4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van het oprichten van een schuilgelegenheid voor dieren of berging ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat:
-
a. per perceel of per geheel van aaneengesloten percelen, behorend tot één agrarisch bedrijf, niet meer dan één schuilgelegenheid of berging mag worden opgericht;
-
b. de oppervlakte van een schuilgelegenheid of berging niet meer mag bedragen dan 25 m²;
-
c. de hoogte van een schuilgelegenheid of berging niet meer mag bedragen dan 3,0 meter;
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
-
c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
-
d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
-
f. diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
-
g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
-
h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
-
i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
-
j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
4.4.2 Uitzondering
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
-
d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
-
e. betrekking hebben op het normale beheer en/of onderzoek op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie';
-
f. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:
-
a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
-
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
-
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
-
d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
4.4.4 Verlening
Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein c.q. de betreffende bestemming meest aangewezen instantie, zoals de Commissie Welstand en Monumenten, het Hoogheemraadschap, etc.