direct naar inhoud van Artikel 14 Recreatie - Gemengd
Plan: Kop van Schouwen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03

Artikel 14 Recreatie - Gemengd

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. outdooractiviteiten;

en tevens voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een horecabedrijf in de categorie 1 dan wel 2, zoals opgenomen in Bijlage 6 Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': een golfbaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' een minicamping met ten hoogste het aantal standplaatsen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen' dan wel 'maximum totaal aantal standplaatsen';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag van goederen, met uitzondering van vuurwerk en andere voor de omgeving gevaarlijke stoffen, voor zover deze voorkomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Lijst van gevaarlijke stoffen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud van cultuurhistorische waarde;
  • i. wegen, parkeerruimte, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden opgericht.
14.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' is één sanitairgebouw ten behoeve van centrale sanitair toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,50 meter en een maximaal oppervlak van 55 m2;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal 3 meter bedragen;
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. overkappingen die ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
    • 2. licht- en vlaggenmasten die ten hoogste 8 meter mogen bedragen.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Sanitair- en/of recreatieruimte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 en 14.2.2, voor het bouwen van sanitaire voorzieningen en/of een recreatieruimte ten behoeve van een minicamping buiten een bouwvlak, op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' met in achtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van het gebouw ten behoeve van centrale sanitair- en/of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • b. het oppervlak van het gebouw ten behoeve van centrale sanitair- en/of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • c. voor privé-sanitair geldt:
    • 1. op elk niet-permanente standplaats één sanitairgebouw mag worden geplaatst met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
    • 2. meerdere gebouwen mogen worden geclusterd op het snijpunt van meerdere niet-permanente standplaatsen;
    • 3. een sanitairgebouw landschappelijk op een adequate wijze ingepast dient te worden;
  • d. een omgevingsvergunning wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van de gronden met bestemming Natuur;
  • e. voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter;
  • f. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
14.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 14.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag van gevaarlijke stoffen, voor zover deze voorkomen in Bijlage 3 Lijst van gevaarlijke stoffen;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, of standplaats van kampeermiddelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' dan wel 'opslag';
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor en standplaats van kampeermiddelen;
  • d. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.;
  • e. het uitoefenen van verblijfsrecreatie behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping'.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Vergroten minicamping

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' het aantal niet-permanente standplaatsen verhogen met in achtneming van het volgende:

  • a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25, met dien verstande dat ten hoogste 5 standplaatsen daarvan permanent mogen zijn;
  • b. de uitbreiding is aansluitend op de bestaande minicamping gesitueerd;
  • c. buiten het bestemmingsvlak is een terrein van tenminste 1 ha in eigendom of pacht;
  • d. de wijzing wordt slechts toegepast als een (dienst)woning op het bouwvlak aanwezig is en deze woning permanent wordt bewoond door de aanvrager en exploitant van de minicamping;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op eigen terrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110 % van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • f. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter; indien de afstand reeds minder bedraagt, mag deze afstand door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet verkleinen;
  • g. de afstand tussen de minicamping en de nabij gelegen gronden met de bestemming Natuur bedraagt ten minste 100 meter, indien de afstand reeds minder bedraagt, mag deze afstand door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet verkleinen;
  • h. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter;
  • i. de lichtuittstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • j. bij het vergroten van het aantal standplaatsen tot meer dan 15 standplaatsen dient zorggedragen te worden voor ruimtelijke kwaliteitswinst of er dient sprake te zijn van ruimtelijke kwaliteitwinst;
  • k. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd;
  • l. alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige en wegbeheerder.
14.6.2 Beëindigen minicamping

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' verwijderen met in achtneming van het volgende:

  • a. de betreffende minicamping is beëindigd;
  • b. gelijktijdig met de wijziging wordt de beheersplan betreffende het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst ten behoeve van de minicamping ontbonden.
14.6.3 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 14.6.1 en 14.6.2 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.