direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf - Hippisch bedrijf
Plan: Buitengebied Voorschoten (2010)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50

Artikel 6 Bedrijf - Hippisch bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Hippisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een paardenhouderij ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij';
  • b. een manege ter plaatse van de functieaanduiding 'manege';
  • c. een buitenbak ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorjm van bedrijf - buitenbak';
  • d. een dagverblijf ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dagverblijf';
  • e. bijbehorende parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op het perceel Veurseweg 238 is een dienstwoning van maximaal 650 m3 toegestaan;
  • c. de dienstwoning die toegestaan is op basis van 6.2.1 lid b moet geconcentreerd op het perceel gebouwd worden;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dagverblijf' mag een ondergeschikte woon- c.q. verblijfsvoorzieningen worden worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de betreffende voorzieningen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd;
    • 2. de betreffende voorzieningen uitsluitend ten behoeve van dagverblijf in het kader van het beheer van en toezicht op het bedrijf mogen worden gebruikt;
    • 3. een volwaardige dienstwoning ter plaatse niet is toegestaan.
  • e. De hoogte resp. goot- of boeiboordhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ten hoogste de hoogte resp. goot- of boeiboordhoogte zoals die was ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenbak' mag een niet-overdekte rijbak ten behoeve van de ruitersport worden gerealiseerd, met dien verstande dat de oppervlakte van een dergelijke rijbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale hoogte  
    Erf- en perceelsafscheidingen op tenminste 1 meter achter de voorgevelrooilijn   2 m.
     
    Overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m.  
    Afrasteringen ten behoeve van een buitenbak   1,5 m.  
    Lichtmasten   6,5 m.  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m.  
  • c. de maximale oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van een overkapping mag maximaal 30 m2 bedragen.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden met deze bestemming alsmede van de daaraan grenzende gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de in artikel 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
6.4.2 Uitzondering

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan wordt vastgesteld;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • e. betrekking hebben op het normale beheer en/of onderzoek op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie';
  • f. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
6.4.4 Verlening

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein c.q. de betreffende bestemming meest aangewezen instantie, zoals de Commissie Welstand en Monumenten, het Hoogheemraadschap van Rijnland, etc.