Plan: | Uitbreiding Dorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00040-0003 |
Het bestemmingsplangebied ligt ten noorden van de A12. Het plangebied wordt verder globaal begrensd door de Rokkeveenseweg aan de oostzijde, de woningen langs de Karel Doormanlaan aan de noordzijde en de Jan Steenlaan aan de westzijde. Ten zuidwesten van het plangebied is de fabriek van Nutricia gevestigd. Zie onderstaande figuur.
1.2 Aanleiding en doel
De ontwikkelaar wil dit deel van het voormalig bedrijventerrein van Nutricia, lokaal bekend als Nutrihage, in Zoetermeer herontwikkelen. De ontwikkellocatie, die circa 6 hectare groot is, grenst aan de bestaande Schildersbuurt, de fabrieken van Nutricia en bedrijventerrein Rokkehage. De locatie is al langere tijd in beeld als mogelijke woningbouwontwikkelingslocatie. De locatie is niet noodzakelijk en niet wenselijk als bedrijventerrein en er is bovendien een forse woningbehoefte. Diverse overleggen hebben plaatsgevonden tussen ontwikkelaar en de gemeente Zoetermeer. Beide partijen zien dit als een gezamenlijke ontwikkeling waarvoor breed draagvlak is. De gemeente heeft hierbij te kennen gegeven dat zij haar grond (onderdeel van het plangebied) wenst te verkopen om de beoogde herontwikkeling mogelijk te maken.
Naar aanleiding van overleggen met de gemeente en diverse (markt)onderzoeken, gaat de huidige planvorm uit van een nieuwbouwlocatie voor wonen (een combinatie van grondgebonden woningen en appartementen). Parallel aan (en in samenhang met) de planvorming voor de woningbouwontwikkeling wordt ook onderzoek uitgevoerd naar de ontsluiting van Nutricia. De huidige ontsluiting van Nutricia op de Eerste Stationsstraat veroorzaakt overlast en staat al lange tijd op de agenda. De nieuwe ontsluiting wordt gerealiseerd aan de oostkant van Nutricia parallel aan de A12, voor zowel het in- als uitkomend vrachtverkeer. Hierdoor wordt de Eerste Stationsstraat ontlast. Om deze ontsluiting planologisch mogelijk te maken zal een separate ruimtelijke procedure worden doorlopen. Bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan zijn in de (sectorale) onderzoeken waar dat kan en noodzakelijk is al rekening gehouden met de nieuwe ontsluitingsweg van Nutricia.
De beoogde woningbouwontwikkeling past niet in de vigerende bestemmingsregelingen en voor de ontwikkeling dient dan ook een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Voor het noordwestelijk deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorp I' (vastgesteld 1 mei 1984). In dit bestemmingsplan heeft dit gebied de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorp II' (vastgesteld 26 februari 1979). In dit gebied heeft het industrieterrein Nutricia en de daar aangrenzende gronden de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden I, II'. Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd voor industriële doeleinden ten behoeve van de bereiding en de verwerking van en de handel - met uitzondering van detailhandel - in voedings- en genotsmiddelen, met daartoe nodige bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, andere bouwwerken en andere werken, zoals bedrijfsontsluitingswegen, opslag-, los- en laadplaatsen, parkeerterreinen, erf en tuin. Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt voor deze gronden geen milieuzonering. Tevens gelden voor de gronden de Parapluherziening Parkeren en Geluidsgevoelige objecten (vastgesteld 15-05-2018).
In paragraaf 2.2 t/m 2.5 is de ontwikkeling getoetst aan het actuele relevante beleid en is de woningbehoefte beschreven. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan woningen in Zoetermeer en dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de beleidsuitgangspunten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Barro
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar de onderstaande nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen.
Toetsing
Bij woningbouwontwikkeling zijn op de beoogde locatie geen rijksbelangen in het geding.
Besluit ruimtelijke ordening (2012, actualisering 2017)
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kunnen worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Omdat in dit geval meer woningen mogelijk worden gemaakt (en het geldende bestemmingsplan geen woningen mogelijk maakt), wordt geconcludeerd dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.
De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging midden in Zoetermeer. Het gebied is volledig omsloten door bebouwd gebied.
Toetsing
Omgevingsvisie Zuid Holland (geconsolideerde versie april 2019)
Verstedelijking en wonen
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.
De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.
Toetsing
De provincie zet in op kwaliteitsverbetering en het beter benutten van de ruimte.
De druk op de woningmarkt is fors toegenomen. Dit blijkt uit de actuele provinciale woningbehoefteraming en woningmarktverkenning. Er is behoefte aan nieuwe woningen. Daarop is in paragraaf 2.4 en 4.2 ingegaan.
De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en
werklocaties mogelijk en wenselijk. De beoogde ontwikkeling sluit aan bij dit beleid.
Figuur 2.1. Uitsnede visiekaart bestaand stads- en dorpsgebied
Omgevingsverordening Zuid Holland (geconsolideerde versie april 2019)
In samenhang met de omgevingsvisie en het programma ruimte is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de ontwikkeling van het plangebied is onderstaande van toepassing.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Lid 2 t/m 7 van artikel 6.9 zijn niet van toepassing.
Toetsing
Gelet op het karakter van de ontwikkeling, de functiewijziging en de ligging binnen bestaand stedelijk gebied kan in dit geval worden gesproken van aanpassen. Het ontwerp gaat uit van een zorgvuldige overgang tussen woon- en werkgebied. Aan de noordzijde waar al woningen aanwezig zijn, wordt aansluitend woningbouw gerealiseerd. Aan de zuidzijde zal een brede groenstrook (waarbinnen de watercompensatie wordt opgevangen) de buffer vormen tussen de bestaande bedrijvigheid en de nieuwe woningen. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. De ontwikkeling past binnen de richtpunten van de kwaliteitskaart.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Toetsing
Voor de beschrijving van de behoefte wordt verwezen naar de toetsing in paragraaf 4.2. De ontwikkeling is voorzien op een inbreidingsflocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Woningbouw wordt in regionaal verband afgestemd (zie paragraaf 2.4).
Artikel 6.12 Bedrijven
Toetsing
Het gebied is in het programma ruimte deels aangemerkt als bedrijventerrein. Transformatie van dit terrein is mogelijk als uit regionale afstemming blijkt dat na transformatie voldoende bedrijventerrein in de regio beschikbaar zal blijven, afgezet tegen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.
Figuur 2.1. Uitsnede kaart 'Strategie bedrijventerreinen' (Bron: Programma ruimte)
In dit geval gaat het om een restlocatie grenzend aan een woonwijk. Nieuwe bedrijfsontwikkeling is hier niet gewenst. Uit het Programma ruimte en het onderzoek behoefteraming bedrijventerreinen, regiorapportage Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) blijkt dat er voldoende ruimte is gereserveerd om in de vraag te kunnen voorzien.
Uit de Behoefteraming bedrijventerreinen, regiorapportage MRDH (Provincie Zuid-Holland, juni 2017) blijkt dat in de MRDH meer aanbod dan vraag is aan bedrijventerrein.
De uitbreidingsvraag is ongeveer 360 ha tot 2030 en 500 tot 2035. In harde bestemmingsplannen en direct uitgeefbare kavels is er nu ongeveer 540 ha netto beschikbaar in de MRDH. Na transformatie van het plangebied blijft er voldoende van dit type bedrijventerrein in het lokale verzorgingsgebied beschikbaar, afgezet tegen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.
Het advies van de MRDH betreffende voorliggend plan is opgenomen in bijlage 1.
De provincie Zuid-Holland streeft naar voldoende bedrijventerreinen per marktregio, zeker op plekken waar de druk hoog is door woningbouw. Daarom vraagt de provincie compensatie bij het verkleuren en transformeren van bedrijventerreinen waar een tekort aan is. Door de ontwikkeling op Dwarstocht en Nutrihage ontstaat er minder grond die beschikbaar is voor bedrijven. De gemeente Zoetermeer heeft regionale afstemming met de MRDH bereikt over Nutrihage en Dwarstocht, waaruit blijkt dat er voldoende terreinen in Zoetermeer en de regio overblijven. Gezien de combinatie van de regionale afstemming met de MRDH, de positieve vooroverlegreactie van de provincie op het bestemmingsplan 'uitbreiding dorp' en de afspraken die in het bestuurlijk overleg van 22 januari 2019 zijn gemaakt tussen provincie en de gemeente Zoetermeer kan transformatie doorgaan zonder directe planologische compensatie. Wel zal de gemeente Zoetermeer aantonen dat door de groei van de stad (meer woningen) voldoende werkgelegenheid beschikbaar blijft en dat bedrijven kunnen groeien.
De gemeente is daarom actief met het vormgeven van een strategie werklocaties om op die balans te kunnen sturen, zowel in kwantitatieve (voldoende) als in kwalitatieve (type) zin. Focus ligt daarbij op het behoud van een evenredige ontwikkeling van werkgelegenheid met voldoende bedrijventerreinen en woningbouw op stadsniveau. Dat betekent het handhaven van de huidige verhouding tussen het aantal arbeidsplaatsen en aantal woningen in de stad 1:1. Tegelijkertijd werkt de gemeente aan een omgevingsvisie gebaseerd op een toekomstperspectief voor de stad, gericht op sociale, economische en ruimtelijke ontwikkeling. De strategie werklocaties zal in samenhang en afstemming met de visie op de stad verder vorm worden gegeven.
Op het terrein is geen bestaande bedrijvigheid aanwezig. Het betreft een braakliggend bedrijventerrein dat vroeger eigendom was van Nutricia. Nutricia had het terrein niet nodig voor een toekomstige uitbreiding. De solitaire bedrijvenlocatie in de stad Zoetermeer is ook niet geschikt voor bedrijvigheid, omdat deze naast een woonwijk ligt.
Voor het bedrijf Nutricia is een geluidscontour Industrielawaai vastgesteld. De geluidsruimte binnen deze contour is volledig benut. Het is niet mogelijk om extra bedrijvigheid op het bedrijventerrein toe te voegen. Hierdoor is feitelijk ook het braakliggende terrein niet beschikbaar voor bedrijvigheid. Tenzij dit deel van het bedrijventerrein buiten de geluidscontour wordt gehouden en er alleen kleinschalige bedrijvigheid wordt toegestaan. Dit is niet wenselijk omdat de woonomgeving dan nog meer belast wordt dan in de huidige situatie. Dus ook vanuit dat milieukundig oogpunt is een transformatie van dit braakliggende deel van het bedrijventerrein naar woningbouw wenselijk.
De locatie Nutrihage is kwantitatief niet noodzakelijk en kwalitatief niet geschikt voor bedrijvigheid.
De restkavel is niet noodzakelijk om te kunnen voorzien in de behoefte aan bedrijventerrein. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag stemt in dat er op deze locatie woningbouw wordt gerealiseerd. Het woningbouwprogramma op de locatie is regionaal afgestemd. Deze locatie is opgenomen op de regionale lijst van woningbouwprojecten.
Programma ruimte (geconsolideerde versie, februari 2019)
Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Hierin is aangegeven dat gemeenten en regio's gestimuleerd worden om ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied zoveel mogelijk te realiseren binnen de invloedsgebieden van de stations en haltes van Stedenbaan.
Bij transformatie van bedrijventerreinen met categorie 3 en hoger alsmede watergebonden bedrijventerreinen dient de gemeente in het bestemmingsplan aan te geven of het, gelet op de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte, noodzakelijk is binnen de regio te voorzien in compensatie van het bedrijventerrein, en zo ja, waar die compensatie zal plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer (zie hiervoor ook paragraaf 3.3).
Figuur 2.2. Uitsnede kaart 'sterke centra en kantoren' (Bron: programma ruimte)
Transformatie van bedrijventerrein is beleidsmatig mogelijk. Dit blijkt ook uit de visie Vraaggericht bedrijventerreinenbeleid Zuid-Holland (Provincie Zuid-Holland, 2016).
De vraag is in hoeverre sprake is van transformatie, omdat er nooit een bedrijf op het braakliggende terrein gevestigd is. In principe was er ruimte voor vestiging van bedrijven, maar daarvan is nooit gebruik gemaakt. Ook is het gezien de locatie vanuit milieukundig oogpunt niet meer wenselijk om bedrijvigheid mogelijk te maken. Het ging in het verleden alleen om uitbreidingsruimte van Nutricia. Dus het was geen algemeen beschikbare grond die aangewend kon worden voor bedrijvigheid.
Het Programma ruimte bevat de vraag-aanbod confrontatie van bedrijventerreinen. Hieruit blijkt een overaanbod en een mismatch in de vraag en de aangeboden bedrijfsruimte. Dit blijkt ook uit actueel onderzoek van de Provincie Zuid-Holland (zie de toetsing aan de verordening ruimte). De restkavel is niet noodzakelijk voor bedrijvigheid en uit milieuoogpunt niet wenselijk.
Regionaal afgestemd woningbouwprogramma 2013-2020 (2013, wijziging 2017)
De regionale woningbehoefte is binnen de regio Haaglanden afgestemd in het Actueel en realiseerbaar woningbouwprogramma Haaglanden. In de bijbehorende projectenlijst is voor het plangebied uitgegaan van 172 woningen in de periode 2016-2017 (project 'Rokkehage'). In het voorliggend plan wordt uitgegaan van maximaal 190 woningen. Bij de wijziging van deze lijst in 2017 is het programma opgehoogd.
Toetsing
Het woningbouwplan past binnen de regionaal afgestemde behoefte.
Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017 – 2021 (2016)
Voldoende betaalbare woningen, duurzaam bouwen in de regio, en prettige en leefbare woonwijken. Dat zijn enkele van de concrete ambities van de nieuwe woonvisie Woningmarktregio Haaglanden.
Sinds 2014 herstelt de woningmarkt zich, en de druk in de Randstad neemt weer toe. De visie speelt hier op in en kijkt naar de toekomst. De concrete ambities en maatregelen zijn gericht voor de korte termijn: de periode 2017 tot en met 2021.
Concrete ambities
In de woonvisie Woningmarktregio Haaglanden staan vijf belangrijke ambities:
Verwachte woningbehoefte
De gemeenten streven ernaar om aan de verwachte behoefte van ruim 50.000 nieuwe woningen in 2025 te voldoen. Daarbij zal uiteraard nieuwbouw plaatsvinden, maar ze kijken ook naar de mogelijkheden die leegstaande kantoren en bedrijventerreinen bieden voor nieuwe woningen. De focus ligt meer op woonvormen voor jonge, oudere en kleinere huishoudens, omdat in deze groep de vraag toeneemt. Ook spelen de gemeenten in op de behoefte aan betaalbare, sociale huurwoningen.
Duurzaam bouwen en levensloopgeschikte woningen
Het doel is dat in 2050 de regio CO2-neutraal of energieneutraal is. Daarom streven de gemeenten ernaar dat alle woningen en gebouwen in de stad de overstap maken van fossiele brandstoffen naar duurzame brandstoffen. Ook bij de bouw en renovatie van woningen staat duurzaamheid centraal. Daarnaast moeten er voldoende levensloopgeschikte woningen komen. Zo kunnen inwoners van de regio zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, ook op hogere leeftijd of met een beperking. Dit vraagt om een woonomgeving die hierbij aansluit: goed bereikbare voorzieningen op het gebied van hun dagelijkse benodigdheden, welzijn en zorg.
Toetsing
Het woningbouwproject voldoet aan de regionale uitgangspunten; het geeft invulling aan de woningbehoefte (zie paragraaf 2.4 en 4.2) en met betrekking tot duurzaamheid (zie paragraaf 2.5 onder kopje Nota Duurzaam Bouwen) zijn de volgende intenties met de gemeente overeen gekomen:
Beleid Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers.
De klimaatverandering leidt tot afwisseling van langdurige droogte en hevige neerslag. Dit draagt bij aan wateroverlast, veiligheidsrisico's door uitdrogende kades en dijken en afname van zoet water. Door een toename van het verhard oppervlak in bebouwd gebied kan regenwater minder gemakkelijk doordringen in de bodem.
Versnelde afvoer van overtollig regenwater kan elders wateroverlast veroorzaken. En in tijden van droogte kan zout zeewater verder stroomopwaarts doordringen, waardoor het inlaten van relatief zoet water uit de rivier steeds lastiger wordt. Daarnaast veroorzaakt de opwarming van het klimaat problemen met de waterkwaliteit en leidt zeespiegelstijging tot strengere eisen aan de sterkte van de waterkeringen. Deze ontwikkelingen vragen om robuustere, klimaatbestendigere watersystemen.
Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan is beschreven hoe het HHSK omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het HHSK vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het HHSK zijn taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
Toetsing
In de paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met het aspect water. De conclusie is dat dit plan geen nadelige gevolgen heeft voor het behouden en het versterken van een duurzaam watersysteem.
Waterplan Zoetermeer (2002)
Het HHSK heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de raad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.5 van deze plantoelichting nader toegelicht.
Nota bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer (2016)
In de Nota Bodembeheer zijn milieuhygiënische eisen opgenomen voor het nuttig hergebruik van grond en bagger. Uitgangspunten hierbij zijn de karakterisering van de regio en de opgaven waar de regio voor staat:
Voor grond wordt aangesloten bij de functie: in woonwijken moet toe te passen grond voldoen aan de Klasse Wonen, op bedrijfsterreinen aan Klasse Industrie en in het landelijk gebied mag alleen grond worden toegepast die voldoet aan de Klasse Landbouw/Natuur. Het maakt hierbij niet uit of de grond van binnen of buiten de regio afkomstig is. Wel is van belang dat de toepassing nuttig is. Bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond is een partijkeuring of een bodemkwaliteitskaart.
Toetsing
Op dit aspect wordt ingegaan in paragraaf 5.1.
Verkenningennota Structuurvisie 2030 (2011)
De Verkenningennota omvat een aantal thematische verkenningen en wensbeelden die voortbouwen op de opgaven uit de Stadsvisie 2030 en draagt tevens een aantal nieuwe beleidsideeën aan die als onderzoeksvragen in de Omgevingsvisie worden meegenomen. Het plangebied maakt in de nota deels onderdeel uit van de hoogdynamische A12-zone en deels van laagdynamisch woongebied. In het wensbeeld economie is het gebied aangemerkt als bestaand bedrijventerrein.
Toetsing
Met het bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan intensief ruimtegebruik en een zorgvuldige overgang tussen woon- en werkgebied. Het plan voorziet in maximaal 190 woningen. Het bestaande kantoorpand aan de Rokkeveenseweg blijft gehandhaafd.
Stadsvisie 2030 (2008)
De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
In het kader van dit bestemmingsplan is met name opgave 8 (A12 zone ontwikkelen van een hinderlijke tot een verbindend element) van belang.
De A12 legt beperkingen op voor wat langs de A12 kan worden gebouwd, terwijl daar juist nog veel onbenutte ruime ligt. De genoemde geluidhinder is afgenomen door de plaatsing van geluidschermen.
Toetsing
Het plangebied is aangeduid als 'Ontwikkeling A12 zone' hier is hoogwaardige bedrijvigheid, wonen, voorzieningen en betere verkeersafwikkeling gewenst.
Het planvoornemen voorziet in de bouw van woningen en sluit aan op opgave 8. Het plangebied wordt zo ingevuld dat een groene overgang ontstaat vanuit de A12-zone naar de bestaande woonwijk. In deze groene overgang is een geluidwerende voorziening (grondwal en geluidsscherm) voorzien. Zonder deze buffer en geluidwerende voorziening is woningbouw niet mogelijk.
Figuur 2.3 Uitsnede kaart Stadsvisie 2030 (plangebied is roze cirkel)
Woonvisie (2015)
De Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen.
Om de woonkwaliteit van de stad te koesteren, uit te bouwen en kwaliteit toe te voegen zijn in totaal zes ambities voor het wonen in Zoetermeer benoemd. Het betreft de volgende:
Toetsing
In dit bestemmingsplan wordt voorzien in nieuwe woningen. Het woningbouwprogramma is afgestemd op de behoefte (zie paragraaf 4.2) en past binnen de algemene kaders van de Woonvisie.
Hoogbouwvisie (2004)
Hoogbouw is kenmerkend, beeldbepalend en beeldvormend in de stad. Hoogbouw is dominant in het stadsbeeld aanwezig en bepaalt als zodanig het silhouet van de stad. Het kan zowel de ruimtelijke structuur als de economische structuur van de stad verbeteren. Hoogbouw is echter niet op alle plaatsen een wenselijke ontwikkeling. De Hoogbouwvisie omvat een hoogbouwmodel in de vorm van een zoneringsplan, geen locatieonderzoek, waarin zones zijn aangegeven waar ontwikkeling van hoogbouw in de toekomst in principe mogelijk, gewenst of niet gewenst is. In het hoogbouwmodel worden tevens knooppunten en assen benoemd die zich lenen voor accentuering met hoogbouw.
Op kaart XV van de Hoogbouwvisie is het plangebied aangeduid als 'stedelijke kernzone: hoogbouw mogelijk'. De stedelijke kernzone aan de binnenkant van de ladder laat een grote diversiteit aan functies toe. Het gebied leent zich voor een intensief gebruik van de ruimte met vernieuwende stedelijke programma's. Dit maakt toepassing van hoogbouw in deze dynamische zone zeer wel mogelijk en zelfs wenselijk. In de nota wordt bebouwing vanaf 30 m beschouwd als hoogbouw.
Toetsing
In dit bestemmingsplan is geen hoogbouw voorzien, wel is in de noordoosthoek een hoogteaccent toegestaan tot 18 m.
Waterplan Zoetermeer (2002)
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer, het indertijd nog bestaande waterschap Wilck en Wiericke, dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom, een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet er meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken. In het Waterplan Zoetermeer is tevens aangegeven dat er gestreefd wordt naar een hoge belevingswaarde van het water. Hiermee wordt water bedoeld dat er aantrekkelijk uitziet, goed zichtbaar is, niet stinkt en past in de stedelijke omgeving. Water biedt aantrekkelijke recreatiemogelijkheden en zorgt voor afwisseling in het landschap. Door variatie van de oevers kan de belevingswaarde van het water vergroot worden.
Toetsing
In de paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met het aspect water. De conclusie is dat dit plan geen nadelige gevolgen heeft voor het behouden en het versterken van een duurzaam watersysteem.
Nota Duurzaam Bouwen (2009)
De Nota Duurzaam Bouwen besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat Gemeentelijke Praktijk Richtlijn
(GPR)-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiegebied.
Toetsing
Dit bestemmingsplan betreft niet een van deze projecten. De uitvoering van de nota Duurzaam Bouwen zal in het traject van de omgevingsvergunning vorm worden gegeven. Tevens zullen de regionale uitgangspunten met betrekking tot duurzaamheid hierbij in acht worden genomen (zie paragraaf 2.4 onder kopje Woonvisie woningmarktregio).
Mobiliteitsvisie Zoetermeer 2030 (2017)
Het afgelopen decennium heeft de gemeente Zoetermeer met haar partners invulling gegeven aan de Nota Mobiliteit uit 2005. De doelen die in deze Nota zijn gesteld, zijn verwezenlijkt. Twaalf jaar later is dit beleid tegen het licht gehouden en waar nodig geactualiseerd. Dat heeft geresulteerd in deze Mobiliteitsvisie 2017 - 2030, waarin een nieuwe kijk op de mobiliteit van de toekomst is ontwikkeld. Een visie die past binnen het integraal en gebiedsgericht denken. Een visie bovendien, die rekening houdt met de laatste maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. De verwachting is dat de komende jaren maatschappelijke en technische veranderingen zich nog sterker dan voorheen zullen doorzetten. Een richtinggevende mobiliteitsvisie met veel flexibiliteit en mogelijkheden van uitwisseling tussen de modaliteiten kan hiervoor zorg dragen. De keuzes die gemaakt zijn in de Mobiliteitsvisie sluiten aan bij recente beleidsdocumenten van de gemeente Zoetermeer, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), provincie Zuid-Holland en het Rijk.
Direct ten zuiden van het plangebied ligt Nutricia. Sinds 2008 is het weren van vrachtverkeer van onder andere Nutricia uit het Dorp onderwerp van onderzoek. In 2017 is besloten dat de ontsluiting van Nutricia, voor af- en aanrijdend vrachtverkeer, langs de A12 en via bedrijventerrein Rokkehage planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Toetsing
Op het aspect verkeer en vervoer is in paragraaf 4.1 ingegaan.
Nota Parkeerbeleid (auto en fiets) Zoetermeer (2019)
De actualisatie van het bestaande parkeerbeleid is nodig omdat het parkeerbeleid uit 2012 op een aantal onderdelen niet meer past bij de huidige visie en ambitie van de stad. Het is met name gewenst om het parkeerbeleidskader meer doelgroepgericht en meer gebiedsspecifiek te maken. Differentiatie naar doelgroepen en gebieden biedt de stad meer mogelijkheden voor gericht maatwerk bij het vaststellen van de parkeereis bij nieuwe ontwikkelingen.
Zoetermeer heeft hoge ambities op gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en economische vitaliteit. Om invulling te geven aan deze ambities is een actueel beleidskader nodig voor auto- en fietsparkeren.
Toetsing
Op het aspect parkeren is in paragraaf 4.1 ingegaan.
Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels Zoetermeer (2019)
Met deze Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels beschrijft de gemeente Zoetermeer het kader ten aanzien van het aantal te realiseren parkeerplaatsen voor fiets en auto bij nieuwbouw of transformatie. De gemeente Zoetermeer zet in deze Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels in op meer flexibiliteit in de omgang met parkeernormen door meer gebiedsgerichte en meer doelgroepgerichte normen.
Deze Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels 2019 vormt een onderdeel van de Beleidsnota Parkeerbeleid 2019.
Toetsing
Op het aspect parkeren is in paragraaf 4.1 ingegaan.
Actieplan Verkeersveiligheid (2013)
Het Actieplan Verkeersveiligheid beoogt om met concrete projecten invulling te geven aan het verder verbeteren van de verkeersveiligheid. De projecten zijn onderverdeeld naar participatie, voorlichting, handhaving, educatie en infrastructuur. Het Actieplan Verkeersveiligheid is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Actieplan Fiets 2014-2030 (2014)
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de fiets en de potentie daarvan als ruimtelijke drager uitdrukkelijk worden meegewogen.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt de bereikbaarheid voor fietsers getoetst aan de netwerkkaart en het gewenste toekomstige netwerk voor zover mogelijk ingevuld.
Toetsing
Het woongebied wordt aangesloten op het hoofdnetwerk. Er is geen sprake van ontbrekende schakels in het plangebied. Op dit aspect is in paragraaf 4.1 nader ingegaan.
Welstandsnota (2012)
Voor vrijwel het gehele plangebied geldt een intensief welstandsbeleid. Het gebied valt onder gebied 14 'snelweg, hoofdwegenstelsel en Randstadrail'. Het welstandsbeleid is gericht op continuïteit in de beleving van de wegenstructuur en het zichtbaar maken van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De aanvullende welstandscriteria richten zich op:
Parallel aan het bestemmingsplan is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkellocatie, zie bijlage 2. Het beeldkwaliteitsplan Uitbreiding Dorp wordt vastgesteld als een specifiek welstandsbeleid voor deze ontwikkeling. Na vaststelling maakt het beeldkwaliteitsplan onderdeel uit van de welstandsnota. Alle aanvragen zullen dan ook hieraan getoetst worden.
Toetsing
In het kader van de procedure van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, wordt getoetst of de bouwplannen voldoen aan de criteria uit het Beeldkwaliteitsplan Uitbreiding Dorp.
De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer (2003)
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer beschreven en in kaart gebracht. In deze gebieden is het op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer zonder omgevingsvergunning verboden om de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.
Toetsing
Het plangebied behoort niet tot een archeologisch waardevol gebied.
Bouwen aan Zoetermeer (2005)
Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie was het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. De eindrapportage 'Bouwen aan Zoetermeer' bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen. Op 27 juni 2005 heeft de raad een besluit genomen ten aanzien van de locaties uit de studie 'Bouwen aan Zoetermeer'.
Toetsing
De gemeenteraad heeft het plangebied aangewezen als locatie voor binnenstedelijk bouwen. De bedoeling is dat dit bedrijventerrein (dat voorheen behoorde tot Nutricia) een andere invulling zal krijgen met bedrijvigheid, kantoren en wonen. Omdat inmiddels is gebleken dat er geen behoefte is aan kantoren en bedrijven op deze plek, maakt dit bestemmingsplan alleen wonen mogelijk.
Nota Grondbeleid (2011)
De Nota Grondbeleid schetst de uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Zoetermeer, binnen de kaders van het ruimtelijk en sectoraal beleid. In de Nota staat hoe de gemeente omgaat met grondverwerving, gronduitgifte, kostenverhaal en risicomanagement. Ook staat in de nota hoe ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen financieel worden beheerd. Ten slotte is in de Nota vastgelegd hoe winst uit het Grondbedrijf wordt genomen en op welke manier de gemeente verliesgevende projecten financiert.
Toetsing
Op het aspect financiële uitvoerbaarheid wordt ingegaan in paragraaf 7.1.
Groenkaart Zoetermeer
De Groenkaart heeft een relatie met twee andere beleidsdocumenten. Gelijktijdig met de Groenkaart is ook de Visie Biodiversiteit vastgesteld en in 2011 is het Bomenbeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Samen vormen deze documenten als het ware de 'groentrilogie' van Zoetermeer.
De Groenkaart zet in op een duurzame, samenhangende recreatieve en ecologische groenstructuur voor de stad, die is verbonden met het regionale netwerk. Dit gebeurt door:
Om deze groene ambitie te realiseren zijn de vier deelambities uitgewerkt:
Toetsing
Op de kaart 'wensbeeld verkenningennota' is het deel ten noorden van de A12 aangeduid als 'versterken ecologische verbinding'. De zone langs de A12 is aangeduid als versterken groene corridor A12/spoor'.
De Flora- en faunawet regelt de bescherming, zoals natuurcompensatie, voor plant- en diersoorten. Dit is voor Zoetermeer vastgelegd in de gedragscode van de gemeente Zoetermeer in het kader van de Flora- en faunawet. Aanvullend op de werking van de Flora- en faunawet kiest de gemeente Zoetermeer voor nadere spelregels bij ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een groene bestemming.
Bestemmingsplannen zijn het instrument van de gemeente om onderscheid te maken tussen gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De spelregels zijn opgesteld om toe te passen bij afwijkingen van het bestemmingsplan die ten koste gaan van groen. Het wijzigen van een bestemming vraagt om een integrale afweging van het college en de gemeenteraad. De spelregels zijn niet opgesteld om ontwikkelingen onmogelijk te maken. Ze zijn opgesteld om waarde en diversiteit van het groen te behouden en waar mogelijk te versterken, als een 'groenbalans' op het niveau van de stad. Primair onderscheid betreft de indeling in regiogroen, stadsgroen en wijk- en buurtgroen. Deze indeling is typerend voor de groenfuncties in de stad en voor het type ontwikkelingen dat per gebied passend is.
Op de Groenkaart is een deel van het plangebied (noord- en westzijde) aangeduid als 'Wijk- en buurtgroen'.
Voor de kleinere wijkparken, wijkontsluiting, buurtparken en (woon)straten en plantsoenen geldt het principe van inpassen. Dat wil zeggen dat functies die aansluiten bij het karakter en de functie van het gebied en/of de sociale veiligheid vergroten mogelijk zijn, als hiervoor een landschapsplan is gemaakt. De inrichting van het openbaar groen en inpassing van ontwikkelingen in de wijken wordt, zoveel mogelijk gericht op geconcentreerde kwaliteitsverbetering, in overleg met de bewoners uitgewerkt. Delen van dit openbaar groen kan in aanmerking komen voor vormen van adoptie, of beheer door bewoners en bedrijven.
In dit geval wordt het bestaande groen verplaatst in zuidelijke richting. Daar zorgt het groen voor een buffer tussen de snelweg, het spoor en de bedrijvigheid aan de zuidzijde en de geplande woningbouw aan de noordzijde. Het nieuw te realiseren groen zal van een hogere kwaliteit zijn dan het nu aanwezige 'groen'. In dit groen wordt tevens een groot deel van de benodigde watercompensatie voor de nieuwe woningen gerealiseerd.
Vanaf ongeveer het jaar 1000 trok men vanaf de kust en de rivieren het veengebied in om daar nieuwe nederzettingen te stichten. De eerste bewoners van Zoetermeer vestigden zich langs de oevers van de Noord-Aasche Vliet en het Zoetermeerse Meer (nu de Zoetermeerse Meerpolder). Het gebied was toen drassig met meren, riviertjes, moerassen en kreupelhout. Om het drassige land te kunnen gebruiken als akkerland moest het worden ontwaterd. Men groef sloten om het water af te voeren naar natuurlijke stromen. Om instromend water tegen te houden werden dijken of kaden als waterkering aangelegd.
In de veertiende en vijftiende eeuw werd er op steeds grotere schaal turf gestoken. Later werd er zelfs tot onder de waterspiegel ontveend om te kunnen voldoen aan de vraag naar turf voor de laken- en bierindustrie in de omliggende steden.
Een groot deel van de oorspronkelijk middeleeuwse laagveengronden rond het dorp Zoetermeer/Zegwaard kwam zo permanent onder water te staan. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden deze uitgeveende plassen rondom Zoetermeer en Zegwaard drooggemalen, waarbij de zogenoemde droogmakerijen ontstonden. Het plangebied ligt in de Binnenwegse Polder die is drooggemalen in de periode 1701-1706.
In 1896 werd in Zoetermeer de voorloper van het huidige Nutricia Advanced Medical Nutrition opgericht: de Stoomzuivelfabriek. Oorspronkelijk werd margarine geproduceerd. Niet veel later ging het bedrijf over op het produceren van een vervanger voor moedermelk. Inmiddels betreft de productie een breed assortiment van producten.
Het plangebied betreft hoofdzakelijk een braakliggend terrein, dit terrein maakte onderdeel uit van het Nutricia-terrein en een ander deel zijn gemeentegronden. Het voormalige Nutricia-terrein is inmiddels verkocht door Nutricia.
In de noordwestelijke hoek is een trapveldje en een volkstuin aangelegd. Binnen het plangebied is een haag met opgaande beplanting gesitueerd. In de zuidoostelijke hoek staat een bestaand kantoorgebouw. Dit pand wordt in dit bestemmingsplan positief bestemd. Op onderstaande figuur is de luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Figuur 3.1 Luchtfoto plangebied
Functies in directe omgeving
Ten noorden en noordwesten van het plangebied is met name de woonfunctie aanwezig. Het betreft de woonwijk Dorp. Ten oosten van het plangebied is het bedrijventerrein Rokkehage gevestigd. De A12 ligt ten zuiden van het plangebied. Ook ten zuiden van de A12 zijn bedrijfsfuncties aanwezig. Het bedrijf Nutricia ligt ten zuidwesten van het plangebied.
Gezoneerd industrieterrein
Vrijwel het gehele plangebied is in de bestaande situatie aangewezen als gezoneerd industrieterrein. In de nieuwe situatie, zoals die wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, is de grens van het gezoneerde terrein teruggebracht tot het gebied ten zuiden van de afschermende wal. In paragraaf 5.4 (industrielawaai) is een nadere motivering opgenomen.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt ingesloten tussen de Karel Doormanlaan, Rokkeveenseweg en Jan Steenlaan. De Karel Doormanlaan en de Rokkeveenseweg zijn gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) met een ontsluitende verkeersfunctie voor het achterliggende gebied. De Jan Steenlaan is een woonstraat en opgenomen binnen een 30 km-zone. Vanwege dit karakter zal de nieuwbouwontwikkeling voor autoverkeer niet worden aangesloten op de Jan Steenstraat.
De Rokkeveenseweg geeft via de Binnenweg, Bleiswijkseweg en Oostweg verbinding met de A12 in de richting Den Haag en Gouda. De Karel Doormanlaan geeft via de Oranjelaan, Willem de Zwijgerlaan en de van Leeuwenhoeklaan aansluiting op de Afrikaweg. De Afrikaweg is onderdeel van de hoofdwegenstructuur (H-structuur) en geeft eveneens verbinding met de A12 en de overige wijken van Zoetermeer. Door de ligging nabij deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer. In paragraaf 4.1 is nader ingegaan op de ontsluiting en de verkeersgeneratie door de beoogde ontwikkeling.
Duurzaam Veilig
Op basis van het Duurzaam Veilig-principe zijn de wegen in Zoetermeer in verschillende categorieën ingedeeld. De categorisering is gebaseerd op de functie, verkeersintensiteiten, gebruik en vormgeving van de wegen. Door de categorisering te versterken kan de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid van en in de wijk toenemen en daarmee ook de voorspelbaarheid (wat op een weg verwacht kan en mag worden). Hierdoor kan een duurzame basis gelegd worden voor een verkeersveilige wijk. De verschillende typen wegen zijn: stroomwegen, (intensieve/drukke en extensieve/rustige) gebiedsontsluitingswegen, en erftoegangswegen. In en nabij het plangebied zijn alle genoemde typen aanwezig:
Stroomwegen
Stroomwegen zijn wegen die deel uitmaken van de hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. De maximumsnelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/u en op deeltrajecten 50 km/u. De dichtstbij het plangebied gelegen stroomwegen zijn de Zuidweg en Oostweg.
Intensieve/drukke gebiedsontsluitingswegen
Intensieve oftewel drukke gebiedsontsluitingswegen zijn wegen, die in intensiteit of in betekenis van dusdanig belang zijn, dat hierop in principe geen langzaam verkeer is toegelaten. De wegen hebben als functie de wijkdelen vlot bereikbaar te maken. Fietsers en voetgangers moeten gebruik maken van de naast de rijbaan gesitueerde en door markering gescheiden fietsstroken of vrijliggende fietspaden en voetpaden. Er is langs deze wegen bij voorkeur geen parkeergelegenheid op of naast de rijbaan aanwezig. Op de wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. De Binnenweg en Bleiswijkseweg nabij het plangebied zijn gecategoriseerd als een intensieve/drukke gebiedsontsluitingsweg.
Extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen
Deze wegen hebben tot doel woningen, winkels, voorzieningen en bedrijven bereikbaar te houden. In principe dienen langzaamverkeersstromen ook op deze gebiedsontsluitingswegen te beschikken over vrijliggende fiets- en voetpaden. Op deze wegen geldt een maximale snelheid van 50 km/u. Nabij het plangebied zijn de Rokkeveenseweg en de Karel Doormanlaan gecategoriseerd als extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen. Beide wegen zijn dan ook voorzien van fietsstroken.
Erftoegangswegen
Deze wegen hebben net als de extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen tot doel woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken en te houden. De erftoegangswegen bevinden zich echter binnen grote verblijfsgebieden waarbinnen een gemengde verkeersafwikkeling tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer wordt voorgestaan. Kruisingen tussen erftoegangswegen zijn bij voorkeur gelijkwaardig (rechts voorrang) en voorzien van een kruispuntmaatregel. Binnen de verblijfsgebieden geldt op de erftoegangswegen een maximumsnelheid van 30 km/u. Nabij het plangebied is de Jan Steenlaan onder andere (evenals de overige woonstraten ten westen en ten noorden van het plangebied) gecategoriseerd als erftoegangsweg. De omliggende erftoegangswegen, waaronder de Jan Steenstraat, zullen geen functie vervullen in de ontsluiting van het plangebied voor het gemotoriseerd verkeer. De nieuwe wegen binnen het woongebied zullen eveneens gecategoriseerd worden als erftoegansgwegen met een maximumsnelheid van 30 km/u.
Ontsluiting langzaam verkeer
Fietsverkeer
Met het 'Actieplan Fiets (2014)' streeft de gemeente Zoetermeer naar meer duurzame mobiliteit in de stad. In het actieplan zijn doelen gesteld met betrekking tot de fietsstructuur en het gebruik van de fiets in de gemeente. In Zoetermeer is een fietsnetwerk aanwezig in een stervorm. Hierin lopen belangrijke radiale fietsroutes vanuit het centrum van de stad (het Stadshart en de Dorpsstraat) richting de verschillende woonwijken en stadsdelen. De volgende netwerken onderscheiden zich op basis van functie, vormgeving en gebruik:
Nabij het plangebied lopen enkele fietsroutes welke onderdeel zijn van het hoofdnetwerk voor fietsers in Zoetermeer. Het betreft de fietsroute via de Eerste Stationsstraat tussen Rokkeveen en het 'oude dorp' ten westen van het plangebied. Deze route vormt tevens onderdeel van het recreatieve hoofdnetwerk richting het buitengebied ten zuidwesten van Zoetermeer (Balijbos/Delftsehout) en van het regionale fietsnetwerk binnen Haaglanden. Ten noorden van het plangebied is de Bleiswijkseweg onderdeel van de fietsverbindingen tussen het centrum van Zoetermeer en het recreatieve hoofdnetwerk richting het zuidoosten buiten de stad (Bleiswijk).
Tevens bevinden zich enkele verbindende schakels uit het fietsnetwerk langs de Rokkeveenseweg tussen Rokkeveen en wijk Dorp, welke zijn vervolg heeft via de Zegwaartseweg. Beide fietsroutes kruisen de A12 ongelijkvloers (fietstunnels voor langzaam verkeer) in zuidelijke richting. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een belangrijke fietsroute parallel aan de A12 (noordzijde) welke onderdeel is van de regionale fietsverbinding tussen Gouda en Den Haag. Deze fietsroute heeft, naast een belangrijke functie voor het fietsverkeer in Zoetermeer, tevens een belangrijke regionale functie. Vanaf het hoofdnetwerk kan geheel Zoetermeer goed bereikt worden via het netwerk van verbindende fietspaden en -routes enerzijds en kan anderzijds het plangebied goed bereikt worden per fiets vanuit geheel Zoetermeer. Het plangebied is vanwege zijn centrale ligging aan het hoofdfietsnetwerk voor de fiets goed bereikbaar voor het fietsverkeer.
Voetgangers
De voetpadenstructuur ligt parallel aan de fietspadenstructuur. Langs de meeste wegen zijn voetpaden aanwezig. Ook kunnen voetgangers net als de fietsers de A12 ongelijkvloers kruisen via de tunnels voor langzaam verkeer onder de A12 en de Eerste Stationsstraat en de Rokkeveenseweg. Het plangebied is voor voetgangers goed bereikbaar.
Ontsluiting per openbaar vervoer
Treinvervoer
De spoorlijn Den Haag-Gouda ontsluit Zoetermeer via twee treinstations, te weten Zoetermeer en Zoetermeer-Oost. Het treinstation Zoetermeer-Oost is het dichtst gelegen op circa 800 m loopafstand van het plangebied. Hier halteren treinen die verbinding geven met Den Haag en Gouda waar kan worden richting Utrecht, Rotterdam en Amsterdam. Het plangebied is goed ontsloten door het treinvervoer vanwege de aanwezigheid van een treinstation op relatief korte loopafstand.
RandstadRail
De stad Zoetermeer kenmerkt zich door een hoogwaardig netwerk van sneltramverbindingen welke onderdeel vormen van RandstadRail. Lijn 3 en 4 van Randstadrail rijden van Zoetermeer naar Den Haag. Op de halte Leidschenveen kan worden overgestapt op de lijn naar Rotterdam. Lijn 3 is de zuidelijke lus in Zoetermeer van de RandstadRail en halteert op circa 10 à 15 minuten loopafstand ten westen van het plangebied. Hier bevinden zich aan de Van Stolberglaan en de Willem de Zwijgerlaan de RandstadRailhaltes 'Delftsewallen' en 'Dorp'. Vanuit het plangebied zijn deze RandstadRailhaltes lopend en fietsend redelijk bereikbaar (afstand bedraagt circa 1,2 km).
Busvervoer
Het plangebied wordt ontsloten door buslijnen die rijden via de Karel Doormanlaan, Piet Heinstraat en via de Dr. J.W. Paltelaan, Van Stolberglaan. Ter hoogte van het plangebied liggen bushaltes aan de genoemde wegen waarvan gebruik kan worden gemaakt. De buslijnen geven verbinding met de overige wijken van Zoetermeer, het Stadshart en Berkel en Rodenrijs, waar kan worden overgestapt op andere (regionale) buslijnen en de RandstadRail. Sinds 2012 is hieraan toegevoegd de ZORO-lijn tussen Zoetermeer en Rotterdam die via de Zuidweg rijdt en halteert bij treinstation Zoetermeer-Oost op loopafstand van het plangebied.
Deeltaxi vervoer
De Regiotaxi, een openbaar deeltaxisysteem met vervoer van deur tot deur, ontsluit eveneens het plangebied.
Station Lansingerland-Zoetermeer
In 2019 is het station Lansingerland - Zoetermeer gereed gekomen. Dit ligt op 1,3 km afstand. Op het station is tevens een halte voor de Randdstadrail (lijn 4).
Geconcludeerd kan worden dat het plangebied dan ook goed bereikbaar is per openbaar vervoer.
In samenspraak met de gemeente heeft de ontwikkelaar voor het plangebied een visie ontwikkeld die uitgaat van woningbouw. Hierbij is rekening gehouden met de verschillende omgevingsfactoren gebonden aan de locatie en een realistisch bouwprogramma. Tevens heeft er samenspraak met omwonenden, in de vorm van een plenaire bijeenkomst en diverse adviesgroepbijeenkomsten, plaatsgevonden. Naar aanleiding van de samenspraak zijn er aanpassingen in het oorspronkelijke plan doorgevoerd. Zo worden minder woningen voorzien dan aanvankelijk gepland en zijn de situering en hoogte van de appartementengebouwen aangepast zodat deze beter aansluiten op het omliggende woongebied. Tevens is er meer groen in het plan opgenomen. De Groenstrook aan de Jan Steenlaan is verbreed en er is een speelveld in deze zone opgenomen. Als laatste is afgesproken dat alleen voor langzaam verkeer (voet en fiets) en calamiteitenverkeer op de Jan Steenlaan wordt aangesloten.
Stedenbouwkundig plan
EGM architecten heeft een stedenbouwkundig plan ontwikkeld dat de kaders biedt voor de ontwikkeling en afspraken tussen ontwikkelaar met gemeente. De drager van de stedenbouwkundige structuur is een orthogonaal straten-patroon dat aansluit bij de aanliggende woonwijken in het westen en noorden van de ontwikkellocatie. De woonstraten en hoofdontsluitingsweg zijn van noordoost naar zuidwest georiënteerd. De bouwblokken zijn alzijdig en vormen een gesloten bebouwingsstructuur. De woningen zijn zodanig georiënteerd dat een groot gedeelte een zuidoost, zuid of zuidwest georiënteerde tuin hebben. De gestapelde woningbouw aan de Rokkeveenseweg sluit aan op het bestaande kantoorgebouw en de gestapelde woningbouw van 'het oude dorp' en vormt de entree van de nieuw te realiseren wijk. In het stedenbouwkundig plan zijn maximaal 190 woningen opgenomen. Het basisplan gaat uit van 122 grondgebonden woningen en 68 appartementen uit het middensegment.
Figuur 4.1 Overzicht plangebied
Woondeel
Het centrale deel bestaat hoofdzakelijk uit grondgebonden woningen (2 woonlagen met kap) in een verkavelingsopzet die aansluit op de omliggende verkaveling van de Zeeheldenbuurt. Onderhavige locatie is één van de laatste locaties die als afronding van de woonwijk kan dienen. De locatie betreft een binnenstedelijke inpassing die goed ontsloten kan worden.
Er is gekozen voor een opzet op basis van een (klassiek) open bouwblok, waardoor een efficiënt gebruik van de openbare ruimte voor ontsluiting mogelijk wordt gemaakt. In het woondeel kunnen door middel van verbijzonderingen (maximaal 3 lagen) stedenbouwkundige accenten worden aangebracht. In de openbare ruimte is voldoende ruimte opgenomen om aan het begin en einde van de woonstraten parkeerkoffers te realiseren. Zodoende blijven de ruime woonstraten vrij van langsparkeren en is er meer ruimte voor een groene invulling met geleding van bomen.
Het oostelijk deel is onderdeel van een gebied met een meer gemêleerd karakter langs de Rokkeveenseweg. Op de gronden ten noorden van het huidige kantoor (langs de Rokkeveenseweg) worden appartementen gerealiseerd. De hoogtes van de appartementengebouwen verspringen trapgewijs. Het noordelijk gebouw krijgt een hoogte van 12 en 15 meter, het zuidelijke gebouw krijgt een hoogte van 12, 15 en 18 meter. Beide gebouwen vervullen een beeldbepalende functie voor het achterliggende woongebied.
Groenstructuur en water
In de groenstructuur van de wijk zijn verschillende deelgebieden te herkennen die de stedenbouwkundige opzet ondersteunen. Het entreegebied, de landschappelijke rand, de groene woonstraten, de kade aan het water, en het (geluidswal) park met waterpartij. De openbare ruimte in de nieuwe woonwijk wordt zoveel mogelijk op een groene manier ingericht. De randen staan in verbinding met het park en versterken de landschappelijke kwaliteiten. De woonstraten krijgen een kwalitatieve groene inrichting. Zoveel mogelijk woningen kijken uit op een aangenaam groene openbare ruimte. In de woonstraten is het mogelijk speelvoorzieningen toe te voegen. In de te handhaven parkstrook, grenzend aan de westzijde van de locatie, wordt een trapveld voor jonge en oudere kinderen ingericht. Deze heeft een gunstige ligging voor zowel de bestaande als de nieuwe wijk.
Met de aanleg van 3.450 m² nieuw oppervlaktewater wordt voldoende waterberging in het gebied gerealiseerd (zie paragraaf 5.9). Door het water centraal op de locatie te projecteren ontstaat er een groene en blauwe long. Dit zorgt voor veel kwaliteit en een goede overgang tussen het woningbouwgedeelte en het bedrijf Nutricia.
Aan de zuidzijde wordt een geluidsvoorziening gerealiseerd met een minimale hoogte van 8 meter. Deze is nodig om een goed woon- en leefklimaat te kunnen bieden voor de te realiseren woningen. Uitgangspunt is een groene geluidwal met daarop een scherm.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten voor gemotoriseerd verkeer via de Rokkeveenseweg. Het parkeerterrein van één van de geplande appartementengebouwen krijgt een directe, eigen ontsluiting op de Rokkeveenseweg. Via de Jan Steenlaan is een langzaam verkeersontsluiting aanwezig. Hierdoor wordt de wijk voor autoverkeer via de Rokkeveenseweg ontsloten naar het hoger gelegen netwerk, maar ook via de Jan Steenlaan is er een relatie voor voetgangers en fietsers met het Dorp en het Stadshart. De langzaam verkeersontsluiting richting de Jan Steenlaan is geschikt als calamiteitenontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer.
Voor Nutricia wordt een nieuwe ontsluiting gerealiseerd parallel aan de A12 via het bedrijventerrein Rokkehage naar de Oostweg. Deze nieuwe ontsluiting valt buiten de reikwijdte van het voorliggend bestemmingsplan, hier zal een aparte procedure voor worden doorlopen die gelijktijdig met voorliggend bestemmingsplan in procedure wordt gebracht. Door deze ontsluiting zal het vrachtverkeer niet langs de beoogde woonwijk worden afgewikkeld waardoor geen hinder van vrachtverkeer wordt ondervonden. Bovendien zullen zowel de Eerste Stationsstraat, de Karel Doormanlaan, de Rokkeveenseweg en de Fokkerstraat/Bleiswijkseweg worden ontlast.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De woningbouwontwikkeling leidt tot extra verkeer op de ontsluitende wegen. De verkeersgeneratie is berekend aan de hand van het maximaal aantal woningen dat volgens het bestemmingsplan mogelijk is. Met het bestemmingsplan worden maximaal 190 woningen mogelijk gemaakt (waarvan ten hoogste 70 appartementen). Het basisplan gaat uit van 122 grondgebonden woningen en 68 appartementen uit het middensegment. De verkeersgeneratie voor dit aantal wordt berekend aan de hand van CROW publicatie 317 (verkeersgeneratie en parkeren). Dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als in het parkeerbeleid, dat wil zeggen een stedelijkheidsklasse 'sterk stedelijk'. Daarnaast wordt uitgegaan van het gemiddelde kencijfer en een ligging in de rest van de bebouwde kom. Per rijwoningen bedraagt de verkeersgeneratie 7,1 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) en per etagewoning 5,6 mvt/etmaal. De verkeersgeneratie van het plangebied bedraagt hierdoor 923+392 = 1.315 mvt/etmaal op basis van een gemiddelde weekdag. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie op een maatgevende dag, een werkdag, wordt het vermenigvuldigd met de factor 1,11. Op een werkdag bedraagt de verkeersgeneratie 1.460, afgerond 1.500 mvt/etmaal.
Dit verkeer zal zich afwikkelen via de Rokkeveenseweg naar voornamelijk de Binnenweg en in beperkte mate ook de Karel Doormanlaan. Op drukke momenten zoals in de spits kan de verkeerstoename op de ontsluitende wegen circa 10% van de totale verkeersgeneratie bedragen. Om te bepalen of de verkeerstoename zonder problemen kan worden verwerkt, zijn de verkeersintensiteiten van de omliggende wegen achterhaald. Deze gegevens zijn ontleend van het gemeentelijk verkeersmodel uit 2019 en zijn door Goudappel Coffeng met de gemeente reeds in scenario's doorberekend inclusief verkeersgeneratie van het plangebied naar het jaar 2030. De intensiteit op de Rokkeveenseweg (ter hoogte van de aansluiting van het plangebied) bedraagt in 2030 circa 900 mvt/etmaal. De Rokkeveenseweg is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u, de weg is doodlopend voor het gemotoriseerd verkeer. De verkeerstoename van 1.500 mvt zal dan ook niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling leiden. Een deel van het verkeer wikkelt daarnaast af op de Karel Doormanlaan, een gebiedsontsluitingsweg met een intensiteit van circa 7.000 mvt/etmaal in het jaar 2030. De verkeerstoename op deze weg zal minder zijn dan op de Binnenweg, de Karel Doormanlaan heeft nog voldoende capaciteit om een goede verkeersafwikkeling te blijven waarborgen. Het merendeel van het verkeer wordt afgewikkeld naar de Binnenweg, wat volgens het verkeersmodel 8.600 mvt/etmaal verwerkt in 2030. De toename vanuit het plangebied zal hier merkbaar zijn. Door de hogere capaciteit van gebiedsontsluitingswegen is er op het wegvak voldoende restcapaciteit. De Karel Doormanlaan is met de Binnenweg ingericht als voorrangsweg. Op deze voorrangsroute bedraagt de toekomstige intensiteit circa 6.000 mvt/etmaal, wat minder is dan elders op beide wegvakken. Naar verwachting zullen er dan ook voldoende hiaten zijn om het verkeer van en naar de Rokkeveenseweg te ontsluiten. De huidige kruispuntvormen zullen hierdoor voldoen. Het merendeel van het verkeer wordt afgewikkeld in noordelijke richting naar de Binnenweg en Bleiswijkseweg. Het kruispunt Binnenweg – Bleiswijkseweg is bovendien ingericht met verkeerslichten, wat een hogere afwikkelingscapaciteit heeft dan de omliggende voorrangskruispunten.
Door de relatief snelle afwikkeling op de gebiedsontsluitingswegen is een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd. De verkeersgeneratie zal dan ook niet tot afwikkelingsproblemen leiden op de ontsluitende wegen.
Verkeersveiligheid
In het Actieplan Verkeersveiligheid (2013) worden ambities over verkeersveiligheid uit andere (verkeers)beleidsstukken geconcretiseerd. Het actieplan bouwt verder op het duurzaam veilig-principe. Met het actieplan zijn projectgroepen samengesteld waarbinnen de komende jaren wordt gewerkt om met behulp van participatie, voorlichting, handhaving, verkeerseducatie en de verkeersveiligheid te verbeteren.
Met het bestemmingsplan worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen worden ontsloten vanaf nieuwe wegen in het plangebied welke op de huidige verkeersstructuur aansluiten. De basis ligt met name in het duurzaam veilig inrichten van de nieuwe wegen en de aansluiting op de bestaande wegen. De nieuwe wegen worden als erftoegangswegen ingericht met een maximum snelheid van 30 km/u. De prioriteit ligt bij deze wegen in het verblijfskarakter, waarbij een verkeersveilige inrichting de nadruk krijgt ten opzichte van doorstroming.
Parkeren
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Nota Parkeerbeleid Zoetermeer 2019 en de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels Zoetermeer 2019. Hierin zijn voor verschillende functies parkeernormen opgenomen. Deze parkeernormen gelden als minimumnorm. Dit betekent dat minder parkeerplaatsen realiseren dan de norm niet is toegestaan, maar meer parkeerplaatsen dan de norm is – onder voorwaarden – mogelijk.
Aan de hand van de gemeentelijke normen wordt de parkeerbehoefte per woning bepaald, zie tabel 4.1.
Tabel 4.1 Parkeernormen gemeente Zoetermeer
Parkeernorm (minimum) | Aandeel bezoek | ||||
Gestapelde woningen | |||||
Zeer groot (> 120 m2 bvo) | 1,3 | 0,2 | |||
Groot (90 - 120 m2 bvo) | 1,1 | 0,2 | |||
Gemiddeld (70 - 90 m2 bvo) | 0,9 | 0,2 | |||
Klein (40 - 70 m2 bvo) | 0,8 | 0,2 | |||
Zeer klein (< 40 m2 bvo) | 0,5 | 0,2 | |||
Niet gestapelde woningen | |||||
Zeer groot (> 180 m2 bvo) | 1,5 | 0,2 | |||
Groot (110 - 180 m2 bvo) | 1,4 | 0,2 | |||
Gemiddeld (90 - 110 m2 bvo) | 1,3 | 0,2 | |||
Klein (50 - 90 m2 bvo) | 1,2 | 0,2 | |||
Zeer klein (< 50 m2 bvo) | 0,5 | 0,2 | |||
Zorgwoning | 0,5 | 0,2 |
Binnen het woongebied is voldoende ruimte beschikbaar om te voorzien in het benodigde aantal parkeervoorzieningen. In de regels is geborgd dat voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Daarnaast dienen de 15 langsparkeerplaatsen die komen te vervallen op de Rokkeveenseweg minimaal te worden gecompenseerd in het plangebied.
Conclusie
De bereikbaarheid van het plangebied voor de verschillende vervoerswijzen is goed te noemen. De ontsluiting op de Rokkeveenseweg zal naar verwachting niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Ook op het gebied van verkeersveiligheid zijn in deze situatie geen knelpunten te verwachten gezien de duurzaam veilige uitvoering. De parkeercapaciteit zal moeten voorzien in de op basis van de parkeernormen uit het gemeentelijk beleid berekende parkeerbehoefte.
In dit bestemmingsplan worden totaal maximaal 190 woningen waarvan ten hoogste 70 appartementen, mogelijk gemaakt. In het basisplan zitten 68 appartementen, 24 twee-onder-een-kapwoningen en 98 rijwoningen (36% meergezins en 64% grondgebonden).
Omdat sprake is van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is hierna de behoefte beschreven.
Kwantitatieve behoefte
Uit de actuele provinciale woningbehoefteraming (WBR 2019) blijkt dat de woningbehoefte in Zoetermeer tot en met 2030 is berekend op 3.450 woningen.
Figuur 4.2. Woningbehoefte (Bron: WBR 2019, Staat van Zuid Holland)
Binnen Zoetermeer is onvoldoende harde plancapaciteit (woningbouwcapaciteit in vastgestelde bestemmingsplannen) om te kunnen voorzien in deze behoefte. Daarom is er behoefte aan het hard maken van zachte plannen, zodat de harde plancapaciteit toeneemt.
Het project is opgenomen in de gemeentelijke planning. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag stemt ermee in dat er woningbouw op deze locatie wordt gerealiseerd. Het woningbouwprogramma op de locatie is regionaal afgestemd. Deze locatie is opgenomen op de regionale lijst van woningbouwprojecten.
Om de druk op de woningmarkt te verminderen is een woondeal met de zuidelijke randstad gesloten. Het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de gemeenten in de regio trekken samen op om de woningbouwproductie te versnellen, de leefbaarheid in zwakkere wijken te verbeteren en excessen aan te pakken. Bovenop de bekende ontwikkelingsgebieden komen er locaties bij waar woningbouw versneld van de grond moet komen. In de periode tot 2025 moeten er 100.000 woningen extra bijkomen, oplopend tot 230.000 in 2040.
Kwalitatieve behoefte
De Provinciale Woningmarktverkenning is in principe leidend voor het oordeel van de provincie. Ander onderzoek kan worden gebruikt als aanvulling en/of nuancering (zie paragraaf 2.3.).
Uit de Woningmarktverkenning Regio's Zuid-Holland 2016 blijkt dat in Haaglanden de grootste behoefte is aan koopwoningen in buiten-centrum, centrum-stedelijke en groenstedelijke woonmilieus. Het plangebied is aangemerkt als groenstedelijk woonmilieu.
Figuur 4.3. Woningbehoefte naar woonmilieus
Figuur 4.4. Woningbehoefte naar woonmilieus
In de regionale en gemeentelijke woonvisie is de behoefte aan woningen voor specifieke doelgroepen beschreven (zie paragraaf 2.3 en 2.4). Aandachtspunten zijn duurzaamheid, levensloopbestendigheid en betaalbaarheid. Ook is geconstateerd dat er steeds meer eenpersoonshuishoudens komen. In dit project wordt mede invulling gegeven aan deze woningbehoefte.
Conclusie woningbehoefte
De woningbehoefte in Zoetermeer is groot. Er zijn minder plannen dan behoefte. Voor de woningmarkt in Zoetermeer worden kansen gezien voor grondgebonden woningen en meergezinswoningen in alle segmenten in het groenstedelijk woonmilieu. Het project geeft hier invulling aan.
Beleid en normstelling
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Onderzoek
Het plangebied betreft een braakliggend weiland, dat deels in gebruik is als sportveld. Binnen het plangebied hebben geen bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Er zijn geen ondergrondse brandstoftanks bekend. Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater.
Bodemkwaliteitskaart
Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2016-2021) is het plangebied ingedeeld in zone 6 'Uitbreidingen 1940-1970' (zuid+west). Dit houdt in dat de bodem in het algemeen voldoet aan de ontgravingsklasse 'wonen'.
Bodemonderzoek
Het plangebied maakt deel uit van het onderzoekgebied van een verkennend bodemonderzoek uit 2004 (ARCADIS, kenmerk 110304/OF4/151/000349/003/HB d.d. 2 juli 2004). Dit onderzoek is inmiddels verouderd (ouder dan vijf jaar). Ook in 2013 is verkennend bodemonderzoek (IDDS, kenmerk 1210E810/DB/rap1 d.d. 29 april 2013) ter plaatse van het plangebied. In deze onderzoeken is geen geval van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen), alsmede de voortzetting van het huidige bodemgebruik, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien. Wel is de bodem binnen het plangebied asbestverdacht, vanwege aangetroffen bijmenging met puin in de bodem. Er dient bij de verdere uitwerking van de plannen een verkennend onderzoek naar asbest in de bodem te worden uitgevoerd
Het onderzoek in bijlage 3 dateert van 29 april 2013. In het onderzoek is uitgegaan van een invulling van het plangebied met een combinatie van woningen en bedrijven. Op basis van de meeste actuele inzichten zoals die zijn vastgelegd in het ontwerpbestemmingsplan, worden binnen het gebied geen bedrijfspercelen meer gerealiseerd. De gewijzigde invulling heeft in principe geen consequenties voor de conclusies van het bodemonderzoek. Omdat het bodemonderzoek ouder is dan 5 jaar is in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning(en) een actualisatie noodzakelijk. Aangezien er sinds de uitvoering van het onderzoek in 2013 geen bodemverontreinigende activiteiten binnen het plangebied hebben plaatsgevonden, worden er geen knelpunten verwacht.
Er heeft een actualisatie plaatsgevonden van het eerder genoemde verkennend bodemonderzoek. Tegelijkertijd is er een verkennend asbestonderzoek gedaan. De actualisatie en het verkennend asbestonderzoek dateren van 22 januari 2019, zie bijlage 4.
Conclusie
De bodemkwaliteit binnen het plangebied staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Bij de verdere uitwerking van de plannen is een actualisatie van het verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Risicokaart
Conform de risicokaart van het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard ligt het plangebied in onverdacht gebied, op een klein stuk na, dat verdacht is. In het rapport is aangegeven dat feitelijk materiaal is aangetroffen, waaruit blijkt dat er mogelijk verschillende typen explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven tijdens WOII. Hierdoor geldt dat het onderzoeksgebied (deels) verdacht is op de aanwezigheid van explosieven, zie figuur 5.1. Op basis van de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal, is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden. Het plangebied is onderdeel van deelgebied 35.
Figuur 5.1 Uitsnede historisch vooronderzoek Niet gesprongen explosieven (bron: HHSK)
Nabij de bewuste locatie heeft vroeger een treinstation gestaan en de oude fabriek van Nutricia. Beide zijn in de tweede wereldoorlog geraakt door één of meerdere vliegtuigbommen (afwerpmunitie). Grote delen van het gebied zijn echter ook naoorlogs bebouwd/geroerd. In dit geval spreken we dan over gebieden met een achtergrondrisico. Gebieden met een zogenaamd 'achtergrondrisico' hebben, al spreekt men over verdacht gebied, geen wezenlijk verhoogd risico op aantreffen van explosieven.
Aanvullend onderzoek
Saricon heeft een aanvullend onderzoek (AO) en Risicoanalyse Conventionele Explosieven (RA) uitgevoerd in verband met de nieuwe ontsluiting en de nieuwbouwontwikkeling van het voormalige Nutricia-terrein, zie ook bijlage 5. Het onderzoeksgebied is op basis van het aanvullend onderzoek gedeeltelijk verdacht op afwerpmunitie.
Figuur 5.2 Verdachte gebieden op afwerpmunitie (bron: Saricon)
Buiten de verdachte gebieden kunnen alle werkzaamheden op een reguliere wijze worden uitgevoerd. Binnen het verdachte gebied, waar grondroerende werkzaamheden of zetting plaatsvindt, wordt geadviseerd oppervlakte- en dieptedetectie uit te laten voeren.
Detectieonderzoek
Voor het verdachte gebied heeft een detectieonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 6.
Er zijn tijdens de oppervlakte- en dieptedetectie geen CE zijnde afwerpmunitie van 250lb. en
500lb aangetroffen. De voorgenomen werkzaamheden kunnen volgens plan worden uitgevoerd.
Conclusie
Het aspect 'Niet gesprongen explosieven' staat de planontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag de richtafstand met één stap worden verkleind.
Gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies zoals winkels, horeca en kleine bedrijven voor. Gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
Onderzoek
Gebiedstype
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een nieuw woongebied mogelijk. Daarbinnen worden geen andere functies mogelijk gemaakt. In de omgeving van het beoogde woongebied zijn echter wel diverse andere functies aanwezig. Verder is van belang dat het plangebied op korte afstand van de hoofdinfrastructuur (A12) is gesitueerd en dat de nieuwe woningen mogelijk gemaakt worden binnen de geluidzone van Nutricia. Op basis van deze kenmerken wordt uitgegaan van het gebiedstype gemengd gebied. De richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering mogen om deze reden met één afstandsstap verkleind worden.
Milieuhinder binnen het plangebied
De beoogde ontwikkeling in het plangebied bestaat uit het realiseren van woningbouw. In de directe omgeving van het plangebied zijn milieuhinderlijke functies gelegen. Ten zuidwesten van het plangebied is het bedrijf Nutricia gelegen. In het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse een bedrijf in baby- en kindervoeding, medische voeding en melkproducten (SBI code 1051) toegestaan uit milieucategorie 4.2. Hiervoor geldt een richtafstand van 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 200 m ten opzichte van gemengd gebied in verband met het aspect geluid. Op de akoestische gevolgen van Nutricia wordt nader ingegaan in de paragraaf industrielawaai (paragraaf 5.4).
Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de mogelijke geurbelasting ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten van Nutricia. In het kader van de aanvraag van een revisievergunning milieu door Nutricia is een geuronderzoek uitgevoerd, waarin ook de geurbelasting binnen het toekomstige woongebied Uitbreiding Dorp in beeld is gebracht. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7. Voor het aspect geur gelden geen wettelijke grenswaarden. Omdat de gemeente Zoetermeer geen geurbeleid heeft vastgesteld is in het onderzoek getoetst aan de geurbeleid van de provincie Zuid-Holland. Uit de resultaten blijkt dat de geurbelasting binnen het toekomstige woongebied aanvaardbaar is. Ook ter plaatse van de meest belaste woningen (de grondgebonden woningen aan de zuidzijde van het toekomstige woongebied) wordt voldaan aan de normen uit het provinciale beleid. Er is binnen het beoogde woongebied geen sprake van ernstig gehinderden. Alle toekomstige woningen binnen het plangebied zijn gelegen buiten de 12% hindergrens en de ernstige hindergrens.
Binnen het plangebied is een bedrijfsperceel gelegen (bestemming Bedrijventerrein). Ter plaatse is een kantoor aanwezig. Het bestemmingsplan biedt ruimte voor bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten. Zowel de huidige kantoorfunctie als eventuele toekomstige lichte bedrijfsactiviteiten zijn in een gemengd gebied inpasbaar op korte afstand van woningen en zullen geen onaanvaardbare hindersituaties met zich meebrengen.
Ook is er een rioolgemaal in de omgeving van het plangebied aanwezig. Op basis van de VNG-uitgave blijkt dat voor rioolgemalen een richtafstand van 30 m geldt tot een rustige woonwijk. Aangezien het plangebied en de omgeving daarvan wordt beschouwd als gemengd gebied kan met één afstandsstap worden afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-uitgave. Dit houdt in dat voor het rioolgemaal een richtafstand van 10 m geldt ten opzichte van woningen. Aan deze richtafstand wordt voldaan. De aanwezigheid van het rioolgemaal levert geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Binnen het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omliggende bedrijven worden niet in de bedrijfsvoering beperkt door de realisatie van de nieuwe woningen. De geluidbelasting ten gevolge van Nutricia is in deze paragraaf buiten beschouwing gelaten. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5.4.
Beleid en normstelling
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Mits hierbij rekening wordt gehouden met de geluidruimte van het gezoneerde industrieterrein binnen de bestaande zone of door het zodanig aanpassen van de zone dat de te verlenen hogere waarden niet worden overschreden. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
De gemeente Zoetermeer heeft beleid vastgesteld dat in acht dient te worden genomen bij de vaststelling van hogere waarden.
Onderzoek
Huidige, vigerende situatie
In de huidige situatie is het plangebied onderdeel van het gezoneerde industrieterrein waarop Nutricia is gevestigd. Rond het gezoneerde terrein is een geluidszone vastgesteld. Deze geluidszone is weergegeven in afbeelding 5.2. Het gearceerde gedeelte betreft de huidige begrenzing van het gezoneerd industrieterrein. De rode lijn is de bijbehorende geluidszone.
Figuur 5.2 Geluidszone Nutricia (bron: provincie Zuid-Holland)
Beoogde situatie
Begrenzing gezoneerde terrein en geluidzone
Met de herontwikkeling van de locatie Uitbreiding Dorp dient een deel van het terrein te worden gedezoneerd. Het is niet toegestaan om woningen op een gezoneerd industrieterrein te realiseren. Het hele plangebied wordt onttrokken aan het gezoneerde industrieterrein. Dat betekent dat na vaststelling van het bestemmingsplan de zuidelijke plangrens van het bestemmingsplan Uitbreiding Dorp tevens de grens van het gezoneerde industrieterrein vormt. Het woongebied, de groen-blauwe buffer en de afschermende wal (zie onder geluidbelasting nieuwe woningen) zijn daarmee in de beoogde situatie geen onderdeel van het gezoneerde industrieterrein (en komen daarmee binnen de geluidzone te liggen). In een apart traject (buiten de scope van het voorliggende bestemmingsplan) zal de buitengrens van de geluidzone worden afgestemd op de nieuwe situatie, zodat de geluidbelasting niet meer kan toenemen door het opvullen van geluidruimte in de vigerende geluidzone.
Geluidbelasting nieuwe woningen
Het bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk binnen de geluidzone van Nutricia. In het verleden zijn verschillende akoestische onderzoeken uitgevoerd, waaruit blijkt dat maatregelen noodzakelijk zijn om binnen het woongebied te voldoen aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Deze onderzoeken hebben geresulteerd in een stedenbouwkundige opzet met een forse groen-blauwe buffer tussen het Nutricia-terrein en het beoogde woongebied, in combinatie met een wal met afschermende voorzieningen van 8 meter hoog (geborgd in de planregels).
Het akoestisch onderzoek voor het bouwplan zoals dat wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, is opgenomen in bijlage 8. Het akoestisch onderzoek houdt rekening met de gewijzigde ontsluiting van het Nutriciaterrein en de daarmee samenhangende wijzigingen op het terrein. Ten behoeve van deze ontsluiting zal een aparte ruimtelijke procedure worden doorlopen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan Uitbreiding Dorp is dat Nutricia niet in de bedrijfsvoering wordt beperkt door de beoogde woningbouwontwikkeling en dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek industrielawaai zoals opgenomen in bijlage 8 blijkt dat door de akoestische afscherming binnen een groot deel van het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Voor een deel van de nieuwe woningen zijn hogere waarden noodzakelijk. Voor 11 grondgebonden woningen en 2 appartementen wordt een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde berekend. De maximale geluidbelasting bedraagt 52 dB(A). Voor een gedetailleerd overzicht van de resultaten wordt verwezen naar bijlage 8. Anders dan in paragraaf 3.1 van het akoestisch onderzoek industrielawaai is vermeld, worden niet voor alle woningen, maar voor 13 nieuwe woningen binnen de geluidzone met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt een hogere waarde van 55 dB(A) vastgesteld.
Conclusie
Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek industrielawaai is in het bestemmingsplan een afschermende voorziening met een minimale hoogte van 8 meter vastgelegd. Met de begrenzing van het gezoneerde terrein in combinatie met een afschermende voorziening en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals deze zijn vastgelegd in het bestemmingsplan, is binnen het nieuwe woongebied sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. Met de aanpassing van de geluidzone naar de nieuwe situatie wordt het akoestisch klimaat gewaarborgd.
Ook heeft het bestemmingsplan geen ongewenste gevolgen voor de bedrijfsvoering van Nutricia. De vergunde rechten worden gerespecteerd. Ook is rekening gehouden met de toekomstige wijziging van de ontsluiting van het Nutricia-terrein en de daarmee samenhangende gevolgen voor de bedrijfsvoering.
Binnen een deel van het woongebied is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Voor de woningen met een geluidbelasting tussen de 50 en 55 dB(A) worden hogere waarden vastgesteld. Het hogere waardenbesluit is opgenomen in bijlage 20.
Beoogde ontwikkeling
Er is binnen het plangebied zowel sprake van de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige functies als de aanleg van nieuwe ontsluitingswegen. Tevens zal de nieuwe weg aangesloten worden op de bestaande wegen. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 9.
Nieuwe situaties
Realisatie nieuwe geluidsgevoelige functies
Binnen de bestemming Woongebied kunnen woningen worden gerealiseerd. Voor woningen dient op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de wegen A12, Rokkeveenseweg, Karel Doormanlaan, Piet Heinstraat en Zuidweg. Tevens is in het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai rekening gehouden met de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de nieuwe ontsluitingsweg voor Nutricia. Het plangebied is ook gelegen binnen de geluidszone van de spoorlijn Gouda-Den Haag. Akoestisch onderzoek is op grond van de Wgh noodzakelijk.
Tevens wordt op grond van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting van de langs het plangebied gelegen 30 km/u-weg Jan Steenlaan meegenomen in de akoestische beoordeling.
Aanleg nieuwe wegen
Binnen de diverse bestemmingen zijn wegen mogelijk. De ontsluitingswegen binnen het woongebied zullen een maximumsnelheid van 30 km/u krijgen en daarmee niet gezoneerd zijn.
Aangezien langs deze nieuwe wegen zowel bestaande woningen als nieuwe geluidgevoelige functies aanwezig zijn/gerealiseerd zullen worden, wordt (in het kader van een goede ruimtelijke ordening) bepaald of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Reconstructie situaties
De nieuw aan te leggen wegen zullen aangesloten worden op de bestaande wegen. Ter hoogte van de Rokkeveenseweg zal een nieuwe aansluiting gerealiseerd worden vanuit het woongebied. Door deze aanpassing zal de weg fysiek wijzigen. Binnen het reconstructiegebied zijn bestaande woningen gelegen. Ingevolge de Wgh dient een zogenaamd akoestisch reconstructieonderzoek te worden uitgevoerd. Dit onderzoek geeft inzicht in de akoestische effecten van de voorgenomen plannen.
Onderzoek en conclusies
Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 9. Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten en conclusies.
Geluidbelasting wegverkeer nieuwe woningen
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het verkeer op de A12 en de Rokkeveensweg wordt overschreden. De overschrijding van de A12 vindt plaats over een aanzienlijk deel van het plangebied. De overschrijding van de Rokkeveenseweg vindt alleen plaats op de meest belaste gevels van de gestapelde woningen. De maximale ontheffingswaarde wordt in geen geval overschreden.
Voor de overige gezoneerde bronnen is de geluidbelasting ter plaatse van de beoogde woningen lager dan de voorkeursgrenswaarde. Ook de geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/h wegen is beperkt. De nieuwe ontsluitingsstructuur leidt ter plaatse van een klein aantal woningen tot een geluidbelasting van meer dan 48 dB.
Reconstructie
Ten gevolge van de aansluiting van de nieuwe interne weg op de Rokkeveenseweg is sprake van een reconstructiesituatie. Door de toename van het aantal motorvoertuigen bedraagt de geluidstoename (boven de voorkeursgrensaarde) afgerond 2 dB ter plaatse van de flat aan de Karel Doormanlaan. Deze toename wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de verkeersgeneratie ten gevolge van de woningbouwontwikkeling. Uit voorgaande blijkt dat voldaan wordt aan artikel 100a Wet geluidhinder (minder dan 5 dB toename).
Railverkeer
De geluidbelasting ten gevolge van het spoor is in geen geval hoger dan de voorkeursgrenswaarde.
Cumulatie
Het akoestisch onderzoek geeft inzicht in de cumulatieve geluidbelasting binnen het plangebied. Omdat de beoogde woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van Nutricia (industrielawaai) is ook deze geluidbron in de cumulatie betrokken. Daarbij is voor de geluidbelasting vanwege industrie uitgegaan van de maximaal binnen de zone toegestane geluidbelasting van 55 dB(A). De maximale cumulatieve geluidbelasting bedraagt in dat geval 60 dB. Bij een cumulatieve geluidbelasting tussen de 55 en 60 dB wordt de akoestische situatie gekwalificeerd als ‘matig’. Bij het dimensioneren van gevelisolatie moet rekening worden gehouden met de gecumuleerde geluidbelasting.
Maatregelenonderzoek
Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren van de A12 en de Rokkeveenseweg zijn in het kader van de Wgh onderzocht. Het toepassen van bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of praktische aard.
Hogere waarden
Voor een groot deel van de toekomstige woningen binnen het plangebied dienen hogere waarden te worden vastgesteld in verband met de geluidbelasting door de A12. Voor een beperkt aantal toekomstige woningen zijn hogere waarden noodzakelijk vanwege de geluidbelasting ten gevolgen van de Rokkeveenseweg. Ook zijn hogere waarden noodzakelijk voor een aantal bestaande woningen, omdat sprake is van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh. Voor een overzicht van de vast te stellen hogere waarden wordt verwezen naar het hogere waardenbesluit, zoals opgenomen in Bijlage 20.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 5.2 weergegeven.
Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
fijn stof (PM2.5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ | vanaf 1 januari 2015 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Besluit gevoelige bestemmingen
Volgens het Besluit gevoelige bestemmingen is de vestiging van een nieuwe gevoelige bestemming niet zonder meer mogelijk op een locatie die (gedeeltelijk) binnen 300 m vanaf de rand van een rijksweg is gelegen, dan wel binnen 50 m vanaf de rand van een provinciale weg, en waar sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. De vestiging van een dergelijke bestemming is alleen mogelijk indien dit niet leidt tot een toename van het aantal ter plaatse verblijvende personen.
Onderzoek
Binnen het plangebied worden maximaal 190 nieuwe woningen mogelijk gemaakt (grondgebonden woningen en appartementen). Op grond van het Besluit niet in betekenende mate hoeft voor woningbouwontwikkelingen met niet meer dan 1.500 woningen geen toetsing aan de wettelijke grenswaarden plaatse te vinden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel noodzakelijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde woningen. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, blijkt dat langs de wegen in de directe omgeving van het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Dat geldt zowel voor de route Karel Doormanlaan - Rokkeveenseweg als voor de A12 en voor alle peiljaren (2015, 2020 en 2030). Omdat direct langs deze wegen ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de beoogde woningen het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Figuur 5.3 Concentraties stikstofdioxide (Monitoringstool 2015-2020-2030)
Figuur 5.4 Concentraties fijn stof (Monitoringstool 2015-2020-2030)
Ook de huidige en toekomstige activiteiten op het terrein van Nutricia kunnen plaatselijk leiden tot verhoogde concentraties luchtverontreinigende stoffen. Gezien de achtergrondconcentraties ter plaatse zullen ook deze activiteiten niet tot overschrijdingssituaties binnen het woongebied leiden. Dit wordt bevestigd door de resultaten van het onderzoek luchtkwaliteit dat in het verleden is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Nutrihage (bijlage 15). Uit de resultaten blijkt dat in de directe omgeving van de inrichting ruimschoots wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. Ter plaatse van het beoogde woongebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op dit moment wordt door Nutricia een nieuwe vergunningaanvraag (milieu) voorbereid. In de volgende fase zal voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan Uitbreiding Dorp worden bezien of de wijzigingen in de bedrijfssituatie gevolgen hebben voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van de beoogde woningen.
Conclusie
De beoogde woningbouwontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. De Wet Milieubeheer vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Binnen het plangebied en langs de ontsluitende wegen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde, en geen wettelijke norm. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Deze verantwoordingsplicht wordt steeds zwaarder naarmate deze de oriëntatiewaarde nadert/overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Transportroutes
Per 1 april 2015 zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de PR 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Na inventarisatie blijkt dat ten zuiden van het plangebied een tankstation is gelegen waar verkoop van lpg plaatsvindt. Uit gegevens van de professionele risicokaart blijkt de vergunde doorzet 140 m3 per jaar te zijn. Deze inrichting is een Bevi-inrichting. Bij deze inrichting is sprake van verschillende PR 10-6-contouren. Rondom het vulpunt is een contour van 35 m gelegen. Rondom het ondergronds reservoir ligt een contour van 25 m en rondom de afleverinstallaties een contour van 15 m. Het invloedsgebied van het GR is 150 m. Het plangebied ligt op circa 200 m afstand van de Bevi-inrichting. Dit is buiten de PR 10-6-risicocontouren en buiten het invloedsgebied van het GR. De aanwezigheid van de inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
Volgens de informatie uit het bestemmingsplan Nutrihage gaat Nutricia gebruikmaken van een ammoniakkoeling. Op deze installatie is het Bevi van toepassing. In het kader van het bestemmingsplan Nutrihage is door Schoonderbeek en Partners Advies B.V. onderzoek uitgevoerd naar de ammoniakkoelinstallatie. Uit het onderzoek blijkt dat het PR rondom de installatie kleiner is dan 10-6 per jaar. Er geldt geen veiligheidsafstand waarmee rekening gehouden moet worden. Ten gevolge van het GR wordt gesteld dat er geen sprake is van een invloedsgebied en dat daarmee geen sprake is van een GR. Aan de eisen voor het PR en het GR wordt dan ook voldaan. De installatie vormt geen belemmering voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de snelweg A12 (wegvak Z17 knooppunt Prins Clausplein-afrit 7 Zoetermeer). De PR 10-6-risicocontour is niet buiten de weg gelegen. Deze contour vormt dan ook geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied voor het GR. Met behulp van RBM II-berekeningen is het GR berekend. Uit deze berekeningen blijkt dat het GR zeer beperkt toeneemt ten gevolge van de woningbouwontwikkeling, maar ver onder de oriëntatiewaarde blijft. In bijlage 10 zijn de berekeningsresultaten weergegeven voor zowel de situatie in- als exclusief ontwikkeling.
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied is een verantwoording van het GR wel noodzakelijk. Daarbij dient te worden bekeken welke maatregelen mogelijk zijn om de zelfredzaamheid van de personen binnen het plangebied en de bestrijdbaarheid van een eventuele calamiteit te vergroten.
Ten zuidoosten van het plangebied vindt tevens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N470 (Delft-Zoetermeer). Het plangebied ligt op ruim 550 m afstand van de weg. Gezien deze afstand vormt het transport van gevaarlijke stoffen over deze weg geen belemmering voor de beoogde woningbouwontwikkelingen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten zuiden van het plangebied vindt ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de aardgasleiding W-539-06 van de Gasunie. De leiding heeft een diameter van 4.5 inch en een werkdruk van 40 bar. Er is geen sprake van een PR 10-6-contour. Op basis van de diameter en druk is sprake van een invloedsgebied voor het groepsrisico van 45 meter. De woningbouwontwikkeling vindt buiten het invloedsgebied plaats en zal dan ook geen relevante gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico
Voor het voorliggende bestemmingsplan is een verantwoording van het GR nodig. Gezien de hoogte van het GR kan met een beperkte verantwoording volstaan worden. Binnen het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt die zijn gericht op mensen met een verminderde zelfredzaamheid zoals scholen, kinderdagverblijven of woonzorgfuncties. De toekomstige bewoners binnen het plangebied zijn over het algemeen zelfredzaam. Door de ligging van het plangebied en de ontsluitingsstructuur ten opzichte van de A12 zijn er voldoende mogelijkheden om in geval van een eventuele calamiteit het gebied te ontvluchten (van de risicobron af). Ook is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Door de verschillende watergangen en waterpartij is voldoende bluswater aanwezig.
In dat kader van het vooroverleg is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Haagladen. De veiligheidsregio adviseert de volgende maatregelen:
Bij de verdere uitwerking van het bouwplan zullen deze maatregelen worden meegenomen.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Met het vaststellen van het bestemmingsplan accepteert het bevoegd gezag het restrisico.
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
In de paragraaf externe veiligheid is reeds ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante leiding. In het plangebied zijn naast deze leiding ook een rioolwatertransportleiding en een watertransportleiding gelegen. Deze planologisch relevante leidingen zijn tezamen met de zakelijk rechtsstrook opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen.
Er zijn in de omgeving van het plangebied geen overige planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit het voormalige Nutricia-terrein in Zoetermeer. De ontwikkelingslocatie grenst aan de bestaande Schildersbuurt, Zeeheldenbuurt, de A12, de fabrieken van Nutricia en de Rokkeveenseweg.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand van nature op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte is circa NAP -4,3 m. Het plangebied is gelegen in peilgebied GPG-501 met een vast peil van NAP -5,7 m.
Waterkwantiteit en -kwaliteit
Ten noordoosten en noordwesten van het plangebied is een watergang aanwezig. Deze watergang behoort tot de afvoertocht. Dit water is geen Kader Richtlijn Water (KRW)-lichaam.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
In de Rokkeveenseweg ligt een gemengd hoofdriool dat afvoert naar het hoofdgemaal Rokkeveenseweg. De persleiding vanaf gemaal Rokkeveenseweg loopt door het plangebied.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt maximaal 190 woningen mogelijk. In het rapport in bijlage 11 (Civieltechnische Quick Scan) wordt ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Waterkwantiteit
Een toename in verhard oppervlak (circa 3,2 hectare) dient te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Het plangebied is in de huidige situatie vrijwel geheel onverhard en wordt in de toekomstige situatie deels verhard. In het rapport in bijlage 11 wordt ingegaan op de vereiste compensatie. Binnen het plangebied wordt voorzien in een waterplas met een omvang van 3.450 m². Het bestemmingsplan legt de begrenzing van de waterplas niet vast. Geregeld is dat minimaal 2.430 m² (dat is 7,5% compensatie van het verhard oppervlakte) moet worden gerealiseerd voordat de omgevingsvergunning voor het bouwen voor de nieuwe woningen mag worden verleend. Hiermee is geborgd dat voldoende compensatie plaatsvindt.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Dit geldt zowel tijdens de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheidssituatie in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
In het rapport in bijlage 11 wordt ingegaan op de afvalwaterketen en riolering in de beoogde situatie. Door de diepteligging van de riolering in de Rokkeveenseweg kan het vuilwater van het plangebied afvoeren naar de hoofdriolering onder vrij verval. Het hemelwater wordt gescheiden ingezameld en kan rechtstreeks naar het oppervlaktewater worden afgevoerd.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. De inrichting van de nieuwe watergang binnen het plangebied en de oevers zal bij de verdere uitwerking van de plannen worden afgestemd met HHSK en de gemeente Zoetermeer.
In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Op basis van een bureauonderzoek is een ecologisch veldonderzoek uitgevoerd. De rapportage zijn opgenomen in bijlagen 12 en 13. Het laatste onderzoek dateert van 24 november 2017. Sindsdien is de situatie ter plaatse niet gewijzigd. Flora- en faunaonderzoeken in het kader van de Wet natuurbescherming hebben, afhankelijk van de beschermingsstatus van de betreffende soort en de situatie ter plaatse een geldigheidsduur van drie tot vijf jaar. Het laatste onderzoek is nog geen drie jaar oud en is daarmee nog voldoende actueel.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Uit een Aerius-berekening (bijlage 14) blijkt dat het plan niet leidt tot een toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000. In de berekening is (worstcase) uitgegaan van de emissies door verwarming van de woningen met aardgas. De emissies ten gevolge van het verkeer zijn niet relevant. Aerius neemt verkeersemissies mee in de berekening voor zover die plaatsvinden binnen een afstand van 3 km ten opzichte van maatgevende habitats binnen Natura 2000. De afstand tot Natura 2000 is dermate groot dat het verkeer ten gevolge van de woningbouwontwikkeling dan al lang is opgegaan in het heersende verkeersbeeld.
Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland en Groene Hoofdstructuur (GHS). Deze gebieden liggen op zeer grote afstand van het plangebied. De ontwikkeling binnen de bebouwde kom van Zoetermeer leidt dan ook niet tot negatieve effecten op deze gebieden.
De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Op basis van het actualiserende onderzoek van Bureau stadsnatuur (zie bijlage 13) kan worden geconcludeerd dat het plangebied een beperkte ecologische waarde vertegenwoordigt. Er is geen sprake van situaties waarvoor een ontheffing voor het mogelijk overtreden van verbodsbepalingen aan de orde is. In relatie tot de Wet natuurbescherming gelden de volgende punten:
Gezien de bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen in de rapportage van het veldonderzoek, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Cultuurhistorie
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader. In 2006 zijn vijf gebieden in Zoetermeer als beschermd dorpsgezicht aangewezen. Het plangebied behoort hier niet toe. Evenmin is bebouwing in het plangebied aangewezen als gemeentelijk monument.
Archeologie
Op de provinciale waardenkaart van provincie Zuid-Holland is voor het plangebied een (zeer) lage trefkans opgenomen (zie onderstaande figuur). In het plangebied en directe omgeving zijn geen vindplaatsen bekend.
Figuur 5.8 Fragment provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur
In de gemeentelijke Rapportage 'Archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer' is het plangebied evenmin aangewezen als archeologisch waardevol gebied.
Beleid
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling'). Deze omstandigheden betreffen:
Toetsing en conclusie
Binnen het plangebied is sprake van de realisatie van een stedelijk ontwikkelingsproject. Derhalve dient getoetst te worden aan de drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage. De drempel voor een formele mer-beoordlingsplicht ligt bij 100 ha, 2.000 woningen of 200.000 m2 bvo. In dit geval worden deze drempels niet overschreden.
Uit de informatie in de voorgaande paragrafen blijkt dat het plangebied en de directe omgeving daarvan geen beschermde status hebben. Ook is binnen het gebied geen sprake van bijzondere waarden die door de beoogde ontwikkelingen nadelig worden beïnvloed. Wel zijn in de omgeving van het plangebied verschillende functies aanwezig die bepalend zijn voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het beoogde woongebied, zoals het verkeer op de A12 en de activiteiten op het Nutricia-terrein. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt echter dat in de stedenbouwkundige opzet in voldoende mate rekening is gehouden met de hindersituatie. In het bestemmingsplan zijn alle noodzakelijke uitgangspunten en randvoorwaarden vastgelegd.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Op basis van de informatie uit het concept-ontwerpbestemmingsplan heeft het college van B&W van Zoetermeer op 19 december 2017 besloten dat in het kader van het bestemmingsplan Uitbreiding Dorp geen mer-procedure hoeft te worden doorlopen. De kennisgeving van het besluit is opgenomen in bijlage 16.
In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik. Zonder definitie zou een begrip tot verwarring kunnen leiden.
In artikel 2 wordt weergegeven hoe in de regels opgenomen maten voor de bouwhoogte, dakhelling, goothoogte, inhoud, oppervlakte, vloeroppervlakte en ondergeschikte bouwdelen van een bouwwerk moeten worden gemeten.
Deze bestemming is toegekend aan de al bestaande bedrijvigheid. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toelaatbaar die voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de staat van inrichtingen, zoals weergegeven in de bijlage bij de regels. De staat van inrichtingen is afkomstig uit de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten 'Bedrijven en milieuzonering'. Bij milieuzonering wordt ervan uitgegaan dat tussen een milieugevoelige bestemming (wonen) en een milieubelastende bestemming (bedrijf) op grond van de verste afstandsafhankelijke milieubelasting een bepaalde ruimte moet worden aangehouden om een zo goed mogelijk klimaat voor beiden te scheppen.
Daarnaast zijn een aantal specifieke functies beperkt toegestaan. Het betreft een afhaalcentrum met een afhaalpunt van maximaal 20 m² bvo, kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m² of bedrijfsgebonden detailhandel, ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlakte dat minder bedraagt dan 5% van het totale bvo met een maximum van 100 m² bvo en bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m² bvo. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is een zelfstandig kantoor van maximaal 2.000 m² bvo toegestaan.
Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden. In het bouwvlak zijn de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage van de gebouwen met een aanduiding aangegeven.
De bestemming is toegekend aan al bestaande bedrijvigheid.
De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersroutes, sport- en speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben. Binnen de bestemming is het oprichten van een geluidwal of -scherm met een minimale hoogte van 8 m voorgeschreven. Daarnaast is beweiding door middel van dieren mogelijk binnen de bestemming.
Gebouwen, met uitzondering van schuilhutten, zijn niet toegestaan. Binnen de bestemming zijn wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
In de specifieke gebruiksregels is geregeld dat binnen de bestemming Groen ten minste 2.430 m² aan open water moet worden gerealiseerd ten behoeve van de watercompensatie.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' is gelegd op de buurt- en erfontsluitingswegen met de daaraan of daarlangs gelegen paden, woonstraten, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer, groen- en waterelementen. Deze wegen zijn uitsluitend van belang voor het buurtverkeer. Verder zijn binnen de ruime begrenzing van de bestemming ook gebouwde nutsvoorzieningen met een beperkte omvang mogelijk.
Binnen de bestemming Woongebied mogen woningen binnen een bouwvlak worden gebouwd. In totaal mogen maximaal 190 woningen, bestaande uit maximaal 70 appartementen en grondgebonden woningen, worden gebouwd. In het bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte van de woningen aangegeven. Voor het gedeelte waar niet in de gestapelde woning is voorzien zijn de goot- en bouwhoogte respectievelijk 10 m en 12 m zodat er woningen van twee lagen met kap kunnen worden gerealiseerd. Verder kunnen binnen de kaders van het beeldkwaliteitsplan ook op bijzondere plekken woningen met drie lagen (zonder kap) worden gerealiseerd.
Voorwaardelijke verplichting watercompensatie
Alvorens omgevingsvergunning voor bouwen mag worden verleend dient te worden voorzien in voldoende watercompensatie. Hiervoor wordt verwezen naar het oppervlakte te realiseren open water in de bestemming Groen.
Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm
De geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai en industrielawaai op de gevel (niet zijnde een dove gevel) van geluidsgevoelige objecten, mag niet meer bedragen dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of de hogere grenswaarden conform het besluit van het college van burgemeester en wethouders. Derhalve is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit betekent dat pas gewoond kan worden nadat een aaneengesloten geluidswal dan wel geluidscherm of een combinatie daarvan, met een bouwhoogte van ten minste 8 m (mogelijk binnen de groenbestemming) is opgericht .
In het plangebied zijn verschillende leidingen gelegen met een belangrijke (boven)regionale functie op het vlak van de gas-, water- en rioolwatervoorziening. Deze hebben een dubbelbestemming die in het geval van een belangenafweging voorrang heeft boven de eveneens van toepassing zijnde bestemming(en).
Binnen deze bestemming kunnen bouwwerken worden gebouwd, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hoofdfunctie. Voor elke leiding is een zogenaamde veiligheidszone van toepassing, waarbinnen in principe niet gebouwd mag worden. Ter bescherming van de leidingen is tevens een aanlegvergunningenstelsel van toepassing.
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen. Dit hoofdstuk bevat antidubbeltelregeling, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels. Deze regels zijn opgenomen in de artikelen 10 t/m 12. In artikel 13 is de voorrangsregeling dubbelbestemmingen opgenomen. Deze heeft betrekking op de verschillende transportleidingen in het plangebied.
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook is een strafbepaling opgenomen voor overtreding van de gebruiksbepalingen. Deze regels zijn opgenomen in artikel 14 en 15. In artikel 16 is de slotregel opgenomen.
Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van het project zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de ontwikkelaar worden doorberekend. Het bouwproject wordt gefinancierd uit eigen middelen van de ontwikkelaar.
Op grond van artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn plannen aangewezen waarvoor een dergelijk exploitatieplan moet worden opgesteld. In dit geval is er sprake van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Echter in artikel 6:12, lid 2 is opgenomen dat de gemeenteraad kan besluiten géén exploitatieplan vast te stellen indien:
In onderhavige situatie wordt voldaan aan de bovengenoemde voorwaarden waardoor het kostenverhaal van het project anderszins verzekerd is. De gemeente en initiatiefnemer hebben daartoe een anterieure overeenkomst met elkaar gesloten. In de anterieure overeenkomst is ook het tijdvak/fasering opgenomen alsook de eisen en regels zoals bedoeld onder punt 3.
Samenspraak
De wijze waarop de gemeente Zoetermeer omgaat met samenspraak is geregeld in de 'Kadernota Samenspraak' (oktober 2013) en de 'Samenspraakverordening' (24 september 2015). De kadernota gaat in op de inhoud en niveau van samenspraak en de verordening gaat in op de vereisten die gesteld worden aan samenspraak.
Op 10 januari 2018 is een inloopbijeenkomst georganiseerd voor omwonenden, waarbij zowel de plannen van de ontsluitingsweg Nutricia als de plannen voor de woonwijk zijn toegelicht. Naar aanleiding van deze avond heeft het college van B&W op 5 maart 2018 een procesvoorstel samenspraak vastgesteld op het niveau van 'adviseren'. Daarna hebben er verschillende bijeenkomsten met de adviesgroep, bestaande uit omwonenden, plaatsgevonden, waarna een gedragen ontwikkelingsvariant van het woningbouwplan op 27 juni 2018 is gepresenteerd. Hiermee is de samenspraak voor de woningbouwplannen afgerond en heeft de gemeenteraad het eindverslag samenspraak vastgesteld (zie bijlage 17). Over de inrichting van de groene gebieden vindt nog samenspraak plaats met de adviesgroep. De eerste bijeenkomst hierover heeft in september 2019 plaatsgevonden.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan naar de benodigde overlegpartners gestuurd. Zeven instanties hebben een overlegreactie toegestuurd. In bijlage 18 is de Nota beantwoording Overlegreacties opgenomen.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft met ingang van 16 augustus 2019 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode was het voor een ieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. Er zijn drie zienswijzen ingediend, waarvan één zienswijze is ingetrokken. Voor de beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar Nota zienswijzen (Bijlage 21) .
Gemeentelijke handhavingsbeleid is gebaseerd op een prioritering. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.
Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.
De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.