direct naar inhoud van Artikel 36 Algemene aanduidingsregels
Plan: Buitengebied Voorschoten (2010)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

36.1 Veiligheidszone - lpg
36.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' geldt de volgende aanvullende bepaling: voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg', moet onderzoek worden gedaan naar externe veiligheid.

36.2 Vrijwaringszone - landgoedbiotoop
36.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor het beschermen, verbeteren en/ of versterken van de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop:

  • a. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
  • b. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop of beide;
  • c. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte van de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg;
  • d. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa;
  • e. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap.
36.2.2 Verhouding vrijwaringszone - bestemming

Daar waar een bestemming samenvalt met de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' geldt primair het bepaalde ten aanzien van de aanduiding. De bouw- en gebruiksregels van de onderliggende bestemming zijn uitsluitend van toepassing indien en voor zover zij niet in strijd zijn met het bepaalde ten aanzien van de aanduiding.

36.2.3 Bouwregels

Om de onder 36.2.1 bedoelde kermerken en waarden van de landgoedbiotoop te beschermen geldt, tenzij deze kenmerken en waarden in de bestaande situatie al zijn aangetast, voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' dat bouwwerken slechts mogen worden opgericht indien en voor zover de belangen van het landgoed dit toestaan.

36.2.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 36.2.3 voor het bouwen van gebouwen en/ of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het bepaalde in de bij de onderliggende bestemming behorende regels, mits:
    • 1. er sprake is van een groot openbaar belang;
    • 2. er geen reële andere mogelijkheid is;
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wint het bevoegd gezag advies in bij een onafhankelijk deskundige, zoals bijvoorbeeld de Commissie Welstand en Monumenten.
36.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
36.3.1 Algemeen

De voor 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor:

  • a. de bescherming resp. het behoud van de functie van de ter plaatse voorkomende molen als werktuig;
  • b. de bescherming resp. het behoud van de waarde van de ter plaatse voorkomende molen als landschapsbepalend element;
  • c. de bescherming resp. het behoud van de vrije windvang van en het zicht op de molen.
36.3.2 Bouwregels

a. voor zover de in lid 1 bedoelde gronden medebestemd zijn, mogen- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend krachtens schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag ingevolge artikel 37 (Algemene afwijkingsregels) toelaatbare bouwwerken slechts worden opgericht indien en voor zover de belangen van de molen dit toestaan;

b. op de gronden binnen de Molenbiotoop gelden, in aanvulling op het bepaalde in de overige artikelen van de Hoofdstukken 2 en 3 van dit plan, ten aanzien van het bouwen de volgende bepalingen:

    • 1. de hoogte van bouwwerken, waarvan de afstand tot de voet van de molen meer dan 100 meter en maximaal 400 meter bedraagt, mag ten hoogste bedragen 1/100 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de molen, gerekend vanaf het laagste punt van de verticaal staande onderste wiek;
    • 2. op gronden binnen een afstand van 100 meter tot aan de voet van de molen mogen géén bouwwerken worden opgericht.
36.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunning

Het is verboden op de in artikel Vrijwaringszone - molenbiotoop bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
  • i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
b Uitzondering

Het uitvoerverbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • e. betrekking hebben op het normale beheer en/of onderzoek op of in gronden met de bestemming "Primair Archeologisch waardevol gebied";
  • f. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
c Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
d Verlening

Alvorens omtrent op een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein c.q. de betreffende bestemming meest aangewezen instantie, zoals de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, het Hoogheemraadschap, etc.

36.4 Vrijwaringszone - straalpad
36.4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - straalpad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van straalpaden.

36.5 wro-zone - wijzigingsgebied wro
36.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de nadere aanduiding op de planverbeelding 'wro-zone - wijzigingsgebied EHS' de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'natuur' met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden op vrijwillige basis als ecologische verbindingszone aan een terreinbeherende instantie in eigendom zijn overgedragen, dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een conceptnotariële akte zijn vastgelegd;
  • b. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 13 van toepassing.