Plan: | Bestemmingsplan De Haven 2019 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1930.BPDeHaven2019-3001 |
Het Masterplan Dijkzone (oktober 2005) voorziet in de transformatie van langs de Oude Maas gelegen verouderde bedrijventerreinen in een aantrekkelijk woongebied met ca. 2700 woningen en bijbehorende voorzieningen. Het project is bekend onder de naam "De Elementen".
Het gebied 'De Haven' is een onderdeel van het project De Elementen en is één van de vier deelprojecten: De Dijk, Het Land, Het Park en De Haven. 'De Haven' is het laatste deelproject. Het plan De Elementen is inmiddels een begrip geworden en geeft nadrukkelijk aan waar de gemeente met dit gebied naar toe wil.
Het Park (Vier Werelden Park) is gerealiseerd op basis van een destijds doorlopen WRO-procedure. De Dijk en Het Land zijn in ontwikkeling en deels gerealiseerd. Het bestemmingsplan voor deze onderdelen is op 3 oktober 2012 vastgesteld.
Het deelproject De Haven is eveneens in ontwikkeling. Ter plaatse van de grotendeels voormalige bedrijventerreinen vindt een transformatie plaats naar een woongebied met maximaal 750 woningen. Daarnaast is er ruimte voor dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke functies en recreatieve-, culturele- en groenvoorzieningen.
Op 8 juli 2014 heeft de gemeenteraad het 'Masterplan Spijkenisse Haven' vastgesteld. Dat Masterplan is gebruikt bij de opstelling van het bestemmingsplan 'De Haven', dat op 21 december 2015 vastgesteld.
Het bestemmingsplan 'De Haven' kent gebieden met een directe bouwtitel. Dit is het plandeel zuidoostelijk van de Haven na bij de dijk. Hier zijn ondertussen de projecten Fregat, Botter en Sluis in ontwikkeling en deels in de verkoop.
Voor andere plandelen zijn in het bestemmingsplan zgn. "uit te werken" bestemmingen opgenomen. In deze plandelen kan tot uitvoering worden overgegaan op basis van een vast te stellen uitwerkingsplan.
Voor het gebied ten noorden van de haven is op 22 mei 2018 het uitwerkingsplan "Haven-Veerweg" vastgesteld. Binnen dit uitwerkingsgebied is het project Veerkade in voorbereiding.
In de komende jaren zullen voor de overige plandelen projecten tot ontwikkeling worden gebracht. Zoals voor het gebied "Haven-Veerweg", moeten ook voor deze projecten uitwerkingsplannen worden gemaakt en vastgesteld. Dit vraagt veel energie en tijd.
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is meer duidelijkheid ontstaan over hoe het gebied verder wordt ontwikkeld. De randvoorwaarden voor uitwerking van de globale bestemmingen zijn daarmee grotendeels ingevuld. De argumenten om met uitwerkingsplannen te werken zijn hierdoor in feite komen te vervallen.
Om die reden is er voor gekozen een nieuw bestemmingsplan zonder uitwerkingsverplichting op te stellen. Uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan is de inmiddels verder uitgewerkte stedenbouwkundige opzet, waarbij het plan voldoende ruimte moet laten om de stap naar doorontwikkeling tot uitvoeringsgerichte bouwplannen te kunnen zetten. De oorspronkelijke kwalitatieve en kwantitatieve randvoorwaarden voor het gebied De Haven blijven daarbij onverminderd van toepassing.
Een en ander heeft geresulteerd in het voorliggende bestemmingsplan "De Haven 2019".
Afb.: ligging plangebied
Het plangebied 'De Haven 2019' ligt aan de oostzijde van het centrum van de kern Spijkenisse en wordt globaal als volgt begrensd:
In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
De voorheen in dit gebied gevestigde bedrijvigheid is verplaatst/gestopt. Het gebied is geheel eigendom van de gemeente en is tot de beoogde planontwikkeling tot uitvoering wordt gebracht buiten gebruik.
In het bestemmingsplan 'De Haven' is vanwege de op dat moment nog bestaande onzekerheden en de lange realiseringstermijn deels uitgegaan van bestemmingen met een directe bouwtitel en deels van (later) uit te werken bestemmingen.
In de afgelopen jaren is meer en meer duidelijkheid ontstaan omtrent de ontwikkeling van het plangebied en zijn belemmeringen voor die ontwikkeling weggenomen. Inmiddels zijn de eerste planonderdelen in ontwikkeling en uitvoering en zal de planuitvoering in de rest van het gebied De Haven de komende jaren van start gaan.
In verband hiermee zijn de voordelen die globale uit te werken bestemmingen hebben grotendeels vervallen en wegen de nadelen van deze planvorm niet meer op tegen de voordelen. Nadeel is met name de verplichting om, voordat tot uitvoering kan worden overgegaan, een uitwerkingsplan op te stellen en in procedure te brengen. Dit gaat ten koste van de slagvaardigheid en snelheid van de planrealisatie.
Om die reden heeft het thans de voorkeur om de uit te werken bestemmingen te vervangen door bestemmingen die directe basis zijn voor uitvoering van het resterende deel van het plangebied De Haven. Het bestemmingsplan "De Haven 2019" komt hieraan tegemoet. Daarbij is er voor gekozen het bestemmingsplan uit 2015 geheel, d.w.z. inclusief het uitwerkingsplan "Haven-Veerweg", te vervangen. De programmatische uitgangspunten voor het gebied De Haven wijzigen blijven onverminderd gelden.
In hoofdstuk 1 worden enkele algemene, in ieder bestemmingsplan voorkomende, onderdelen beschreven. Hoofdstuk 2 beschrijft eerst de bestaande situatie in het plangebied en daarna de uitgangspunten, waaronder het op 8 juli 2014 vastgestelde Masterplan Spijkenisse Haven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het beleidskader aan de orde. De verantwoording op verschillende beleidsterreinen is verwoord in hoofdstuk 4. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan archeologie en cultuurhistorie, bedrijven en milieuzonering, bodemkwaliteit, duurzame (energie)voorzieningen, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, natuur en landschap, verkeer en vervoer, water, M.e.r. - beoordeling. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en komen eveneens de resultaten van het overleg aan de orde.
Het plangebied is een onderdeel van het project De Elementen. Dit plangebied ligt aan de oostzijde van het centrum van Spijkenisse, aan de voet van de Spijkenisserbrug.
De Elementen wordt in het noordoosten begrensd door de Oude Maas.
In het zuidoosten grenst het projectgebied aan het woonwagencentrum Groenoord en een kleinschalige bedrijfslocatie.
Aan de zuidwestzijde van het project De Elementen is de Schenkelweg structuurbepalend.
De verkeersverbindingen tussen de Schenkelweg en de dijk (Oude Maas), de Elementenweg en de Groenoordweg, maken onderdeel uit van het projectgebied. Zij vormen de ontsluitingswegen voor het totale project De Elementen. Op de dijk zijn deze wegen met elkaar verbonden door de Hongerlandsedijk.
De primaire waterkering langs de Oude Maas, De Dijkzone, is bepalend voor het gebied De Elementen: een dijklichaam van een kilometer lengte, dat 5.50 tot 8.50 m boven NAP ligt en zich qua maat en schaal kan meten met de Spijkenisserbrug. Het vormt één van de hoofdstructuren voor het plangebied De Elementen.
De haven van Spijkenisse vormt een belangrijk onderdeel in het groter geheel, mede doordat de haven aan de andere zijde van de Schenkelweg, doorloopt tot in de huidige binnenstad en daarmee een verbinding maakt. Direct aan de haven liggen de bedrijventerreinen Haven-Noord en Haven-Zuid op 3.50 meter boven NAP, ter plaatse van de sluis komen deze twee elementen samen.
Plangebied De Haven ligt binnen een afstand van 400 meter van de molen Nooit Gedacht, gelegen aan Noordeinde 97/99 en daarmee binnen de molenbiotoop. Om de ontwikkeling van het Centrumplan en het project De Elementen mogelijk te maken heeft de gemeente de molen 7 meter omhoog gebracht.
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan zijn alle voormalige gebruiksactiviteiten, voornamelijk bedrijven, beëindigd. Het plangebied is daarmee beschikbaar voor realisering van het plan voor De Haven.
Ondertussen is de bouw in het gebied De Haven gestart en zijn de eerste woningen eind 2018 opgeleverd.
Het plangebied is onderdeel van het project De Elementen. Het beleid om het gebied De Elementen te bebouwen vloeit voort uit het Stadsplan Spijkenisse, dat in 1998 is vastgesteld. Dit beleid is nader uitgewerkt in het Centrumplan en de beleidsvisie Wonen (beiden uit 1999).
Kern van deze plannen is om kaders te scheppen om het vrij eentonige woonmilieu, dat is ontstaan in de periode dat de gemeente Spijkenisse vooral functioneerde als groeikern, te verbeteren. Kernbegrippen daarbij zijn: het aanbrengen van meer samenhang en identiteit in de stad met daarbij een cruciale rol voor het centrum van de stad, het benutten van nieuwe kansen en het versterken van de kwaliteit.
Om aan deze doelstellingen tegemoet te komen, is een zekere bouwplancapaciteit nodig. Deze is te vinden in verouderde bedrijventerreinen tussen de Oude Maas en het huidige centrum. Deze locaties lenen zich voor centrum-stedelijk wonen, waardoor intensief ruimtegebruik en functiemenging gegarandeerd zijn.
De zone langs de Oude Maas is een voortreffelijke locatie om te wonen. Weids uitzicht over het water, centrumvoorzieningen op loopafstand en metrohalte Spijkenisse Centrum in de nabijheid. Het biedt Spijkenisse een unieke kans om zich te manifesteren als stad aan de rivier.
De locatie waar het plan De Elementen wordt gerealiseerd leent zich voor een woonmilieu dat afwijkt van de tot nu toe in de stad gebouwde woongebieden. Door de ligging nabij het centrum en aan het water ligt het voor de hand om geconcentreerd en in de hoogte te bouwen.
Door de relatie met het water kan Spijkenisse zich ontwikkelen als stad aan de Oude Maas.
Op 8 juli 2014 stelde de gemeenteraad het Masterplan Spijkenisse Haven vast. In dat Masterplan zijn de uitgangspunt voor het plangebied De Haven beschreven. Onderstaand volgen enkele van de van belang zijnde passages.
Algemeen
De Haven is het laatste deelproject van De Elementen en biedt mogelijkheden voor een woonmilieu dat Spijkenisse nog niet kent. Naast maritiem woongenot, kan het gebied transformeren tot een florerende plek voor dienstverlening, creatieve industrie, horeca, kantoren, maatschappelijke functies, groenvoorziening en recreatieve en culturele activiteiten.
Met de ontwikkeling van de wijk De Elementen is de cirkel, voor “New Town” Spijkenisse met circa 75.000 inwoners, rond. Nieuwe uitdagingen op het gebied van leefbaarheid, aantrekkelijkheid en onderhoud, zijn onderdeel van de aanpak van de wijk. En ook integraal beheer, integrale handhaving, wijkontwikkeling, sociale cohesie en kwalitatief hoogwaardige voorzieningen spelen hierin een belangrijke rol.
Spijkenisse is vol in ontwikkeling en wil graag een "complete stad" zijn met diverse aantrekkelijke woonmilieus. Huidige bewoners moeten daarom kunnen doorgroeien en nieuwe doelgroepen moeten zich tot de stad aangetrokken gaan voelen. De vraag naar kwalitatieve woningen en een bijzonder woonklimaat neemt toe. Alle nieuwbouw in Spijkenisse speelt in op deze trend. De Haven biedt kansen om daar nog een schep bovenop te doen en een aanvullend - én onderscheidend - woningmarktsegment te realiseren.
Plangebied situatie 2014
De ambitie: van ´huiskamer´ naar ´thuishaven´
Spijkenissers weten het al lang: de stad is aantrekkelijk om te wonen en te leven. Alle faciliteiten zijn binnen handbereik. Er is volop werkgelegenheid. Het verenigingsleven bruist.
Met de herstructurering van het centrum was de focus en ambitie van Spijkenisse jarenlang naar binnen gericht. Het centrum moest (weer) voelen als 'huiskamer van de stad'. En het mag gezegd: Spijkenissers herontdekken het stadshart.
Maar niet alleen het centrumbezoek van eigen inwoners neemt toe. “Binnen beginnen is buiten winnen,” moet het stadsbestuur gedacht hebben. Het intern gerichte verhaal klinkt steeds verder door buiten de stadsmuren. Van heinde en verre bezoeken mensen Spijkenisse-Centrum en zijn ze aangenaam verrast: “Als ik dat eerder had geweten…”.
Om het vizier naar buiten verder te onderstrepen toont de stad een staaltje toonaangevende architectuur. En onderschat het niet, Spijkenisse staat écht op de kaart. Meer dan ooit is nu het moment om de interne ambitie van 'huiskamer' te verschuiven naar de externe ambitie van 'thuishaven'.
Thuishaven
Overal ter wereld herbergen 'thuishavens' drie kernwaarden. Een thuishaven is een ankerplaats voor:
Gezien de mogelijke positie van Spijkenisse heeft De Haven alles in zich om niet één, maar alle drie de kernwaarden in haar programmering op te nemen. Het gebied biedt de stad een uniek en onderscheidend vestigingsmilieu voor bewoners, bedrijven en ondernemers. De Haven herbergt het oerverhaal over Spijkenisse. Tegelijkertijd claimt de stad met het gebied een sterke positie in de regio, wat z'n uitwerking heeft op wonen, bezoek en vrije tijd.
De thuishaven geeft richting aan het programma
De drie waarden bieden een functionele mix die veel synergie oplevert, maar laten ook de verhouding zien tussen kleinschalige, middelgrote en grootschalige programmaonderdelen. Voor de uitstraling van het hele gebied is het van belang om zorgvuldig te kijken naar die verhouding van maat en schaal. Zo wordt voorkomen dat de komst van een te groot havenbedrijf de ontwikkeling van de andere kernwaarden frustreert.
Positionering Spijkenisse-Haven
In de steeds sterker wordende regio en de behoefte aan een stevigere economische positie in de regio maakt de gemeente met de ontwikkeling en positionering van 'De Haven als thuishaven' een statement naar de buitenwacht.
De Haven ligt tegen het centrum aan. Daarmee is het havenkwartier in potentie al de thuishaven van Spijkenisse. Het gebied moet alleen ook zichtbaar die betekenis krijgen. Juíst vanwege de fysieke ruimte en de kernwaarden van deze plek in relatie met de stad, biedt De Haven kansen om de ambitie en positionering van Spijkenisse op alle fronten zichtbaar te maken.
Doorkijk 2020 schetst Spijkenisse als een thuishaven voor een wereldhaven. Een propositie die niet alleen geografisch, maar ook in het DNA van de stad en de bewoners schuilt. Om stakeholders en marktpartijen te interesseren voor zakendoen in en met Spijkenisse kiest de stad voor een netwerkbenadering: stimulerend en faciliterend aan het Haven Industrieel Complex (Tweede Maasvlakte en de mainport Rotterdam).
Ontwikkelstrategie en flexibiliteit
Plangebied en omgeving
De strategie van het stedenbouwkundig plan is om het water centraal te stellen met aan de ene zijde aansluiting op het karakteristieke 'oude Dorp' en aan de andere zijde verbinding met het stedelijke centrum. Het is dé kans om de stad echt af te maken en een eigen identiteit (terug) te geven. Dankzij kwaliteiten van de haven en de Oude Maas kan het gebied verder ontwikkelen binnen de nautische thematiek.
Fasering
Het plan is geen strak keurslijf, maar een flexibel plan dat langzaam en snel kan groeien, met meer of minder programma. Het plan is in fases uit te voeren en op te leveren, aan beide zijden van het water. Op die manier blijft het gebied altijd een aantrekkelijk havenbeeld opleveren. Door tijdelijke functies aan gebieden te koppelen in samenwerking met gebruikers - place making - blijft de bedrijvigheid en daarmee toegevoegde waarde van toekomstige plekken intact.
Promotie en marketing
De belevingswaarde van water is enorm. De haven kan in zijn huidige vorm functioneel gemaakt worden voor pleziervaart en andere schepen. Daarnaast biedt het water mogelijkheden om 'op' of 'aan' te wonen. Het gebied biedt aantrekkelijke woon-werkruimten en mogelijkheden voor creatieve beroepen en (nautische) ambachten. En ook voor winkels, kantoren en horeca is er ruimte. Naast functionele eigenschappen, herbergt water ook allerlei emotionele aspecten. Het plan brengt een unieke sfeer in de stad die er nog niet is. Ideaal voor doorstroming van huidige Spijkenissers, maar ook voor een aan te trekken nieuwe groep (internationale ) bewoners en bezoekers. De Haven heeft een aanzuigende werking vanaf de Groene Kruisweg en vormt een entree voor Spijkenisse. Het gebied wordt goed bereikbaar voor auto's, fietsers en wandelaars. Kortom, een verblijfsplek van hoog niveau, voor iedereen.
Planopzet
Strategie
Dit masterplan staat voor de mentaliteit waarmee Spijkenisse de uitdagingen die er zijn voor De Haven aangaat. Het plan is flexibel en opgebouwd uit een aantal stappen. De eerste vier stappen zijn strategisch. De laatste vier stappen zijn sterk bepalend voor de identiteit en woonkwaliteit.
Stap 1. Veerkade: karaktervolle kade
De belangrijkste strategische ingreep voor de planontwikkeling van De Haven is het maken van een nieuwe strook bebouwing aan de Veerweg. De strook moet de kleinschalige lintbebouwing van het oorspronkelijk (lint)dorp van Spijkenisse doortrekken. De karaktervolle woningen en panden vormen daarbij meteen een afscherming van de bestaande bedrijventerreinen van het gebied Haven-Noord. Door het gelijktijdig te ontwikkelen met Haven-Zuid ontstaat in elke fase een aantrekkelijk en ´af´ woonmilieu. De strook zorgt bovendien voor nieuw bouwvolume in het plan.
Stap 2. Havenkommen: volop aan het water!
Om aan de benodigde grond te komen voor het aanleggen van de nieuwe Veerkade, wordt er een aantal havenkommen gegraven. Woningen rondom deze havenkommen én een aantrekkelijk ´waterprogramma´ vormen de basis voor de woonkwaliteit. Door de uitgerekte en verlengde kades worden zoveel mogelijk woningen op de zon en het water georiënteerd.
Stap 3. Stedelijk weefsel: verrassen en ontdekken
Een parallelle verbinding tussen de haven, de Elementenweg en een aantal tussenstraten zorgt voor een fijnmazig stedelijk weefsel. De parallelle route en de tussenstraten hebben een meanderende structuur. Door bewust niét te kiezen voor kaarsrechte straten, ontstaat er een structuur waarin het plan niet in één keer is te overzien. Subtiele knikken zorgen ervoor dat er intieme plekken ontstaan, die worden afgewisseld met weidse ruimten. Dit maakt het plan veel spannender. Het stedelijk weefsel is geïnspireerd op de Townscape-benadering van de Engelse architect Gordon Cullen. Juist door min of meer gevarieerd met gebouwen, straten en ruimtes om te gaan ontstaat er een visuele ervaring die de bezoeker nieuwsgierig maakt.
Stap 4. Raamwerk en bouwvelden: orde in de chaos
De fijnmazigheid zorgt voor een maximale beleving voor de gebruiker, maar is opgebouwd uit een rationeel gridsysteem. De Veerkade, de havenkommen, de parallelle route en de tussenstraten vormen het openbare raamwerk. Daarbinnen ligt het speelveld; de bouwvelden. Zowel het raamwerk als de bouwvelden zijn flexibel in te richten, zodat er tijdens het ontwikkelproces bijgestuurd kan worden. Met de spelregels voor het raamwerk en de bouwvelden zijn de basiskwaliteiten vastgelegd.
Stap 5. Netwerk van éénrichtingsverkeer: lekker duidelijk!
Vanaf de Elementenweg ontsluit een aantal éénrichtingsverkeerslussen alle bouwvelden. Vanuit deze lussen zijn de parkeerstroken binnenin de bouwvelden bereikbaar. Het autoverkeer is minimaal dominant.
Stap 6. Autovrij havengebied: leefbaar en veilig
De Haven wordt het domein van fietsers en wandelaars. Langs de gehele waterlijn is geen autoverkeer. Dit betekent dat de parallelle route deels toegankelijk is voor auto´s en deels niet. De kades zijn uiteraard wel toegankelijk voor verhuiswagens en hulpdiensten.
Stap 7. Verschillende sferen: drie keer is scheepsrecht
Het hele gebied bestaat uit drie zones:
Het verschil in sfeer komt voort uit de bebouwingstypologie, de bouwhoogte, de architectonische vormgeving en de inrichting van de openbare ruimte.
Stap 8. Waterprogramma
De kades en havenkommen vormen het hart van de woonwijk. Ook krijgen de havenkommen elk een eigen sfeer door het toepassen van verschillende typen kades en het maken van aanlegplekken voor verschillende boottypen. Het toevoegen van een aantrekkelijk waterprogramma (zoals bijvoorbeeld passanten- en historische schepen) verlevendigt de buurt en zorgt dat de buurt zich onderscheidt van de rest van De Elementen en Spijkenisse.
Verkeer en parkeren
Externe ontsluiting
Interne verkeersstructuur
Parkeren
Langzaam verkeer
Bijzondere plekken
Verblijven en spelen
De Haven is voor jong en oud. Bewoners van verschillende leeftijden en met diverse levensstijlen vinden er hun plek. Voor kinderen zijn er formele en informele speelplekken. De formele speelplekken liggen onder andere in het Havenkompark en in het Elementenpark aan de andere zijde van Elementenweg. De parkeerstroken in de binnenterreinen en de autovrije kades lenen zich prima voor informeel spelen. De kinderen maken op hun eigen manier gebruik van deze informele speelplekken. Veiligheid staat bovenaan: op de kades wordt goed rekening gehouden met de grote waterniveauverschillen.
De allerkleinsten, van 0 tot 6 jaar, spelen in de voor- of achtertuin, op de parkeerstroken en soms op straat. Ze spelen in ieder geval op een plek waar de ouders hen goed in de gaten kunnen houden. Het speelgebied van de kinderen tussen 6 en 12 jaar is al wat groter. Ze gebruiken bijvoorbeeld het Havenkompark, het Elementenpark of de Hongerlandsedijk als speelgebied. Ouders weten dat hun kinderen dan in de haven of de nabijheid ervan spelen. De jongeren tussen 12 en 18 jaar bewegen zich meer door de wijk en zijn op zoek naar plekken aan de rand van de wijk en ook in het centrum van Spijkenisse. Bij de inrichting van deze bijzondere plekken wordt ook aan de volwassenen gedacht. Want als ouders ergens graag vertoeven (en het is veilig), gaan de kinderen vanzelf mee.
Bouwvelden
Bouwvelden en flexibiliteit
Het ontwikkelplan is opgebouwd uit drie typen bouwvelden, die zijn gerelateerd aan drie zones:
Elk van deze bouwvelden heeft een generiek stramien, waarbinnen verschillende bouwprogramma's passen. Op die manier is er gedurende het ontwikkelproces voldoende flexibiliteit om te schuiven met het programma zonder dat dit ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit. De flexibiliteit wordt gedefinieerd door middel van onderstaande parameters. Gezamenlijk vormen dit de bouwstenen, waarmee de bouwvelden worden ingevuld met verschillende bandbreedtes.
Parameters
Stramienen
De dimensionering van drie bouwvelden is gerelateerd aan de diepte van de bebouwing en de parkeeroplossing. Samen met de hoeken vormen ze de stramienen van de bouwvelden.
Parkeren
Er zijn vier typen parkeeroplossingen voor het bewonersparkeren. Het bezoekersparkeren is altijd op maaiveldniveau.
Op maaiveld:
In het binnenterrein:
Onder de bebouwing:
Op het gehele bouwveld:
Typologieën
In het ontwikkelplan wordt onderscheid gemaakt tussen een zestal woontypologieën. Natuurlijk is het mogelijk om hier meerdere typen of varianten van de hoofdtypologieën aan toe te voegen, mits ze passen in het wenselijke stedenbouwkundige beeld.
Dijkblokken
Kadeblokken
Veerweg
Programma
Het Beeldkwaliteitsplan Spijkenisse Haven d.d.30 mei 2016 geeft richtlijnen voor de openbare ruimte en de bebouwing met als doel de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. De in dit plan geformuleerde architectonische richtlijnen vormen voor de ontwikkelaar, gemeente, architecten en andere ontwerpers een kader voor de verdere uitwerking. De richtlijnen garanderen dat de samenhang, ambitie en uitgangspunten van het Masterplan Spijkenisse Haven overeind blijven en worden versterkt.
Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
In deze paragraaf worden enkele elementen die betrekking hebben op het gebied aan de Veerweg (de zgn. Koopmansbuurt) aangehaald.
Voorafgaand daaraan wordt aandacht besteed aan het kwaliteitsteam en de supervisie, de welstand, de relatie met de welstandsnota, het stedenbouwkundige plan en algemene architectuur richtlijnen.
Kwaliteitsteam en supervisie
Voor de bewaking van de kwaliteit van de architectonische uitwerking wordt bij Spijkenisse Haven gewerkt met een Kwaliteitsteam. In het Kwaliteitsteam vervult de stedenbouwkundig ontwerper van het plan de rol van supervisor. Naast de supervisor hebben de gemeentelijke projectleider en de gemeentelijke stedenbouwkundige zitting in het team. Het aldus samengestelde Kwaliteitsteam vertegenwoordigt het gedachtegoed van het Stedenbouwkundig plan en het Beeldkwaliteitsplan en zal de verschillende ontwerpers begeleiden in het ontwerpproces.
De uitwerkingen in de vorm van gebouwontwerpen zullen uitsluitend na goedkeuring door het Kwaliteitsteam aan de Welstand worden voorgelegd.
Het Kwaliteitsteam richt zich op de integrale stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van het plan en heeft een adviserende rol bij de selectie van architecten en overige ontwerpers. Ze heeft als taak alle ontwerpers zo te sturen dat zij de oorspronkelijke gedachte van het plan versterken. Juist hierin is de afstemming tussen de verschillende ontwerpen van belang. De regels en richtlijnen uit dit Beeldkwaliteitsplan vormen het toetsingskader voor de gebouwen. Ze zullen flexibel worden toegepast wanneer er betere oplossingen worden voorgesteld dan in de richtlijnen beschreven en een ontwerper ideeën heeft die het plan met voortschrijdend inzicht aanscherpen en verbeteren.
Welstand
De Welstandscommissie is een onafhankelijk adviesorgaan, dat het gemeentebestuur adviseert over ruimtelijke kwaliteit. Haar taken zijn wettelijk vastgelegd. De formele, wettelijke bevoegdheid tot welstandstoetsing ligt bij de Welstandscommissie. Zij bewaakt de ruimtelijke kwaliteit en esthetische samenhang in ontwikkelingen en baseert zich daarbij op het door de gemeente opgestelde welstandsbeleid. Met het vastleggen van de criteria in dit Beeldkwaliteitsplan worden de kwaliteit en het ambitieniveau geborgd.
Het Beeldkwaliteitsplan voor de Haven is leidend voor de begeleiding van individuele planontwikkelingen. Bij de eerste ontwerpschetsen zal het supervisieteam, bestaande uit supervisor, stedenbouwkundige en projectleider, de voorstellen beoordelen en van commentaar voorzien, waarbij de welstandscommissie meekijkt en zo nodig aanvullende opmerkingen maakt. Verderop in het proces zal er bij de uitwerking van de eerste schetsen naar VO eenzelfde consultering van de Welstandscommissie plaatsvinden, en nogmaals tijdens het DO proces, zodat de commissie, wanneer een vergunningsaanvraag voorligt, volledig op de hoogte is van de ontwikkelingsgeschiedenis, en een akkoord in feite de bevestiging is van de sturing tijdens het totale proces.
Relatie met de Welstandsnota
Het Beeldkwaliteitsplan Spijkenisse Haven dicteert het ambitieniveau voor welstand. Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de gemeente Nissewaard. Door het opstellen van het welstandsbeleid kan de gemeente een effectief en controleerbaar welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
De Welstandsnota geeft richting in hoofdlijnen en omschrijft bij welke mensen en instanties de verantwoordelijkheden liggen. Het Beeldkwaliteitsplan geeft een nadere invulling van de kwaliteit van het beeld. De architectonische richtlijnen uit het Beeldkwaliteitsplan kunnen fungeren als basis voor een actualisering van de Welstandsnota.
Stedenbouwkundig plan
Het masterplan Spijkenisse Haven zet in op zoveel mogelijk wonen aan het water. Bestaande structuren van Spijkenisse worden doorgezet in de Haven. Aan de noordzijde wordt het historische dijklint doorgetrokken. Dit dijklint met karaktervolle panden vormt ook een afscherming van het bestaande bedrijventerrein.
Om aan de benodigde grond te komen voor het aanleggen van de nieuwe Veerkade, wordt er een aantal havenkommen gegraven. Woningen rondom deze havenkommen én een aantrekkelijk ´waterprogramma´ vormen de basis voor de woonkwaliteit. Door de uitgerekte en verlengde kades worden zoveel mogelijk woningen op de zon en het water georiënteerd.
Een parallelle verbinding tussen de haven, de Elementenweg en een aantal tussenstraten zorgt voor een fijnmazig stedelijk weefsel. De parallelle route en de tussenstraten hebben een meanderende structuur. Door bewust níet te kiezen voor kaarsrechte straten, ontstaat er een structuur waarin het plan niet in één keer is te overzien. Knikken zorgen ervoor dat er intieme plekken ontstaan, die worden afgewisseld met weidse ruimten. Dit maakt het plan veel spannender. Het stedelijk weefsel is geïnspireerd op de Townscape-benadering van de Engelse architect Gordon Cullen. Juist door min of meer gevarieerd met gebouwen, straten en ruimtes om te gaan ontstaat er een visuele ervaring die de bezoeker nieuwsgierig maakt.
Algemene richtlijnen architectuur
Bij de opzet van het Masterplan heeft de Oudhollandse havenstad met haar duidelijk gedefinieerde openbare ruimten met straten en pleinen als voorbeeld gediend. Niet de rationaliteit van de bouwblokken staat voorop maar de rijke schakering en opeenvolging van straten en pleinen is daarbij het vertrekpunt. Het uitgangspunt van het plan is dat de gevels van de gebouwen vanuit de openbare ruimte ontworpen moeten worden en als het ware het 'behang' zijn van de stedelijke ruimte. De kades en straten zijn te lezen als een verzameling huizen en gebouwen met ieder een eigen identiteit.
Het ontwerp van elke afzonderlijke gevel dient enerzijds een krachtige eigen identiteit in de reeks van gevels te zijn, anderzijds onderdeel van de reeks uit te maken, volgens het principe: “The variety of each is dominated by the harmony of the whole”. Binnen elke regel is er altijd plaats voor een uitzondering, maar dan wel voor een uitzondering met een bijzondere kwaliteit.
De krachtige eigen identiteit, of het eigen karakter van het perceel, kan worden bereikt door per gevel onderscheidende keuzes te maken voor: de architectonische ordening of hoofdopzet, de kleur en soort materiaal, profilering in de gevel waardoor ritmering wordt geïntroduceerd, de hoogte, materialisering en detaillering van de bovenbeëindiging, de ritmering van raamopeningen en penanten, de neggediepte van openingen, het kozijntype, breedte, diepte en kleur van kozijnen en draaiende delen, maatvoering van boven- en onderkant van openingen, begrenzing van de openingen, balkontype en hekwerk.
Richtlijnen Koopmansbuurt
Sfeer
De Koopmansbuurt is de verbindende schakel van de Haven met het historische dijklint. De meandering van het historische dijklint wordt aan de Veerkade doorgezet. De Veerkade heeft een voorname uitstraling en wordt gekenmerkt door een kleine korrel (breedte van 1 of 2 panden) en een grote diversiteit aan plinten, ramen en dakbeëindigingen.
Aan de kade liggen kleine pleinen. Op de kop van elk plein staat een bouwblok met een grotere korrel.
Aan de Veerweg is de schaal van de bebouwing vergelijkbaar met het Noordeinde; een afwisseling van 1-laagse bebouwing met incidenteel 2 lagen waartussen openingen mogelijk zijn.
Algemene opbouw per korrel
Om de gewenste diversiteit te bereiken kunnen de volgende middelen worden ingezet:
Deze middelen vormen een palet waar bij elk pand uit gekozen wordt en waarmee een kleurrijk en divers geheel ontstaat.
Aanvullende criteria Veerkade
Kadewoningen
Verschijningsvorm: grachtenpanden
Appartementen
Verschijningsvorm: geparcelleerd bouwblok
Vormgegeven met een duidelijke verticale geleding
Encroachment zone
Verschijningsvorm: Dijklint
Opbouw:
Aanvullende criteria openbare ruimte
Veerkade
De materialisering van de kade is volgens de algemene richtlijnen beschreven in het beeldkwaliteitsplan. Verbijzonderingen van de openbare ruimte zoals de pleinen, trappen en delen van de kade worden uitgewerkt in aardse kleuren en grijze accenten.
Bomen begeleiden de kade. Op een paar strategische plekken is er ruimte om een klein bas! on te maken met daarin een boom.
Veerweg
Aan de Veerweg komen bomen met een dichte kruin. Naast de bomen zorgen ook de struiken tussen de parkeerplaatsen voor een groen beeld. De parkeerplaatsen en de stoep worden in dezelfde kleuren bestraat als de weg zodat de openbare ruimte een geheel blijft.
Richtlijnen beeldkwaliteit - Haven
Sfeer
In de Haven wordt de korrel van het centrum van Spijkenisse doorgezet. De havenkommen hebben een industriële uitstraling, er staan pakhuizen en bouwblokken die verwijzen naar de sfeer van havens door hun kleuren en materialen. Op de koppen van elk bouwblok staan appartementengebouwen als markering van de hoeken. Tussen deze blokken liggen grondgebonden woningen. Deze woningen hebben een kleinere korrel dan de appartementen maar sluiten qua sfeer en detaillering op elkaar aan. Om de voorname uitstraling van de Haven te versterken, wordt bij alle panden de verticaliteit benadrukt. In de twee havenkommen is ruimte gereserveerd voor steigers waar boten aan kunnen meren.
Daarnaast ligt een klein parkje met een groen talud naar het water. Door de openbare ruimte in de drie kommen verschillend uit te werken, ontstaat in elke kom een eigen sfeer.
Aanvullende criteria architectuur
Verschijningsvorm:
Haven met pakhuizen, industriële sfeer.
Algemene opbouw per korrel:
Om de gewenste diversiteit te bereiken kunnen de volgende middelen worden ingezet:
Appartementenblokken:
Grondgebonden woningen:
Deze middelen vormen een palet waar per pand uit gekozen wordt en waarmee een kleurrijk en divers geheel ontstaat.
Encroachment zone
Het doel van deze verschillende mogelijkheden is om diversiteit te bewerkstelligen en daarmee een levendige straat te creëren.
Aanvullende criteria openbare ruimte
Havenkommen
Deze richtlijnen zijn een aanvulling op de algemene richtlijnen. De kades worden daar waar mogelijk ingericht met hoogwaardige materialen zoals gebakken klinkers en basaltkeien. Het is belangrijk dat er aantrekkelijke verblijfsplekken (houten bankjes, brede trappen, toegankelijke vlonders) worden gemaakt zodat de Haven een plek wordt om te flaneren en te verblijven.
Bij de kades is er aandacht voor de verlichting waarbij zowel het hoge als lage gedeelte goed verlicht wordt.
Bij de appartementenblokken en aan de noordgevels (daar waar geen tuintjes zijn) is het wenselijk om armaturen aan de gevel om te hangen zodat zowel de publieke ruimte als de gebouwen aangelicht worden. De bomen op de kade moeten vanwege het getijde bestand zijn tegen hoogwater (een paar keer per jaar). Onder ander cypressen, elzen en wilgen zijn hiertegen bestand. In overleg met een landschapsarchitect zullen er verschillende bomen afwisselend geplant worden zodat een gevarieerd beeld ontstaat.
Binnenhoven
Voor de binnenhoven is het van belang om met minimale middelen toch een aangename sfeer te maken. De hoven worden bestraat met betonklinkers in een kleurenpalet. Tussen de parkeerplaatsen is ruimte voor bomen en struiken. Daarnaast is het wenselijk om de scheiding tussen de achtertuinen en het hof zo groen mogelijk (pergola’s) vorm te geven. Schuttingen zijn niet gewenst.
Richtlijnen beeldkwaliteit - Buurt
Sfeer
In de buurt wordt een kleinschalig en vriendelijk woonmilieu gemaakt. De bebouwing heeft een kleinschalige opzet en bestaat uit rijwoningen en twee-onder-een kapwoningen van 2 lagen met een kap. Het volume is de korrel. Binnen deze korrel is er ruimte om een rijtje te verlevendigen door bijvoorbeeld ramen licht te laten verspringen. Door de korte voortuinen en de schaal en de eenheid van de ensembles ontstaat een vriendelijke en dorpse sfeer.
Aanvullende criteria architectuur
Verschijningsvorm:
Hollandse tuindorp.
Algemene opbouw per korrel
Om de gewenste diversiteit te bereiken kunnen de volgende middelen worden ingezet:
- subtiele verschillen tussen ramen
- mogelijke kleine sprongen in de rooilijn (ca. 5 cm)
- Een hoek is bij voorkeur hoger dan het middendeel
- Een hoek bestaat uit 1 of 2 traveeën
- Aan de Elementenweg: haakse dakkappen
- Hoek mag ook een plat dak krijgen van 3 of 4 lagen
Deze middelen vormen een palet waar per pand uit gekozen wordt en waarmee een kleurrijk en divers geheel ontstaat.
Aanvullende criteria openbare ruimte
De materialisering van de buurt is volgens de algemene richtlijnen.
Gestreefd wordt naar een coherent beeld in de openbare ruimte. De straat, parkeerplaatsen en de stoep krijgen dezelfde materialen- en kleurenpalet. Door middel van lichte kleurverschillen en bestratingspatronen worden er een subtiel onderscheid gemaakt. Om de openbare ruimte verder te verlevendigen worden er verschillende bomen door elkaar geplant.
De Nota Ruimte is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.
Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bepaalt dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet.
Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Per 1 oktober 2012 werd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Die ladder moet in bestemmingsplannen worden doorlopen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. De regeling van de Ladder voor duurzame verstedelijking werd daarbij vervangen. De Ladder als onderbouwingsgrond voor ruimtelijke plannen is gebleven, maar de toepassing ervan is vereenvoudigd. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, motiveren volgens de Ladder.
In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan De Haven in 2015 zijn de stappen van de toen geldende Ladder doorlopen, waarbij de woningbehoefte afdoende is aangetoond en afstemming met de regionale behoefte heeft plaatsgevonden en ook met de provincie overeenstemming is bereikt.
Daarnaast betreft het een ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied dat ook in de Provinciale Structuurvisie als 'bestaand stads- en dorpsgebied' is aangeduid.
Omdat het gebied via de bestaande infrastructuur goed bereikbaar en ontsloten is werd ook aan derde voorwaarde voldaan, waarmee kon worden geconcludeerd dat werd voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het voorliggende bestemmingsplan De Haven 2019 is, zoals in hoofdstuk 1 is vermeld, gebaseerd op dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve uitgangspunten als het plan uit 2015. Daarnaast geldt, uitgaande van de actuele situatie op de woningmarkt, dat de behoefte aan nieuwe woningen ook anno 2019 onverminderd aanwezig is en de 750 geprojecteerde woningen in het plangebied De Haven nog steeds zijn opgenomen in het woningbouwprogramma voor Voorne-Putten.
Op 20 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.
Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd. Op 1 april 2019 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie in werking getreden.
De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificeerd. De opgaven zijn vanuit provinciale optiek en op een zeker abstractieniveau geformuleerd zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven. Het betreft de volgende ambities:
In het programma Ruimte zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie uitgevoerd gaan worden.
Omgevingskwaliteit
Verbetering omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening. Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening.
Kwaliteitskaart
In de Structuurvisie heeft de provincie een kwaliteitskaart opgenomen. Deze gaat over het buitengebied (de ruimte tussen steden en dorpen) en over de rand van steden en dorpen. Op deze kaart staan kwaliteiten van Zuid-Holland benoemd. Bijvoorbeeld prachtige en unieke gebieden, variërend van kust en delta tot de veenlandschappen van het Groene Hart. De kwaliteitskaart bestaat uit een aantal legenda-eenheden. De provincie vraagt gemeenten om voor ontwikkelingen in en nabij het buitengebied de kwaliteitskaart te benutten en gebruik te maken van de opgestelde gebiedsprofielen.
In de kwaliteitskaart zijn vier lagen te onderscheiden:
I. de laag van de ondergrond
II. de laag van de cultuur- en natuurlandschappen
III. de laag van de stedelijke occupatie
IV. de laag van de beleving
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is op 20 februari 2019 vastgesteld door Provinciale Staten. De verordening komt in de plaats van de Verordening Ruimte uit 2014. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende bepalingen van de Omgevingsverordening van belang.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 6.10 van de verordening is de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals geformuleerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, opgenomen. Wordt in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, dan moet worden voldaan aan de regeling van "de Ladder". Kan die ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied worden gerealiseerd dan is zo'n ontwikkeling alleen mogelijk op locaties die zijn aangewezen in het Programma Ruimte.
Toetsing aan de Ladder
De regeling is alleen van toepassing op plannen die kunnen worden aangemerkt als "stedelijke ontwikkeling". Uit de in de loop der tijd gevormde jurisprudentie blijkt dat de regeling niet geldt voor kleinschalige ontwikkelingen waarbij, als het om de functie wonen gaat, de realisering van minder dan circa. 10 woningen niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt. Een en ander is uitgebreid aan de orde gekomen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2014, zaaknummer 201306183/1.
In het voorliggende bestemmingsplan is wel degelijk sprake van een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in de Ladder.
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 lid 1 van de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Het artikel luidt als volgt:
"Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen) , wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren) wordt deze uitsluiten toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid. "
Aanvullend hierop bepaalt lid 2 van artikel 6.9 van de Omgevingsverordening het volgende:
a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.
b. een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden."
Toetsing aan voorwaarden ruimtelijke kwaliteit
Uitgangspunt voor het kwaliteitsbeleid is 'ja, mits'. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of verbeterd.
Aan de hand van de bijlage Ruimtelijke kwaliteit (Kwaliteitskaart, lagen en richtpunten) kan geconcludeerd worden dat het gebied De Elementen past binnen de ruimtelijke kwaliteit van de provincie Zuid-Holland.
Conclusie
In de toelichting van bestemmingsplan De Haven uit 2015 zijn de verschillende raakvlakken met het provinciale beleid uitgebreid aan de orde geweest. Deze bleken geen belemmering te vormen voor de vaststelling van het plan.
Het voorliggende bestemmingsplan De Haven 2019 voorziet in het invoeren van een nieuwe planmethodiek met gedetailleerde bestemmingen zonder uitwerkingsverplichting. De stedelijke ontwikkeling waarin het plan uit 2015 voorzag wijzigt in het nieuwe bestemmingsplan De Haven 2019 niet, zodat ook dit plan in overeenstemming is met de provinciale beleidskaders.
Om richting te geven aan de ruimtelijke opgave van Spijkenisse in de periode 2010 – 2020 is door de gemeenteraad op 13 mei 2009 de “Structuurvisie Spijkenisse 2010 – 2020” vastgesteld.
De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkeling in Spijkenisse op hoofdlijnen weer. Het geeft richting aan de fysieke ontwikkeling van Spijkenisse voor de komende 10 jaar. Ook geeft deze ruimtelijke vertaling inzicht in de ruimtelijke kaders en beperkingen, waarvoor Spijkenisse zich in de toekomst gesteld ziet. In het plan zijn ten aanzien van een aantal aspecten knelpunten geconstateerd op het gebied van de ruimtelijke situatie, wonen, werken en verkeer en vervoer. Aan de hand van deze knelpunten zijn hoofddoelstellingen geconcretiseerd in plandoelen voor de structuurplanperiode. Vervolgens zijn de plandoelen vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor de planperiode tot circa 2020. De visie is het uitgangspunt voor de politieke agenda. Geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met hogere overheden en marktpartijen om ontwikkelingen en investeringen in de stad te initiëren.
In de Structuurvisie is de ontwikkeling van het totale project De Elementen opgenomen als “woongebied”.
Naast overwegend ruimtelijke afwegingen, is eveneens een sociale kaart opgenomen in de structuurvisie. Op deze kaart zijn de ruimtelijke gevolgen aangegeven van diverse sociaal maatschappelijke ontwikkelingen en tendensen in Spijkenisse. Een voorbeeld daarvan is het wonen, bijvoorbeeld de realisatie van zorgappartementen en begeleid wonen. Andere onderwerpen zijn de vraag naar sportvelden, wijkcentra en huisartsenposten. Deze onderwerpen zijn zoveel mogelijk in ruimtelijke vraagstukken vertaald, zodat elk onderwerp een fysieke plaats heeft gekregen in Spijkenisse.
Na de beëindiging van de groeikerntaak en het op gang komen van de realisatie van de (voorlopig laatste) uitbreidingswijk Maaswijk, werd in Spijkenisse breed de behoefte gevoeld aan een nadere oriëntatie en visieontwikkeling op de toekomst van de stad. In 1997 werd daarom - in samenspraak met de bevolking - een stadsplan voor de periode tot 2010 opgesteld. De algemene visie op de verdere ontwikkeling van Spijkenisse wordt hierin als volgt geformuleerd:
“Spijkenisse wil een complete stad worden met een sterkere regiofunctie en een daaraan gekoppelde, kwaliteitsvolle identiteit”.
Op basis van deze doelstelling werd een drietal ontwikkelingsscenario's geformuleerd, variërend van een pas op de plaats tot optimale groei. De keuze viel uiteindelijk op het middenscenario “nieuwe kansen”. In dit scenario ontwikkelt Spijkenisse zich tot een complete en volwassen stad met circa 80.000 inwoners. Dit vereist de realisatie van een strategisch en (dus) selectief programma van ontwikkelingen op die terreinen, die meerwaarde opleveren (financieel, ruimtelijk, imago, woningmarkt), terwijl tegelijkertijd nadrukkelijk wordt ingezet op verbetering van de bestaande stad.
Kort samengevat worden de nieuwe kansen gerealiseerd door:
In oktober 2005 stelde de gemeenteraad de herziening van het Stadsplan vast. Het betreft hier een integrale en intersectorale analyse en herijking van doelen en uitgangspunten voor de periode tot 2020. De herziening moet beschouwd worden, als een richtinggevende visie die uitgewerkt dient te worden in beleid en projecten. Zo kent het plan ook een ruimtelijke vertaling. Deze ruimtelijke vertaling schetst een beeld van welke ruimtelijke mogelijkheden, waar en onder welke condities mogelijk zijn. Evenzeer geeft deze ruimtelijke vertaling inzicht in de ruimtelijke kaders en beperkingen, waarvoor Spijkenisse zich in de toekomst gesteld ziet.
Inmiddels zijn deze stadsplannen vervangen door het Visiedocument "Nissewaard naar 2040". Dit visiedocument is op 6 december 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van Nissewaard.
Bouw meer verschillende woningtypes in Spijkenisse, verbeter de bereikbaarheid, zorg voor meer en gevarieerde werkgelegenheid en benut het groen in de Bernisse. Deze vier principes vormen een toekomstvisie die moet zorgen voor een veerkrachtig en verbonden Nissewaard in 2040.
Voor de nieuwe verstedelijking is al een stevige basis aanwezig: Nissewaard maakt onderdeel uit van de stedenband MRDH-Drechtsteden en is het entreegebied voor de Zeeuwse delta. Daarnaast bieden de aantakking op het lightrailnetwerk van de regio Rotterdam en de verduurzaming van de haven goede aanknopingspunten om Spijkenisse toekomstbestendig te maken. Daar is overigens wel een extra oeververbinding over het Hartelkanaal voor nodig. Bovendien moet Nissewaard blijven inzetten op de aanleg van de A4-Zuid.
Ex-groeikern
Spijkenisse is een ex-groeikern die in de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren zeer sterk is gegroeid. Meer dan de helft van de bestaande woningvoorraad van Spijkenisse is in deze periode gerealiseerd. De belangrijkste kenmerken van deze eenzijdige voorraad zijn veel grondgebonden woningen in eenzelfde bouwstijl (weinig onderscheidende architectuur) en in een goedkoop prijssegment voor een standaard gezin van 2 ouders en 2 kinderen of flatjes voor starters.
In deze groeiperiode is er weinig aandacht geweest voor woningzoekenden met een grotere beurs en sociale stijgers, met als gevolg een eenzijdige woningvoorraad met veel sociale woningen 45 % (koop tot 140.000 en maximale huur van 699 euro), relatief weinig dure koop in een onderscheidend profiel, dat voor voldoende doorstroming in de woningmarkt kan zorgen. De woningmarkt van Spijkenisse is niet in balans op bovengenoemde punten.
Veel vestigers uit de groeiperiode zijn inmiddels empty nester, jonge senior en/of sociaal stijger en oriënteren zich opnieuw op de woningmarkt op zoek naar een duurdere grondgebonden woning of appartement in een onderscheidend profiel. De woningtypologieën in het nieuwe havenkwartier voldoen qua prijs, woningtypologie, woonmilieu en uitstraling aan de vraag van deze doelgroep. De toevoeging van deze woningen zorgt voor doorstroming op de woningmarkt en het vrijkomen van de grondgebonden woningvoorraad voor (startende) gezinnen.
Met de bouw van appartementen levert het plan De Haven ook een bijdrage aan geschikte woningen voor ouderen in het kader van de toenemende vergrijzing. De huishoudengroei tot 2030 neemt vooral sterk toe bij senioren en alleenstaanden. Voor deze groep zijn in de bestaande voorraad voldoende aantallen flats met- en zonder lift van oudere datum, maar dit zijn niet de woningen die aan de huidige woonwensen van deze doelgroep voldoen.
Zoals boven aangegeven is er ook een disbalans tussen koop en huur en sociaal en niet-sociaal in Spijkenisse. In het havenkwartier worden voornamelijk koopwoningen (grondgebonden en appartementen) toegevoegd in het middeldure- en dure segment. Op deze wijze neemt percentueel gezien het aantal koopwoningen en het duurdere segment langzaam toe.
Ontbrekende woonmilieus
Bij een analyse van de woonmilieus in de stadsregio is er een gemeenschappelijke taal (Rosetta-indeling) gekozen waarbinnen er overschotten en tekorten van woonmilieus zijn geconstateerd. Naast landelijke- en dorpse woonmilieus is er ook een tekort in het rustig, stedelijk woonmilieu binnen de stadsregio en ook op Voorne-Putten. Spijkenisse is op Voorne-Putten de enige gemeente waar dit woonmilieu wordt toegevoegd. Het plangebied van De Haven is op loopafstand van het centrum van Spijkenisse gelegen, maar heeft niet de bedrijvigheid van het stadscentrum. Met de toevoeging van grondgebonden woningen en appartementen met een maritieme stedelijke uitstraling wordt in dit gebied een rustig, stedelijk woonmilieu gecreëerd.
Het tekort van het rustig, stedelijk woonmilieu doet zich ook voor bij de andere gemeenten uit de stedelijke zone binnen de stadsregio, Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam en in de subregio Zuidrand (Rotterdam Hoogvliet, Albrandswaard en Barendrecht). Met al deze gemeenten heeft Spijkenisse substantiële verhuisstromen. In de nieuwe Woningmarktstrategie van de stadsregio is aangegeven dat het wenselijk is dat er, vooral ook in de Zuidrand, nog woningen in het rustig, stedelijk woonmilieu worden toegevoegd. Op deze wijze draagt het plan De Haven niet alleen bij aan een verbetering van de woonmilieubalans op Voorne-Putten, maar ook van de totale woningmarkt van de stadsregio Rotterdam.
Woningmarktafspraken stadsregio Rotterdam
Nissewaard en Voorne-Putten maken onderdeel uit van de stadsregio Rotterdam. In deze regio worden er vijf- en tienjarige afspraken gemaakt op het gebied van de woningbouw. De laatste afspraken dateren van 2010 en zijn door de grote veranderingen op de woningmarkt begin 2014 herijkt. Bij deze herijking is voor het eerst uitgegaan van een subregionale benadering, waarbij de kern Spijkenisse een scharnierfunctie vervult tussen de subregio´s Voorne-Putten en de Zuidrand (Hoogvliet, maar ook Albrandswaard en Barendrecht) en onderdeel uitmaakt van beide subregio's. Hierbij werd voor de gehele stadsregio en ook subregio Voorne-Putten voldaan aan een reductie van het planaanbod met 60 % in vergelijking met de afspraken uit 2010 en minimaal 80 % binnenstedelijk bouwen.
In de nota ´Dat spreken we af´ zijn door gemeenten, corporaties en marktpartijen afspraken tot 2020 gemaakt over de woonmilieus, het planaanbod, de omvang en toegankelijkheid van de sociale voorraad en de wijze van monitoring en evaluatie. Door de demografische ontwikkelingen op Voorne-Putten is aan de colleges gevraagd nogmaals kritisch te kijken naar het planaanbod op Voorne-Putten. Op 24 maart 2014 heeft de stadsregio het verlaagde planaanbod van Voorne-Putten aan de provincie aangeboden, waarop de provincie op 24 april 2014 heeft aangegeven de nota en de nadere invulling planaanbod van Voorne-Putten te aanvaarden als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen, waarbij het bestemmingsplan De Haven past binnen de regionale woningbouwbehoefte.
Tot slot is ook voldaan aan het verzoek van de provincie om het planaanbod voor de periode 2020-2024 te verlagen en binnen de bandbreedte van de provincie te blijven. Er wordt momenteel een woonvisie Voorne Putten opgesteld waarin naast kwalitatieve afspraken ook het planaanbod voor de periodes 2015-2019 en 2020-2024 wordt opgenomen wat aan de eisen van de provincie voldoet. Het plan De Haven voldoet ook aan de door u geconstateerde toenemende vraag van stedelijke woonmilieus (stedelijk rustig) en in tegenstelling tot sommige andere woningbouwprojecten op Voorne-Putten is het woningbouwproject De Haven 100 % binnenstedelijk.
In bovengenoemd convenant woningmarktafspraken 'Dat Spreken we af' Voorne-Putten is opgenomen dat de kernen Spijkenisse en Hellevoetsluis een afwijkende en eenzijdige samenstelling hebben ten aanzien van de woningvoorraad en bevolkingsopbouw in vergelijking met de andere eilandgemeenten. De woonmilieus in deze steden vragen extra aandacht om de kwaliteit en aantrekkelijkheid te verbeteren of in stand te houden. De realisatie van plan De Haven draagt bij aan een betere balans van de woningvoorraad en bevolkingssamenstelling.
Om de huidige afspraken op subregionaal, maar ook op regionaal niveau, te borgen na de opheffing van de WGR -plus regio, is afgesproken dat partijen er belang aan hechten, dat de ontwikkeling van de voorraad en de woonmilieubalans wordt gemonitord en deze kennis wordt gedeeld om, zo nodig, nieuwe afspraken te maken over de onderlinge afstemming van de gewenste ontwikkelingen in de regio.
Woningbehoeftenraming Voorne-Putten en Nissewaard
Het planaanbod op Voorne-Putten tot 2020 bevindt zich tussen de woningbehoeftenraming (3674 woningen) en bevolkingsprognose (groei van 3904 huishoudens) van de provincie. In de visie Ruimte en Mobiliteit wordt dit gedefinieerd als bandbreedte. Na 2020 is er echter sprake van een afvlakkende bevolkingsontwikkeling op Voorne-Putten en wordt op termijn een lichte daling van het aantal inwoners voorzien.
De laatste jaren zijn de primos prognoses gunstiger, omdat met name het negatieve migratiesaldo van negatief is omgebogen naar een positief saldo. Op basis van deze laatste ontwikkeling heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken aangegeven dat het programma anticipeerregio voor Voorne-Putten geen verplichtend karakter meer heeft. De colleges van Voorne-Putten hebben echter aangegeven dat zij op vrijwillige basis aangehaakt willen blijven bij het programma.
Het aantal huishoudens daalt op termijn niet door onder andere de veranderingen in de zorg en een hogere coa-taakstelling. Steeds meer huishoudens blijven zo lang mogelijk zelfstandig wonen. De uitdaging hierbij is wel om tijdig te beginnen met de aanpassingen op maat van huurwoningen en het bewustwordingsproces van huiseigenaren. Daarnaast zal het aantal kleine en 1-persoonshuishoudens blijven toenemen.
In de brief van de provincie van april 2015 'Effect immigratie op woningbehoefte' blijkt dat in vergelijking met de huidige WBR zich in een aantal gemeenten meer migranten hebben gevestigd dan voorzien. Voor Spijkenisse/ Nissewaard een extra migratiesaldo van 117. Bovengenoemde woningzoekenden behoren niet tot de doelgroep van De haven maar zorgen wel voor extra druk op de woningmarkt van Nissewaard.
Brede woningmarktverkenning
In opdracht van de colleges van Voorne-Putten heeft de Stec-groep onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de woningmarkt van grote economische veranderingen aan de zuidkant van de Nieuwe Waterweg. Het betreft de zogenaamde Big Five, zijnde de aanleg van de Maasvlakte 2, Industrieterrein Kickersbloem 3 in Hellevoetsluis, de Blankenburgtunnel, project stadshavens in Rotterdam-Zuid en de vervangingsvraag van ouderen in het groot Haven Industrieel Complex (HIC). Uit het onderzoek blijkt dat de vraag naar extra woningbouw beperkt blijft tot 500 woningen voor een periode van 15 jaar. Op basis van het pendelonderzoek van het HIC blijkt echter dat ongeveer de helft van de pendelaars van Voorne-Putten woonachtig is in Bernisse en Spijkenisse, waarmee de helft van de extra woningbouw kan worden toegerekend aan de nieuwe gemeente Nissewaard, dus 250 woningen, ongeveer 16 woningen per jaar.
Herstructureringsopgave Maasdelta
Woningcorporatie Maasdelta heeft aangegeven in een aantal wijken in Spijkenisse flats uit de zestiger en zeventig jaren, die niet meer aan de huidige wooneisen van woningzoekenden voldoen, te willen slopen. Daarvoor in de plaats komen meer gewilde woonmilieus en woningtypologieën met een hoge kwaliteit. In de nadere afspraken woningbouw van Voorne-Putten is hiervoor tot 2020 een eerste aantal van 162 te slopen flats opgenomen.
Inmiddels is bekend dat het in de periode tot 2030 een veel groter aantal woningen betreft in drie zestiger en zeventiger jaren wijken van Spijkenisse. Bij de sloop en nieuwbouw van andere meer gewenste woonmilieus met meer kwaliteit wordt er in deze wijken minder terug gebouwd dan wordt gesloopt. In de laatste herstructureringsopgave van Maasdelta uit 2011 werden er 186 flats gesloopt en 121 woningen terug gebouwd, wat ongeveer 65 % vervangende nieuwbouw betekent. Dit percentage wordt ook aangehouden bij de concrete herstructureringsplannen in de wijk Sterrenkwartier waarbij een sloop van 696 flats 35 % = 453 woningen wordt terug gebouwd en 243 definitief aan de voorraad worden onttrokken. De vervangende nieuwbouw van Maasdelta vindt dan gedeeltelijk niet plaats in deze herstructureringswijken, maar wordt door de gemeente in het gebied De Haven gerealiseerd.
Ten aanzien van het kwalitatieve aspect zijn de herstructurering van de flatstroken en het plan De Haven complementair elkaar aan. De Haven wordt vooral gerealiseerd voor doorstromers met de wat grotere portemonnee (senioren - empty nesters, scheefwoners en startende tweeverdieners), waarbij vooral wordt gebouwd voor de demografisch ontwikkeling van de vergrijzing. De woningcorporatie Maasdelta richt als sociaal volkshuisvester met de vervangende nieuwbouw meer op betaalbare woningen voor ouderen en kleine gezinnen en 1-ouder gezinnen met een lager besteedbaar huishoudinkomen, inspelend op de tweede demografische ontwikkeling van een toename van de groep kleine huishoudens met een lager besteedbaar inkomen.
Conclusies
Het bestemmingsplan De Haven is een belangrijk woningbouwprogramma voor de kern Spijkenisse. Met de kwalitatieve toevoegingen van middeldure- en dure koopwoningen voor senioren, empty nesters, startende tweeverdieners en doorstromers levert het project een bijdrage aan een betere balans in de stad voor wat betreft het woningbouwprogramma en de bevolkingssamenstelling. In het rustig, stedelijk woonmilieu is een (sub)-regionaal tekort en in de kern Spijkenisse is er een overschot aan sociale huurwoningen in relatie tot de doelgroep.
Kwantitatief is er tot 2020 en voor de periode 2020-2024 op basis van de woningbehoeftenraming voldoende ruimte om deze woningen te realiseren. Na 2020 vlakt de huishoudengroei weliswaar af, maar door de toename van het aantal kleine gezinnen of 1-persoonshuishoudens, het langer zelfstandig wonen door de veranderingen in de zorg, de positieve economisch ontwikkelingen in de regio en de herstructureringsplannen van woningcorporatie Maasdelta voorziet het programma ook in de woningbouwbehoefte voor de periode 2020 / 2030.
In de woonvisie 'Nissewaard Woont' uit 2016 heeft de gemeente als uitgangspunt om suburbane en dorpse woonmilieus mogelijk te maken, aangepast aan het veranderende karakter van de gemeente als reactie op de ontwikkelingen in het havengebied. De woonvisie signaleert een verschuiving van nieuwbouw naar herstructurering volgens de volgende basisprincipes:
'Nieuwbouw speelt een kleinere rol dan in het verleden, en moet echt iets toevoegen aan het woon- en leefklimaat in Nissewaard. De focus verschuift naar het transformeren van bestaande wijken en dorpen. Hierbij gelden vijf basisprincipes:
Ambities voor 2025
In de woonvisie zijn een aantal ambities geformuleerd voor de woningontwikkeling van Nissewaard naar het jaar 2025. Deze ambities hebben betrekking op de woning, het gezin, het sociale karakter, voorzieningen en groen. Relevante ambities voor het voorliggend bestemmingsplan zijn:
Toetsing
Voorliggende ontwikkelingen voorzien in de realisering van 750 woningen met een diverse typologie. Door zowel grondgebonden woningen als appartementen te realiseren zijn de woningen geschikt voor meerdere doelgroepen. Ook het gemengde aanbod van huur- en koopwoningen draagt bij aan de diversiteit van de woningvoorraad. Hiermee wordt voldaan aan de ambities zoals gesteld in de gemeentelijke woonvisie.
Zoals in de inleiding verwoordt voorziet Het Masterplan in de transformatie van langs de Oude Maas gelegen verouderde bedrijventerreinen in een aantrekkelijk woongebied met ca. 2700 woningen en bijbehorende voorzieningen. Het plangebied, inmiddels is de naam gewijzigd in 'De Elementen', bevat vier deelprojecten: De Dijk, Het Land, Het Park en De Haven.
Het plan De Elementen is een vervolg op eerder door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplannen.
Het waarom van de transformatie en waarom juist deze locatie is uitvoerig beschreven. Het plan De Elementen is inmiddels een begrip geworden en geeft nadrukkelijk aan waar Spijkenisse met dit gebied naar toe wil.
De uitvoering van de deelprojecten dient te passen binnen deze algemeen vastgestelde kaders.
Voor het deelproject De Haven heeft de gemeenteraad op 8 juli 2014 het Masterplan Spijkenisse Haven vastgesteld. In paragraaf 2.2.2 van de toelichting is daarop nader ingegaan.
De Welstandsnota Nissewaard 2017 vervangt de twee welstandsnota’s van de voormalige gemeenten Spijkenisse en Bernisse. Gezien de sterk verschillende karakters van beide gebieden en welstandsnota’s was de opgave om een nieuwe nota op te stellen die recht doet aan de uitgangspunten van beide vorige welstandsnota’s, maar tegelijkertijd inspeelt op nieuwe ontwikkelingen. Het resultaat is een nieuwe Welstandsnota die recht doet aan de bestaande kwaliteiten in de kernen en beter toegankelijk, duidelijk, bruikbaar en leesbaar is. De Welstandsnota is op 7 december 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.
In die nota is De Elementen opgenomen als niveau 'zorgvuldig'. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is gericht op behoud, herstel of verbetering van de waardevolle (landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische) elementen en structuren, waardoor een extra inspanning dient te worden geleverd tot voordeel van de ruimtelijke kwaliteit. kwaliteitdoelstellingen uit het opgestelde regieplan of beeldkwaliteitsplan.
Welstandsnota 2017
Dertig jaar geleden presenteerde Spijkenisse zich al als een groene groeistad met een stadsstructuur van groene vingers met daartussen de nieuwe buurten, met gebruik van oude dijken en kreekruggen.
In het Groenstructuurplan “Spijkenisse Rijp en Groen” uit 1997 wordt een samenhangend beeld gegeven van het groen, zoals dat in de toekomst wordt nagestreefd. Aan de hand van vijf speerpunten wordt het beleid verder uitgewerkt in diverse concrete voorstellen voor het groen in Spijkenisse.
In het verlengde van het Groenstructuurplan is in december 2003 het bomenbeleidsplan vastgesteld. Het hoofddoel van het bomenbeleidsplan was de binnen de gemeente aanwezige boomstructuur benoemen, beschermen en versterken. In feite een leidraad voor het optimaal beheren van bestaande boombeplanting en het stellen van voorwaarden aan de keuze voor nieuwe aanplant. Het beleid wijzigde in die zin, dat niet meer het kappen van bomen centraal stond, maar het behoud ervan. Dit betekent in de praktijk een andere manier van beheren van bomen.
In maart 2005 is de discussienota “uitwerking bomenbeleidsplan” in de commissie ROB aan de orde gesteld. Deze uitwerking bevat de kaders voor het planten en het handhaven van bomen, dan wel het kappen van bomen bij overlast.
Uitgangspunt is het streven naar een bomenbestand, dat binnen de bebouwde omgeving nog voornamelijk bestaat uit duurzaam te beheren bomen met een goede boven- en ondergrondse groeiplaats. Kortom een bomenbestand dat bijdraagt aan het welzijn van mensen in hun woon- en werkomgeving en dat, zeker ook uit ecologisch oogpunt, een positieve impuls geeft aan het (leef)milieu in de kern Spijkenisse. Een voorbeeld hiervan vormt Het Park van De Elementen.
De discussienota eindigt met een aantal aanbevelingen, te weten:
Inmiddels is op 29 april 2010 de Groenstructuurvisie Spijkenisse vastgesteld. In deze structuurvisie is vastgehouden aan de oorspronkelijke uitgangspunten. Een visie waarin de samenhang tussen het groen wordt verbeterd en kwaliteit hoog in het vaandel staat. Ook een visie waarin het omliggende landschap nog nauwer bij de stad wordt betrokken. De groenstructuurvisie is een uitstekende leidraad voor de komende jaren. We maken de stad mooier, beter en functioneler. Het eerste beeld van Spijkenisse wordt bepaald door het stedelijk front langs de Oude Maas, veel bedrijvigheid en het centrum. Achter Spijkenisse ligt een robuust polderlandschap met weidse vergezichten, omringd door stevige dijken. Een landschap, door de eeuwen heen gevormd door water en wind. Het is juist dit contrast dat Spijkenisse bijzonder maakt: gericht op Rotterdam en als onderdeel van de polder.
Binnen het verstedelijkt gebied van Rotterdam staat Spijkenisse aan de top van de groene gemeenten. Toch wordt in de recent vastgestelde Structuurvisie expliciet aandacht gevraagd voor de groenstructuur. Er is genoeg groen, maar niet altijd zichtbaar en bereikbaar. In de huidige situatie schiet met name de samenhang in de groenstructuur tekort.
Het doel van de groenstructuurvisie is een basis te leggen voor meer samenhang binnen de groenstructuur en de eigen identiteit van de afzonderlijke delen in de groenstructuur te versterken.
De groenstructuurvisie richt zich op de lange termijn en op het schaalniveau van de gehele stad. Het groen op buurt- en wijkniveau komt gedetailleerd aan de orde bij de uitwerking van de groenstructuur.
De groene lijnen hebben ook een belangrijke ecologische functie als corridors voor bijvoorbeeld kleine zoogdieren, vleermuizen, vogels, vlinders, libellen en andere insecten om zich te verplaatsen vanuit het buitengebied de stad in en uiteraard ook andersom.
In het gewenste totaalbeeld van groene lijnen vormen de groene verbindingen gezamenlijk een groen raster over de stad. Er is sprake van een structuur van 'groene vingers', die vanuit het buitengebied de stad in 'grijpen'. Het totale raster vormt een fijnmazige dooradering van groen in de stad.
Naast de reeds genoemde ecologische functie (flora en fauna) heeft het groene raster ook een belangrijke recreatieve functie. Om tot een concrete aanpak van verschillende gebieden te komen zijn de volgende programmapunten geformuleerd:
De doelstelling van het Economisch Beleid, zoals vastgelegd in het in januari 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Actieprogramma Economie, is het vergroten van het voorzieningenniveau (bedrijven, kantoren, detailhandel, horeca en overige (gezondheids-) voorzieningen) en het behouden en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid. Dit betekent in hoofdzaak een voortzetting van het beleid van de voorgaande jaren.
De kern Spijkenisse wil zich graag profileren als een complete, aantrekkelijke, woon- en werkstad en als regiocentrum van Voorne-Putten. Door het scheppen van goede vestigingsvoorwaarden wordt hieraan invulling gegeven. Het moet zowel voor de bedrijven als voor haar werknemers aantrekkelijk zijn om zich in Spijkenisse te vestigen. Dit betekent een voldoende gedifferentieerd woningaanbod en een goede kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Daarnaast is de aanwezigheid van een gevarieerd aanbod van en een breed aanbod van consumentenverzorgende dienstverlening van grote invloed. Ook voorzieningen in de sfeer van cultuur, ontspanning en recreatie zijn belangrijke vestigingsvoorwaarden.
Ook is er aandacht voor Spijkenisse als “zorgstad”. De maatschappelijke- en gezondheidszorg biedt hierbij kansen voor werkgelegenheid, maar ook de profilering van Spijkenisse als regionaal dienstencentrum. De prioriteit op dit moment ligt bij de inzet voor een levensloopbestendige stad. In 2010 is het Masterplan wonen, zorg en welzijn gereedkomen.
Hierdoor wordt de positie van Spijkenisse als aantrekkelijke vestigingsplaats verder uitgebouwd.
Het aanbod aan detailhandel, culturele- en overige voorzieningen is geconcentreerd in het nabij gelegen Centrumgebied. Daardoor zullen in het plangebied dergelijke bedrijven slechts in beperkte mate en beperkt van omvang gevestigd kunnen worden.
Vanwege enerzijds de directe relatie met het stadscentrum (onderdeel/uitloper van het centrum) en anderzijds de ligging aan de haven, worden in het plangebied ook enkele niet-woonfuncties, waaronder horeca voorgestaan. De gedachten gaan daarbij uit naar horeca in relatie met de haven/het water. Een kade met horeca met terrassen aan het water, brengt de zo gewenste verbinding van het stadscentrum met het water. Het is niet de bedoeling om de voorzieningen, die specifiek horen bij het centrum van Spijkenisse, te verplaatsen naar het plangebied 'De Haven'. Daarom worden maximum oppervlakten opgenomen voor de functies en wordt -om de kleinschaligheid te bevorderen- geregeld dat een vestiging voor dienstverlening, horeca categorie 1 en kantoor, niet groter mag zijn dan 150 m².
De werkgelegenheid, moet een bepaald kwaliteitsniveau bezitten, waarbij gestreefd wordt naar een evenwichtige- en daarmee gedifferentieerde, economische structuur. Dit houdt in voldoende aandacht voor alle segmenten. Dus niet alleen de (langdurig) werklozen, maar ook schoolverlaters, herintreders en hoger opgeleiden.
De toelaatbaarheid van horecabedrijven wordt in Spijkenisse aangegeven via een indeling in klassen/categorieën.
In de regels zijn de hierna genoemde klassen/categorieën van bedrijven onderscheiden. Deze klassen/categorieën van horecabedrijven zijn, in aanmerking genomen de (potentiële) "uitstralingseffecten" van deze bedrijven, gerangschikt in volgorde van zwaarte, waarbij klasse/categorie 1 de lichtste klasse/categorie is.
In het plangebied kan overwegend worden ingezet op categorie 1. Deze horecavormen passen bij de functies en de voorgenomen karakteristiek van het gebied. Het spreekt voor zich dat geen overlast mag worden veroorzaakt.
In het gebiedsdeel nabij de Schenkelweg is het denkbaar een hotel (= horeca categorie 2) te realiseren. Die plek langs een doorgaande verkeersroute en in de directe nabijheid van het centrum lijkt aantrekkelijk voor zo'n in het oog springende functie.
Algemeen
Bij de toepassing van aspecten van het welzijnsbeleid (jeugdbeleid, speelruimte, kinderopvang, kunst, cultuur) vormen de volgende beleidsstukken het uitgangspunt. De Kadernota Integraal Jeugdbeleid “Kansen voor Iedereen” uit juni 2007, de Kadernota Lokaal Welzijnsbeleid uit december 2005, de nota Speelruimtebeleid uit 1992 en de nota Cultuur 2009 – 2012 – 2018 uit april 2009. In deze laatste nota is de Verordening Percentageregeling Beeldende Kunst en Vormgeving Spijkenisse opgenomen.
Speelruimtebeleid
Het wettelijk kader van het speelruimtebeleid vloeit voort uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), artikel 31. Speelplaatsen dienen te voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (voorheen: Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen (BVAS)). De aanwezigheid van voldoende speelruimte is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van jongeren en kinderen. Deze noodzakelijke behoefte ligt dan ook ten grondslag aan het speelruimtebeleid op gemeentelijk niveau (1992). Inhoudelijk betekent dit, dat de formele speelruimte als zodanig ingerichte voorzieningen, als speelplaatsen, trapveldjes, etc. omvat. De informele speelruimten zijn de straat, het plein, het trottoir, etc.
Voor de inrichting van speelruimten dienen inhoudelijke richtlijnen geformuleerd te worden op basis van de onderstaande twee algemeen aanvaarde uitgangspunten:
Speel- en ruimtebehoeften zijn gerelateerd aan leeftijd. Er zijn drie leeftijdsgroepen te onderscheiden, te weten:
Er zijn bepaalde voorwaarden, waaraan de inrichting van de speelruimte vanuit het oogpunt van bespeelbaarheid moet voldoen (leeftijdsafhankelijke inrichting).
Het maken van een speelruimtebeleid is een zaak van bewoners en gemeente samen. Het schetsmatige neerzetten van het beleid en de plannen is een taak van de gemeente. De daadwerkelijke invulling is echter een gezamenlijke keuze van zowel gemeente, als bewoners. Daarbij is het belangrijkste uitgangspunt, dat de omgeving, waarin een speelplaats gelokaliseerd is moet voldoen aan de volgende vijf voorwaarden:
Het huidige beleid bestaat uit het in standhouden van bestaande voorzieningen (210 gemeentelijke speelplaatsen en 35 trapveldjes). De landelijke norm is 300 m2 speelruimte per hectare. Het aantal spelende jeugdigen ( 0 – 17 jaar) was in 2006 voor Spijkenisse 59 per hectare. Het landelijke gemiddelde bedroeg 52.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'De Haven' uit 2015 is uitvoerig aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.
In dit bestemmingsplan worden de omgevingsaspecten opnieuw beschreven, daarbij zoveel mogelijk gebruik makend van de gegevens uit 2015. Waar dat nodig was is de tekst geactualiseerd.
Rijksbeleid
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden voor kunnen komen, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden, wanneer behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Provinciaal beleid
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. Bij het ontwikkelen van plannen is het van belang de AMK en de IKAW te gebruiken. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over aanlegvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten.
Gemeentelijk beleid
De voormalige gemeente Spijkenisse heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (meest recente versie vastgesteld in 2011), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid om te zorgen:
Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid, dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (vastgesteld op 29 juni 2011).
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject, of geen verdere stappen te ondernemen.
Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (versie 2011) gelden voor een aantal zones binnen dit gebied verschillende archeologische verwachtingen, van laag tot hoog, met hieraan gekoppeld archeologisch beleid.
In 2015 is de archeologische verwachting van het havengebied getoetst aan de hand van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (booronderzoek), in het kader van een herinrichting van het gebied (Bijlage 2).
De resultaten van het onderzoek geven aanleiding om een aantal meters onder maaiveld vrij te geven in verband met de aanwezigheid van opgebrachte grond in allerlei vormen: dijken (nu flink aangetast), havenslib en spuitkades. Voor het plangebied, het mondingsgebied van de haven van Spijkenisse, blijft de verwachting op het aantreffen van scheepswrakken van kracht, deze kunnen bewaard zijn onder de ophogingslagen of op en in de havenbodem. Daarnaast is er een verwachting voor oudere archeologische resten in dieper gelegen bodemlagen.
In de regels worden de cultuurhistorische/archeologische waarden als volgt beschermd:
Waarde - Archeologie - 1
Voor het landgedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie - 2
Voor het binnen de plangrenzen gelegen water, de haven (Waarde - Archeologie - 2), geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige havenbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
Vanuit archeologie en cultuurhistorie bestaan geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies in de nabijheid van wonen noodzakelijk.
Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
In 2017 is in opdracht van de gemeente Nissewaard is door Alcedo bv, adviseurs voor milieu, geluid, trillingen, brand en bouwfysica, te Holten een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsniveaus van de aanwezige bedrijven ten noorden van de Veerweg en de gevolgen daarvan op de in het uitwerkingsplan De Haven - Veerweg te realiseren woningen (Bijlage 3).
Het onderzoek is gebaseerd op een inventarisatie van de bedrijfsvoering, literatuurgegevens en Alcedo-expertise. Aan de hand van de verkregen gegevens is een akoestisch rekenmodel vervaardigd waarmee de geluidsniveaus zijn berekend.
De geluidsniveaus ten gevolge van de bedrijven zijn bepaald volgens de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999”. Bij het onderzoek zijn de richtlijnen volgens de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” gehanteerd.
De berekende geluidsniveaus worden getoetst aan de geluidsvoorschriften volgens het Activiteitenbesluit. Het inrichtingsgebonden verkeer (indirecte hinder) is beoordeeld volgens de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer” van 29 februari 1996.
Per bedrijf is een onderzoeksrapport opgesteld. Onderstaand wordt ingegaan op de betreffende rapporten.
Auto Hoogenboom
Auto Hoogenboom (Rapportnummer: 20165657.R01.V03, document 16593, d.d. 5 juli 2017) is gelegen aan de Schenkelweg 2 te Spijkenisse.
De activiteiten van Auto Hoogenboom hebben voornamelijk betrekking op het stallen, verhuren, verkopen, onderhouden en herstellen van personenauto's.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau niet worden overschreden. De grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor de maximale geluidsniveaus worden overschreden. Afgewogen kan worden dat deze overschrijding aanvaardbaar is. Wel dienen passende maatwerkvoorschriften te worden gehanteerd.
Gelet op de lokale situatie is er geen sprake van akoestisch herkenbaar inrichtingsgebonden verkeer.
C. Steinweg Handelsveem
C. Steinweg Handelsveem (Rapportnummer: 20165657.R02.V03, document 16954, d.d. 6 juli 2017) is gelegen aan de Ir. Herman de Grootweg 18 te Spijkenisse.
Binnen de inrichting vindt opslag van goederen plaats. Momenteel betreft dit enkel aluminium, maar in de toekomst kunnen ook andere goederen opgeslagen worden. De laad- en losactiviteiten van deze andere goederen zijn, op de representatieve dag, minder intensief. Daarom wordt de situatie met aluminiumhandling beschouwd.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau niet worden overschreden in de representatieve bedrijfssituatie. In de incidentele bedrijfssituatie worden de grenswaarden wel overschreden. Mits wordt voorzien in afdoende geluidswering van de woningen, kan worden afgezien van het treffen van verdere maatregelen. Het is wel nodig om daarvoor passende maatwerkvoorschriften te hanteren.
Het inrichtingsgebonden verkeer kan akoestisch herkenbaar zijn en leiden tot overschrijding van de grenswaarde volgens de circulaire van 29 februari 1996. Aangezien er volgens het Activiteitenbesluit geen formeel toetsingskader is voor inrichtingsgebonden verkeer en de bijdrage van het overige wegverkeer ter plaatse van de woningen vele malen hoger dan de bijdrage van het inrichtingsgebonden verkeer, kan worden afgewogen dat de situatie alsnog aanvaardbaar is.
Amenajare Tere
Amenajare Tere (Rapportnummer 10165657 R04.V02, document 16966, d.d. 6 juli 2017) is gelegen aan de Ir. H. de Grootweg 42 te Spijkenisse.
Amenajare Teren is een transportbedrijf die haar trucks en opleggers parkeert op het terrein aan de Veerweg. De activiteiten bestaan daarmee uit het inrijden, parkeren en uitrijden van het terrein. Voor het in- en uitrijden wordt gebruik gemaakt van de toegangspoort van Getron.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau worden overschreden. Mits wordt voorzien in afdoende geluidswering van de woningen, kan worden afgezien van het treffen van verdere maatregelen. Het is wel nodig om daarvoor passende maatwerkvoorschriften te hanteren.
Het inrichtingsgebonden verkeer kan akoestisch herkenbaar zijn en leiden tot overschrijding van de grenswaarde volgens de circulaire van 29 februari 1996. Aangezien er volgens het Activiteitenbesluit geen formeel toetsingskader is voor inrichtingsgebonden verkeer en de bijdrage van het overige wegverkeer ter plaatse van de woningen duidelijk hoger is dan de bijdrage van het inrichtingsgebonden verkeer, kan worden afgewogen dat de situatie alsnog aanvaardbaar is.
Horecaworld
Horecaworld (Rapportnummer: 20165657.R05.V03, document 16956, d.d. 6 juli 2017) is gelegen aan de Ingenieur Herman de Grootweg 1C te Spijkenisse.
Horecaworld is een groothandel in meubels en apparatuur voor de horeca. De bedrijfsactiviteiten betreffen in de basis het aanvoeren, opslaan en distribueren van meubels en apparatuur.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau niet worden overschreden. Ook worden de grenswaarden voor het inrichtingsgebonden verkeer niet overschreden.
De grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor de maximale geluidsniveaus worden gedurende de avondperiode overschreden. Afgewogen kan worden dat deze overschrijding aanvaardbaar is. Wel dienen passende maatwerkvoorschriften te worden gehanteerd.
Rederij Fortuna
Vanwege de voorgenomen herinrichting van de haven te Spijkenisse, wordt de aanlegplaats van Rederij Fortuna (Rapportnummer: 20165657.R06.V03, document 16945, d.d. 6 juli 2017) verplaatst. Met de verplaatsing worden mogelijk twee nieuwe aanlegplaatsen gecreëerd: een binnendijkse aanlegplaats in de haven en een buitendijkse aanlegplaats in de voorhaven.
De binnendijkse aanlegplaats in de haven wordt gebruikt voor het 'parkeren' van het schip als gedurende langere tijd niet wordt gevaren. In de buitendijkse voorhaven vindt het in- en uitschepen van passagiers plaats.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau worden overschreden.
De grenswaarden voor het inrichtingsgebonden verkeer worden niet overschreden.
De overschrijdingen worden veroorzaakt door het muziekgeluid in combinatie met open deuren, alsmede door rijdende touringcars. Door de deuren gesloten te houden tijdens het ten gehore brengen van muziekgeluid in de voorhaven, resteert nog enkel een overschrijding ten gevolge van de touringcars. Afgewogen kan worden dat deze overschrijding aanvaardbaar is. Wel dienen passende maatwerkvoorschriften te worden gehanteerd.
Getron
Getron (rapportnummer 20165657, R03.V02, document 16932, d.d. 6 juli 2017 is gelegen aan de Ir. H. de Grootweg 42. Getron is een transportbedrijf waar in hoofdzaak de volgende activiteiten plaatsvinden:
Uit het onderzoek blijkt dat maatregelen getroffen dienen te worden om een aanvaardbare geluidssituatie te realiseren. Ook dienen de vigerende geluidsvoorschriften te worden aangepast met een ambtshalve wijziging.
Onderzocht is of er praktisch uitvoerbare maatregelen getroffen kunnen worden om de overschrijdingen weg te nemen dan wel te verminderen. Dit heeft geleid tot de volgende maatregelen:
Afweging Getron
Getron is een transportbedrijf dat al tientallen jaren is gevestigd tussen de Veerweg en de Ir. H. de Grootweg. De activiteiten betreffen met name het stallen, onderhouden en repareren van bulkwagens en andere vrachtwagens. Deze activiteiten zorgen voor een geluidsuitstraling naar de omgeving. In de vigerende omgevingsvergunning uit 1995 zijn de grenswaarden voor de geluidsniveaus bij de omliggende woningen aangegeven. Door DCMR en Alcedo zijn geluidsmetingen en berekeningen uitgevoerd waarmee de feitelijke geluidsniveaus op zowel de huidige als de toekomstige woningen zijn bepaald. Daaruit blijkt dat de huidige geluidsvoorschriften bij de huidige woningen duidelijk worden overschreden. Ook bij de nieuw te bouwen woningen aan de Veerweg is sprake van relatief hoge geluidsniveaus.
Er is onderzocht op welke wijze de geluidsniveaus zoveel als mogelijk kunnen worden teruggebracht zodat de woon- en leefkwaliteit in de omgeving aanvaardbaar is terwijl gelijktijdig het bedrijf haar activiteiten kan voortzetten. Ook de stedenbouwkundige aspecten zijn daarbij van belang. Zo is het bijvoorbeeld niet gewenst om een enorm geluidsscherm (denk aan minimaal 5 meter hoog) langs de terreingrens te plaatsen.
Uit het onderzoek blijkt dat er een pakket met maatregelen kan worden ontworpen die aan deze criteria voldoet. Dit pakket bestaat uit:
De maatregelen leiden tot een forse verlaging van de geluidsniveaus:
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is bij zowel de bestaande als de nieuwe woningen ten hoogste 55 dB(A) etmaalwaarde (55 dB(A) in de dagperiode, 50 dB(A) in de avondperiode en 45 dB(A) in de nachtperiode. Dit is de gebruikelijke grenswaarde bij woningen op een bedrijventerrein en leidt, met een standaard bouwwijze, in de woningen tot een goede woonkwaliteit. De nieuw te realiseren woningen aan de Veerweg worden uitgevoerd met een bovengemiddelde bouwkwaliteit en een duidelijk hogere geluidsisolatie hetgeen uiteraard ook ten goede komt aan de woonkwaliteit.
Ondanks de maatregelen blijven de maximale geluidsniveaus vrij hoog. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen de bestaande en de nieuwe woningen.
Nieuwe woningen:
In de representatieve bedrijfssituatie bedraagt het maximale geluidsniveau ten hoogste 76 dB(A) etmaalwaarde. Dit wordt volledig veroorzaakt door het afblazen van remlucht van een vrachtwagen op het bedrijfsterrein en rijden van een vrachtwagen bij het verlaten van het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om 1 tot 3 vrachtwagens per uur. Aangezien dit transportactiviteiten betreft, is het gerechtvaardigd om de vergelijking te maken met transportactiviteiten op de openbare weg. Vanwege het verkeer op de openbare weg (zowel van Getron als vanwege andere bedrijven) treden door de kortere afstand naar de woningen hogere maximale geluidsniveaus op. Hiervoor geldt echter geen toetsingskader. Gelet op het relatief kleine aantal gebeurtenissen waarbij de maximale geluidsniveaus optreden en gelet op de bovengemiddelde bouwkwaliteit van de nieuwe woningen is een goede woonkwaliteit in de woningen gewaarborgd.
In de incidentele bedrijfssituatie (ten hoogste 12 dagen per jaar) bedraagt het maximale geluidsniveau ten hoogste 77 dB(A) etmaalwaarde. Dit wordt bepaald door het uitpandig gebruik van de slagmoersleutel in de avondperiode. Aangezien dit enkel incidenteel voorkomt en gelet op de bovengemiddelde bouwkwaliteit van de nieuwe woningen is een goede woonkwaliteit in de woningen gewaarborgd.
Bestaande woningen:
In zowel de representatieve als de incidentele bedrijfssituatie bedraagt het maximale geluidsniveau ten hoogste 81 dB(A) etmaalwaarde (71 dB(A) in zowel de dag- als de avond- als de nachtperiode). Dit wordt volledig veroorzaakt door het afblazen van remlucht van een vrachtwagen op het bedrijfsterrein. Dit niveau treedt alleen op bij de woning Ir. H. de Grootweg 20. Deze woning is, net als de appartementen boven het kantoorgebouw, eigendom van Getron. Aangezien een zeer hoog geluidsscherm bij deze woning (circa 5 meter) niet gewenst is, er geen klachten bekend zijn en in een vaststellingsovereenkomst met Getron is afgesproken dat Getron de geluidsisolatie van de woning verbetert, is ook hier een goede woonkwaliteit in de woning gewaarborgd.
De te treffen maatregelen hebben geen consequenties voor de geluidsniveaus vanwege het inrichtingsgebonden verkeer (het verkeer van en naar het bedrijf op de openbare weg). Het equivalente geluidsniveau vanwege het inrichtingsgebonden verkeer bedraagt ten hoogste 55 en 58 dB(A) gedurende de representatieve, respectievelijk de incidentele bedrijfssituatie. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden. De overschrijding is echter zodanig gering dat met de beoogde hoge bouwkwaliteit, een goed woonklimaat is gewaarborgd.
Gelet op de voorgaande afweging en de waarborgen ten aanzien van kwaliteit van de nieuw te realiseren woningen is het gerechtvaardigd om, in afwijking van de standaard grenswaarden volgens het Activiteitenbesluit en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, de resulterende geluidsniveaus toe te staan. Hiermee kunnen de activiteiten van het bedrijf worden uitgevoerd terwijl gelijktijdig sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In het plangebied zuidelijk van de haven was de bedrijvigheid ten tijde van het opstellen van het plan De Haven uit 2015 al verdwenen. Hinder van bestaande bedrijvigheid vormt in dit plandeel dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van woningbouw.
Er is geen onderzoek gedaan naar eventuele toekomstige vestiging van kleinschalige bedrijven of horecagelegenheden in het plangebied. Het uitgangspunt is, dat in het totale plan de vestiging van bedrijven, instellingen en horeca mogelijk is. Het gaat daarbij echter om kleinschalige bedrijven.
In het plangebied De Haven wordt ingezet op de 'horeca categorie-1'. Deze horecavorm past bij de voorgenomen functies en karakteristieken van het havengebied. Het spreekt voor zich, dat geen overlast mag worden veroorzaakt. In het plangedeelte nabij de Schenkelweg wordt 'horeca categorie-2' toegestaan, waardoor ter plaatse een hotel kan worden gerealiseerd.
Noordelijk van de haven
Het gebied noordelijk van de haven kan worden getypeerd als een “gemengd gebied “, als bedoeld in de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”.
Op basis van de onderzoeken dienen er bij Getron o.a. afschermende maatregelen te worden genomen. Het gemeentebestuur zal daarvoor in overleg met het bedrijf zorgdragen. De gemaakte afweging is hiervoor beschreven.
In enkele andere gevallen dienen passende maatwerkvoorschriften te worden gehanteerd. Daartoe zal het gemeentebestuur actie ondernemen. Bij enkele bedrijven is op enkele momenten en in enkele situaties sprake van een geringe overschrijding van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. In de afweging van de verschillende belangen vindt het gemeentebestuur dit aanvaardbaar omdat passende maatwerkvoorschriften worden gehanteerd.
De planregels zijn afgestemd op deze maatwerkvoorschriften. Bovendien zijn eisen gesteld aan het toelaatbare geluidsniveau in de woningen. Daarmee wordt een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd terwijl gelijktijdig de milieuruimte van de bedrijven niet wordt aangetast.
Voorts wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen die er op toeziet dat de bebouwing langs de Veerweg (het zogenaamde dijklint) is gerealiseerd voordat de woningen langs de Veerkade in gebruik mogen worden genomen. De achtergrond hiervan is dat de bebouwing in het dijklint een afschermende werking heeft.
Zuidelijk van de haven
In dit plandeel is de oorspronkelijke bedrijvigheid geheel verdwenen en ook in de gebieden grenzend aan dit plandeel vinden geen activiteiten plaats die van invloed zijn op het toekomstige woon- en leefklimaat in dit plandeel.
Samenvattende conclusie
Uit een oogpunt van milieuzonering is er geen beletsel om het bestemmingsplan vast te stellen en uit te voeren.
Wet Bodembescherming (Wbb)
Het doel van deze Wet is het beschermen van de (land- of water-)bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Besluit bodemkwaliteit
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.
Provinciaal en Regionaal Bodembeleid
Als uitgangspunt om te bepalen of een gebied wel of niet geschikt is voor woningbouw, wordt gebruik gemaakt van de nota "naar een gezamenlijk bodemsaneringsbeleid in de provincie en stad" uit juni 1989, opgesteld door de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Den Haag en Rotterdam. Kortweg stelt de nota dat in een geval van herinrichting niet gesaneerd behoeft te worden, indien in de contactzone de geconstateerde waarden de B-waarde uit de Interim-wet Bodemsanering en de Wet Bodembescherming (WBB) niet overschrijden. In de regio Rijnmond voert de DCMR Milieudienst Rijnmond de Wet bodembescherming uit.
Bodemverontreiniging is de chemische toestand van de bodem, waarbij bepaalde stoffen in concentraties boven de streefwaarde aanwezig zijn. Die stoffen hebben ook een interventiewaarde. Dit is het verontreinigingsniveau waarboven de kwaliteit van de functie, die de bodem heeft voor mens, plant of dier is verminderd (of dreigt te worden verminderd).
Een bodemverontreiniging die geheel of grotendeels is ontstaan na 1 januari 1987, wordt een 'nieuwe bodemverontreiniging' genoemd. In 1987 is de zorgplicht in de Wet bodembescherming opgenomen. De zorgplicht houdt in, dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging meteen helemaal opgeruimd moeten worden, ongeacht de aangetroffen gehalten en risico's van de verontreinigende stoffen.
Een verontreiniging die is ontstaan vóór 1987 wordt een 'historische bodemverontreiniging' genoemd. Als de interventiewaarde voor een of meer stoffen is overschreden in een bodemvolume dat kleiner is dan 25 m3 grond en/of 100 m3 grondwater, wordt dit een 'niet ernstige verontreiniging' genoemd. Als de interventiewaarde is overschreden in minimaal 25 m3 grond en/of 100 m3 grondwater, wordt dit een 'ernstige verontreiniging' genoemd. Daarvoor wordt in een beschikking bepaald of er risico's zijn voor mens, plant of dier, waardoor de bodem met spoed moet worden gesaneerd. Als er risico's zijn, wordt ook bepaald, wanneer de sanering moet beginnen. Dit is meestal binnen 4 jaar.
Provinciale milieuverordening en bodemenergie
De Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (PMV) is op 27 maart 2013 gewijzigd door het opnemen van regels voor bodemenergiesystemen voor milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Hoewel de provincie ambities heeft op het gebied van duurzame energievoorziening, waaronder het toepassen van bodemenergie, zijn er bezwaren tegen bodemenergiesystemen binnen milieubeschermingsgebieden voor grondwater. De provincie dient binnen deze gebieden de kwaliteit van het grondwater te beschermen ten behoeve van de drinkwaterwinning. Daartoe moet zij op grond van de Wet milieubeheer regels opnemen in de PMV. Vanuit deze verantwoordelijkheid dienen voor bodemenergiesystemen binnen genoemde gebieden in de PMV verdergaande beperkingen te gelden dan het algemene beschermingsniveau van het Besluit bodemenergiesystemen. Gelet op de bezwaren tegen bodem- energiesystemen binnen genoemde gebieden, zijn daarom in de PMV expliciete verbodsbepalingen voor die gebieden opgenomen.
Bodemkwaliteitskaart en een bodembeheersplan
Voor het plangebied De Elementen is uitvoerig aandacht besteed aan het aspect bodemkwaliteit. In dit kader is voor het gedeelte van het plangebied gelegen tussen de Elementenweg en de haven conform de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheersplan opgesteld.
Met het opnemen van regels voor grondverzet binnen het plangebied en de vigerende wet- en regelgeving wordt in voldoende mate geborgd dat de bodemkwaliteit voldoet aan de eisen en normen die gelden voor de beoogde woonfunctie binnen het bestemmingsplan. Zowel voor het gebied Elementenweg- haven als voor het gebied haven- Veerweg is de bodemkwaliteitskaart van toepassing en kan grondverzet plaatsvinden in het kader van de bodemkwaliteitskaart. Binnen de plangrenzen is nader onderzoek niet nodig, dit is alleen nodig indien grond afgevoerd wordt buiten het plangebied of gebiedsvreemde grond wordt aangevoerd.
Door de gemeenteraad is op 15 juni 2016 de 'Bodemkwaliteitskaart en Nota Bodembeheer 2016-2021 Plangebied 'De Elementen' te Spijkenisse' vastgesteld. Daarin is aangegeven op welke wijze met de bodem in het plangebied De Elementen wordt omgegaan (Bijlage 3)
Algemeen
Binnen het plangebied ‘De Elementen’ te Spijkenisse wordt een woonwijk ontwikkeld met deels grondgebonden en deels niet-grondgebonden woningen. Bij het bouw- en woonrijp maken zal veel grondverzet plaatsvinden. Zo is voorzien in het deels dempen van de Spijkenisserhaven, maar ook in het graven van nieuwe havens. Uit oogpunt van duurzaamheid streeft de Gemeente Nissewaard er naar om hierbij de hergebruikmogelijkheden van grond binnen het plangebied zo optimaal mogelijk te benutten.
Besluit bodemkwaliteit
Om verantwoord hergebruik van grond te faciliteren is in 2008 het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) van kracht geworden. Het Bbk bevat een generiek (landelijk) en een gebiedsspecifiek (lokaal) toetsingskader. Gemeenten zijn bevoegd gezag voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem binnen het eigen beheergebied.
Gebiedsspecifiek beleid ‘De Elementen’
In 2008 is al vastgesteld dat het generieke (landelijke) kader onvoldoende mogelijkheden biedt voor duurzaam hergebruik van grond binnen het plangebied ‘De Elementen’. Daarom heeft de Gemeente besloten om voor het plangebied gebiedsspecifiek beleid te ontwikkelen. Dit beleid is uiteindelijke vastgelegd in de door Grontmij Nederland B.V. opgestelde ‘Bodemkwaliteitskaart en Nota Bodembeheer’ van 22 juli 2009.
De in 2016 vastgestelde Bodemkwaliteitskaart en Nota Bodembeheer 2016-2021 betreft feitelijk niet meer dan de verplichte 5-jaarlijkse actualisatie van deze bestaande bodemkwaliteitskaart. Hierbij is ook rekening gehouden met de uitbreiding van het plangebied met ‘Haven Veerweg’ en daarmee met het dempen van een deel van de bestaande Spijkenisserhaven.
Lokale Maximale Waarden
Ook na de actualisatie worden binnen het plangebied ‘De Elementen’ vier deelgebieden onderscheiden: ‘De Dijk’, ‘De Haven’, ‘Het Land’ en ‘Infrastructuur’. Rekening houdend met het (geplande) gebruik van deze deelgebieden, zijn Lokale Maximale Waarden (LMW) opgesteld voor zware metalen, minerale olie, PAK en PCB. Bij het vaststellen van de LMW is uitgegaan van de generieke maximale waarden ‘Wonen’ (‘De Dijk’, ‘De Haven’, ‘Het Land’) en de generieke maximale waarden ‘Industrie’ (‘Infrastructuur’). Is van een stof de 95-percentielwaarde binnen een deelgebied hoger dan generieke maximale waarde, dan wordt voor die stof een LMW vastgesteld. Dit is dan in de meeste gevallen de 95-percentielwaarde.
Mogelijkheden voor grondverzet
De kwaliteit van de aanwezige bodem is vastgesteld op basis van bodemonderzoeken. De kwaliteit is weergegeven op de zogenaamde ontgravingskaart. De combinatie van de gegevens weergegeven op de ontgravingskaart en de toepassingskaart bepaalt of het mogelijk is grond die in een bepaald deel van het plangebied vrij komt in een ander deel toe te passen. Op basis van dit gebiedsspecifieke toetsingskader voor plangebied ‘De Elementen’ blijkt dat grond die vrijkomt uit de bovengrond (0,0 – 1,0 m –mv) van ‘De Dijk’ en van zowel boven- als ondergrond van ‘Het Land’ overal in het plangebied kan worden toegepast. Daarnaast blijkt dat alle binnen het plangebied vrijkomende boven- en ondergrond mag worden toegepast in de ondergrond van ‘De Haven’ en de boven- en ondergrond van ‘Infrastructuur’. Grond die vrijkomt van de ondergrond (>1,0 m –mv) van deelgebied ‘De Dijk’ kan eveneens overal worden toegepast, met uitzondering van deelgebied ‘Het Land’. Grond die vrijkomt van de boven- en ondergrond van ‘De Haven’ kan alleen worden toegepast in de ondergrond van ‘De Haven’, in ‘De Dijk’ en ter plaatse van ‘infrastructuur’.
Resultaat
Op basis van de resultaten uit deze rapportage (,) kan worden geconcludeerd dat door het toepassen van gebiedsspecifiek bodembeleid voor het plangebied ‘De Elementen’, het grondverzet kan worden geoptimaliseerd. Hiermee is een duurzame en efficiënte aanpak gerealiseerd voor het bouwrijp maken en het herinrichten van het voormalige bedrijventerrein. Tevens kan worden gesteld dat uit de risicobeoordeling op grond van het Bbk blijkt dat bij deze aanpak/werkwijze geen sprake is van humane en/of ecologische risico’s.
Reikwijdte
Voorliggende Bodembeheernota is in reikwijdte beperkt tot de landbodem. Voor de waterbodem is de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegde gezag Bbk. Daarbij geldt dat wat waterbodem is en landbodem wordt, wordt beschouwd als landbodem. De aanvulling/demping van de Spijkenisserhaven valt derhalve binnen de reikwijdte van deze nota. Landbodem die verwordt tot waterbodem, moet na oplevering worden beschouwd als waterbodem. De kwaliteit van de ‘nieuwe’ waterbodem valt derhalve buiten de reikwijdte van deze nota. De ontgraving als zodanig en daarmee het hergebruik van de vrijkomende grond valt echter wel binnen de reikwijdte van de Bodembeheernota.
Met inachtneming van het bovenstaande levert de bodemkwaliteit in het plangebied geen belemmeringen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vormen de Wet basisnet, de Regeling basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes het wettelijk kader.
De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd als het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron. Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens, c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico beschouwd en onderzocht moeten worden. Tevens dient advies te worden gevraagd bij de Veiligheidsregio Rijnmond (VRR).
De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft op verzoek van de gemeente een inventarisatie gemaakt van alle risicovolle inrichtingen en transportroutes, die invloed kunnen hebben op het gemeentelijk grondgebied.
Deze inventarisatie heeft de basis gevormd voor de opgestelde visie externe veiligheid “Spijkenisse Veiliger ” die d.d. 21 maart 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Als algemene visie op externe veiligheid is geformuleerd, dat risico's onvermijdelijk zijn. Vanwege de ligging van Spijkenisse ten opzichte van het havenindustriegebied en bijbehorende transportroutes is het een utopie om te denken, dat het gemeentebestuur de burgers absolute veiligheid kan garanderen. Er zullen altijd risico's blijven bestaan. In de huidige situatie wordt binnen de gemeente voldaan aan de externe veiligheidsnormen en is het in die zin “veilig genoeg””. Op enkele plaatsen kan het mogelijk veiliger, vaak gaat het dan om zaken die buiten de invloed en competenties liggen van de gemeente. Uitgangspunt voor de gemeente is om samen met bedrijven en partners zoals de DCMR, Milieudienst Rijnmond en de VRR de veiligheidssituatie in die gevallen te verbeteren.
Kernpunt van het gemeentelijk externe veiligheid beleid is verder, dat de gemeente bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening houdt met de door de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond aangehouden effectzones bij ongevallen en de daaraan gerelateerde gewenste maatregelen (kwetsbaarheidszonemodel VRR ).
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is sinds 27 oktober 2004 van kracht.
Het besluit verplichtte gemeenten risicovolle situaties van inrichtingen ten opzichte van kwetsbare bestemmingen binnen 3 jaar te saneren als het plaatsgebonden risico hoger was dan 10-6. Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevi werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn risicoafstanden opgenomen voor ondergrondse buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevb werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.
Wet basisnet
In de Wet basisnet, de Regeling basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes geeft het Rijk het kader aan voor de afweging tussen veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving.
Provinciaal beleid: CHAMP
De Provincie Zuid- Holland heeft, om het begrip groepsrisico en de bijbehorende motivatieplicht (bij overschrijdingen van de oriënterende waarde) inhoud te geven de CHAMP-benadering ontwikkeld. CHAMP is een acroniem voor: Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. Eerder genoemde toetsingskader is een aanvulling op en in sommige gevallen een invulling van de CHAMP plicht.
De voorgenomen ontwikkeling wordt met behulp van de CHAMP methodiek tegen het licht gehouden.
Gemeentelijk beleid: Visie Externe veiligheid
Bij Externe Veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.
Er worden twee normstellingen gehanteerd:
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats.
Bij plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op deze plaats aanwezig is.
Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten: risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoelige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar.
Groepsrisico
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergegeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare.
Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde.
Op basis van de inventarisatie van de DCMR Rijnmond (Bijlage 5) heeft het plangebied te maken met verschillende risicobronnen, te weten:
Doordat het plangebied buiten het groepsrisico-aandachtsgebied van 200 m ligt van de A15 en het spoortraject, behoeft volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes, het groepsrisico van deze twee risicobronnen niet verantwoord te worden.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het voorheen in het plangebied aanwezige vulpunt voor het LPG tankstation 'de Witte Pomp' niet meer aanwezig is. Bij brief van 17 mei 2016 heeft de eigenaar aangegeven in te stemmen met het intrekken van dit gedeelte van zijn milieuvergunning. De in de regels van het bestemmingsplan 'De Haven' opgenomen bepaling dat in het uitwerkingsplan een verantwoording van het groepsrisico dient te worden afgelegd, is daardoor achterhaald.
Shell Nederland Raffinaderij B.V.
Shell heeft meerdere contouren voor het plaatsgebonden risico, geen daarvan reikt tot het plangebied.
Oude Maas
Voor de Oude Maas geldt dat de veiligheidsafstand, de afstand van de risicobron tot aan de plaats waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan de wettelijke grens- en richtwaarde, ligt op de oever van de rivier. Binnen de oevers van de rivier worden middels dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Tevens is het betreffende gebied bestemd als water (waterstaat). Er kunnen binnen deze bestemming geen (kwetsbare) objecten worden gerealiseerd. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering om het bestemmingsplan vast te stellen.
De krachtens het Besluit externe veiligheid transportroutes geldende veiligheidsafstanden zijn van invloed op dit bestemmingsplan. Dit betreft het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied dat reikt tot 40 m landinwaarts van de oever van de rivier. Binnen deze zone worden nieuwe ontwikkelingen niet meer toegelaten, of ten minste aan zeer strenge voorwaarden verbonden. Binnen dit bestemmingsplan zijn geen bouwvlakken opgenomen binnen de betreffende zone.
Shell Nederland Raffinaderij B.V.
Het plangebied ligt op circa 2.700 meter vanaf het bedrijf Shell Nederland Raffinaderij B.V. Dit bedrijf heeft een wettelijk invloedsgebied van 9.800 meter. Het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied van dit bedrijf.
In de Visie op externe veiligheid "Spijkenisse Veiliger” is bepaald dat bij een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een risicobron het groepsrisico alleen berekend hoeft te worden wanneer het plan ligt binnen het groepsrisicoaandachtsgebied van deze risicobron. Het groepsrisicoaandachtsgebied van Shell Nederland Raffinaderij B.V. bedraagt 3.400 meter Het plan ligt dus binnen het groepsrisicoaandachtsgebied waardoor door middel van een berekening van het groepsrisico bepaald moet worden of het plan gevolgen heeft voor de hoogte van het groepsrisico.
Voor de berekening van het groepsrisico is op basis van de beschrijving uit het Masterplan en het ontwerpbestemmingsplan uitgegaan van de volgende populatie: In de dag zijn 750 woningen en 500 extra personen aan de populatie toegevoegd. Dus een totaal van 750*1,2 + 500 = 1400 personen.
In de nacht zijn 750 woningen, dus een totaal van 750*2,4 = 1800 personen toegevoegd. Zoals uit het rekenresultaat blijkt is de toename vanwege de ruimtelijke ontwikkeling van De Haven in het groepsrisico van Shell Nederland Raffinaderij B.V. verwaarloosbaar. De overschrijding van de oriëntatiewaarde is bekend en wordt veroorzaakt door omliggende bedrijven van de Shell Nederland Raffinaderij B.V.. De fN-curve is opgenomen in de bijlage.
Het verwerken van het advies van de VRR, over de zelfredzaamheid en rampenvoorbereiding, is voldoende voor de verantwoording van het groepsrisico van deze risicobron.
Oude Maas
Op dit moment is de rekenmethodiek voor zeevaart nog niet opgenomen in het RBM II. Volgens paragraaf 3.1 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het daarom voor zeevaart voldoende een kwalitatieve inschatting van de risico's te maken. Volgens het Basisnet Water is het groepsrisico lager dan de oriëntatiewaarde. Hierbij is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen waaronder deze ontwikkeling.
De gemeente is van mening dat het groepsrisico geen belemmering vormt voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.
Bij diverse bestemmingsplannen, die reeds voor het plangebied de Elementen in procedure zijn gebracht, is de VRR in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid met betrekking tot het plangebied. Deze adviezen zijn in dit (ontwerp) bestemmingsplan verwerkt.
Overeenkomstig het derde lid van artikel 13 van het Bevi zal de gemeente het bestuur van de regionale brandweer (in casu de VRR) het ontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ter advisering voorleggen. Indien de VRR op basis van het ontwerp bestemmingsplan nog aanvullende maatregelen wenst, zullen deze indien dit juridisch mogelijk is, in de regels van het bestemmingsplan worden verwerkt.
In hoofdlijnen omvat het eerdere advies van de VRR de volgende voorzieningen cq. aanbevelingen:
Ad 1 en 2
In het bestemmingsplan wordt via een aanduiding in de verbeelding de zone van 300 m vanaf het midden van de Oude Maas zichtbaar gemaakt. In de planregels wordt vervolgens verwoord, dat binnen dat gebied (woon)bebouwing uitsluitend is toegestaan, indien maatregelen worden getroffen om het luchtverversingssysteem uit te schakelen en ramen, deuren en ventilatieopeningen te kunnen sluiten en er voorts sprake is van minimaal 1 (nood)ontsluiting aan de van de Oude Maas afgekeerde zijde.
Ad 3
De bereikbaarheid van het gebied is voldoende, aanrijden is mogelijk van verschillende zijden. Er zullen voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn.
Ad 4
Voorlichting en instructie van de aanwezige personen vormt onderdeel van het gemeentelijke rampenplan.
De VRR geeft in haar eerdere adviezen aan, dat de risicobron Oude Maas tot incidenten kan leiden, die vallen in de maatrampklasse II (flare en toxisch scenario). De maatrampklasseschaal loopt van I tot en met V, waarbij tot en met klasse III beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten.
Bij brieven van 6 juni 2014 en 28 november 2014 (Bijlage 6) heeft de VRR bericht in te stemmen met de benadering van de gemeente, die is gebaseerd op de adviezen van de VRR op het plan De Elementen (d.d. 18 oktober 2010, kenmerk 1011685/SRC/JT/RL/DdG). Bij brief van 12 juni 2012 heeft de VRR ten aanzien van het bestemmingsplan De Dijk en Het Land een gelijkluidende reactie afgegeven (Bijlage 7).
Omdat geen van de risicobronnen knelpunten opleveren op het gebied van het plaatsgebonden risico, er slechts een geringe toename van het groepsrisico is te verwachten, er binnen het plangebied de Elementen bij alle projectfases veel inspanningen zijn verricht om de situatie op het gebied van externe veiligheid in kaart te brengen en daar nimmer grote knelpunten zijn vastgesteld, acht de gemeente het verantwoord dit bestemmingsplan in procedure te brengen. Het externe veiligheidsbeleid vormt naar het inzicht van de gemeente dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan “De Haven” is door de gemeenteraad formeel verantwoording afgelegd met betrekking tot de vastgestelde overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Met betrekking tot de woningbouwontwikkeling voorzien in het voorliggende bestemmingsplan is op 30 oktober 2014 door DCMR Milieudienst Rijnmond geadviseerd. Het advies is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Uit het advies blijkt dat als risicobron voor het plangebied uitsluitend Shell Raffinaderij B.V. van belang is. De groepsrisicoberekening geeft aan dat door de voorgenomen woningbouwontwikkeling weliswaar het groepsrisico beïnvloedt maar dat deze beïnvloeding verwaarloosbaar is. Volgens het advies kan volstaan worden met het overnemen van het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam(VRR).
Deze adviezen d.d. 6 juni 2014 en 28 november 2014 met betrekking tot het bestemmingsplan De Haven (Bijlage 6) en d.d. 12 juni 2012 ten aanzien van het bestemmingsplan De Dijk en Het land (Bijlage 7), gegeven in het kader van het (voor-)overleg 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
Nu de overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico een zeer beperkt karakter heeft en de adviezen van de VRR zijn en worden toegepast, bestaan voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit externe veiligheidsoverwegingen geen bezwaren. Door de vaststelling van het bestemmingsplan zal deze verantwoording expliciet zijn vastgelegd.
Wet geluidhinder
Op grond van artikel 76 van de Wet geluidhinder wordt bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen langs die weg, de waarden in acht genomen die ingevolge artikel 82 en 100 als ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt.
Artikel 74 van de Wet geluidhinder stelt dat voor het bepalen van de geluidsbelasting iedere weg in beschouwing dient te worden genomen, tenzij er sprake is van woonerf, dan wel van een maximum snelheid van 30 km/u. De omvang van het gebied dat in de beschouwing moet worden betrokken hangt af van het aantal rijstroken van de weg. Voor wegverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB; de maximale ontheffingswaarde is 63 dB.
Voor spoorweglawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB en een maximale ontheffingswaarde tot 68 dB.
De Wet geluidhinder verplicht om industrieterreinen waarop lawaaiveroorzakende bedrijven zijn of kunnen worden gevestigd te zoneren. Bij de zonering worden primair de grenzen vastgelegd van het gebied waarbinnen lawaaimakende bedrijven gevestigd mogen zijn. Vervolgens wordt ten behoeve van het gezoneerde industrieterrein de zonegrens bepaald en vastgesteld. Het gebied binnen de zonegrens vormt het aandachtsgebied. De binnen het aandachtsgebied geldende wettelijke voorkeursgrenswaarde, dan wel de binnen de zone vastgestelde hogere waarden -max. 55 dB(A)- zijn bepalend voor de toelaatbaarheid van geluidproducerende activiteiten.
Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A).
Het plangebied heeft te maken met geluidsbelasting van verschillende geluidsbronnen en van meerdere kanten. Er is sprake van industrielawaai en wegverkeerslawaai. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet geluidhinder (Wgh). In de Wgh zijn geluidsgevoelige bestemmingen aangewezen, zoals woningen en scholen. Daarnaast zijn voor de verschillende bronnen van lawaai geluidszones en voorkeursgrenswaarden benoemd.
Wanneer voorkeursgrenswaarden worden overschreden, kunnen burgemeester en wethouders hogere waarden vaststellen. De maximaal te ontheffen waarden zijn eveneens vastgelegd.
De Wgh geeft het kader voor het vaststellen van een hogere waarde. Voor het bepalen van de benodigde motivering van een hogere waardenbesluit geeft de Wgh aan de gemeente een zekere beleidsvrijheid. De Wgh stuurt in eerste instantie op het voldoen aan de grenswaarden. Wanneer dit niet lukt, moeten maatregelen worden onderzocht om dit alsnog te bewerkstelligen. De Wgh hanteert daarbij de voorkeursvolgorde bronmaatregelen – overdrachtsmaatregelen – maatregelen bij de ontvanger.
Voor het vaststellen van hogere waarden heeft de gemeente in 2009 de beleidsregel 'Vaststelling hogere waarde' vastgesteld. In dit beleid zijn gemeentelijke eisen vastgelegd voor het toekennen van hogere waarden. De eisen hebben betrekking op:
Het akoestisch onderzoek van DCMR Milieudienst Rijnmond d.d. 26 november 2014 (Bijlage
8) dat is gebruikt voor het bestemmingsplan De Haven geeft aan dat zowel op het gebied van verkeerslawaai, als industrielawaai hogere waarden dienen te worden vastgesteld. Dat is gedaan voor de gronden met een directe bouwtitel. Voor de uit te werken woonbestemmingen is in het onderzoek geconcludeerd dat de maximaal vast te stellen hogere waarden niet worden overschreden.
Door Alcedo is in het kader van het uitwerkingsplan De Haven - Veerweg (rapportnr. 20165657.R07.V04 d.d. 18 december 2017) onderzoek gedaan. Ook dit onderzoek is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
In april 2019 is ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan De Haven 2019 door Alcedo (Bijlage 9) akoestisch onderzoek gedaan voor de plandelen van het gebied De Haven waar tot nu toe nog geen akoestisch onderzoek had plaatsgevonden. Dit betreft de gronden gelegen aan de zuidkant van de haven grenzend aan de Schenkelweg en de Elementenweg.
Gebied akoestisch onderzoek april 2019
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur wegen.
Het plangebied De Haven ligt binnen de zones van de Groene Kruisweg, de Veerweg, de Schenkelweg, Doctor J.M. den Uyllaan en de Elementenweg.
Het onderzoek geeft de volgende resultaten:
Veerweg
De maximaal toegestane rijsnelheid op de Veerweg bedraagt ten hoogste 30 km/uur. Daarmee valt deze weg niet onder het regime van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter wel de geluidsbelasting vanwege de Veerweg ter plaatse de nieuwe woningen bepaald. Daarvoor wordt een vergelijking gemaakt met de wettelijke – niet van toepassing zijnde – waarden. De geluidsbelasting vanwege de Veerweg bedraagt ten hoogste 57 dB ter plaatse van het appartementengebouw op de hoek Veerweg-Schenkelweg. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB volgens de Wet geluidhinder wordt niet overschreden.
Schenkelweg
De geluidsbelasting vanwege de Schenkelweg bedraagt ten hoogste 62 dB ter plaatse van het appartementengebouw op de hoek Veerweg-Schenkelweg. De maximale ontheffing van 63 dB volgens de Wet geluidhinder wordt niet overschreden.
Groene Kruisweg
De geluidsbelasting vanwege de Groene Kruisweg bedraagt ten hoogste 53 dB ter plaatse van de meest noordelijke appartementengebouwen. De maximale ontheffing van 63 dB volgens de Wet geluidhinder wordt niet overschreden.
De Grootweg - Oud Oostbroeksedijk
De geluidsbelasting vanwege de De Grootweg - Oud Oostbroeksedijk is bij alle woningen lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Noordeinde
De geluidsbelasting vanwege het Noordeinde is bij alle woningen lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Conclusie wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek van DCMR ten behoeve van het bestemmingsplan De Haven (2015) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar dat de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde van 63 dB niet wordt overschreden.
Voor de woningen, die niet aan de voorkeurswaarde voldoen hebben burgemeester en wethouders bij besluit van 15 november 2015 hogere grenswaarden verleend voor de woningbouw in het gebied met de bestemming Woongebied, waar sprake was van een directe bouwtitel (Bijlage 10). In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd voor "Wonen".
Onderzoek Alcedo d.d. december 2017 - uitwerking De Haven - Veerweg
(Bijlage 3)
Uit het onderzoek van Alcedo (december 2017) voor het gebied noordelijk van de haven blijkt dat de grenswaarde wordt overschreden, maar dat de maximaal vast te stellen hogere waarde van 63 dB niet wordt overschreden.
In verband hiermee hebben burgemeester en wethouders op 22 mei 2018 besloten hogere grenswaarden vast te stellen voor het uitwerkingsplan "De Haven -Veerweg" (Bijlage 11).
Onderzoek Alcedo d.d. april 2019 - bestemmingsplan De Haven 2019
(Bijlage 9)
Het onderzoek van april 2019 voor de plandelen aangegeven uitgevoerd door Alcedo, geeft aan dat de voorkeursgrenswaarde in een aantal situaties overschreden wordt zonder dat sprake is van overschrijving van de maximaal vast te stellen hogere waarde van 63 dB.
Ter plaatse van het bouwblok met de bestemming "Gemengd", op de hoek van de Schenkelweg en de Elementenweg, worden als gevolg van het verkeer op de Schenkelweg zowel de voorkeurswaarde van 48 dB als de maximale hogere waarde van 63 dB overschreden. Op deze locaties zijn geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, niet mogelijk. Invulling met niet-geluidgevoelige bestemmingen, waaronder kantoren zijn wel toegelaten. Eventueel kan het toepassen van een bijzonder gebouwontwerp (bijv. dove gevel) uitkomst geven om alsnog geluidgevoelige bestemmingen te realiseren.
Op basis van laatstgenoemd onderzoek hebben burgemeester en wethouders op <t.z.t. invullen> besloten hogere grenswaarden vast te stellen voor de gronden die zijn bestemd voor "Wonen" in het hierboven in rood aangegeven plandeel (Bijlage 12). Bij plangebied 1 is nog sprake van een overschrijding van 63 dB met name veroorzaakt door de Schenkel- en Elementenweg, waardoor het gebruik van een dove gevel en mogelijk andere opties nader zal moeten worden uitgewerkt. Aan de hand van de uitwerking zal een hogere waarde kunnen worden vastgesteld.
Als gevolg van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle spoorwegen en metrobanen geluidszones. Het plangebied ligt niet binnen de zones van de metrobaan van de metrolijnen met Rotterdam en Schiedam.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten alle industrieterreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Het project De Elementen en daarmee ook het onderhavige plangebied ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein Botlek/Pernis (Rotterdam).
Onderzoek DCMR - bestemmingsplan De Haven 2
015 (Bijlage 8)
Ten behoeve van het bestemmingsplan De Haven heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond onderzoek gedaan met het volgende resultaat.
Botlek /Pernis
Op 19 februari 1998 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het industrieterrein Botlek/Pernis het saneringsprogramma vastgesteld. Door de Minister van VROM is op basis van dit saneringsprogramma op 5 juli 2000 een besluit genomen over de “maximaal toelaatbare geluidsniveaus” (MTG's) bij de rondom het industrieterrein gelegen woonkernen. De geluidsbelasting in het plangebied is berekend met het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan deze MTG's.
Uit onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde van 50 dB(A) op het gehele plangebied wordt overschreden. De maximale waarde waarvoor ontheffing kan worden verleend (55 dB(A)) wordt op enkele locaties op het zuidelijke deel van het plangebied op 5 meter hoogte overschreden. Dit wordt veroorzaakt door reflecties op de achterliggende gebouwen en doordat het een open gebiedsberekening betreft (zonder afschermende en reflecterende effecten van objecten in het gebied).
Indien een hogere waarde wordt aangevraagd, moet de geluidbelasting worden berekend op de gevels van de woningen, dat wil zeggen: exclusief de reflectie van de achterliggende gevel. Zonder deze reflectie wordt op die locaties minder dan 55 dB(A) berekend. Wanneer de locatie en hoogte van de toekomstige bebouwing bekend is, zal uit nader onderzoek moeten blijken, of ook in dat geval in het plangebied de waarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden. Door reflecties tussen de geplande woningen is het mogelijk dat deze waarde plaatselijk wordt overschreden.
Voor het deel van het bestemmingsplan waarvoor een rechtstreekse bouwtitel is opgenomen hebben burgemeester en wethouders op 15 november 2015 hogere grenswaarden vastgesteld.
Onderzoek Alcedo d.d. december 2017 - uitwerking De Haven - Veerweg (Bijlage 3)
Door Alcedo is onderzoek gedaan in het kader van het uitwerkingsplan De Haven - Veerweg (rapportnr. 20165657.R07.V04 d.d. 18 december 2017) met als conclusie dat de grenswaarde wordt overschreden, maar dat de maximaal vast te stellen hogere waarde van 60 dB niet wordt overschreden.
Op 22 mei 2018 hebben burgemeester en wethouders voor de woonbestemmingen met een directe bouwtitel hoger grenswaarden vastgesteld (Bijlage 11).
Onderzoek Alcedo d.d. april 2019 - bestemmingsplan De Haven 2019
(Bijlage 9)
Dit onderzoek is beperkt tot de plandelen waar nog niet eerder akoestisch onderzoek ten behoeve van De Haven heeft plaatsgevonden. Zoals hiervoor aangegeven betreft dit de plandelen aangegeven op de hiervoor afgedrukte afbeelding.
Uit het akoestisch rapport blijft dat, met inachtneming van het regionaal vastgestelde afwegingskader voor de geluidsbelastingen vanwege het industriegebied Botlek-Pernis, de vast te stellen hogere waarde ten hoogste 53 dB(A) bedraagt. Deze waarde is hoger dan de voorkeursgrenswaarde maar valt binnen de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 60 dB(A).
Op basis van laatstgenoemd onderzoek hebben burgemeester en wethouders op <t.z.t. invullen> besloten deze hogere grenswaarden vast te stellen (Bijlage 12).
Opheffing geluidszone Haven - Hongerland
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat aanvankelijk ook het bedrijventerrein 'Haven en Hongerland' als gezoneerd industrieterrein diende te worden aangemerkt. Door het vertrek van Basal is er in het gebied geen grote lawaaimaker meer aanwezig.
Door de woonbestemmingen in het bestemmingsplan De Haven en door de beheersverordening Noord, kunnen dergelijke bedrijven niet meer worden gevestigd.
Het gezoneerde industrieterrein had betrekking op enkele bestemmingsplannen en de beheersverordening Noord. Inmiddels is de zone industrielawaai met de vaststelling van het bestemmingsplan "Parapluplan opheffen geluidszone Haven - Hongerland" op 11 mei 2018 formeel opgeheven.
Conclusie industrielawaai
Uit de akoestische onderzoeken van DCMR en Alcedo blijkt dat de grenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, maar dat de maximaal vast te stellen hogere waarde van 60 dB(A) niet wordt overschreden.
In verband met de geconstateerde overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai zijn op 10 november 2015 , 22 mei 2018 en <t.z.t. invullen> hogere grenswaarden vastgesteld.
In de Nederlandse wetgeving zijn geen bepalingen opgenomen voor geluid afkomstig van scheepvaart. Op basis van een uitspraak van de Raad van State blijkt echter, dat in een goede ruimtelijke onderbouwing ook scheepvaartlawaai in overweging genomen moet worden.
Voor de berekening van het scheepvaartlawaai is door Alcedo gebruik gemaakt van het Milieueffectrapport, dat ten behoeve van het ruimtelijk plan “Maasvlakte 2” is opgesteld. Uit het akoestisch onderzoek van Alcedo blijkt dat de scheepvaart op de Oude Maas een dermate geringe geluidsbijdrage levert dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
De binnenwaarde is de geluidsbelasting in bijvoorbeeld een woning ten gevolge van geluidsbronnen van buiten de woning. Voor een woning geldt een maximale binnenwaarde van 33 dB (Bouwbesluit hoofdstuk 3) in relatie tot wegverkeerslawaai en 35 dB(A) in relatie tot industrielawaai. Als aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder wordt voldaan dan wordt verondersteld, dat de maximaal toegestane binnenwaarde niet wordt overschreden. Als een hogere waarde verleend wordt, zullen extra gevelmaatregelen nodig zijn om de binnenwaarde te waarborgen.
Vanuit een oogpunt van geluidhinder bestaat er geen bezwaar tegen dit bestemmingsplan.
De Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007 is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
In de wet zijn regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Van deze grenswaarden mag niet worden afgeweken. De plandrempels zijn voor de jaren 2007 tot en met 2010 voor alle stoffen, behalve stikstofdioxide, gelijk aan de grenswaarden.
Met deze Wet is tevens ingezet op het opstellen van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL).
Op 31 juli 2009 heeft de Minister van VROM het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. Het NSL bevat de maatregelen die vereist zijn om tijdig te voldoen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit van richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Het NSL biedt ook de onderbouwing voor de in het NSL genoemde ruimtelijke projecten met gevolgen voor de luchtkwaliteit. Het NSL heeft een looptijd van vijf jaar en is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Artikel 15.6, eerste lid, onder c van de Wet milieubeheer biedt de mogelijkheid om projecten te realiseren die “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan de concentratie van een stof waarvoor de richtlijnen een grenswaarde bevatten. Nadere toetsing aan de grenswaarden is in dat geval niet nodig. Omdat in Nederland alleen de concentraties PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide) de grenswaarden dreigen te overschrijden, richt de uitwerking van het begrip NIBM zich op deze twee stoffen.
Het begrip NIBM is gedefinieerd in de algemene maatregel van bestuur “niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”, kortweg het Besluit NIBM. Een bijdrage aan de concentratie PM10 of NO2 wordt als “in betekenende mate” (IBM) beschouwd als de bijdrage groter is dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor één van beide stoffen. Een project wordt dus aangemerkt als NIBM als de bijdrage van dat project niet groter is dan 1,2 ug/m3 PM10 én niet groter dan 1,2 ug/m3 NO2. Als dit aannemelijk kan worden gemaakt, is een nadere toetsing of onderbouwing wat betreft de luchtkwaliteit niet nodig.
Deze grens van 3% is gekoppeld aan de werking van het NSL. Het effect van het NSL-maatregelenpakket is namelijk zo groot dat de grenswaarden ook worden bereikt als projecten onder deze 3%-grens niet afzonderlijk, op projectniveau, worden gecompenseerd voor hun effect op de luchtkwaliteit. De effecten van deze projecten worden met andere woorden op programmaniveau gecompenseerd.
Totdat het NSL definitief was vastgesteld, gold een grens van 1%. Ook deze 1%-grens is in het Besluit NIBM opgenomen, maar is in de context van dit NSL niet langer relevant.
Om het beoordelen van projecten te vergemakkelijken, is de 3%-grens voor een aantal categorieën projecten 'vertaald' in een getalsmatige grens. Dat is gebeurd in de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Voorbeelden hiervan zijn woningbouwlocaties, kantoorlocaties en bepaalde landbouwinrichtingen. Zo is in voorschrift 3A.2 in bijlage 3A van de Regeling NIBM bepaald wanneer een woningbouwplan NIBM is. Dit is het geval in de volgende situaties:
Voorschrift 3A.1 bevat een soortgelijke regeling voor kantoorlocaties. De NIBM-grens is dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
Een belangrijk element in de Wet milieubeheer is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit programma werken het Rijk, de Provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Per 1 augustus 2009 is het NSL officieel in werking getreden. Het doel van het NSL is dat in Nederland vanaf 2011 aan de normen voor PM10 en vanaf 2015 aan de normen voor NO2 voldaan wordt. In het kader van het NSL is een nieuw begrip geïntroduceerd, namelijk het begrip “niet in betekenende mate”.
Op basis van de Wet milieubeheer en het NSL kan gesteld worden dat een project/plan doorgang kan vinden wanneer:
Het plan De Elementen is een omvangrijke woningbouwontwikkeling. Er moet rekening worden gehouden met het anti-cumulatiebeginsel (artikel 5 van het besluit NIBM). Hierin is aangegeven dat als er in de directe omgeving van een deelplan (binnen 1000 meter) en binnen afzienbare tijd ook nog andere ontwikkelingen gepland zijn, deze ontwikkelingen dan samen beoordeeld moeten worden.
Om de effecten op de luchtkwaliteit van het totale plan in beeld te brengen is een luchtonderzoek uitgevoerd. Het plangebied is onderdeel van De Elementen met in totaal meer dan 3000 woningen en daardoor is er geen sprake van een NIBM-plan als bedoeld in genoemd artikel 3A.2.
In het kader van het bestemmingsplan 'De Haven' is onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd (DCMR 22 februari 2013 -Bijlage 13).
Uit de rekenresultaten blijkt dat langs geen van de beschouwde wegen overschrijdingen optreden van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in 2020. De resultaten liggen zelfs ver onder de normen, zowel gebruik makende van de verkeerscijfers uit MER De Elementen, als met de verkeerscijfers uit bestemmingsplan 'De Haven'.
Het rapport luchtkwaliteit is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen overschrijdingen optreden van de grenswaarden van de luchtkwaliteit. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is er geen bezwaar tegen de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied.
Rijksbeleid
Wet Natuurbescherming
De Wet natuurbescherming is per 1 januari 2017 in werking getreden en voegt drie ‘oude’ natuurwetten samen: de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. De Wet natuurbescherming kent naast de algemene zorgplicht (artikel 1.11) nog drie hoofdstukken die van belang zijn voor ruimtelijke ingrepen. Dit betreft hoofdstuk 2 (gebiedsbescherming), hoofdstuk 3 (soortbescherming) en hoofdstuk 4 (houtopstanden).
Gebiedsbescherming
Hoofdstuk 2 van de Wet richt zich op de gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natura 2000-gebieden.
De Wet natuurbescherming kent twee soorten natuurgebieden:
De aanwijziging van Natura 2000-gebied vindt plaats op Rijksniveau. Het gaat om gebieden die onderdeel zijn van het Europese netwerk van natuurgebieden. Voor aangewezen gebieden worden instandhoudingsdoelstellingen voor vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats (Habitatrichtlijn) opgesteld.
Hierbij is sprake van een zogenaamde externe werking waardoor ook moet worden beoordeeld of ruimtelijke veranderingen buiten de beschermde gebieden verstoring teweeg kunnen brengen voor soorten en habitats binnen een Natura 2000-gebied.
Provincies wijzen in een verordening de gebieden aan die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In beginsel mogen in deze gebieden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen tot stand worden gebracht.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
Soortenbescherming
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de soortenbescherming.
De Wet natuurbescherming kent 4 beschermingsregimes voor soorten:
In genoemde artikelen is bepaald voor welke handelingen een vrijstelling kan worden verleend van de verbodsbepalingen. De verbodsbepalingen uit de Wet zijn (iets) anders geformuleerd dan de verbodsbepalingen uit de oude Flora- en faunawet. De verbodsbepalingen komen er kortweg op neer dat vogels en andere beschermde soorten niet (opzettelijk) gedood of opzettelijk verstoord mogen worden en dat nesten / voortplantingsplaatsen en rustplaatsen niet beschadigd of vernield mogen worden. Planten mogen niet worden geplukt of vernield. Voor vogels geldt daarbij dat nesten niet weggenomen mogen worden.
In principe geldt voor alle beschermde soorten een ontheffingsplicht, dus ook voor algemene soorten zoals konijn en egel. De provincies hebben de mogelijkheid om vrijstellingsbesluiten op te stellen. In deze besluiten staat voor welke soorten een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen in artikel 3.10 van de Wet (vergelijkbaar met de vroegere tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet). Ten opzichte van de oude wetgeving is de lijst met beschermde soorten gewijzigd.
Naast de overgehevelde en toegevoegde soorten (vaatplanten, vlinders) is er een groot aantal soorten dat geen beschermde status meer heeft in de Wet. Dit betreffen voornamelijk vaatplanten en vissen. en.
Provinciaal beleid
Ecologische Hoofdstructuur
Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van natuurgebieden in de EHS die significante negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuur zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven beschikbaar zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Natuurgebieden en de groene verbindingen (zoals ecologische verbindingszones) daartussen ((Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur) dienen gevrijwaard te worden van bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de functie van de gebieden. Nieuwe bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de ontwikkeling van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) zijn uitgesloten. In natuurontwikkelingsgebieden moeten de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuurwaarden worden veilig gesteld. Onomkeerbare en/of ongewenste ontwikkelingen moeten worden tegengegaan. Indien om zwaarwegende redenen aantasting van natuur- en landschapswaarden onontkoombaar is en alternatieve oplossingen ter plaatse niet voorhanden zijn, dient compensatie plaats te vinden. Compensatie dient plaats te vinden in de gebieden benoemd in de regeling met betrekking tot het provinciaal compensatiebeginsel.
In de directe nabijheid van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Oude Maas. De Oude Maas is eveneens onderdeel van de EHS (EHS-gebied 'Grote wateren en Noordzee').
Eerder onderzoek
Door de Grontmij is reeds in 2008 in het kader van het gehele project De Elementen een natuurtoets uitgevoerd. In verband met het opstellen van het bestemmingsplan De Haven is door de Grontmij dat onderzoek geactualiseerd.
In het onderzoeksrapport d.d. 31 juli 2012, nr. 0069454 (Bijlage 14), is het zuidelijke plandeel belicht en in het onderzoeksrapport d.d. 3 oktober 2014, nr. 336760 (Bijlage 15) het noordelijke plandeel. In het algemeen wordt het volgende geconcludeerd:
Gezien de conclusies en het gegeven dat er zich in het gebied geen wijzigingen hebben voorgedaan is het niet bezwaarlijk geoordeeld gebruik te maken van het rapport uit 2014.
Ook het gegeven dat er sinds 1 januari 2017 sprake is van een nieuwe 'Natuurwet' is niet als bezwaarlijk geoordeeld om van genoemd rapport gebruik te maken.
Stikstofdepositie
Verspreid in Nederland liggen 118 Natura 2000-gebieden met overbelaste stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van (dier)soorten (hierna: ‘habitattypen’). Te veel stikstof is slecht voor de natuur. Voor activiteiten waarbij stikstof vrijkomt moet daarom worden onderzocht wat de effecten zijn op de beschermde Natura 2000-gebieden.
Doel van dit onderzoek is bepalen wat de bijdrage van het plan aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden is. Vervolgens is bepaald of deze resultaten leiden tot mogelijk significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en of een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
De realisatie van dit plan zorgt voor de emissie van stikstof doordat de bouwactiviteiten verkeersbewegingen genereren en er (mobiele) werktuigen voorzien van verbrandingsmotoren op de bouwplaats in werking zijn.
Na realisatie van dit plan zijn als emissiebronnen relevant de verkeersbewegingen die als gevolg van dit plan worden gegenereerd en eventuele verbrandingsinstallaties die worden gebruikt om het pand te verwarmen.
Aangenomen wordt dat de realisatie van de resterende 530 woningen ongeveer 5 jaar in beslag neemt. Dit komt neer op een realisatie van 106 woningen per jaar. Daarnaast wordt de totale stikstofemissie ook bepaald door het bouwverkeer op de openbare weg.
De berekening van de stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is uitgevoerd met behulp van AERIUS calculator 2019 (versie oktober 2019). De calculator rekent op basis van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS) van het RIVM.
Uit de uitgevoerde berekeningen (Bijlage 16) blijkt dat zowel tijdens de bouwfase als na afloop daarvan tijdens de gebruiksfase van het plangebied De Haven, met betrekking tot stikstofdepositie, negatieve effecten op stikstofgevoelige habitat- en leefgebieden zijn uit te sluiten.
Hieruit volgt dat geen vergunningplicht geldt voor de realisatie van de nieuwe woningen in het plangebied.
Vanuit een oogpunt van Natuur en Landschap bestaan er geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.
Nota mobiliteit
Het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan is inmiddels vervangen door de Nota Mobiliteit. Deze nota is het nationaal verkeers- en vervoersplan tot 2020. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Het motto van de nota is:” Sneller, schoner en veiliger van deur tot deur”.
Vanaf augustus 2007 is de inhoud van de nota terug te vinden in de provinciale en regionale plannen.
Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP 2002-2020)
In het gebied van de stadsregio Rotterdam is het verkeers- en vervoersbeleid van de stadsregio beleidsmatig gezien leidend. De provincie speelt een rol als wegbeheerder. Daarom wordt hier niet verder ingegaan op het provinciaal verkeers- en vervoersbeleid.
Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP 2003-2020)
De stadsregio Rotterdam is verantwoordelijk voor de uitwerking van het landelijk verkeers- en vervoersbeleid voor de regio. Het beleid zou gebaseerd moeten zijn op een Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP), maar bij het ontbreken van een vastgesteld NVVP is door de stadsregio een RVVP opgesteld in de geest van het concept-NVVP. Het RVVP 2003-2020 is op 17 december 2003 door de regioraad vastgesteld. Relevant beleidsuitgangspunt in het RVVP is een goede bereikbaarheid voor personen (binnen richtlijnen voor maximale reistijden) van locaties, waar bovenlokale voorzieningen zijn gevestigd. De overige beleidsuitgangspunten hebben betrekking op de reistijd naar verschillende bestemmingen, de bereikbaarheid voor het goederenvervoer, het inrichten van 'knooppunten', waarop uitwisseling tussen verschillende vervoerswijzen mogelijk is, het bundelen van grote verkeersstromen en de kwaliteit van het openbaar vervoer. De doelstelling in het 'oude' RVVP, dat de groei van het autoverkeer beperkt dient te blijven tot maximaal 15%, is verlaten. In het nieuwe RVVP is het uitgangspunt “mobiliteit mag”, maar binnen de grenzen van leefbaarheid en veiligheid, met het oog op schaarste aan ruimte en aan financiële middelen.
Verkeersbeleid, wegcategoriseringsplan
De lokale taken op het gebied van verkeer en vervoer worden door de gemeente uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Stadsregio Rotterdam. Het grootste knelpunt voor Spijkenisse is de matige (externe) ontsluiting van de stad. Met name de onbetrouwbaarheid en de onvoorspelbaarheid van het verkeerssysteem is een knelpunt. Een belangrijk onderwerp in het verkeers- en vervoersbeleid is daarom het bepleiten van de aanleg van een derde vaste ontsluiting in de vorm van een aansluiting op de nog aan te leggen A4-zuid.
Uit verkeersprognoses blijkt dat ook de Ruit van Rotterdam (snelwegen rond Rotterdam), ondanks alle maatregelen die reeds zijn voorzien in de periode 2020-2040, nog steeds niet voldoet aan een goede doorstroming en bereikbaarheid. In samenwerking met de nationale overheid is in 2008 gestart met een verkennende studie naar oplossingen voor de bereikbaarheid van Rotterdam en omstreken. Plannen voor verbreding en verbetering van de A15 zijn momenteel in uitvoering.
In de beleidsnota Verkeer en Vervoer uit 1996 staan twee thema's centraal:
De overlast door de aanwezigheid van autoverkeer in met name de verblijfsgebieden moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Selectief autogebruik moet daarom worden nagestreefd. Het niet-noodzakelijke verkeer dient te worden teruggedrongen door het openbaar vervoer en het fietsverkeer een grotere rol te laten spelen in het mobiliteitsgedrag. Het autoverkeer dient op de gebiedsontsluitingswegen gebundeld te worden.
Het flankerend beleid komt onder meer tot uiting door de mogelijkheden van vervoersmanagement uit te werken. Er is extra aandacht voor de infrastructuur en exploitatie van het openbaar vervoer. In aanvulling op de tweede metroverbinding met Rotterdam via Schiedam, heeft de gemeente zich ingezet voor verbetering van de busdiensten, de realisering van “Park & Ride” plaatsen (o.a. bij de Heemraadlaan) en openbaar vervoer over water (aanlegsteiger watertaxi).
Voltooiing van het fietspadennet, onder andere door ontbrekende schakels aan te leggen, is een maatregel om het fietsverkeer te bevorderen. Ook het afstemmen van de bebordingssystematiek is een van de acties die past binnen het mobiliteitsbeleid van Spijkenisse.
Wegcategoriseringsplan (1999)
In de beleidsnota 'Verkeer en Vervoer' en in het kader van het landelijke project “Duurzaam Veilig” is in 1999 de noodzaak aangegeven om voor geheel Spijkenisse een wegcategoriseringsplan op te stellen. In dit plan zijn de wegen in een aantal categorieën ingedeeld .
Parkeerbeleid
Spijkenisse volgt ten aanzien van het parkeerbeleid zo veel mogelijk de landelijke richtlijnen van het CROW. Er wordt een onderverdeling gemaakt tussen 'kerncentrum' en 'schil'. Het project De Elementen behoort tot de schil.
Het bestemmingsplan 'De Haven' is geen plan op zich, maar een onderdeel van het grotere project De Elementen. Ook het project De Elementen staat niet op zich, maar past in de wijze waarop Spijkenisse zich als stad (verder) ontwikkeld. De stad heeft een positie en een taak in de regio. De groei en ontwikkeling van de stad is niet alleen een initiatief van Spijkenisse, maar dient ook een groter geheel. De ontwikkeling van Spijkenisse met ondermeer de toename van het woningaantal, het zorgen voor een aantrekkelijk centrum, het zorgen voor werkgelegenheid, trekt als vanzelfsprekend ook extra verkeer aan. Ook daarover zijn afspraken gemaakt, zoals in de Provinciale Structuurvisie (voorheen het Streekplan RR2020), Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP 2003-2020). Die onderdelen zijn onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van Spijkenisse en komen dan ook (telkens) terug in vastgestelde visies, zoals Structuurvisie Spijkenisse 2010-2020 en het Stadsplan 2020.
Het nu aan de orde zijnde plan De Haven past in deze visies en afspraken.
Mobiliteitsparagraaf
Het project De Elementen voorziet in de ontwikkeling van voornamelijk woningbouw in de periode 2010 tot 2030. Het totale plan betreft de realisatie van circa 2700 woningen. Voor plandeel De Haven gaat het om ca. 25 % van het aantal van De Elementen.
Deze ontwikkeling in aantallen is meegenomen bij het opstellen van het RVMK 3.0 met 2010 als basisjaar. Het RVMK bevat naast deze ontwikkeling alle overige stadsregionale geplande ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de realisatie van bedrijfsterreinen, nieuwe infrastructuur en algemene groeicijfers.
Verkeerseffecten prognosejaar 2030 Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK)
De verkeerseffecten als gevolg van ontwikkelingen staan in het RVMK altijd in relatie tot elkaar. Aangezien de planontwikkeling van De Elementen loopt van 2010 tot 2030 kan voor het inzichtelijk maken van de verkeerseffecten het basisjaar 2010 vergeleken worden met het prognosejaar 2030. In De bijlage 'Mobiliteitsparagraaf' toont de I/C-verhoudingen van wegvakken voor het prognosejaar 2030. De Hartelbrug, Spijkenisserbrug en Aveling (Noord) zijn het hoogst belast. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Hartelbrug met een vrij lage capaciteit in het model is opgenomen, dit blijkt uit tellingen waar intensiteiten hoger opliepen zonder problemen te geven in de afwikkeling. De Aveling (Noord) overschrijdt zowel in 2010 als in 2030 de capaciteitbelasting. Hieruit kan geconcludeerd worden dat wat betreft het totaal aan ontwikkelingen volgens het model op wegvakniveau geen extra nadelige overbelasting van het nabij gelegen wegennet optreedt.
Verkeersgeneratie De Elementen
De bijlage 'Mobiliteitsparagraaf' (Bijlage 17)toont de verkeersgeneratie 2030 uit het gebied De Elementen en hoe zich dat over het omliggende wegennet verdeeld. Het grootste deel hiervan is terug te vinden op de Spijkenisserbrug en in Spijkenisse zelf. Slecht een heel beperkt deel is terug te vinden op de Hartelbrug.
Vanuit een oogpunt van verkeer en vervoer bestaan geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.
Waterwet
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden en vervangt de acht hiernavolgende wetten in het kader van waterbeheer:
Daarnaast wordt vanuit de Wet bodembescherming de regeling voor waterbodems ondergebracht bij de Waterwet.
De waterwet vormt de basis voor normen die aan watersystemen kunnen worden gesteld. Voor primaire waterkeringen blijken de normen uit de wet zelf, andere normen voor rijkswateren worden opgenomen in het Waterbesluit of de Waterregeling. Voor de regionale wateren zullen de verordeningen en plannen van de provincies normen bevatten.
Zo maakt de Waterwet het mogelijk om normen te stellen voor watersystemen ter voorkoming van onaanvaardbare wateroverlast. Ook geeft de Waterwet normen voor de bergings- of afvoercapaciteit van regionale watersystemen. Het regionale watersysteem dient zo te worden ingericht, dat bij hoog water voldoende water kan worden geborgen of afgevoerd.
De waterbeheerders zijn ook verplicht te voldoen aan een aantal belangrijke waterkwaliteitseisen.
Modern waterbeheer doet recht aan de verschillende relaties en belangen die spelen rondom water. De waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, - kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.
Door het samenvoegen van meerdere vergunningen in de Waterwet nemen de bureaucratie en de regeldruk voor burgers en bedrijven af. In de Waterwet gaan zes vergunningen uit eerdere wetten op in één watervergunning. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Met één integrale wet is ook het uitvoeren van Europese waterrichtlijnen eenvoudiger geworden. Dat geldt onder meer voor de Kaderrichtlijn Water, die uitgaat van internationale stroomgebieden en watersystemen (rivieren, meren en delta's), de richtlijn over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's. Voor activiteiten in buitendijks gebied is het kader van de Waterwet van toepassing.
De Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders: het rijk, als beheerder van de rijkswateren en de waterschappen, als beheerders van de overige wateren. De waterbeheerder is verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving van de Waterwet.
Provincies en gemeenten zijn formeel geen waterbeheerder, maar hebben wel waterstaatkundige taken. Op gemeenten rust een hemel- en grondwaterzorgplicht, zoals deze in januari 2008 via de Wet gemeentelijke watertaken is vastgelegd in de Wet op de waterhuishouding.
Waterbeheerders kunnen via waterakkoorden afspraken maken met andere overheden over het te voeren waterbeheer. Ook biedt de wet de mogelijkheid om tot bestuurlijke afspraken te komen tussen een waterschap en een gemeente. Deze mogelijkheid is procedureel eenvoudig.
De waterbeheerder dient leggers van waterstaatswerken op te stellen. Dit zijn registers, waarin wordt aangegeven aan welke eisen de waterstaatswerken moeten voldoen voor wat betreft ligging, vorm, afmeting en constructie. In een legger worden ook de beheersgrenzen en de beschermingszones van waterstaatswerken duidelijk aangegeven.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Door klimaatverandering, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking komt de waterhuishouding van Nederland in de 21e eeuw onder druk te staan. Daarom is in het "Nationaal Bestuursakkoord Water" (juli 2003) afgesproken dat de waterproblematiek, gezamenlijk met de diverse betrokken partijen, opgelost moet worden. Onderdeel van die afspraak is dat voor ruimtelijke plannen een watertoets verplicht is. De watertoets omvat onder meer overleg met de waterbeheerder en de opname van een waterparagraaf. In het kader van de watertoets heeft de gemeente overleg gevoerd met de waterbeheerder waterschap Hollandse Delta.
Als vervolg op het bovenbeschreven akkoord is op 21 april 2011 door de betrokken partijen een nieuw breed Bestuursakkoord getekend, waarvan het Bestuursakkoord Water op 23 mei 2011 door de betreffende partners is ondertekend.
Beleidslijn grote rivieren
De Beleidslijn Grote Rivieren heeft als doelstelling:
De beleidslijn is van belang voor toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en vormt een nadere uitwerking van het ruimtelijk beleid voor het rivierbed, zoals dat in de Nota Ruimte is verwoord. De hoofdlijnen van het afwegingskader zijn beschreven in de beleidsbrief “Beleidslijn Grote Rivieren“ (februari 2006).
Het toepassingsgebied van de Beleidslijn Grote Rivieren omvat het gehele rivierbed, waarvoor de vergunningplicht ingevolge artikel 1a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing is. In deze wet worden de rivieren, behorende tot de wateren in beheer bij het Rijk, begrensd door de buitenkruinlijn van de primaire waterkering in de zin van de Wet op de waterkering dan wel, waar zodanige waterkering ontbreekt door de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijn van de hoogwaterkerende gronden.
De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen, ten behoeve van de beoordeling van activiteiten/ingrepen.
Provinciaal Waterplan 2010 – 2015
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland geeft antwoord op de vraag wat er in de periode 2010-2015 moet gebeuren om de provincie Zuid-Holland ook in de toekomst op een duurzame wijze veilig en leefbaar te houden. Het gaat daarbij om de volgende opgaven:
In het Provinciaal Waterbeheersplan Zuid-Holland geeft de provincie aan op welke wijze invulling wordt gegeven aan duurzame (stedelijke) watersystemen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid-Holland moet meer rekening worden gehouden met de consequenties van onder meer klimaatverandering. Bij keuzes ten aanzien van het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen moet onder andere gezocht worden naar flexibele en veerkrachtige oplossingen.
Rekening moet worden gehouden met zeespiegelrijzing en grotere (piek)rivierafvoeren.
In overleg met de provincie Zuid-Holland is, uitgaande van de nu aanwezige inzichten welke eveneens zijn gehanteerd in het kabinetsstandpunt “Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw” bepaald, dat op termijn rekening moet worden gehouden met een toekomstige hoogte van de regionale waterkering NAP + 3,60 meter. Bij nieuwe ontwikkelingen zal met deze toekomstige hoogte rekening worden gehouden.
Waterbeheerplan 2009 - 2015
Spijkenisse ligt in het werkgebied van het waterschap Hollandse Delta. Het waterschap zorgt voor waterbeheer, waterkwaliteit en waterkeringen in het gebied van de Zuid-Hollandse Eilanden. Dit houdt in:
Door een partiële herziening is de looptijd van het door de waterbeheerders opgestelde "Waterbeheersplan 2009-2015" tot 2018 verlengd. Speerpunten van het beleid zijn onder meer het bereiken van waterkwaliteitsdoelstellingen, een betere afstemming van het waterbeheer met de ruimtelijke ordening en het opstellen van stedelijke waterplannen.
Het Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002) is een beleidsstuk, dat in regionale samenwerking met het waterschap is opgesteld, om vooral de kwantitatieve aspecten van het water binnen het landelijk gebied in beeld te brengen.
Op basis van het "Nationaal Bestuursakkoord Water" heeft het waterschap samen met de gemeente en andere waterbeheerders in het gebied, een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen. Dit is het "Waterstructuurplan Spijkenisse" (30-09-2004), dat in paragraaf 4.5.12 nader wordt toegelicht.
Het waterschap is, net zoals alle andere waterbeheerders, door de Europese Unie verplicht om maatregelen te treffen, die de chemische en ecologische waterkwaliteit van de waterlichamen kunnen verbeteren. Het gaat om een inspanningsverplichting op basis van de Kader Richtlijn Water (KRW).
Waterkering
Het hooggelegen groene dijklichaam in De Elementen (de dijk naast de Oude Maas) ligt op + 8,50 m NAP en heeft de functie van primaire waterkering welke beheerd wordt door het waterschap Hollandse Delta. Het bestond uit twee naast elkaar gelegen dijken, de Nieuw Hongerlandsedijk en de Oud Hongerlandsedijk. Bij de start van het project De Elementen is het aangrenzende gebied van de voormalige gemeentelijke huisvuil- en puinstort, dat gemiddeld vier meter lager, op + 4,50 m NAP ligt, gesaneerd. Nu is er nog één dijk aanwezig, de Hongerlandsedijk, die op + 8,50 m NAP is gelegen.
De zone van de Elementenweg en de doortrekking daarvan naar de Hongerlandsedijk, heeft de functie van regionale waterkering.
In de genoemde regionale waterkering mogen geen ontgravingen plaatsvinden zonder ontheffing van het waterschap. Er mogen geen afvoerbuizen in de dijk worden aangelegd.
Ten behoeve van de centrumplannen in de kern Spijkenisse hebben de gemeente en het waterschap, in onderling overleg, de exacte ligging van de waterkeringen in het gebied bepaald.
Uit de keur van het waterschap en de legger van regionale waterkeringen is af te leiden, dat er binnen de beschermingszones van de waterkeringen niet mag worden gebouwd. In verband met de hoogteligging van het aanliggende terrein is hiervan in het verleden reeds afgeweken en is het destijds toegestaan, om met vergunning op de nu bestaande maat (de gegunde bebouwingslijn), binnen de beschermingszone te bouwen. Voor het uitvoeren van werken in waterkeringen en beschermingszones is een vergunning nodig van het waterschap.
Stedelijk Waterplan Spijkenisse
De gemeente heeft in september 1998 het Stedelijk Waterplan Spijkenisse vastgesteld.
Het Stedelijk Waterplan Spijkenisse noemt maatregelen om door het extra inlaten van vers water, het beter doorspoelen van de waterlopen en het uitvoeren van natuurvriendelijke oeverinrichtingsprojecten, de kwaliteit van het oppervlaktewater binnen het stedelijk gebied op een hoger niveau te tillen.
De doelstelling van het project is tweeledig. Ten eerste is het streven erop gericht om in alle watergangen een waterkwaliteitsniveau te halen van minimaal 'biologisch gezond'. Ten tweede wordt ernaar gestreefd om maatregelen te nemen, die de specifieke functies van de watergangen versterken. Deze maatregelen kunnen gericht zijn op de waterbeheersing, de belevingswaarde, de natuurwaarde, of het recreatief medegebruik. Het inventariseren en vastleggen van de functies is een belangrijk onderdeel van het Stedelijk Waterplan.
Waterstructuurplan Spijkenisse
In het “Nationaal Bestuursakkoord Water” is afgesproken, dat gemeenten tussen 2003 en 2006 eigen waterplannen opstellen op grond van de stedelijke wateropgave en rekening houdend met de reeds beschikbare (stroom)gebiedsvisie. Om uitvoering te geven aan dit akkoord, heeft de gemeente, samen met de waterbeheerders in het gebied, een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen. Het Waterstructuurplan Spijkenisse dat dateert van 30 september 2004, is met name gericht op het stedelijk gebied van Spijkenisse. In het plan is de visie op het watersysteem tot 2050 gegeven, met een vertaling naar de middellange termijn (2015).
Doel van het Waterstructuurplan Spijkenisse is het watersysteem van Spijkenisse in 2015 met een doorkijk naar 2030 duurzaam op orde te hebben.
Voorts heeft het plan als doel: “de inbreng van waterbelangen te leveren voor de actualisatie van het plan en de basis te vormen voor de watertoets van de ruimtelijke plannen”.
De analyse van het Waterstructuurplan Spijkenisse geeft aan, dat het huidige watersysteem in Spijkenisse knelpunten kent. Zonder maatregelen zal in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, alsmede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren.
Het “Waterstructuurplan” geeft antwoord op de vraag op welke manier Spijkenisse in de toekomst droge voeten kan behouden en welke maatregelen hiervoor nodig zijn. Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse vormen van grondgebruik opgesteld.
In het streefbeeld is aangegeven dat het met name gewenst is de problematiek van de wateroverlast in Spijkenisse-Noord aan te pakken.
Spijkenisse ligt in het werkgebied van het waterschap Hollandse Delta. Het waterschap zorgt voor waterbeheer, waterkwaliteit en waterkeringen in het gebied van de Zuid-Hollandse Eilanden. Dit houdt in:
In het Waterstructuurplan Spijkenisse staat, dat voor het stedelijk gebied van Spijkenisse, op de korte termijn wordt gestreefd naar duurzaam stedelijk waterbeheer. Dit waterstreefbeeld 2050 houdt in, dat schoon, verhard oppervlak zoveel mogelijk zal zijn afgekoppeld van de riolering en tegelijk de waterberging op open water is uitgebreid. Vervuilingsbronnen zullen dan zijn aangepakt en gesaneerd. Het streven is, dat in 2050 een aanzienlijk deel van de oevers in het stedelijk gebied van Spijkenisse natuurvriendelijk zal zijn ingericht. Deze uitgangspunten sluiten aan op de doelstelling van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) en het maatregelenpakket van het waterschap Hollandse Delta (WSHD).
Gemeentelijk Rioleringsplan Spijkenisse 2017-2021(GRP)
Algemeen
De gemeente is verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan op te stellen op grond van de Wet Milieubeheer. De gemeenteraad heeft op 7 december 2016 het Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021 vastgesteld. Het rioleringsplan is in werking getreden op 1 januari 2017.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan Spijkenisse 2017-2021 beschrijft de gemeente hoe zij haar zorgplichten voor het afvalwater, regenwater en grondwater de komende jaren gaat invullen.
Grondwater
De zorgplicht voor het grondwater is een gemeentelijke taak, waarin de gemeente een trekkersrol moet vervullen. Voorheen was dit een taak van de provincie, het waterschap en de gemeente samen.
In natte perioden komt in Spijkenisse regelmatig grondwateroverlast voor. Dit treedt vooral op in gebieden die op grotere afstand liggen van open water, doordat daar het grondwater het meest opbolt. De gemeente inventariseert waar het grondwater voor problemen kan zorgen. Hiertoe legt zij een netwerk van peilbuizen aan, waarmee de stand van het grondwater wordt gemeten. Aan de hand van de meetresultaten kan een goed beeld worden geschetst van de grondwaterstanden in een gebied en kunnen eventuele problemen worden aangepakt.
De kern Spijkenisse ligt in de delta van de grote rivieren. Het plangebied De Elementen grenst direct aan de Oude Maas en aan de bestaande haven van Spijkenisse.
De bestaande haven is via een sluis verbonden met de Oude Maas. Ook de geschiedenis van het aangrenzende gebied heeft direct te maken met de ligging van de delta. Van oorsprong was dit gebied een zogenaamde aanwaspolder. Dit was oorspronkelijk buitendijks gebied dat door natuurlijke aanslibbing met klei is opgehoogd en in de 16e en 17e eeuw is ingepolderd. Meer dan 1,2 m onder maaiveld ligt veen. Spijkenisse ligt in het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta.
Binnen het stedelijk gebied van Spijkenisse is een aantal peil- en afvoergebieden te onderscheiden. De Schenkelweg vormt een waterscheiding binnen dit stelsel. Het aan de dijkzone grenzende peilgebied Schenkel heeft een peil van -1,60 m NAP. De afvoer van overtollig water door neerslag en kwel vindt plaats via een stelsel van hoofdwatergangen en gemalen.
Deelplan De Haven beschikt door de al bestaande haven over oppervlaktewater.
Het hooggelegen groene dijklichaam in het plangebied (Hongerlandsedijk) ligt op + 8,50 m NAP, dit is de leggerhoogte en heeft de functie van hoofdwaterkering welke beheerd wordt door het waterschap Hollandse Delta.
De zone van de Elementenweg en de doortrekking daarvan naar de Hongerlandsedijk, heeft de functie van regionale waterkering. Aangezien de Elementenweg een compartimenteringdijk is, is een keurvergunning vereist voor de aanleg van nieuwe watergangen en voor de verkeersontsluiting van gebied De Haven naar de Elementenweg. In de genoemde regionale waterkering mogen geen ontgravingen plaatsvinden zonder ontheffing van het waterschap.
De ontwikkeling van plangebied De Haven heeft, gezien de afstand tot deze waterkering, geen consequenties voor zowel de hoofdwaterkering als voor de secondaire waterkering zoals de Elementenweg en Schenkelweg (3.60+ NAP).
Het plangebied De Haven behoudt mogelijk de hoge ligging. Ook in de nieuwe situatie zal om die reden geen grondwateroverlast optreden. Het hemelwater zal direct in de haven zelf worden afgevoerd. Ook in geval van (geringe) verlaging van het totale terrein is er om die reden geen sprake van grondwateroverlast.
Conform de huidige eisen volgend uit de Wet milieubeheer dient voor het te realiseren nieuwbouwproject een gescheiden rioolstelsel te worden aangelegd. Het rioleringsplan voor het totale plangebied is ter beoordeling aan het waterschap en/of RWS voorgelegd. In overleg met deze waterkwaliteitsbeheerder(s) is er voor gekozen om al het van het verhard oppervlak afstromend hemelwater (HWA) direct onder vrij verval op de haven te lozen. De vuilwaterstroom (DWA) zal via een nieuw aan te leggen rioolstelsel apart afgevoerd worden naar het reeds bestaande rioolgemaal aan de westkant van het plangebied nabij de Schenkelweg.
Gezien de hoogteligging van het plangebied in relatie tot de waterstanden in de haven zijn geen directe grondwaterproblemen te verwachten. Indien toch gekozen wordt voor de aanleg van een drainagesysteem dan dient ook deze afvoer, evenals die van de HWA leiding, op de haven te worden aangesloten.
Door de transformatie van plangebied De Haven ontstaat er een aantrekkelijk en bijzonder woon, en of -werkgebied direct grenzend aan de bestaande haven van Spijkenisse. Dat versterkt de identiteit van Spijkenisse als geheel maar ook als stad aan de rivier met een echte eigen (thuis)haven.
De ontwikkeling van plangebied De Haven is in overleg met de waterbeheerders tot stand gekomen en voldoet aan de waterstaatkundige uitgangspunten.
Waterschap Hollandse Delta en Rijkswaterstaat hebben in de overlegfase ingestemd met dit bestemmingsplan.
Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.
In de afgelopen jaren was het gemeentelijk milieubeleid vooral gericht op uitvoering van wettelijke taken als vergunningverlening en handhaving van milieuregels.
Meer en meer bleek, dat milieufactoren bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals bouwplannen en bestemmingsplannen, belangrijk en soms zelfs essentieel kunnen zijn voor de realisatie van deze plannen.
Hierbij gaat het met name om zaken als luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en water. Daarom is het mede van belang, dat een gemeentelijk milieubeleid wordt ontwikkeld.
Op 11 juli 2007 heeft de gemeenteraad het milieubeleidsplan Spijkenisse 2007-2010 genaamd “Het milieu op de kaart” vastgesteld. In dit plan is de visie van de gemeente vastgelegd ten aanzien van het te voeren milieubeleid. Het plan gaat uit van twee hoofddoelen voor het milieubeleid in Spijkenisse, te weten:
In het plan zijn o.a. voor de verschillende doelgroepen (bedrijven, huishoudens en de gemeentelijke organisatie) en voor diverse thema's speerpunten aangegeven, die de gemeente wenst te bereiken in de planperiode.
Het huidige milieubeleid van de gemeente vraagt, gezien het bovenstaande dan ook een zorgvuldige afhandeling van de milieuaspecten van nieuwe bouwplannen. Om die reden is de voorgenomen bouwactiviteit van De Elementen m.e.r.-beoordelingsplichtig geacht. De gemeenteraad dient, op basis van een beoordeling van de mogelijke bijzondere omstandigheden, een besluit te nemen, of er een milieu effect rapportage (m.e.r.) moet worden opgesteld.
In het Besluit milieueffectrapportage (Mer) is aangegeven ten behoeve van welke activiteiten een milieueffectrapportage moet worden opgesteld of “Mer-beoordelingsplichtig” zijn. In het besluit zijn drempelwaarden opgenomen voor verschillende milieubelastende activiteiten op basis waarvan, gezien de omvang van de activiteiten, beoordeeld moet worden of:
Per 7 juli 2017 is het Besluit Mer, mede naar aanleiding van uitspraken van het Europese Hof, aangepast. De aanpassing houdt in, dat indien de omvang van de activiteit onder drempelwaarden als bedoeld in bijlage D blijft, er toch een vormvrije Mer-beoordelingsplicht van toepassing is op de te onder nemen activiteit.
Deze beoordeling houdt in dat moet worden afgewogen, dat ondanks dat de activiteit (ruim) onder de drempelwaarden blijft, de milieueffecten van de activiteit moet worden bepaald en moet worden beoordeeld of al dan niet een MER moet worden opgesteld. Deze beoordeling moet ook worden gedaan voor het ruimtelijke besluit (bestemmingsplan of omgevingsvergunning) dat de activiteit mogelijk maakt.
Aan de gemeenteraad is op 9 juli 2008 een m.e.r.-beoordeling voor het hele project De Elementen ter vaststelling aangeboden.
De voorgenomen activiteit is beoordeeld op de volgende aspecten:
a. Kenmerken van de activiteit
Langs de Oude Maas worden woningen gebouwd, alsmede voorzieningen voor commerciële dienstverlening en niet commerciële voorzieningen, kantoren met bijbehorende infrastructuur en recreatieve groenvoorzieningen. Het plangebied De Elementen bevat vier deelprojecten: De Dijk, Het Land, Het Park en De Haven.
b. Plaats van de activiteit
Onderzocht is, of in het onderhavige gebied bijzondere flora, of fauna voorkomt, die verstoord wordt door de geplande activiteit. Uit dit onderzoek blijkt, dat dit niet het geval is. Volgens de Stichting Natuur en Landschap kunnen met weinig extra investeringen de aanwezige waarden behouden blijven, door te benutten wat aanwezig is en bepaalde elementen in de plannen op te nemen. Bij de invulling van het gebied zullen deze aanbevelingen worden opgevolgd.
c. Samenhang met andere activiteiten
In het omringende gebied vinden op dit moment nog industriële activiteiten plaats. In de toekomst zullen deze bedrijven verdwijnen en plaats maken voor woningbouw. Gelet op de reeds aanwezige milieubelasting, zal de voorgenomen activiteit geen negatieve invloed hebben op de omringende omgeving.
d. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu
De bouw van woningen en voorzieningen voor dienstverlening in dit gebied, heeft een toename van de automobiliteit van 9,2% tot gevolg binnen het plangebied en op de aansluitende Schenkelweg.
Sinds 1988 wordt in berekeningen van het regionale verkeersmodel van het RVMK, voor wat betreft het geluid en de luchtkwaliteit, rekening gehouden met toename van het verkeer, als gevolg van de geplande woningbouw in dit gebied. De gevolgen van het toegenomen verkeer, voor het geluid en de luchtkwaliteit, zijn meegenomen in het plan.
De commissie Centrumplan heeft op 25 juni 2008 advies uitgebracht voor de m.e.r.-beoordeling over de woningbouw in het project De Elementen te Spijkenisse. In het aan de gemeenteraad uitgebrachte advies van de commissie wordt geconcludeerd, dat er gelet op de aard van de activiteit en daaraan gekoppelde effecten en gegevens, vigerende wetgeving en beleidsuitspraken, geen sprake is van bijzondere omstandigheden met zodanige nadelige milieugevolgen, dat het opstellen van een milieueffectrapport (MER) gerechtvaardigd is.
Besloten is (b&w-besluit d.d. 3 juni 2008 en raadsbesluit 9 juli 2008):
In deze paragraaf komen de wettelijke voorwaarden voor de goede ruimtelijke onderbouwing aan bod.
Volgens artikel 3.1 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven.
Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.
In artikel 3.3 van de Wro staat het volgende opgenomen. Om te voorkomen dat in een bestemmingsplan begrepen grond minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan te geven bestemming dan wel om een overeenkomstig het plan verwezenlijkte bestemming te handhaven en te beschermen, kan bij het bestemmingsplan worden bepaald, dat het verboden is om binnen een bij dat plan aangegeven gebied zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders:
Volgens het eerste lid van artikel 3.6 van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels:
In het geldende bestemmingsplan De Haven (2015) is uitgegaan van een globale opzet, deels met bestemmingen op grond waarvan direct omgevingsvergunningen verleend kunnen worden en deels met globale nader uit te werken bestemmingen waarbij vergunningen pas verleend kunnen worden na vaststelling van een uitwerkingsplan.
In de inleiding in hoofdstuk 1 is toegelicht dat de planvorming voor het gebied De Haven inmiddels zover gevorderd is, dat niet langer behoefte bestaat aan globale bestemmingen met een uitwerkingsverplichting.
Er zijn voldoende ingrediënten voorhanden om in een nieuw bestemmingsplan te werken met gedetailleerde bestemmingen die, met behoud van een zekere mate van flexibiliteit, werkbare kaders bieden voor de verdere ontwikkeling en realisering van het gebied De Haven. Het vervallen van de uitwerkingsverplichting vergroot daarnaast de slagvaardigheid in de uitvoering.
Het bestemmingsplan dient ingericht te worden conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van 21 april 2008. In het Bro zijn bepalingen opgenomen over de vormgeving, inrichting, beschikbaarstelling, bekendmaking en terinzagelegging van ruimtelijke besluiten.
Artikel 3.1.3 geeft aan dat een bestemmingsplan naast de bij of krachtens de wet voorgeschreven bestemmingen en regels, in elk geval een beschrijving van die bestemmingen bevat, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.
In hoofdstuk 6 van de Wro zijn regels opgenomen met betrekking tot de exploitatie van gronden. Grondexploitatie kan worden omschreven als het proces van productie van bouw- en woonrijpe grond en het zorg dragen, dat deze bouwrijpe grond op het juiste moment op de markt is.
De grondexploitatieregels zijn weliswaar onderdeel van de Wro, maar zijn via de afzonderlijke Grondexploitatiewet gelijktijdig met de overige hoofdstukken van de Wro in werking getreden.
De reden voor het introduceren van nieuwe regels voor de grondexploitatie was, dat de bestaande mogelijkheden van kostenverhaal in de praktijk niet optimaal bleken te werken. De Grondexploitatiewet introduceert de term exploitatieplan.
Voor het onderhavige plangebied behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld omdat kostenverhaal verzekerd is nu de gemeente alle gronden in eigendom heeft.
Bij het opstellen van de verbeelding (plankaart) en regels is uitgegaan van de landelijk voorgeschreven standaarden (o.a. SVBP 2012). Daarbij is gebruik gemaakt van het handboek voor het opstellen van bestemmingsplannen. De basis voor dit handboek zijn de door het Rijk ontwikkelde DURP-standaarden. Dat wil zeggen dat een vaste indeling van de verbeelding en de regels is aangehouden en dat de verbeelding getekend is op een wijze, waardoor deze geschikt is voor digitale toepassingen en uitwisseling met andere instanties (conform SVBP 2012).
Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de kaart met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan digitaal (via internet) te raadplegen.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijk ordening zijn de volgende bepalingen met betrekking tot de toelichting van een bestemmingsplan opgenomen:
Een bestemmingsplan, alsmede een ontwerp hiervoor, gaat vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
Voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden in de toelichting ten minste neergelegd:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen dat gebruikt wordt in de regels nader verklaard. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen, waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Algemeen
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is in een artikel bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Daarnaast zijn - voor zover nodig- per bestemming specifieke gebruiksregels gegeven.
Het gaat om de bestemmingen 'Gemengd', 'Groen', 'Verkeer - 1', 'Verkeer - 2', 'Water - Haven', 'Wonen', 'Waarde - Archeologie -1', Waarde - Archeologie - 2' en 'Waterstaat - Waterkering'.
De genoemde bestemmingen worden hieronder kort toegelicht.
Gemengd
Deze bestemming heeft betrekking op het gebied gelegen nabij de aansluiting van de Elementenweg op de Schenkelweg. Op deze locatie wordt uitgegaan van een grotere functiemenging dan elders in het pangebied. De functiemenging betreft de bestemmingen bedrijven, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en horeca in combinatie met de bouw van woningen.
In verband met het optredende verkeerslawaai nabij de kruising van Elementenweg-Schenkelweg is op de verbeelding een zone aangegeven waar woningen worden uitgesloten.
Voor het gebied De Haven geldt als randvoorwaarde dat maximaal 750 woningen in het gebied zijn toegelaten. Voor de overige functies (voorzieningen) geldt een maximum vloeroppervlakte van 2.500 m2. Dit programma krijgt gestalte binnen de bestemmingen "Gemengd" en "Wonen".
Om overschrijding te voorkomen is dit programma bindend vastgelegd in de Algemene bouwregels in hoofdstuk 3 van de regels. Hierbij is tevens bepaald dat voor dienstverlening, horeca categorie 1 en kantoren, elk een maximum van 500 m2 geldt.
Groen
De bestemming "Groen" is gelegd op de gronden waar de groeninrichting bepalend is voor de structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
Dit betreft onder andere de groenfunctie van de dijk nabij de sluis, die aansluit op de groenbestemming in het bestemmingsplan voor het gebied De Dijk en Het Land. In deze bestemming komen de gebruikelijke onderdelen voor. Toegevoegd is de mogelijkheid om, in geval een verkeersverbinding over de sluis, de benodigde aansluitende wegen door het groen gemaakt kunnen worden.
Verder zijn van belang 3 groenlocaties aan de zuidzijde van de haven en de groenstroken langs de Veerweg en de Elementenweg.
Verkeer - 1
Het gedeelte van de Schenkelweg dat in dit plangebied is opgenomen heeft de bestemming 'Verkeer - 1'. Diezelfde bestemming geldt ook voor de Veerweg.
Deze bestemming is gericht op openbaar gebied waar de verkeersfunctie als doorgaande of ontsluitingsroute voorop staat.
Verkeer - 2
De openbare gebieden waar de nadruk meer ligt op de verblijfsfunctie en de woonomgeving vallen onder deze bestemming.
Water - Haven
De bestemming 'Water - Haven' is gericht op de activiteiten in de haven, zoals het aan- en afmeren van boten. Uiteraard heeft de haven ook een functie voor het verkeer te water en voor de waterhuishouding en waterberging. Eveneens is geregeld dat een jachthaven is toegestaan.
Het is binnen deze bestemming toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen ten behoeve van het aan- en afmeren. Voorts is het mogelijk gemaakt bruggen over de haven te maken ten behoeve van fietsers en voetgangers. Eveneens is het toegestaan een verkeersverbinding te maken over de sluis.
Wonen
Deze bestemming beslaat alle onderdelen van het plangebied waar de nadruk ligt op het realiseren van woningen. Vanwege de gewenste diversiteit/veelkleurigheid binnen het gebied van De Haven wordt ook het realiseren van verschillende voorzieningen mogelijk gemaakt.
Overeenkomstig het Masterplan Spijkenisse Haven loopt de bouwhoogte op vanaf de Elementenweg tot aan de haven: er zijn daarbij drie zones met respectievelijk maximale bouwhoogten van 12, 15 en 25 m.
Voor het gebied De Haven geldt als randvoorwaarde dat maximaal 750 woningen in het gebied zijn toegelaten en daarnaast voorzieningen tot een vloeroppervlakte van maximaal 2.500 m2. De realisering van dit programma krijgt gestalte binnen de bestemmingen "Gemengd" en "Wonen".
Om overschrijding te voorkomen is dit programma bindend vastgelegd in de Algemene bouwregels. Hierbij is tevens bepaald dat voor dienstverlening, horeca categorie 1 en kantoren, elk een maximum van 500 m2 geldt.
Voor alle voorzieningen geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond. Voorts geldt voor die functies dat er sprake moet zijn van kleinschaligheid, zodat voor deze vestigingen een maximum oppervlakte van 150 m2 per vestiging is opgenomen.
Vanwege de relatie met het centrum van Spijkenisse is de functie 'detailhandel' achterwege gelaten. Mocht er in de toekomst een verzoek om vestiging van detailhandel komen en deze detailhandel een positieve bijdrage levert aan het functioneren van het gebied, dan kan worden overwogen via de zogenaamde kruimellijst alsnog medewerking aan een vestiging te geven.
Waterstaat - Waterkering
De Elementenweg, de Schenkelweg en een gedeelte nabij de sluis hebben een waterkerende functie en deze functie komt terug via de bestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Met het waterschap is een bebouwingslijn afgesproken (de gegunde bouwlijn).
De inhoud van de regel is standaard: alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering zijn toegestaan. Ten behoeve van de overige bestemmingen mag worden gebouwd na afwijking, waarbij vooraf de dijkbeheerder (= het waterschap) dient te worden gehoord.
Waarde - Archeologie 1 en 2
Vanwege de mogelijke archeologische waarden is aan het plangebied ook deze bestemming toegekend. Doordat er verschillen zijn in de diepte beneden maaiveld en de terreinoppervlakte die zonder omgevingsvergunning mag worden uitgevoerd, zijn er verschillende bestemmingen 'Waarde - Archeologie'. Dat verschil wordt in de bestemmingsbenamingen aangeduid met 1 en 2. De inhoud van de regels spreekt voor zich.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Het artikel 'Antidubbeltelregel' bevat de bepaling dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Verder worden in dit hoofdstuk algemene bouw- en afwijkingsregels gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is het bouwprogramma van 750 woningen en 2.500 m2 voorzieningen juridisch vastgelegd.
Voorts is onder andere geregeld dat op eigen terrein dient te worden geparkeerd en in welke gevallen daarvan kan worden afgeweken. Voorts is opgenomen dat de bouw van geluidsgevoelige functies uitsluitend is toegestaan indien voldaan wordt aan de normen van de Wet geluidhinder dan wel de verleende hogere waarden, zoals opgenomen in de bijlage bij dit plan. Ook is een bepaling opgenomen die regelt, dat binnen de in de verbeelding aangegeven molenbiotoop slechts tot een bepaalde hoogte gebouwd mag worden.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte, of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsvoorziening) in het openbare gebied.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In de overgangsregels is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik, dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. In de slotregel is de naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
Op 8 juli 2014 heeft de gemeenteraad het Masterplan Spijkenisse Haven vastgesteld. Het Masterplan omvat de plangebieden Haven-Zuid en Haven-Noord (het gebied ten zuiden van de Veerweg).
Deze plangebieden maken weer onderdeel uit van het totale plan De Elementen dat het vigerende bestemmingsplan De Dijk en Het Land en de gebieden Haven-Zuid en Haven-Noord omvat.
Het gebied Haven-Zuid wordt ontwikkeld via een samenwerkingsovereenkomst met drie projectontwikkelaars en de gemeente.
Voor het gebied De Haven-Veerweg zijn soortgelijke afspraken gemaakt met twee projectontwikkelaars. De gemeente is eigenaar van de gronden.
Omdat de kosten voor de ontwikkeling “anderszins verzekerd zijn”, is een grondexploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro niet noodzakelijk.
Het vastgestelde en in werking getreden bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijk en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie.
In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast is er de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend.
Tenslotte zijn in het plan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de ontheffingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen.
Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.”
Binnen het plangebied is geen sprake van een afwijkend gebruik, of van bebouwing in strijd met de vigerende regeling.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan 'De Haven 2019' toegezonden aan de daarvoor in aanmerking komende instanties.
Naar aanleiding hiervan zijn inhoudelijke reactie ontvangen van:
Naar aanleiding van de reactie van Rijkswaterstaat is de tekst in de toelichting aangepast. Omdat het bestemmingsplan De Haven 2019 geen ontwikkelingen toelaat die afwijken van wat de eerdere bestemmingsplannen voor het plangebied De Haven al toelieten en er ook wat betreft de veiligheidssituatie vanwege het vervoer over de Oude Maas geen directe noodzaak is, wordt van actualisering van onderzoeksgegevens afgezien.
Met betrekkking tot het advies van de VRR wordt opgemerkt dat dit advies niet in de regels van het bestemmingsplan kan worden verwerkt. Het bestemmingsplan is hiervoor niet het geschikte instrument, omdat het niet ruimtelijke relevant is. Dit aspect is geregeld in het Bouwbesluit. Daarom wordt het advies alleen in de toelichting beschreven. Dit wordt in het kader van de bestemmingsplan procedure voldoende geacht.
Het voorgestelde advies kan eventueel als voorwaarde bij de omgevingsvergunning worden opgenomen; deze opmerking zal tevens doorgegeven worden aan de intiatiefnemers van de nieuw te bouwen woningen.
Reactie:
De toelichting is voor zover nodig aangepast.