direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Bedrijvenpark Oudeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0087-VAST

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Oudeland" van de gemeente Lansingerland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0087-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen; de als zodanig gewaarmerkte analoge verbeelding (kaart), no. 124.603.00, bestandsnr. S-bp-124.60301--02-dwg, deel uitmakende van het plan;

Verdere begripsbepalingen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 afvalinzamelsysteem:

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

1.5 ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:
  • 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  • 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
      • het productieproces wordt grotendeels 'met de hand' of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven uitgevoerd;
      • voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening, zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.8 architectonische waarde:

de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van gebouwen bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit een streek, waarbij gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, op basis van een aan een bepaald gebruik gekoppelde bouwvorm, welke eigen is aan een bepaald door grondoppervlak;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte, geen kas zijnde;

1.11 bedrijfsmatige werkruimten:

werkruimten waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde (zie lid 1.35) - en ambachtelijke bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig zijn dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.12 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouden waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbare objecten:
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare,
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen, voorzover zij niet vallen onder het begrip "kwetsbare objecten" onder c van deze begrippen;
  • d. hotels en restaurants, voorzover zij niet vallen onder het begrip "kwetsbare objecten" onder c van deze begrippen;
  • e. winkels, voorzover zij niet vallen onder het begrip "kwetsbare objecten" onder c van deze begrippen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet vallen onder het begrip "kwetsbare objecten" onder d van deze begrippen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder vallen onder het begrip "kwetsbare objecten" onder c van deze begrippen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.14 beroepsmatige werkruimten:

werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verricht op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of werkzaamheden in het kader van hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep die door de aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw:

een gebouw bij een woning of een ander gebouw ten dienste van een groter genot van het gebruik van die woning of dat andere gebouw, dat in bouwkundige en functionele zin ten dienste staat van en hoofdgebouw en ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bijzondere woonvormen:

met woningen vergelijkbare huisvesting, waarbij sprake is van al dan niet zelfstandige woningen/wooneenheden met gemeenschappelijke voorzieningen, al dan niet met een gemeenschappelijk huishouding, zoals gezinsvervangende tehuizen, bejaardentehuizen en tijdelijke opvang van bijzondere groepen bewoners;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de lijn, welke bij het bouwen van gebouwen naar de zijde vanwaar deze hoofdzakelijk toegankelijk zijn (voorgevelbouwgrens) of naar de andere zijde van bouwstrook (achtergevelbouwgrens) of zijdelings (zijgevelbouwgrens) niet mag worden overschreden, tenzij in deze regels anders is bepaald;

1.21 bouwgrondstoffen:

zie 1.44 van dit artikel (grove bouwmaterialen/ bouwgrondstoffen);

1.22 bouwlaag, laag:

de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondbouwhoogte van ten minste 2,10 m aanwezig c.q. mogelijk is. Een onderhuis, zolder of vliering wordt hieronder niet begrepen;

1.23 bouwmarkt:

een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats met een overdekt verkoopoppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten wordt aangeboden;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop dan wel op een deel waarvan, krachtens het plan bebouwing met één hoofdgebouw of bij elkaar behorende gebouwen en andere bouwwerken is toegestaan;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 detailhandel in auto's c.q. autoshowroom:

detailhandel in auto's en de daarbij behorende onderdelen en autoaccessoires;

1.30 detailhandel in caravans:

detailhandel in toer- en stacaravans, vouwwagens, bagagewagens, tenten en onderdelen daarvan;

1.31 detailhandel in de dagelijkse goederen:

detailhandel in voedings- en genotmiddelen (food-sector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;

1.32 detailhandel in keukens en/of badkamers en overig sanitair:

detailhandel in (inbouw)keukens en/of badkamers en overig sanitair alsmede het daarbij behorende installatiemateriaal;

1.33 detailhandel in meubelen:

detailhandel in meubelen, eventueel gecombineerd met woninginrichtingartikelen;

1.34 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-foodsector):

detailhandel in duurzame en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;

1.35 dienstverlenend bedrijf:

met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve van particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, bankfilialen, wasserettes, eventueel met bijbehorende kantoren, werkplaatsen en magazijnen, alsmede publieksgerichte kantoren (kantoren met een overwegende baliefunctie);

1.36 dienstwoning:

(zie 1.12 van dit artikel), bedrijfswoning;

1.37 doe-het-zelf-producten:
  • hout en houtwaren;
  • tegels, stenen, dakpannen en dergelijke;
  • bouwgrondstoffen en installatiemateriaal, waaronder sierpleisters, isolatiemateriaal, pvc-artikelen, verlichtings-/installatiematerialen, voor zover deze als bouwmaterialen zijn aan te merken;
  • pijpen, zand en cement;
  • kozijnen, deuren;
  • sanitair;
  • (inbouw)keukens, badkamers en kasten;
  • verf en verfwaren, lijmen en kit;
  • ijzerwaren;
  • behang en behangbenodigdheden;
  • buitenzonwering;
  • open haarden;
  • verwarmingsinstallatieartikelen;
  • gereedschappen ten behoeve van de bouw;
  • (bouw)materialen voor de inrichting van de tuin;
  • overige naar de aard vergelijkbare producten;
1.38 eengezinswoning:

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.39 externe veiligheid:

kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidgevoelig object:

een woning, alsmede een gebouw als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder;

1.42 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.43 grootschalige detailhandelsvestigingen:

detailhandelsvestigingen waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt;

1.44 grove bouwmaterialen/bouwgrondstoffen:

materialen waaruit op te richten bouwwerken primair zijn samengesteld, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouwwerkzaamheden nodig zijn; hieronder worden niet verstaan materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;

1.45 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.46 horeca:
  • a. categorie 1: "lichte horeca" (hl):
    • 1. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca (hl 1) voor zover de bedrijfsvloeroppervlakte minder bedraagt dan 250 m2;
      • broodjeszaak;
      • cafetaria; shoarmazaak, fallafelzaak;croissanterie;
      • koffiebar;
      • lunchroom;
      • ijssalon;
      • snackbar;
      • snelbuffet;
      • tearoom, theehuis, koffiehuis;
      • traiteur;
    • 2. overige lichte horeca (hl 2):
      • bistro;
      • crêperie;
      • eetcafé;
      • shoarma/grillroom;
      • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
      • hotel.
    • 3. bedrijven met relatief grote verkeersaantrekkende werking (hl 3):
      • bedrijven genoemd onder a en b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2;
      • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, fast food restaurants); en bezorg- en afhaalservice;
      • bezorg- en afhaalservice.
  • b. categorie 2 middelzware horeca (hm):

bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

      • café, bar;
      • café/bar/dancing;
      • bierhuis;
      • biljartcentrum;
      • proeflokaal;
      • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
  • c. categorie 3 “zware horeca” (indien voorkomend of toegestaan in bestemmingsplan afzonderlijk bestemd):bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
      • dancing;
      • discotheek;
      • nachtclub;
      • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

1.47 kampeermiddelen:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40, lid 2 van de Woningwet een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.48 kantoor:

een gebouw of deel van een gebouw dat door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, (al dan niet met baliefunctie);

1.49 kap:

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.50 kas en/of klimaathal:

een bouwwerk grotendeels bestaand uit een permanente opstand van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, zoals bedoeld in het Besluit Glastuinbouw, voor het kweken of telen van gewassen;

1.51 kwetsbaar object:
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip "beperkt kwetsbare objecten";
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.52 landschappelijke waarde:

belang in geomorfologisch (betrekking hebbende op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;

1.53 maatschappelijke doeleinden:

functies ten behoeve van religieuze, educatieve, medische, sociale en culturele doeleinden, (openbare) overheidsinstellingen alsmede voorzieningen ten behoeve van kinderopvang/-dagverblijf en dagvoorzieningen ten behoeve van bejaarden, gezondheids- en andere zorgvoorzieningen, andere openbare en/of bijzondere voorzieningen;

1.54 milieucategorie:

een aan een bedrijf/bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.55 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.56 peil:
  • 1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde bouwhoogte van de weg;
  • 2. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. voor een ander bouwwerk: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde bouwhoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de bouwhoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald;
1.57 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtsreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of afvalstof betrokken is;

1.58 praktijkruimten:

bedrijfsmatige werkruimten voor beoefenaren van vrije beroepen; in het kader van dit bestemmingsplan worden hieronder begrepen bedrijfsruimten ten behoeve van het verlenen van zakelijke en/of persoonlijke diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.59 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.60 recreatie-inrichting:

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van recreatie-activiteiten. De volgende specifieke vormen worden onder recreatie-inrichting begrepen:

(Bij de begrippen is een categorie-indeling aangegeven welke in de regels worden gebruikt)

  • a. inrichtingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het houden van recreatieve bijeenkomsten in de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur (categorie I);
  • b. inrichtingen waarin drie of meer speelautomaten voor gebruik ter plaatse zijn opgesteld (categorie II); in het kader van dit bestemmingsplan wordt deze subcategorie uitgesloten;
  • c. dansscholen en andere inrichtingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het dansen, voor zover niet begrepen onder het begrip horeca van dit artikel (categorie III);
  • d. sportscholen, sportzalen en fitnesscentra, alsmede andere gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het beoefenen van sport (categorie I);
  • e. muziekscholen en muziekoefenlokalen alsmede andere gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het (leren) beoefenen van muziek (categorie I);
  • f. sauna's, badinrichtingen en dergelijke (categorie I);
1.61 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval begrepen:

  • een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop of sekstheater;
  • een seksautomatenhal;
  • een seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;

1.62 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;

1.63 servicestation:

een gelegenheid waarbij bedrijfsmatig voorzieningen worden geboden voor kleinschalig onderhoud aan motorvoertuigen, waaronder begrepen verkoop van autoaccessoires en autowasgelegenheden;

1.64 showroom:

een ruimte welke uitsluitend is bestemd en ingericht voor de uitstalling van goederen;

1.65 steiger / vlonder:

een ander bouwwerk met een plateauvormige constructie ten behoeve van een verblijfplaats aan het water;

1.66 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
  • 2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen,

alsmede:

  • 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 2,70 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen, alsmede
  • 4. afvalinzamelsystemen;
1.67 volumineuze goederen:

auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans en tenten, aanhangwagens, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

1.68 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.69 woninginrichtingsartikelen:

artikelen welke rechtstreeks ten dienste staan van de inrichting en aankleding van de woning, waarbij in het kader van dit bestemmingsplan de volgende branches worden onderscheiden:

  • 1. raamdecoraties, zoals vitrages, jaloezieën, gordijnen;
  • 2. woningtextiel, waaronder kleden, sierkussens en badkamermode;
  • 3. verlichtingsartikelen, waaronder verlichtingsarmaturen en -kappen;
  • 4. woondecoratie, zoals accessoires, spiegels, posters, lijsten, decorartikelen, wijnrekken, kapstokken en kleinmeubelen;
  • 5. stoffering, artikelen welke rechtstreeks ten dienste staan van de aankleding ruimtes zoals vloerbedekking en parketten.

Onder woninginrichtingsartikelen worden uitdrukkelijk niet begrepen artikelen verband houdende met de persoonlijke verzorging, zoals (baby)kleding en dagelijkse gebruiksartikelen, zoals serviezen en bestekken;

1.70 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, advies-, uitzend- en ingenieursbureaus en bankfilialen, zulks met uitzondering van seksinrichtingen.