direct naar inhoud van 6.4 Bestemmingen
Plan: Buitengebied Voorschoten (2010)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50

6.4 Bestemmingen

Agrarisch met waarden – Open gebied (art. 3)

Het agrarisch gebied dat niet binnen een natuurgebied of een weidevogelgebied is gelegen heeft in dit plan de bestemming gekregen 'Agrarisch met waarden – Open gebied'. Voor deze gronden is een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing, dat gerelateerd is aan de specifieke waarden die in de afzonderlijke deelgebieden van toepassing kunnen zijn. Zo ligt de nadruk van de landschappelijke waarden in de Vlietzone bijvoorbeeld op het karakteristieke verkavelingspatroon, terwijl elders sprake kan zijn van zowel een karakteristiek kavelpatroon als van een bijzonder open landschapstype. De in elk geval voor deze gronden typerende mate van openheid wordt tot uitdrukking gebracht door de specifieke bestemmingsbenaming 'Open gebied'.

Agrarisch met waarden – Weidevogelgebied & Natuur – Bijzondere botanische waarden & Natuur – Weidevogelgebied (art. 4, 12 en 13)

De functie van de corridor als ecologische verbindingszone tussen het Groen Hart en het strandwallenlandschap rond Wassenaar wordt in dit bestemmingsplan gewaarborgd door de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een hoge botanische waarde zoals de omvangrijke houtopstanden met Stinse flora en oude hagen, die van de specifieke bestemmingsbenaming “Bijzondere botanische waarden” zijn voorzien, en gebieden met een bijzondere betekenis voor weidevogels met de specifieke bestemmingsbenaming 'Weidevogelgebied'.

Over het algemeen betreft het hierbij gronden die in het streekplan of in voorgaande bestemmingsplannen al als natuurgebied of weidevogelgebied zijn aangemerkt of als ecologische verbindingszone. Alleen een deel van de Vlietzone in Voorschoten (tussen Haagwijk en de omgeving van de Kniplaan) zal door de aanwijzing tot weidevogelgebied in de toekomst een nadrukkelijkere bescherming krijgen t.b.v. de natuurdoeleinden.

Ter handhaving van de ecologische en landschappelijke waarden in deze gebieden zijn in het bestemmingsplan specifieke regels opgenomen in de vorm van een zogenaamd omgevingsvergunningenstelsel. Per bestemming zijn de omgevingsvergunningen bepaald. Dit vergunningenstelsel stelt, dat een aantal ingrepen in het landschap in principe zijn verboden, tenzij aan een aantal criteria wordt voldaan, die een vergunning voor de werkzaamheden mogelijk maken. Voorbeelden hiervoor zijn het diepploegen van gronden, het rooien van houtopstanden of het dempen van sloten.

Overig – Uit te werken buitenplaatsen (art. 21, 22 en 23)

Waar in het bestemmingsplan sprake is van 'Overig - Uit te werken buitenplaatsen' zal een definitieve juridisch-planologische regeling plaatsvinden door middel van een zogenaamd uitwerkingsplan. In het bestemmingsplan zijn hiervoor bepaalde uitwerkingsregels opgenomen. Zij bevatten randvoorwaarden op het vlak van de groenontwikkeling, cultuurhistorie, een eventuele woon- of bedrijfsfunctie en de omvang van de maximaal toelaatbaar geachte bebouwing.

Voor het grootste deel komen deze gronden in aanmerking voor een herbestemming als 'Natuur' of 'Agrarisch met waarden'. Beide bestemmingen hebben tot doel de plaatselijke natuurwaarden, agrarische waarden en cultuurhistorische waarden in het plangebied veilig te stellen. Dit geldt zowel voor situaties waar deze ten tijde van de vaststelling van het voorontwerp reeds bestaan als voor situaties waar deze in het verleden hebben bestaan. Bij de buitenplaatsen gaat het daarbij niet om een exacte kopie van de randvoorwaarden en kenmerken uit het verleden, maar om de bescherming van de belangrijkste hoofdkenmerken van de oude buitens. Hiertoe behoren vooral:

  • de oude ruimtelijke hoofdstructuren van de buitenplaatsen
  • een hiërarchie tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en
  • in sommige gevallen waardevolle landschapselementen zoals karakteristieke houtwallen, oprijlanen, waterpartijen of parterres.

Voor de nadere uitwerking van deze plandelen zijn waar gewenst bepalingen opgenomen omtrent:

  • de omvang van de beoogde natuurgebieden of landerijen
  • de omvang van het (deels nieuwe) oppervlaktewater
  • de bebouwing (bebouwbaar oppervlak, hoogtes en lengte- en breedtematen) en
  • het parkeerbeleid.

Verder is ook voor deze plandelen een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing dat betrekking heeft op de groene elementen. Voor de bebouwing binnen deze bestemming dienen daarentegen vooral de bouwregels in acht te worden genomen. Zo zal bebouwing in principe alleen binnen hiervoor aangewezen zones kunnen plaatsvinden en conform de randvoorwaarden zoals deze in de planregels worden weergegeven. Dit geldt niet alleen voor gebouwen, waarbinnen een woonfunctie wordt uitgeoefend maar ook voor alle andere gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50_0015.jpg"

Figuur 6.1) Plankaartuitsnede Kniplaan e.o.

Groen & Maatschappelijk – Begraafplaats (art. 9 en 11)

De binnen de plangrenzen gelegen openbare groenelementen worden voorzien van de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Maatschappelijk –Begraafplaats'. In het eerste geval betreft het vooral snippergroen of bermen langs watergangen en fietspaden, plantsoenen etc. Het accent ligt hier vooral op handhaving van de recreatieve functie en de landschappelijke waarden van de betreffende gronden. De tweede bestemming beoogt de handhaving en het gebruik van de gronden als begraafplaats. Bestaande bebouwing, waaronder dienstwoningen, is hier ingepast.

Bedrijf – Hippisch bedrijf (art. 6)

In het plangebied zijn tevens hippische bedrijven gevestigd. Omdat deze functie past bij de wens tot versterking van het recreatieaanbod binnen de corridor zullen deze bedrijven worden ingepast met de bestemming Hippisch bedrijf en de functieaanduiding (ma) voor manege of (ph) voor paardenhouderij. Bestaande bebouwingscontouren en bouwmogelijkheden blijven ongewijzigd.

Recreatie – Kinderboerderij (art. 14)

Naast de begraafplaats is een kinderboerderij gevestigd. Binnen deze bestemming is een speelgelegenheid toegestaan. Hiervoor wordt een aparte functieaanduiding opgenomen.

Water & Waterstaat- Waterkering (art. 18 en 33)

Met de bestemming 'Water' worden alle binnen de plangrenzen voorkomende watergangen en waterelementen geregeld, die voor een stabiele waterhuishouding van het plangebied een centrale afwaterings- of bergingsfunctie vervullen en die van cultuurhistorische waarde zijn. Voor deze gronden is eveneens een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing maar gelden daarnaast nog:

beschermingszones langs boezemwater (zie de bescherming van sommige oeverstroken met de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' inclusief de bijbehorende standaard profielen) en bepalingen van de Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland.

Bedrijf –Nuts (art. 7)

Tot de zogenaamde 'Bedrijf –Nuts' behoren gronden met een belangrijke functie voor de gemeenschap zoals voorzieningen voor de energie- en drinkwatervoorziening. Ter verduidelijking van hun specifieke functie zijn zij voorzien van individuele dubbelbestemmingen. Binnen deze bestemmingen kunnen bouwwerken worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hoofdfunctie. Daarnaast mogen ook groenelementen worden aangelegd ten behoeve van landschappelijke inpassing van de betreffende voorzieningen. Daar waar sprake is van dubbelbestemmingen (b.v. in het geval van leidingen) wordt het belang van de betreffende bestemmingen geregeld door een voorrangsregeling.

Verkeer & Verkeer – Railverkeer & Verkeer - Verblijfsgebied (art. 15, 16 en 17)

De bestemming 'Verkeer' wordt toegekend aan alle openbare, verharde wegen en spoorwegen in het plangebied (in veel gevallen inclusief de bijbehorende bermen). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gronden t.b.v. wegverkeer, gronden met spoorweg- respectievelijk railverkeer met de bestemmingsbenaming Railverkeer en verkeersluwe gebieden (b.v. langzaam verkeersroutes) met de bestemmingsbenaming Verblijfsgebied. Gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen worden gebruikt voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer. Hun verkeerskundige betekenis wordt waar nodig tevens gereguleerd door een passend dwarsprofiel, behorend bij de plankaart van dit bestemmingsplan. Dit geldt met name voor de provinciale weg N 447 en N 448.

De bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' heeft betrekking op zogenaamd verblijfsgebied, waar uitzonderingen daargelaten geen gemotoriseerd verkeer is toegelaten. Het betreft hierbij bijvoorbeeld oude landwegen of fiets en wandelpaden, die veelal op het terrein van de landgoederen of buitenplaatsen zijn gelegen.

Bedrijf & Horeca (art. 5 en 10)

Gronden binnen de plangrenzen waarop een bedrijf wordt uitgeoefend zijn in dit plan voorzien van de bestemming 'Bedrijf' of een rechtstreekse titel zoals 'Horeca', welke is afgestemd op de hoofddoelstelling van de betreffende gronden. Ter verduidelijking van het toegestane bedrijfstype zijn op alle locaties nadere aanduidingen opgenomen.

Ter regulering van de bebouwing zijn de bebouwingsbepalingen van toepassing zoals deze in de betreffende artikelen zijn verwoord en zoals die op de plankaart zijn weergegeven. Het betreft o.a.:

  • bouwvlakken die de maat en contour van de maximaal toelaatbare bebouwing bepalen en
  • aanduidingen op de plankaart t.b.v. de hoogte van de bebouwing.

Voor de bestemming 'Horeca' is voorts een categorisering opgenomen. De Voorschotense voorzieningen kunnen daarbij worden aangemerkt als lichte danwel middelzware horeca. Van het opnemen van een categorisering van bedrijven en inrichtingen is afgezien, omdat de in het plangebied aanwezige bedrijven een maatbestemming krijgen en uitwisselbaarheid van typen bedrijven en inrichtingen binnen categorieën niet wenselijk wordt geacht.

Wonen (art. 19 en 20)

Ten behoeve van de woonfunctie is in onderhavig bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' opgenomen. Het betreft hierbij grotendeels individuele vrijstaande woningen, 'twee onder één kap-woningen' of clusterbebouwing. Ter bescherming van de karakteristiek van bestaande en toekomstige bebouwingspatronen dient hier op de eerste plaats aandacht te worden besteed aan de bepalingen voor het beschermde stads- en dorpsgezicht. De woonfunctie zal daarnaast worden geregeld door bouwvlakken die de maat en contour van de maximaal toelaatbare bebouwing bepalen.

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken voorziet onderhavig plan in een maximale oppervlak van 50 m2 oppervlak en een maximale bouwhoogte van 3,00 meter.

Voor de landhuizen in het gebied is een specifieke bestemmingsbenaming opgenomen. Een woonfunctie is verder ook toegestaan in bedrijfswoningen en na toepassing van de Ruimte voor Ruimte-regeling. Laatstgenoemde regeling biedt de mogelijkheid voor een bedrijfssanering, waarbij ter compensatie van de sanering van tuinbouwkassen en/of agrarische bedrijven een beperkt aantal woningen teruggebouwd mag worden. Voor nadere details van deze regeling wordt hier kortheidshalve verwezen naar de planregels van artikel 3, lid 6.2 van dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke karakteristiek van woningen, buitenplaatsen en landgoederen

Eisen ten behoeve van de ruimtelijke karakteristiek worden voorts geregeld door middel van een 'Nadere eisen-regeling' op grond van artikel 3.6 Wro. Waar de gemeente de handhaving van een karakteristieke beeld wenselijk acht, wordt dan ook van deze regeling gebruik gemaakt. Het stellen van 'nadere eisen' zal daarbij zoveel mogelijk worden onderbouwd met de randvoorwaarden zoals deze zijn neergelegd in de 'Notitie Beeldkwaliteit' van april 2005. Belangrijke toetsingscriteria bij de toepassing van deze regeling zijn:

  • de effecten van de bebouwing op het beeld van de openbare ruimte en de beleving daarvan
  • typerende elementen in de vormgeving van voor, -achter en zijgevels
  • typerende maatverhoudingen tussen dak/bovenverdiepingen en onderliggende verdiepingen
  • typerende maatverhoudingen tussen een hoofdvolume en een uit- of aanbouw en
  • bouwkundige referentiepunten zoals bijzondere of stelselmatig terugkerende bouwsels of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke de achtergevelrooilijn overschrijden.

Gemengd – Molen & Vrijwaringszone – Molenbiotoop (art. 8 en 36.3)

Een specifieke bescherming kent het bestemmingsplan voor de in of buiten het plangebied aanwezige molens voor zo ver deze qua eventuele hinder voor de windvang relevant zijn. Daarbij gaat het om de Knipmolen in de gelijknamige polder en de Santhorstmolen ten noordwesten van het plangebied op het grondgebied van de gemeente Wassenaar. De bestemmingen zijn beschermend van aard en voorzien niet in eventuele bouwkundige ingrepen of veranderingen.

Leiding – Gas & Leiding – Hoogspanningsverbinding & Leiding – Water (art. 24, 25 en 26)

Tot de zogenaamde nutsdoeleinden behoren gronden met een belangrijke functie voor de gemeenschap zoals voorzieningen ten behoeve van de energie- en drinkwatervoorziening. Ter verduidelijking van hun specifieke functie zijn zij voorzien van individuele bestemmingen, indien nodig met een nadere aanduiding van de specifieke functie als respectievelijk gas- of waterleiding of als hoogspanningsverbinding door middel van de dubbelbestemming Gas, Hoogspanningsverbinding en Water.

Binnen deze bestemmingen kunnen bouwwerken worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hoofdfunctie. Daarnaast mogen ook groenelementen worden aangelegd ten behoeve van landschappelijke inpassing van de betreffende voorzieningen.

Daar waar sprake is van dubbelbestemmingen (b.v. in het geval van leidingen) wordt het belang van de betreffende bestemmingen geregeld door een voorrangsregeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50_0016.jpg"

Figuur 6.1) Overzichtskaart leidingen plangebied

Waarde - Archeologie (art. 27 t/m 31)

Terreinen met een bijzondere betekenis op het gebied van de archeologie zijn voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologie'. Binnen deze terreinen zijn bouwactiviteiten alleen mogelijk indien de archeologische waarden zijn veiliggesteld conform de aanbevelingen van het archeologische onderzoek behorende bij dit bestemmingsplan.