direct naar inhoud van Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Plan: Bedrijvenpark Oudeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0087-VAST

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Gebruik van onbebouwde gronden
18.1.1

Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover en zolang zij onbebouwd blijven, te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen.

18.1.2

Onverminderd het bepaalde in lid 18.1.1 is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

18.1.3

Het bepaalde in lid 18.1.2 is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.

18.2 Gebruik van bouwwerken
18.2.1

Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen.

18.2.2

Onverminderd het bepaalde in lid 18.2.1 is het in ieder geval verboden:

  • a. de bouwwerken binnen de in hoofdstuk 2 van deze regels opgenomen bestemmingen te gebruiken voor inrichtingen waarvoor het bouwen niet is toegestaan;
  • b. de bouwwerken welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders verleende afwijking, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de afwijking werd verleend;
  • c. de gebouwen te gebruiken voor seksinrichtingen.
18.3 Afwijkingen omtrent gebruik
18.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.1.1, lid 18.1.2, lid 18.2.1 en lid 18.2.2, indien strikte toepassing van de regel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.