dan 50 procent van de woningen. Verder zullen de woningen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde over een geluidluwe gevel beschikken.

 

Conclusie

De benodigde hogere grenswaarden kunnen op basis van het gemeentelijk ontheffingsbeleid verleend worden. Het besluit hogere waarden Wet geluidhinder is op 20 augustus 2019 genomen door het college van burgemeester en wethouders. Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen zal voor de betreffende woningen nadere invulling worden gegeven aan de eis tot een geluidluwe gevel. In alle situaties is er sprake van een goed woon- en leefklimaat die niet verschilt van andere locaties in een stedelijk gebied.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen) bepalingen opgenomen over luchtkwaliteit. Artikel 5.16 eerste lid van de Wm bepaalt in hoofdlijnen dat het bevoegd gezag er op toeziet dat een voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van luchtkwaliteitgrenswaarden zoals die zijn aangegeven in bijlage 2 van de Wm. Bijlage 2 van de Wm bevat voor diverse luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht grenswaarden en plandrempels. Bestemmingsplannen worden aan deze normen getoetst. Bronnen van luchtverontreiniging zijn enerzijds de achtergrondwaarde en anderzijds industriële bronnen en verkeer.

Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan van de buitenlucht die op een aangegeven tijdstip tenminste moet zijn bereikt en, wanneer die eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden. De praktijk leert dat langs wegen alleen de jaargemiddelde concentraties van stikstofdioxide en zwevende deeltjes, en de 24-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes de normen kunnen overschrijden. Onderzoeken naar luchtkwaliteit zullen daarom in hoofdzaak gericht zijn op deze twee stoffen.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling voorziet in de bouw van maximaal 225 woningen. Gesteld kan worden dat dit plan in verhouding tot de wettelijke ondergrens voor onderzoek, gelegen op de bouw van 1500 woningen, niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan het verslechteren van de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel van belang aan te tonen dat ter plaatse aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De maatgevende wegen waarop metingen zijn uitgevoerd betreft de Vijfhuizenweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 23,4 µg/m³ voor NO2, 17,9 µg/m³ voor PM10 en 11,0 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0134VANBERGENPARK-3001_0029.jpg"

Figuur 4.4 Uitsnede NSL-monitoring (bron: Rijksoverheid)

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie als op het transport van gevaarlijke stoffen. Centraal staat de vraag hoe groot het risico is dat een individu of een groep individuen hierbij loopt. Bij het bepalen van het risico worden twee soorten risico’s onderscheiden, te weten het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen.

Transportroutes

Toetsingskader

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Toetsing

De zuidoostelijke grens van het plangebied ligt op circa 80 meter afstand van het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Een deel van het plangebied ligt daarmee binnen de 200 meter contour waardoor een berekening en verantwoording groepsrisico noodzakelijk is. De berekening (Rho adviseurs voor leefruimte, 28 maart 2019) is bijgevoegd in bijlage 10. Uit het onderzoek blijkt dat het spoor geen PR 10-6 contour heeft en er geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig is. In zowel de huidige als de toekomstige situatie wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. In de toekomstige situatie neemt het groepsrisico niet toe en blijft het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde.

Het plangebied ligt op ruim voldoende afstand van de rijksweg A58, de meest nabij gelegen weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Conclusie

De nabij gelegen transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Risicovolle inrichtingen

Toetsingskader

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. In het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) staan criteria die aangeven welke bedrijven zoveel gevaarlijke stoffen hebben, dat er een risico van een zwaar ongeval bestaat. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal.

Toetsing en conclusie

Volgens de professionele risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn er in de omgeving van het plangebied geen Bevi- of Brzo-inrichtingen of gevestigd. Het plangebied ligt niet binnen de contour van het plaatsgebonden risico noch binnen een invloedsgebied van een dergelijk bedrijf.

Buisleidingen

Toetsingskader

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing en conclusie

Naast het spoor ligt een gasleiding met een invloedsgebied van circa 70 meter. De zuidoostelijke grens van het plangebied ligt op circa 80 meter afstand van deze gasleiding. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Samengevat kan geconcludeerd worden dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten behoeve van het spoor is wel een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico neemt door de voorgenomen ontwikkeling niet toe. Het groepsrisico blijft ruim onder de oriëntatiewaarde.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied zal in de toekomstige situatie grotendeels via de Vijfhuizenweg richting de Liesbosweg en de Lage Vaartkant ontsluiten richting de overige wijken van Etten-Leur, de omliggende kernen en de A58. Het overige deel zal voornamelijk via de Kapelstraat en Kasteellaan ontsluiten naar de Lange Brugstraat. In het geval van een calamiteit bij het spoor is het dus mogelijk via het noorden van de bron af te vluchten. Via de verschillende ontsluitingswegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling betreft woningbouw. De aanwezigen zullen daarom hoofdzakelijk zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.

Advies veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Op 30 januari 2019 heeft de veiligheidsregio (brandweer) Midden- en West-Brabant een advies uitgebracht. Hierin wordt gesteld dat kan worden volstaan met het standaardadvies 2019. Het plangebied ligt namelijk buiten de 30 meter zone van het spoor en de buisleiding. Bij de planontwikkeling is rekening gehouden met dit standaardadvies 2019. Aan de eisen voor een bestemmingsplan wordt voldaan.

4.9 Duurzaamheid

Toetsingskader

De gemeente Etten-Leur hecht belang aan het aspect duurzaamheid. Samen met gemeenten in de regio heeft zij in 2007 de Verklaring van Dussen ondertekend en zich daarmee bereid verklaard om haar aandeel te leveren in de rijksdoelstellingen op het gebied van CO2-reductie, duurzame energieproductie en energiebesparing. De rijksoverheid stelt dat Nederland in 2050 klimaatneutraal moet zijn. Nieuwe woningen mogen niet meer op het aardgasnet worden aangesloten en moeten aan de in het Bouwbesluit opgenomen normen voldoen van woningisolatie.

In dit kader hebben de gemeenten, samen met een aantal marktpartijen en woningcorporaties, in mei 2014 het Convenant Duurzaam Bouwen West-Brabant ondertekend. Daarbij wordt GPR (een methode om de duurzaamheid van een gebouw of woning inzichtelijk te maken) ingezet als instrument om de duurzaamheid van gebouwen te kunnen meten.

Toetsing

De woningen worden gasloos gebouwd. Er worden zonnepanelen, warmtepompen en een WarmteTerugWininstallatie toegepast. Het Antoniusgebouw (gemeentelijk monument) blijft behouden en wordt verbouwd voor appartementen. Dit gebouw wordt ook gasloos. In het toekomstig openbaar gebied wordt waterretentie aangelegd. Ook komt er bloemrijke beplanting. De parkeerplaatsen die grenzen aan het groen worden uitgevoerd in grasbetontegels. Gebakken bestratingsmateriaal wordt hergebruikt bij de bestrating grenzend aan het Antoniusgebouw.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling voorziet in duurzaamheidsmaatregelen.

4.10 Besluit milieueffectrapportage

Toetsingskader

Het voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om maximaal 225 woningen te bouwen. De activiteit kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in activiteit D 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van de nieuwe stedelijke ontwikkeling ligt beneden de in kolom 2 van D.11.2. genoemde drempelwaarde.

Toetsing en conclusie

Initiatiefnemer heeft op 7 januari 2019 een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling ingediend. Deze is bijgevoegd in bijlage 11. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 februari 2019 besloten dat geen milieueffectrapportage nodig is. Dit besluit is bijgevoegd in bijlage 12.

4.11 Conclusie

De nieuwe ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan Van Bergenpark voorziet passen binnen de geldende regelgeving en beleid met betrekking tot milieu en duurzaamheid. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in het plangebied situaties voorkomen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn.

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan

 

5.1 Planvorm

Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor de ontwikkeling van de locatie Van Bergenpark. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om maximaal 225 woningen met bijbehorend openbaar gebied te realiseren. De planopzet kent een beperkt aantal bestemmingen en een gedetailleerde planverbeelding. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.

Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Algemeen

Alvorens per artikel een toelichting wordt gegeven, is het van belang om in te gaan op de regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en de regeling om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken.

Aan-huis-gebonden-beroep

Bij de beide woonbestemmingen is bepaald dat het gebruik van een deel van de woning inclusief de aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of een vrijstaande praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden beroep onder voorwaarden niet strijdig is met de woonbestemming. Gezien de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zal dit gebruik in de toekomst alleen maar toenemen. In bijlage 1 bij deze toelichting is uiteengezet welke beroepen/bedrijven passend zijn in een woonomgeving. Hiermee worden eventuele onduidelijkheden voorkomen.

Mantelzorg

Bij de bestemming 'Wonen' (en niet bij de bestemming 'Wonen - Gestapeld') zijn regels opgenomen om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Dit kan rechtstreeks via inwoning of met een afwijking van de planregels voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit of voor het geschikt maken van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte.

Parkeren en openbaar groen en/of water

Bij de beide woonbestemmingen is bepaald dat bij de aanvraag omgevingsvergunning aangetoond moet worden dat binnen het totale plangebied van het bestemmingsplan ruimte beschikbaar is voor de realisatie van 80 m2 openbaar groen en/of open water per woning en voor de realisatie van voldoende parkeerplaatsen. Voor het parkeren is tevens met een specifieke gebruiksregel vastgelegd dat parkeerplaatsen op eigen terrein in stand gehouden moeten worden. Een parkeerplaats op eigen terrein telt mee voor de parkeernorm als deze een minimale afmeting heeft van 2,5 x 5,0 meter. Bij twee parkeerplaatsen naast elkaar gaat het om de minimale gezamenlijke afmeting van 5,0 x 5,0 meter.

5.2.2 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

Belangrijke openbare groenelementen in het plangebied zijn bestemd voor 'Groen'. Deze groenvoorzieningen kunnen gebruikt worden voor bv. spelen of wandelen. (Ondergrondse) retentievoorzieningen en hondenuitlaatterreinen maken eveneens deel uit van deze bestemming. Parkeerplaatsen, fietspaden en wegen of woonstraten zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Ten behoeve van een tweede ontsluitingsroute richting de Kapelstraat is een aanduiding opgenomen. De bouwregels bieden onder voorwaarden de mogelijkheid om gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, te realiseren.

Verkeer - Verblijf (artikel 4)

De openbare ruimte buiten de belangrijke groenelementen zijn bestemd voor 'Verkeer - Verblijf'. Deze gronden zijn bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming zijn naast de verkeersfuncties ook andere voorzieningen toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, taluds en oevers, straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstobjecten. De bouwregels bieden onder voorwaarden de mogelijkheid om gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, te realiseren.

Wonen (artikel 5)

Alle beoogde woningen, buiten de gestapelde woningen, hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Op de verbeelding is gekozen voor ruime bouwvlakken ten behoeve van de gewenste flexibiliteit. Binnen die bouwvlak moeten de woningen opgericht worden. Op de verbeelding is tevens de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte aangegeven. In de regels zijn maximale aantallen woningen en woningdieptes geborgd. Ook is vastgelegd dat de bouw van een woning in het achtererfgebied van een andere woning niet is toegestaan. Dit om te voorkomen dat er door de ruime bouwvlakken woningen in de 'tweede lijn' kunnen worden opgericht. Zowel binnen als buiten de toegestane bouwdiepte mogen ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gebouwd worden. Hiervoor is een maximale oppervlaktemaat en zijn maximale hoogtematen opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de realisering van een praktijkruimte en/of het bieden van mantelzorg in een tijdelijke woonunit of vrijstaand bijgebouw. De voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van deze afwijkingsmogelijkheden zijn in de planregels opgenomen. Het artikel heeft tevens een eigen parkeerregeling en groennorm.

Wonen - Gestapeld (artikel 6)

De beoogde appartementen en beneden bovenwoningen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Wonen - Gestapeld' gekregen. Op de verbeelding is door middel van een bouwvlak de plaats van het hoofdgebouw geregeld. Tevens bevat de verbeelding aanduidingen over de maximale toegestane bouwhoogte. In de regels zijn maximale aantallen woningen geborgd en een minimum aantal sociale en middeldure huurwoningen. De gronden buiten het bouwvlak zijn bedoeld voor tuinen, terrassen, erven en parkeren. Het artikel heeft tevens een eigen parkeerregeling en groennorm.

Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 (artikel 7 en 8)

De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Daarvoor zijn regels opgenomen die de archeologische waarden beschermen in relatie tot bodemingrepen. De bestemming en de regels zijn afgestemd op het archeologisch gemeentelijk beleid.

5.2.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 9)

Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze regels is dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (artikel 10)

In dit artikel zijn regels opgenomen voor ondergronds bouwen. Ook is hier in een regel geborgd dat onverminderd het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b. en 6.2.1 onder b. het totaal aantal woningen binnen het plangebied maximaal 225 bedraagt. Dit om te voorkomen dat er planologisch 235 woningen mogelijk zijn op basis van de artikelen 'Wonen' en 'Wonen-Gestapeld'.

Algemene gebruiksregels (artikel 11)

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming.

Algemene afwijkingsregels (artikel 12)

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de maatvoeringen en bestemmings- en/of bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 13)

In dit artikel zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden verschuiven en/of overschrijden van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen of bouwvlakken.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 14)

Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Lid 2 betreft het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot. Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldend plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden.

Slotregel (artikel 15)

Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van het project. Indien een bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente, moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Ook wordt ingegaan op de grondexploitatie en het verplichte kostenverhaal.

6.2 Toepassing afdeling 6.4 Wro (grondexploitatie)

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.

De gemeente en initiatiefnemer hebben voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal, de aanleg van het toekomstig openbaar gebied en de sociale en middeldure huur is geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet nodig.

6.3 Financiële haalbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de financiële haalbaarheid van het plan. Doorgaans is relevant de vraag of er gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden. Deze vraag omhelst tevens eventuele planschade.

In de afgesloten anterieure overeenkomst zijn naast afspraken over kostenverhaal ook afspraken gemaakt over planschade. Voor de aankoop, sloop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is hiermee voldoende gegarandeerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

7.1 Informatie en participatie

De Nederlandse Bouw Unie heeft op eigen initiatief driemaal een informatieavond gehouden over het plan. De eerste informatieavond op 22 november 2017 is vooral bedoeld geweest om suggesties op te halen bij de omwonenden voor een mogelijke invulling. Tijdens de tweede avond op 4 juli 2018 is eerste informatie gegeven over de invulling die de initiatiefnemer voor ogen staat. Van beide avonden zijn verslagen gemaakt. De suggesties tijdens de eerste avond en de opmerkingen tijdens de tweede avond hebben geleid tot een aangepast plan. In bijlage 13 staan de hoofdlijnen van de aandachtspunten en de wijze waarop hiermee is omgegaan bij de planvorming. De derde avond is gehouden op 12 december 2018. De gewijzigde stedenbouwkundige opzet is daar gepresenteerd. Het verslag van deze avond is bijgevoegd in bijlage 14.

7.2 Inspraak en vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan toegestuurd naar de vaste overlegpartners. Dit zijn voor dit plan de provincie Noord-Brabant, het waterschap Brabantse Delta en Prorail. Zoals reeds in hoofdstuk 4 aangegeven heeft het waterschap Brabantse Delta op 25 januari 2019 een positief wateradvies uitgebracht. Op 21 januari 2019 is het plan via het invullen van het e-formulier aangemeld bij de provincie Noord-Brabant. De provincie heeft aangegeven dat het ingevulde formulier geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Op 22 januari 2019 heeft Prorail aangegeven in dit stadium geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen.

Het voorontwerp bestemmingsplan Van Bergenpark heeft gedurende de periode 31 januari 2019 tot en met 6 maart 2019 voor inspraak ter inzage gelegen. In deze periode was het mogelijkheid om een mondelinge of schriftelijke inspraakreactie in te dienen. De ingekomen inspraakreacties zijn samengevat en voorzien van beantwoording. Het eindverslag van de inspraak is bijgevoegd in bijlage 15.

7.3 Zienswijzen

Met de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan gedurende de periode 2 mei 2019 tot en met 12 juni 2019 is de formele vaststellingsprocedure gestart. Gedurende deze periode kon iedereen op het ontwerp bestemmingsplan een schriftelijke of mondelinge zienswijze indienen. Er zijn 2 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van beantwoording. Deze zienswijzen zijn beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens heeft het college van B&W de gemeenteraad voorgesteld het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Overzicht van wijzigingen

8.1 Wijzigingen ten opzichte van voorontwerpbestemmingsplan

Na ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn enkele juridisch relevante wijzigingen (regels en verbeelding) aangebracht in het bestemmingsplan. Een overzicht van deze wijzigingen is hieronder opgenomen.

Verbeelding

  • Het bouwvlak ten westen van Kapelstraat 7 is zoveel mogelijk verschoven richting het westen zodat meer ruimte ontstaat tussen het bouwvlak en dit adres. Ook is het bouwvlak naar achteren begrensd om te voorkomen dat het woongebouw voor de voorgevel van de woning aan de Kapelstraat 7 uitsteekt;
  • De bestemming 'Verkeer-Verblijf' is waar nodig aangepast bij de Kapelstraat ten behoeve van parkeerplaatsen;
  • Het bouwvlak van het voorziene woongebouw ten zuiden van de Kapelstraat is richting het oosten geschoven;
  • De aanduiding 'ontsluiting' is zover als mogelijk ingeperkt waar deze aansluiting vindt op de Kapelstraat;
  • Voor de tweekappers in het middengebied, grenzend aan het park, is een maatvoeringsaanduiding opgenomen waarbij de bouwhoogte van 11 meter is behouden. De goothoogte van 7 meter is vervallen;
  • Voor de loofwoningen is de bouwhoogte op 7,5 meter gezet in verband met de voorziene architectonische uitwerking;
  • Voor de gestapelde woningen in het middengebied, is de goothoogte van 7 meter komen te vervallen. De bouwhoogte van 11 meter is behouden. Tevens is hier een aanduiding opgenomen om bij deze woningen ook vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken;
  • Voor één van de woningen is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' opgenomen met eigen maatvoering waarbij mag worden afgeweken van de vastlegde bouwdiepte in de regels;
  • De bouwhoogte van het Sint Antoniusgebouw is verlaagd naar 17,5 meter en deels 14,5 meter. Na inmeting van dit gebouw bleek de hoogte in de huidige situatie lager te liggen dan 18 meter. Het bouwvlak van het gebouw is ook aangepast op basis van de laatste versie van de inrichtingstekening.

Regels

  • Artikel 3.1 onder c is gewijzigd in 'voetpaden en perceelsontsluitingen';
  • Aan artikel 3.2.1 onder a is toegevoegd 'en overkappingen';
  • Aan artikel 4.2.1 onder a is toegevoegd 'en overkappingen';
  • Aan artikel 5.1 onder d is toegevoegd 'en woonstraten'. Tevens is een extra lid opgenomen voor 'fiets- en voetpaden';
  • In artikel 5.2.1 onder b is het aantal woningen gewijzigd van 116 naar 120 met dien verstande dat er tevens een verwijzing is opgenomen naar artikel 10.2 (tevens nieuw) waarin is geregeld dat maximaal 225 woningen gerealiseerd mogen worden in het plangebied;
  • De bouwdieptes van de woningen in artikel 5.2.1 onder e zijn gewijzigd naar 13, 16 en 15 meter;
  • In artikel 5.2.1 is een lid toegevoegd waarin geregeld is dat in afwijking van het bepaalde in lid e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een woning toegestaan is met een bebouwingspercentage van 80%. Hier wordt een speciale woning gerealiseerd met meer ruimte op de begane grond waardoor deze niet past binnen de overige vastgelegde bouwdieptes;
  • Artikel 5.2.2 onder c en d is gewijzigd. In de standaardregels van de gemeente is een regeling opgenomen voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen waarin een onderscheid wordt gemaakt in bouwen buiten en binnen het bouwvlak. In het voorontwerp van Bergenpark zit dit onderscheid niet omdat er niet met bouwvlakken van bijvoorbeeld 12 meter diep wordt gewerkt, maar met ruimere bouwvlakken en bouwdieptes per woning. Dit betekent dat het voorontwerpbestemmingsplan minder bouwmogelijkheden kent dan de standaardregels van de gemeente. Dit is aanleiding voor de voorgestelde aanpassing;
  • Aan artikel 5.2.3 is lid c vernummerd naar d en is een lid toegevoegd waarbij is aangegeven dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter. Dit om te voorkomen dat er in de voortuinen hoge erfafscheidingen worden gebouwd;
  • In artikel 5.3.2 onder g is 'buiten het bouwvlak' gewijzigd in 'buiten de toegestane bouwdiepte';
  • In artikel 5.5.1 is de verwijzing aangepast van lid 3.2 naar lid 4.2;
  • Aan artikel 6.1 onder d is toegevoegd 'en woonstraten'. Tevens is een extra lid opgenomen voor 'fiets- en voetpaden';
  • In artikel 6.2.1 onder b is het aantal woningen gewijzigd van 109 naar 115 met dien verstande dat er tevens een verwijzing is opgenomen naar artikel 10.2 (tevens nieuw) waarin is geregeld dat maximaal 225 woningen gerealiseerd mogen worden in het plangebied;
  • Aan artikel 6 is een lid toegevoegd '6.2.2. Bijgebouwen'. In dit lid is mogelijk gemaakt dat bij de gestapelde woningen in het middengebied onder voorwaarden vrijstaande bijgebouwen opgericht kunnen worden. Dit hangt samen met de extra aanduiding die is opgenomen op de verbeelding;
  • In lid 6.3.3. is het woord 'gerealiseerd' vervangen door 'gebruikt' en in de instandhoudingstermijn van 20 jaar vastgelegd;
  • Artikel 10.2 is toegevoegd om te borgen dat er maximaal 225 woningen in het plangebied opgericht kunnen worden.

8.2 Wijzigingen ten opzichte van ontwerpbestemmingsplan

Er zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen juridisch relevante wijzigingen aangebracht in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.