direct naar inhoud van Regels

Buitengebied 2014

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0856.BPBuitengebied2014-VA01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;

  2. ‘paardenhouderij’ tevens een paardenhouderij is toegestaan;

  3. ‘glastuinbouw’ tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

  4. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ tevens een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;

  5. ‘specifieke vorm van agrarisch - geiten- en/of schapenhouderij’ tevens een geiten- en/of schapenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

  3. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’;

  4. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’;

  5. beslotenheid en groen- en kleinschalige elementen ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’;

  6. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel in 34 van toepassing is;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

  3. behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  4. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’;

  5. statische binnenopslag tot maximaal 200 m2;

  6. overige nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – nevenfunctie’ zoals opgenomen in de ‘Tabel agrarische nevenfuncties’(bijlage 2);

  7. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;

  8. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning’;

  9. (onverharde) paden, wegen en groenvoorzieningen;

  10. parkeervoorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  12. extensief recreatief medegebruik;

  13. nutsvoorzieningen;

  14. bed & breakfast in de bedrijfswoning;

  15. aan huis gebonden beroepen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. Op de voor agrarische aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in 3.2.6 en 3.2.7, waarbij geldt dat nieuwe gebouwen ten behoeve van het stallen van vee uitsluitend zijn toegestaan indien vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  4. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan:

  1. 15 m tot lokale wegen:

  2. 20 m tot interlokale wegen.

Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

Binnen het bouwvlak

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  5. Kassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. Kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Groenblauwe mantel’;

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;

  5. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 25 m.

  1. Het bebouwde oppervlak aan bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’

  2. Een rijhal is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 3.2.2 onder b van toepassing is.

  5. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  6. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor het bepalen van de inhoud, wordt de ondergrondse bebouwing niet meegerekend.

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van lucht – en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m.

  5. Het aantal windmolens per bedrijf mag niet meer bedragen dan 3, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

  6. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  7. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  8. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2.

  9. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan tussen het bouwvlak en de aangrenzende openbare weg.

  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  4. Kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn uit een dagrecreatief medegebruik, zoals informatiepanelen, zitbanken en schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

  2. de oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

3.2.7 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

3.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 3.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

Binnen het bouwvlak

 

3.4.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. 3.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. 3.2.2 onder e voor het bouwen van kassen met een goothoogte tot maximaal 9 m en een bouwhoogte tot maximaal 11 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

  4. 3.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. Dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. De omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 3.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

3.4.3 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

 

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Aangetoond moet worden dat huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen of reguliere woningen niet mogelijk is.

  2. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf waar ze gehuisvest zijn.

  3. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn één of meerdere stacaravans/woonunits toegestaan tot een maximum van 250 m2 per bedrijf.

  5. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen.

  6. Verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden dienen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen gerealiseerd te worden, tenzij is aangetoond is dat dit niet mogelijk is.

  7. De oppervlakte van gebouwen voor verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden mag niet meer bedragen dan 100 m2;

  8. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  9. Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

3.4.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 3.2.5 onder f voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 3.2.5 onder i voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

Buiten het bouwvlak

 

3.4.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.2.6 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 3.2.6 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Het gebruik van meer dan één bouwlaag van een gebouw voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen in het landbouwontwikkelingsgebied waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van statische binnenopslag en met uitzondering van de nevenfuncties zoals opgenomen in de ‘Tabel agrarische nevenfuncties’ (bijlage 2), waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan opgenomen in de Tabel agrarische nevenfuncties’ (bijlage 2).

  4. Het gebruik van veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan stalling van vee.

  5. Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij tot 1 juni 2014.

  6. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor parkeervoorzieningen.

  7. Huisvesting van seizoensarbeiders.

 

3.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

3.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

3.5.4 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ is wonen toegestaan in de vorm van een plattelandswoning.

 

3.5.5 Uitbreiding en/of wijziging agrarisch bedrijf

Uitbreiding en/of wijziging van een agrarisch bedrijf is toegestaan, mits vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder c voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van nevenfuncties welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.

  3. Zodra de agrarische hoofdactiviteiten ter plaatse worden gestaakt, dient ook de nevenfunctie te worden beëindigd.

  4. De volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan,

  1. agrarisch-technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ of ‘natuur/recreatie’ niet meer dan 250 m2;

  2. sociale en educatieve functies;

  3. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

  4. paardenhouderijen;

  5. een groepsaccomodatie waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m² inclusief verdiepingsvloer en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 500 m2 inclusief verdiepingsvloer . De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van de groepsaccomodatie in bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum oppervlakte van 150 m2 inclusief verdiepingsvloer. Groepsaccommodaties zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  6. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;

  7. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’, ‘deelgebied agrarisch’ en ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte van statische binnenopslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;

  8. kleinschalig kamperen, onder de volgende voorwaarden:

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan in het winterseizoen;

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  • maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’ en ‘deelgebied agrarisch’ en maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuur-recreatie’ in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Hierbij is een afstand van maximaal 75 meter vanaf het bouwvlak toegestaan. De aanvrager moet met een ondernemersplan aantonen dat het plan economisch haalbaar is en binnen een straal van 500 meter mag geen ander recreatieterrein met kleinschalig kamperen aanwezig zijn;

  1. mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan, mits geen sprake is van activiteiten in milieucategorie 3 of hoger;

  2. ondersteunende horeca is toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 100 m2;

  3. dagrecreatie, met dien verstande dat dagrecreatie niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren dient op het bouwvlak plaats te vinden.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

3.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 3.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

3.6.3 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder g voor de huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf.

  2. De huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten.

  3. De huisvesting mag niet meer bedragen dan 6 maanden per kalenderjaar.

  4. De huisvesting dient plaats te vinden in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 250 m² per bedrijf.

  5. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen.

  6. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden.

  7. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op:

  • bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of,

  • een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vormverandering is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en welke gelegen zijn binnen het gebied met de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.

  4. De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden

  1. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  3. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  4. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  5. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  6. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

3.7.2 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor een grondgebonden veehouderij.

  3. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 2,5 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een grondgebonden veehouderij.

  4. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.

  5. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’.

  6. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 3 ha voor glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven gelegen in gebieden met de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’ en ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, waar vergroting niet is toegestaan.

  7. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, agrarisch-technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.’

  8. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf;

  2. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  4. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  5. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  6. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  7. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  8. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

3.7.3 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en ‘natuurnetwerk nederland’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf;

  2. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  4. ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. Deze inspanning telt mee voor het bepaalde onder 5;

  5. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  6. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  7. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  8. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

3.7.4 Omschakeling intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het deelgebied ‘natuur / recreatie’.

  2. Wijziging is uitsluitend toegestaan binnen een duurzame locatie in verwevingsgebied alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  4. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. Deze inspanning telt mee voor het bepaalde onder e.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

3.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’ en ‘reserveringsgebied waterberging’.

  2. De realisatie dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen 2,5 ha.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.6 Verwijderen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wordt verwijderd, indien de betreffende intensieve veehouderij is beëindigd.

 

3.7.7 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar paardenhouderij of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

3.7.8 Bouw van veldschuren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. Het is niet mogelijk de veldschuur binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  9. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

3.7.9 Wijziging naar ‘Wonen’ met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische binnenopslag toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m² . Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische binnenopslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m²

  6. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  7. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  8. Detailhandel is niet toegestaan.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  12. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

3.7.10 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  5. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  6. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

3.7.11 Wijzigen naar ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De uitbreiding van de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Binnen het uitgebreide bestemmingsvlak is slechts één woning toegestaan.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.12 Wijziging ten behoeve van gebruik voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het agrarisch bedrijf is in werking.

  3. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

3.7.13 Wijziging ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. Er is niet eerder een bedrijfswoning bij het bedrijf aanwezig geweest.

  3. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

 

3.7.14 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Wijziging is niet toegestaan op agrarische bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Indien een bouwvlak aanwezig is, is wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:

  1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;

  3. statische binnenopslag is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  4. wijziging ten behoeve van bedrijven is uitsluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. er is uitsluitend statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen, toegestaan.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk;

  2. het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak en bijbehorend bouwvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd;

  3. de oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder 2, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’ en ‘deelgebied gemengd’ en ‘bebouwingsconcentratie’;

  5. alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven;

  6. de wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;

  7. de wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. de wijziging is milieuhygiënisch inpasbaar;

  9. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  10. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  11. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  12. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of ‘reserveringsgebied waterberging’ wordt niet belemmerd of aangetast.;

  13. ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.

 

3.7.15 Wijziging naar ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ of ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ of ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaardenten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van landschaps- en/of natuurwaarden’.

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden – landschapswaarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;

  2. ‘paardenhouderij’ tevens een paardenhouderij is toegestaan;

  3. ‘glastuinbouw’ tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

  4. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ tevens een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´aardkundig waardevol gebied´;

  2. oude akkers ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’;

  3. beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

  4. kwelgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘kwelgebied’;

  5. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘wijstgronden’;

  6. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’.

  7. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’

  8. beslotenheid en groen- en kleinschalige elementen ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’;

  9. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

  10. breuklijnen ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’;

  11. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel in 34 van toepassing is;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’;

  3. behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  4. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’;

  5. statische binnenopslag tot maximaal 200 m2 ;

  6. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;

  7. overige nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – nevenfunctie’ zoals opgenomen in de ‘Tabel agrarische nevenfuncties’ (bijlage 2)

  8. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;

  9. een jeu de boules baan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’;

  10. (onverharde) paden, wegen en groenvoorzieningen;

  11. parkeervoorzieningen;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  13. extensief recreatief medegebruik;

  14. nutsvoorzieningen;

  15. bed & breakfast in de bedrijfswoning;

  16. aan huis gebonden beroepen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor agrarische aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bouwwerken’ is geen bebouwing toegestaan.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - dierenverblijven is de bouw ten behoeve van dierenverblijven niet toegestaan.

  4. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in 4.2.6 en 4.2.7, waarbij geldt dat nieuwe gebouwen ten behoeve van het stallen van vee uitsluitend zijn toegestaan indien vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

  5. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  6. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan

  1. 15 m tot lokale wegen;

  2. 20 m tot interlokale wegen.

Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ mogen permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

 

Binnen het bouwvlak

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. De bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ ‘ niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  5. Kassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Groenblauwe mantel’;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;

  4. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2, met dien verstande dat indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 5.000 m2 deze oppervlakte is toegestaan;

  5. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 25 m.

  1. Het bebouwde oppervlak aan bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’.

  2. Een rijhal is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2 onder b van toepassing is.

  5. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  6. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor het bepalen van de inhoud, wordt de ondergrondse bebouwing niet meegerekend.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m en niet meer bedragen dan 30 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van lucht – en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m.

  5. Het aantal windmolens per bedrijf mag niet meer bedragen dan 3, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

  6. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  7. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan tussen het bouwvlak en de aangrenzende openbare weg.

  2. De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

  4. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  5. Kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn uit een dagrecreatief medegebruik, zoals informatiepanelen, zitbanken en schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

  2. de oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 15 m² .

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’ zijn lantaarnpalen toegestaan, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

 

4.2.7 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

4.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 4.2.1 onder f.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 4.2.1 onder f.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

Binnen het bouwvlak

 

4.4.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 4.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. 4.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. 4.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. Dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. De omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

4.4.3 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Aangetoond moet worden dat huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen niet mogelijk is.

  2. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  3. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf waar ze gehuisvest zijn.

  4. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  5. Per bouwvlak zijn één of meerdere caravans/woonunits toegestaan tot een maximum van 250 m2 per bedrijf.

  6. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen

  7. De oppervlakte van gebouwen voor verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden mag niet meer bedragen dan 100 m2;

  8. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  9. Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

 

4.4.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 4.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 4.2.5 onder f voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 4.2.5 onder h voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

Buiten het bouwvlak

 

4.4.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 4.2.6 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 4.2.6 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

4.4.6 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.

  2. Er dient voldoende mogelijkheid te zijn voor het infiltreren van water.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk Nederland’.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  2. Het gebruik van meer dan één bouwlaag van een gebouw voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van statische binnenopslag en met uitzondering van de nevenfuncties zoals opgenomen in de ‘Tabel agrarische nevenfuncties’(bijlage 2), waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan opgenomen in de Tabel agrarische nevenfuncties’(bijlage 2).

  4. Het gebruik van veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan stalling van vee.

  5. Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij tot 1 juni 2014.

  6. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor parkeervoorzieningen.

  7. Het gebruik van gebouwen ten behoeve van het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch uitgesloten – dierenverblijven’.

  8. Huisvesting van seizoensarbeiders.

 

4.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

4.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  4. Detailhandel is niet toegestaan;

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

4.5.4 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ is kleinschalig kamperen toegestaan waarbij het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 15 ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied agrarisch’ en ‘deelgebied gemengd’ en niet meer mag bedragen dan 25 ter plaatse van de aanduiding ‘natuur-recreatie’.

 

4.5.5 Uitbreiding en/of wijziging agrarisch bedrijf

Uitbreiding en/of wijziging van een agrarisch bedrijf is toegestaan, mits vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder c voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van functies welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.

  3. Zodra de agrarische hoofdactiviteiten ter plaatse worden gestaakt, dient ook de nevenfunctie te worden beëindigd.

  1. de volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan agrarisch-technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ of ‘natuur/recreatie’ niet meer dan 250 m2;

  2. sociale en educatieve functies;

  3. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

  4. paardenhouderijen;

  5. een groepsaccomodatie waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m² inclusief verdiepingsvloer en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 500 m2 inclusief verdiepingsvloer . De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van de groepsaccomodatie in bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum oppervlakte van 150 m2 inclusief verdiepingsvloer. Groepsaccommodaties zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  6. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;

  7. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’, ‘deelgebied agrarisch’ en ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte van statische binnenopslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;

  8. kleinschalig kamperen, onder de volgende voorwaarden:

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan in het winterseizoen;

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  • maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’ en ‘deelgebied agrarisch’ en maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuur-recreatie’ in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Hierbij is een afstand van maximaal 75 meter vanaf het bouwblok toegestaan. De aanvrager moet met een ondernemersplan aantonen dat het plan economisch haalbaar is en binnen een straal van 500 meter mag geen ander recreatieterrein met kleinschalig kamperen aanwezig zijn;

  1. mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan, mits geen sprake is van activiteiten in milieucategorie 3 of hoger;

  2. ondersteunende horeca is toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 100 m2;

  3. dagrecreatie, met dien verstande dat dagrecreatie niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren dient op het bouwvlak plaats te vinden.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

4.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 4.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bedrijfsbebouwing waarbinnen de bestaande bedrijfswoning aanwezig is.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

4.6.3 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder a voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.

  2. Er dient voldoende mogelijkheid te zijn voor het infiltreren van water.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

 

4.6.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder g voor de huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf.

  2. De huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten.

  3. De huisvesting mag niet meer bedragen dan 6 maanden per kalenderjaar.

  4. De huisvesting dient plaats te vinden in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 250 m² per bedrijf.

  5. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen.

  6. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden.

  7. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op:

  • bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of,

  • een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vormverandering is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en welke gelegen zijn binnen het gebied met de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.

  4. De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  3. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  4. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  5. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  6. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

4.7.2 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor een grondgebonden veehouderij.

  3. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 2,5 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een grondgebonden veehouderij.

  4. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.

  5. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’.

  6. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 3 ha voor glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven gelegen in gebieden met de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’ en ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, waar vergroting niet is toegestaan.

  7. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, agrarisch-technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  8. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf;

  2. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  4. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  5. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  6. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  7. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  8. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

4.7.3 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en ‘natuurnetwerk nederland’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – afwijkende uitbreidingsmogelijkheid’ is vergroting toegestaan tot maximaal 1 ha;

  2. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  3. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 vergroting niet toegestaan.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf;

  2. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  4. ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. Deze inspanning telt mee voor het bepaalde onder 6;

  5. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  6. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  7. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  8. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

4.7.4 Omschakeling intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het deelgebied ‘natuur / recreatie’.

  2. Wijziging is uitsluitend toegestaan binnen een duurzame locatie in verwevingsgebied alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  4. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. Deze inspanning telt mee voor het bepaalde onder e.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

4.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’ en ‘reserveringsgebied waterberging’.

  2. De realisatie dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen 2,5 ha.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.6 Verwijderen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wordt verwijderd, indien de betreffende intensieve veehouderij is beëindigd.

 

4.7.7 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar paardenhouderij of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

4.7.8 Bouw van veldschuren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. Het is niet mogelijk de veldschuur binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  9. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

4.7.9 Wijziging naar ‘Wonen’ met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische opslag in bestaande bebouwing toegestaan, waarbij de oppervlakte aan statische opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m². Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische opslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m² binnen de bestaande bebouwing.

  6. Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient alle overtollige bebouwing gesloopt te worden.

  7. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  8. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  9. Detailhandel is niet toegestaan.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  13. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

4.7.10 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  5. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  6. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

4.7.11 Wijzigen naar ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De uitbreiding van de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Binnen het uitgebreide bestemmingsvlak is slechts één woning toegestaan.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.12 Wijziging ten behoeve van gebruik voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het agrarisch bedrijf is in werking.

  3. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

4.7.13 Wijziging ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. Er is niet eerder een bedrijfswoning bij het bedrijf aanwezig geweest.

  3. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

 

4.7.14 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Wijziging is niet toegestaan op agrarische bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Indien een bouwvlak aanwezig is, is wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:

  1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;

  3. statische binnenopslag is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  4. wijziging ten behoeve van bedrijven is uitsluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. er is uitsluitend statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen, toegestaan.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk;

  2. het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak en bijbehorend bouwvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd;

  3. de oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder d, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’ en ‘deelgebied gemengd’ en ‘bebouwingsconcentratie’;

  5. alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven;

  6. de wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;

  7. de wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. de wijziging is milieuhygiënisch inpasbaar;

  9. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  10. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  11. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  12. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en ‘reserveringsgebied waterberging’ wordt niet belemmerd of aangetast;

  13. ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.

 

 

4.7.15 Wijziging naar ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaardenten ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van landschaps- en/of natuurwaarden’.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´aardkundig waardevol gebied´;

  2. weidevogelgebied ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’;

  3. beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

  4. kwelgebied, ter plaatse van de aanduiding ´kwelgebied´;

  5. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ´wijstgronden´;

  6. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’;

  7. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’;

  8. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

  9. breuklijnen ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’;

  10. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel 34 van toepassing is;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak;

  2. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’;

  3. statische binnenopslag tot maximaal 200 m2;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. bed & breakfast in de bedrijfswoning;

  10. aan huis gebonden beroepen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor agrarische aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming

  2. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in 5.2.6 en 5.2.7, waarbij geldt dat nieuwe gebouwen ten behoeve van het stallen van vee uitsluitend zijn toegestaan indien vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  4. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan:

  1. 15 m tot lokale wegen;

  2. 20 m tot interlokale wegen.

Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

Binnen het bouwvlak

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  4. Kassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Groenblauwe mantel’;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;

  4. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;

  5. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 25 m.

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder b van toepassing is.

  5. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  6. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor het bepalen van de inhoud, wordt de ondergrondse bebouwing niet meegerekend.

 

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van lucht – en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m.

  5. Het aantal windmolens per bedrijf mag niet meer bedragen dan 3, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

  6. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  7. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  8. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2.

  9. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken geen gebouw zijnde zijn niet toegestaan tussen het bouwvlak en de aangrenzende openbare weg.

  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  4. Kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn uit een dagrecreatief medegebruik, zoals informatiepanelen, zitbanken en schuilgelegenheden zijn toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

  2. de oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

5.2.7 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Bestaande veldschuren zijn buiten het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

5.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 5.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 5.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

Binnen het bouwvlak

 

5.4.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 5.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. 5.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

  3. 5.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

 

5.4.3 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Aangetoond moet worden dat huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen of reguliere woningen niet mogelijk is.

  2. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf waar ze gehuisvest zijn.

  3. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn één of meerdere stacaravans/woonunits toegestaan tot een maximum van 250 m2 per bedrijf.

  5. Verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden dienen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen gerealiseerd te worden, tenzij is aangetoond is dat dit niet mogelijk is.

  6. De oppervlakte van gebouwen voor verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden mag niet meer bedragen dan 100 m2;

  7. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen.

  8. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  9. Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

5.4.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 5.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 5.2.5 onder f voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 5.2.5 onder i voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

Buiten het bouwvlak

 

5.4.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 5.2.6 onder e voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 5.2.6 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

5.4.6 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.6 onder b voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk en natuurlijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.

  2. Er dient voldoende mogelijkheid te zijn voor het infiltreren van water.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van meer dan één bouwlaag van een gebouw voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  2. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van statische binnenopslag.

  3. Het gebruik van bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan veestalling.

  4. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  5. Hervestiging van een geiten- en schapenhouderij tot 1 juni 2014.

  6. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor parkeervoorzieningen.

  7. Huisvesting van seizoensarbeiders.

 

5.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

5.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

5.5.4 Uitbreiding en/of wijziging agrarisch bedrijf

Uitbreiding en/of wijziging van een agrarisch bedrijf is toegestaan, mits vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder b voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van nevenfuncties welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.

  3. Zodra de agrarische hoofdactiviteiten ter plaatse worden gestaakt, dient ook de nevenfunctie te worden beëindigd.

  4. De volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch-technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ of ‘natuur/recreatie’ niet meer dan 250 m2;

  2. sociale en educatieve functies;

  3. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

  4. paardenhouderijen;

  5. een groepsaccomodatie waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m² inclusief verdiepingsvloer en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 500 m2 inclusief verdiepingsvloer . De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van de groepsaccomodatie in bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum oppervlakte van 150 m2 inclusief verdiepingsvloer. Groepsaccommodaties zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  6. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;

  7. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’, ‘deelgebied agrarisch’ en ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte van statische binnenopslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;

  8. kleinschalig kamperen, onder de volgende voorwaarden:

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan in het winterseizoen;

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  • maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’ en ‘deelgebied agrarisch’ en maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuur-recreatie’ in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Hierbij is een afstand van maximaal 75 meter vanaf het bouwblok toegestaan. De aanvrager moet met een ondernemersplan aantonen dat het plan economisch haalbaar is en binnen een straal van 500 meter mag geen ander recreatieterrein met kleinschalig kamperen aanwezig zijn;

  1. mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan, mits geen sprake is van activiteiten in milieucategorie 3 of hoger;

  2. ondersteunende horeca is toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 100 m2;

  3. dagrecreatie, met dien verstande dat dagrecreatie niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  1. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren dient op het bouwvlak plaats te vinden.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

5.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 5.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bedrijfsbebouwing waarbinnen de bestaande bedrijfswoning aanwezig is.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

5.6.3 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder d voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk en natuurlijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.

  2. Er dient voldoende mogelijkheid te zijn voor het infiltreren van water.

  3. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

 

5.6.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder g voor de huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf.

  2. De huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten.

  3. De huisvesting mag niet meer bedragen dan 6 maanden per kalenderjaar.

  4. De huisvesting dient plaats te vinden in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 250 m² per bedrijf.

  5. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen.

  6. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden.

  7. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op:

  • bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of,

  • een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vormverandering is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en welke gelegen zijn binnen het gebied met de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.

  4. De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  3. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  4. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  5. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  6. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

5.7.2 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  2. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor een grondgebonden veehouderij.

  3. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 2,5 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een grondgebonden veehouderij.

  4. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.

  5. Vergroting is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’.

  6. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, agrarisch-technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.’

  7. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf;

  2. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

  4. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  5. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  6. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  7. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast;

  8. er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

5.7.3 Omschakeling intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het deelgebied ‘natuur / recreatie’.

  2. Wijziging is uitsluitend toegestaan binnen een duurzame locatie in verwevingsgebied alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  4. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. Deze inspanning telt mee voor het bepaalde onder e.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

5.7.4 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’ en ‘reserveringsgebied waterberging’.

  2. De realisatie dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen 2,5 ha.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.5 Verwijderen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wordt verwijderd, indien de betreffende intensieve veehouderij is beëindigd.

 

5.7.6 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar paardenhouderij of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

5.7.7 Bouw van veldschuren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. Het is niet mogelijk de veldschuur binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  9. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

5.7.8 Wijziging naar ‘Wonen’ met met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische binnenopslag toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m². Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische binnenopslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m² binnen de bestaande bebouwing.

  6. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  7. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  8. Detailhandel is niet toegestaan.

  9. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  13. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

5.7.9 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  5. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  6. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m².

  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

5.7.10 Wijzigen naar ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De uitbreiding van de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Binnen het uitgebreide bestemmingsvlak is slechts één woning toegestaan.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.11 Wijziging ten behoeve van gebruik voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het agrarisch bedrijf is in werking.

  3. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

5.7.12 Wijziging ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. Er is niet eerder een bedrijfswoning bij het bedrijf aanwezig geweest.

  3. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

5.7.13 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Wijziging is niet toegestaan op agrarische bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Indien een bouwvlak aanwezig is, is wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:

  1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding deelgebied ‘deelgebied agrarisch’;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;

  3. statische binnenopslag is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  4. wijziging ten behoeve van bedrijven is uitsluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. er is uitsluitend statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen, toegestaan.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk;

  2. het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak en bijbehorend bouwvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd;

  3. de oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen;

  4. in afwijking van het bepaalde onder 2, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’ en ‘deelgebied gemengd’ en ‘bebouwingsconcentratie’;

  5. alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven;

  6. de wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;

  7. de wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. de wijziging is milieuhygiënisch inpasbaar;

  9. de wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;

  10. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  11. er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling;

  12. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en ‘reserveringsgebied waterberging’ wordt niet belemmerd of aangetast;

  13. ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.

 

Artikel 6 Bedrijf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven, die zijn opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak.

  2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’;

  3. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  4. terras, tuinen, erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  11. aan huis gebonden beroepen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 6.2.6.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Bedrijven’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Bedrijven’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’.

  2. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  3. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 6.2.2 onder a van toepassing is.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 6.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  7. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

6.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

6.3 Nadere eisen.

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 6.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 6.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

6.4.2 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder c voor het uitbreiden van de oppervlak aan bedrijfsbebouwing waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal het aangegeven percentage zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

6.4.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 6.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 6.2.3 voor het bouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad;

  4. voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  1. 6.2.3 d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. 6.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

6.4.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 6.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 6.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

6.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

6.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Afwijking vestiging ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 6.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan dat op basis van de Tabel Bedrijven is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. De vestiging betreft een bedrijf dat is genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 of 2.

  3. Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  4. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

 

6.6.2 Afwijking inhoudsmaat woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder g voor het vergroten van de inhoudsmaat van woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bebouwing.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

6.6.3 Afwijking ondergeschikte productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 6.5.1 voor het uitoefenen van ondergeschikte productiegebonden detailhandel, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 25 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ de niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Het gebruik dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Vergroting bouwvlak agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen hun bouwvlak uitbreiden tot maximaal 1,5 ha in ‘deelgebied agrarisch’ en ‘deelgebied gemengd’ en in bebouwingsconcentraties alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  3. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen hun bouwvlak uitbreiden tot maximaal 0,5 ha in het deelgebied ‘natuur / recreatie’.

  4. Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

6.7.2 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de woonfunctie is gesitueerd.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

 

TABEL BEDRIJVEN

 

Code

Adres

Soort bedrijf

Maximaal aantal bedrijfs-

woningen

Maximale oppervlakte bedrijfsbe-

bouwing in m2

Bijzonderheden

(specifieke vorm van bedrijf-1)

Antoniusstraat 74/ Zeelandsedijk 15

Loonwerkbedrijf

1

4.500 + 7%

 

(specifieke vorm van bedrijf-2)

Asseldonkweg 1

Loonwerkbedrijf

1

1.350 + 25%

 

(specifieke vorm van bedrijf-3)

Bedafseweg 10a

Loodgieter/

installatiebedrijf

1

257 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-4)

Bedafseweg 12

Houtbewerkings-

bedrijf

1

400 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-5)

Beukenlaan 54a, 54b en 54c

Bouwmaterialen-

handel

1

4.150 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-6)

Delstraat 1

Hoveniersbedrijf

1

375 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-7)

Duifhuizerstraat 8 en 9a

Loonwerkbedrijf

2

4.100 + 25%

 

(specifieke vorm van bedrijf-8)

Heikantstraat 8

Ambachtelijke

timmerwerkplaats

1

400 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-9)

Hengstheuvelweg 2 en 2a

Opslag t.b.v. recreatieve voorzieningen/

kermisattracties

0

110 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-10)

Hoefstraat 5

Loonwerkbedrijf

1

1.600 + 25%

 

(specifieke vorm van bedrijf-11)

Hoge Randweg 4a

Plantenkwekerij annex tuincentrum

1

2.910 + 0%

Detailhandel tot maximaal 420 m2

(specifieke vorm van bedrijf-12)

Hoge Randweg 13

Verkoop, vervaardigen en restauratie van antieke meubels en antieke vloeren en interieurbouw

1

1.000 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-13)

Kleuterweg 13

Aardappels-, groente- en fouragehandel

1

746 + 4%

 

(specifieke vorm van bedrijf-14)

Knokerdweg 2

Metaalbewerking

1

2.856 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-15)

Kruisweg 1

Autodemontage-

bedrijf

0

4.200 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-16)

Kruisweg 7

Autogarage

1

480 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-17)

Lage Randweg 13

Autoreparatie-

bedrijf

1

170 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-18)

Moleneindstraat 1a

Hoveniersbedrijf annex tuincentrum

1

1.400 + 0%

Detailhandel tot maximaal 150 m2

(specifieke vorm van bedrijf-19)

Moleneindstraat 3

Varkenshandel en

veetransportbedrijf

1

120 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-20)

Moleneindstraat 5a

Vetrecycling

1

905 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-21)

Nieuwedijk 7, 9, 11, 13

Loonwerkbedrijf en

akkerbouwbedrijf

2

6.687 + 25%

Mestbe- en verwerking toegestaan.

Mestopslag max. 2.500 m3

(specifieke vorm van bedrijf-22)

Oosterensepad 10 en 10a

Eiertransport-

bedrijf

1

2.750 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-23)

Oosterheidestraat 2b

Loonwerkbedrijf

1

1.500 + 25%

 

(specifieke vorm van bedrijf-24)

Oudedijk 7

Garagebedrijf

2

805 + 0%

showroom maximaal 180 m2

(specifieke vorm van bedrijf-25)

Oudedijk 9 met Koolmeesstraat 1a

Goederenweg-

vervoer

1

410 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-26)

Oudedijk 92

Tranportbedrijf

1

880 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-27)

Patersweg ong.

GSM-mast

0

50 + 0%

De maximale hoogte bedraagt 40 m inclusief topconstructie van 2,5 m

(specifieke vorm van bedrijf-28)

Peelweg 28

Reparatie van en

verkoop onderdelen van landbouwwerktuigen

1

1.320 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-29)

Rechtestraat 10

Garage/auto-

bedrijf

1

360 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-30)

Rode Eiklaan 2b

Opslag en bewerking

van houtmateriaal

0

400 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-31)

Sonhofweg 5 en 7

Bouwstoffen-

recyclingbedrijf

1

5.200 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-32)

Speekstraat 4

Opslag klussenbedrijf

1

450 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-40)

Steeuwichtweg tegenover 32

Houtzagerij

0

290 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-33)

Strikseweg 6 en 7

Bouwbedrijf

2

5.850 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-34)

Torenweg 1

Loonwerkbedrijf

1

980 + 25%

 

(specifieke vorm van bedrijf-35)

Vluchtoordweg 13

Aannemingsbedrijf

1

670 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-41)

Voortweg 41

Opslag t.b.v. recreatieve voorzieningen

0

150 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-36)

Zeelandsedijk 19

Autohandel/

reparatie

1

280 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-37)

Zeelandsedijk 21

Bouwbedrijf

1

500 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-38)

Zeelandsedijk 24

Verhuurbedrijf

bouwmaterialen

1

1.750 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-39)

Zeelandsedijk 35

Veetransport-

bedrijf

1

150 + 15%

 

(specifieke vorm van bedrijf-42)

Heikantstraat 7/7a

Meubelmakerij

2

800 + 0%

 

(specifieke vorm van bedrijf-43)

Zeelandsedijk 11

Autobedrijf

1

540 + 15%

 

 

Artikel 7 Bedrijf – Nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsmatige doeleinden in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening;

  2. rioolgemalen;

  3. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.202 m2.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,3 m.

  3. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 35 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. met uitzondering van transformatorcellen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m.

 

7.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

7.4.2 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 7.2.3 onder c voor het bouwen van telecommunicatiemasten, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. 7.2.3 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

7.4.3 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 7.2.1 onder c voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  5. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

Artikel 8 Bos

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en de bijbehorende bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. oude akkers ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’;

  3. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘wijstgronden’;

  4. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’;

  5. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’;

  6. beslotenheid en groen- en kleinschalige elementen ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’;

  7. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

  8. breuklijnen ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’;

  9. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel in 34 van toepassing is;

  1. een langlaufbaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – langlaufbaan’;

  2. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. extensieve beweiding;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik;

  7. veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – veldschuur’

  8. voorzieningen van beeldende kunst;

  9. nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

  1. Op de voor ‘Bos’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, onder de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;

  3. dierenverblijven (schuilhutten) zijn hierbij niet toegestaan;

  4. hekwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;

  5. bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

 

8.2.2 Veldschuren

Voor bestaande veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

8.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 8.2.1 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.5.1 Verboden werkzaamheden

  1. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins wijzigen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

8.5.2 Uitzonderingen

Het in 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

8.5.3 Toelaatbaarheid

De in 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden van de gronden.

 

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – langlaufbaan’ te verwijderen wanneer het gebruik van de gronden als langlaufbaan is beëindigd.

 

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, zoals opgenomen in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’, waarbij niet meer dan één voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, tenzij in de Tabel anders is aangegeven;

  2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’;

  3. terras, tuinen, erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  10. aan huis gebonden beroepen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 9.2.6.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één voorziening ten behoeve van cultuur en ontspanning toegestaan, tenzij in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’ anders is aangegeven.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

9.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’.

  2. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  3. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 9.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  7. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

9.2.5 Bouwwerken geen gebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

9.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – 5 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 10 m toegestaan.

 

9.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 9.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 9.2.1 onder d.2 voor het bouwen van gebouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

9.4.2 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 9.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 9.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 9.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. Dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering.

  2. Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. De omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 9.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

9.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken het bepaalde in:

  1. 9.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 9.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van raamprostitutie.

  2. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor sekswinkels.

 

9.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

9.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.6.1 Afwijking vestiging ander soort functie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 9.1 onder a voor het vestigen van een andere voorziening van cultuur en ontspanning dan die op basis van de Tabel 'Cultuur en Ontspanning' is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. De nieuw te vestigen functie mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane functie.

  3. De nieuw te vestigen functie mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane functie.

 

9.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 9.2.3 onder g voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.7.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  5. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

 

 

TABEL CULTUUR EN ONTSPANNING

 

Code

Adres

Soort voorziening

Maximum

aantal

bedrijfs-

woningen

Maximale

oppervlakte

bedrijfs-

bebouwing in m2

Bijzonderheden

(specifieke vorm van cultuur en ontspanning-1)

Hoogslabroek-

seweg 3

Multiculturele ruimte (expositie, work-

shops/lezingen,

kunstuitleen,

museum met

beeldentuin)

1

2.000 + 0%

Geen detailhandel

(specifieke

vorm van cultuur en ontspanning-2)

Pnemstraat 1

Theater en cultureel centrum en atelier, exposities,

workshops

0

835 + 0%

Twee voorzieningen toegestaan

(specifieke vorm van cultuur en ontspanning-3)

Voortweg 33

Kunst-/

schildersatelier

0

120 + 0%

 

(specifieke vorm van cultuur en ontspanning-4)

Zeelandsedijk 12b

Dierentuin

1

1.625 + 0%

 

(specifieke vorm van cultuur en ontspanning-5)

Zeelandsedijk 34

Atelier

0

106 + 0%

Buitenopslag van bamboe binnen het bestemmingsvlak is toegestaan tot maximaal 12 m2 en maximaal 2 m hoog.

Caravans en andere bouwwerken niet toegestaan

 

Artikel 10 Detailhandel

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Detailhandel’;

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Detailhandel’;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  9. aan huis gebonden beroepen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 10.2.6

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Detailhandel’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. De afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

10.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedrage dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Detailhandel’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Detailhandel’.

  2. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  3. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 10.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  7. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

10.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

10.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

 

10.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 10.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 10.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

10.4.2 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal het aangegeven percentage zoals opgenomen in de ‘Tabel Detailhandel’

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

10.4.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 10.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 10.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 10.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 10.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

10.4.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 10.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 10.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

10.5.2 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.6.1 Afwijking vestiging ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 10.1 onder a voor het vestigen van een andere soort detailhandel dan dat op basis van de Tabel Detailhandel is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. De nieuw te vestigen detailhandel mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  3. De nieuw te vestigen detailhandel mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane detailhandel.

 

10.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 10.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.7.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, met dien verstande dat wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  5. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

 

 

TABEL DETAILHANDEL

 

Code

Adres

Soort voorziening

Maximum aantal bedrijfs-

woningen

Maximale

oppervlakte

bedrijfsbe-

bouwing in m2

Bijzonderheden

(specifieke vorm van detailhandel-1)

Bedafseweg 14

Detailhandel in

openhaarden

1

1.120 + 0%

Maximaal 410 m2

showroom/verkoop-

ruimte

(specifieke vorm van detailhandel-2)

Brabantstraat 16

Verkoop sport en

wellness artikelen

1

1.090 + 0%

 

(specifieke vorm van detailhandel-3)

Goorkensweg 1

Tuincentrum

1

1.340 + 15%

 

(specifieke vorm van detailhandel-4)

Houtduiflaan 5

Autohandel

1

130 + 0%

 

(specifieke vorm van detailhandel-5)

Kruisweg 10

Detailhandel in

rijwielartikelen

0

520 + 10%

 

(specifieke vorm van detailhandel-6)

Vluchtoordweg 29

Tentenverhuur-

bedrijf

1

200 + 0%

 

 

Artikel 11 Gemengd

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gemengde functies met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Gemengd’ (bijlage 5);

  2. één bedrijfswoning;

  3. statische binnenopslag tot maximaal 200 m2;

  4. (onverharde) paden, wegen en groenvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. bed & breakfast in de bedrijfswoning;

  10. aan huis gebonden beroepen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. Op de als ‘Gemengd’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat nieuwe gebouwen ten behoeve van het stallen van vee uitsluitend zijn toegestaan indien vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één gemengde functie toegestaan.

  4. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan:

  1. 15 m tot lokale wegen:

  2. 20 m tot interlokale wegen.

Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, ten behoeve van het loonwerkbedrijf is niet toegestaan.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

11.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  6. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor het bepalen van de inhoud, wordt de ondergrondse bebouwing niet meegerekend.

 

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.

 

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van lucht – en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m.

  5. Het aantal windmolens per bedrijf mag niet meer bedragen dan 3, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

  6. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  7. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  8. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2.

  9. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

11.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 11.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 11.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

11.4.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 11.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering,

  2. 11.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 11.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

11.4.3 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond moet worden dat huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen of reguliere woningen niet mogelijk is;

  2. de stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte van het bedrijf waar ze gehuisvest zijn;

  3. de stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak;

  4. per bouwvlak zijn één of meerdere stacaravans/woonunits toegestaan tot een maximum van 250 m2 per bedrijf;

  5. de huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen;

  6. verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden dienen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen gerealiseerd te worden, tenzij is aangetoond is dat dit niet mogelijk is;

  7. de oppervlakte van gebouwen voor verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen en kook- en wasgelegenheden mag niet meer bedragen dan 100 m2;

  8. de bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m;

  9. stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd;

  10. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

11.4.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 11.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 11.2.5 onder f voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 11.2.5 onder i voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

 

11.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van statische binnenopslag.

  2. Huisvesting van seizoensarbeiders.

 

11.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

11.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.6.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.1 onder a voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van nevenfuncties welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.

  3. Zodra de agrarische hoofdactiviteiten ter plaatse worden gestaakt, dient ook de nevenfunctie te worden beëindigd.

  4. De volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch-technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ of ‘natuur/recreatie’ niet meer dan 250 m2;

  2. sociale en educatieve functies;

  3. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

  4. paardenhouderijen;

  5. een groepsaccomodatie waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m² inclusief verdiepingsvloer en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 500 m2 inclusief verdiepingsvloer . De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van de groepsaccomodatie in bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum oppervlakte van 150 m2 inclusief verdiepingsvloer. Groepsaccommodaties zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  6. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;

  7. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m². Ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’, ‘deelgebied agrarisch’ en ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte van statische binnenopslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;

  8. kleinschalig kamperen, onder de volgende voorwaarden:

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan in het winterseizoen;

  • kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  • maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘deelgebied gemengd’ en ‘deelgebied agrarisch’ en maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuur-recreatie’ in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Hierbij is een afstand van maximaal 75 meter vanaf het bouwblok toegestaan. De aanvrager moet met een ondernemersplan aantonen dat het plan economisch haalbaar is en binnen een straal van 500 meter mag geen ander recreatieterrein met kleinschalig kamperen aanwezig zijn;

  1. mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan, mits geen sprake is van activiteiten in milieucategorie 3 of hoger;

  2. ondersteunende horeca is toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 100 m2;

  3. dagrecreatie, met dien verstande dat dagrecreatie niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  1. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouw is niet toegestaan.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren dient op het bouwvlak plaats te vinden.

  4. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

11.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 11.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

11.6.3 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.1 onder b voor de huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Een dergelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf.

  2. De huisvesting mag uitsluitend werknemers betreffen die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten.

  3. De huisvesting mag niet meer bedragen dan 6 maanden per kalenderjaar.

  4. De huisvesting dient plaats te vinden in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 250 m² per bedrijf.

  5. De huisvesting mag maximaal 8 personen betreffen.

  6. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden.

  7. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op:

  • bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of,

  • een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning.

 

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.7.1 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar een paardenhouderij en / of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij en / of overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvensteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er dient vooraf te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante totale bijdrage of significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument.

 

11.7.2 Wijziging naar ‘Wonen – met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan noodzakelijk voor de nieuwe functie.

  4. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  5. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  6. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische binnenopslag toegestaan, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m² . Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische binnenopslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m²

  7. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  8. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  9. Detailhandel is niet toegestaan.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, ‘reserveringsgebied waterberging’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  13. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

11.7.3 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  5. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  6. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

11.7.4 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, niet zijnde wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:

  1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;

  3. wijziging ten behoeve van bedrijven is uisluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  4. er is uitsluitend statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen, toegestaan.

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.

  2. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak en bijbehorend bouwvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  3. De oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen.

  4. In afwijking van het bepaalde onder d, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’.

  5. Alle overtollige bebouwing wordt gesloopt.

  6. De wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  7. De wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De wijziging is milieuhygiënisch inpasbaar.

  9. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  12. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.

 

TABEL GEMENGD

 

Code

Adres

Soort voorziening

Maximum aantal bedrijfswoningen

Maximum oppervlakte bebouwing in m2

(Specifieke vorm van gemengd-1)

Oudedijk 1

Loonwerkbedrijf en

melkveebedrijf

1

1.600 + 0%

 

Artikel 12 Groen - Landschapselement

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen, natuurwaarden en de bijbehorende groeiplaats in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;

  2. oude akkers ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’;

  3. beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

  4. kwelgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘kwelgebied’;

  5. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘wijstgronden’;

  6. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’.

  7. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’;

  8. beslotenheid en groen- en kleinschalige elementen ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’;

  9. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

  10. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel in 34 van toepassing is;

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren;

  2. behoud van paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. nutsvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

  1. Op de voor ‘Groen – Landschapselement’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming

  2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:

  • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  • de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;

  1. hekwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

12.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van bepaalde in 12.2 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.5.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

  3. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  4. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  5. Het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

12.5.2 Uitzonderingen

Het in 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

12.5.3 Toelaatbaarheid

De in 12.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats, landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren.

 

Artikel 13 Horeca

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecadoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Horeca’ (bijlage 5);

  2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de ‘Tabel Horeca’;

  3. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  4. terras, tuinen, erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  11. aan huis gebonden beroepen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Horeca’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 13.2.6.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Horeca’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

13.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bestaande bebouwing mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Horeca’.

  2. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  3. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

  7. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

13.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

13.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

13.4 Afwijken van de bouwregels

 

13.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 13.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 13.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

13.4.2 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 13.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 13.2.3 d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 13.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 13.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

13.4.3 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 13.2.1 onder d voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal het aangegeven percentage zoals opgenomen in de ‘Tabel Horeca’.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

13.4.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 13.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 13.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

13.5 Specifieke gebruiksregels

 

13.5.1 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

13.5.2 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  4. Detailhandel is niet toegestaan;

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.6.1 Afwijking Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.3 onder g voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bebouwing.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

13.7.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, met dien verstande dat wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van alle overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  5. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

 

TABEL HORECA

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfs-

woningen

Maximale oppervlakte

bedrijfsbebouwing

in m2

(Specifieke vorm van horeca-1)

Brabantstraat 6

Soos

0

210 + 15%

(Specifieke vorm van horeca-2)

Schansweg 3

Restaurant/party-

centrum/hotel

1

2.500 + 15%

 

 

Artikel 14 Maatschappelijk

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke doeleinden met bijbehorende maatschappelijke en culturele voorzieningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’ (bijlage 5);

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’;

  3. erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek ’;

  10. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  11. aan huis gebonden beroepen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 14.2.6

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

14.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

14.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  7. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

14.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

14.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 14.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 14.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

14.4.2 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 14.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 14.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 14.2.3 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. Dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering.

  2. Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. De omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 14.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

14.4.3 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 14.2.2 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal het aangegeven percentage zoals opgenomen in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

14.4.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 14.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 14.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

14.5 Specifieke gebruiksregels

 

14.5.1 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

14.5.2 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

14.6.1 Inhoudsmaat woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bebouwing.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

 

TABEL MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfswoningen

Maximale oppervlakte bebouwing in m2

(specieke vorm van maatschappelijk-1)

Brabantstraat 4A

Ontmoetings-,

activiteiten- en

werkcentrum

0

260 + 15%

(specieke vorm van maatschappelijk-2)

Belgenlaan 11

Crematorium

0

1.190 + 50%

(specieke vorm van maatschappelijk-3)

Brabantstraat 20

Molen

0

bestaand + 0%

(specieke vorm van maatschappelijk-4)

Heikantstraat 4a

Dierenpension

1

3.250 + 0%

(specieke vorm van maatschappelijk-6)

Kruisweg 2

Kinderdagverblijf

0

350 + 0%

(specieke vorm van maatschappelijk-7)

Lange Goorstraat 6

Dierenasiel en pension

0

720 + 0%

 

Artikel 15 Maatschappelijk – Militaire luchthaven

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Militaire luchthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een militaire vliegbasis met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de luchthaven verkeer en verblijf;

  2. instandhouding, herstel en ontwikkeling van het bestaande multifunctionele bos, alsmede de natuurlijke en landschappelijke waarden daarvan, als ondergeschikte functie van de het doeleind onder a;

  3. geluidsreducerende voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken in het algemeen gelden de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Maatschappelijk – Militaire luchthaven’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Het bebouwde oppervlak mag niet meer bedragen dan:

  1. 10% van de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’;

  2. 4% van de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – 2’;

  3. 2.500 m2 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 3’;

  1. De afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen, tot perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.

  2. De afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

  1. 15 m bij interlokale wegen;

  2. 20 m bij overige wegen.

 

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van verkeerstorens mag niet meer bedragen dan 45 m.

  2. De bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van radartorens mag niet meer bedragen dan 40 m.

  2. De bouwhoogte van zendmasten mag voor één mast niet meer bedragen dan 100 m en voor overige zendmasten niet meer dan 40 m.

  3. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

15.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

Artikel 16 Natuur

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´aardkundig waardevol gebied´;

  2. oude akkers ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’;

  3. beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

  4. kwelgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘kwelgebied’;

  5. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘wijstgronden’;

  6. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’;

  7. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

  8. breuklijnen ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’;

  9. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’;

  10. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel in 34 van toepassing is;

  1. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. extensieve beweiding;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. voorzieningen van beeldende kunst;

  6. nutsvoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

  1. Op de voor ‘Natuur’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, onder de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;

  3. dierenverblijven (schuilhutten) zijn hierbij niet toegestaan;

  4. bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

 

16.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

16.4 Afwijken van de bouwregels

 

16.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 16.2.1 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Verboden werkzaamheden

  1. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins verlagen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het in 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

De in 16.5.1 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurgebied, de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.

 

Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’, waarbij niet meer dan één recreatiebedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

  2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’;

  3. speelvoorzieningen;

  4. erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’;

  7. groenvoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. extensief recreatief medegebruik;

  11. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  12. aan huis gebonden beroepen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Recreatie – Dagrecreatie’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 17.2.6

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen.

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

17.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

17.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.

  2. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  3. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  7. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

17.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

17.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

17.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

17.4 Afwijken van de bouwregels

 

17.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 17.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 17.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

17.4.2 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 17.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 17.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 17.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

17.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 17.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 17.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

17.4.4 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder c voor het uitbreiden van de oppervlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal aangegeven percentage zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie – Dagrecreatie’.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.5.1 Afwijking vestiging andere vorm van dagrecreatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 17.1 onder a voor het vestigen van een andere vorm van dagrecreatie dan op basis van de ‘Tabel Recreatie – Dagrecreatie’ is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. Het/de nieuw te vestigen recreatiebedrijf en/of recreatieactiviteit mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  3. Het/de nieuw te vestigen bedrijf en/of recreatieactiviteit mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

 

17.5.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 17.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

TABEL RECREATIE - DAGRECREATIE

 

Code

Adres

Soort voorziening

Maximum

aantal

bedrijfs-

woningen

Maximale

oppervlakte

bedrijfsbe-

bouwing in m2

Bijzonderheden

(Specifieke vorm van recreatie-1)

Bovenkampweg 1A

Theetuin

1

220 + 15%

Woning aangebouwd met Bovenkampweg 1

(Specifieke vorm van recreatie-2)

Grietenweg ong.

Volkstuinen

0

Zie bijzonder- heden + 15%

  • Max. 2,5 m2 berging/volkstuin van min. 150 m2.

  • 1 verzamelgebouw van 30 m2/min. 1 ha

(Specifieke vorm van recreatie-3)

Houtvennen 1a

Ontmoetings-

en educatiepunt

1

223 + 0%

 

(Specifieke vorm van recreatie-4)

Schansweg ong.

Voetbalterrein

0

0 + 0%

Alleen voor extensief medegebruik, geen

gebouwen toegestaan, alleen

bouwwerken, geen

gebouwen zijnde

(Specifieke vorm van recreatie-5)

Wolfstraat 29

Hondenver-

eniging

0

50 + 0%

 

(Specifieke vorm van recreatie-16)

Lange Goorstraat ong.

Dagrecreatie

0

0 + 0%

 

 

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de ‘Tabel Recreatie - Verblijfsrecreatie’, waarbij niet meer dan één recreatiebedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

  2. bij de onder a genoemde voorzieningen behorende detailhandel en horeca als ondersteunende activiteit tot een maximum oppervlakte van totaal 50 m², tenzij in de ‘Tabel Recreatie – Verblijfsrecreatie’ een andere maximum oppervlakte is weergegeven;

  3. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - Verblijfsrecreatie’;

  4. behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  5. speelvoorzieningen;

  6. erven en terreinen;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’.

  9. behoud en herstel van bestaand bos- of natuurterrein;

  10. groenvoorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  12. nutsvoorzieningen;

  13. extensief recreatief medegebruik.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 18.2.6.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

  • 15 m bij interlokale wegen;

  • 20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

18.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

18.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Verblijfsrecreatie’.

  2. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  3. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m,

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 18.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  7. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

18.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

  6. In afwijking van het bepaalde onder e mag de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 11’ niet meer bedragen dan 30 m.

 

Binnen het bouwvlak

 

18.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

Buiten het bouwvlak

 

18.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

18.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

18.4 Afwijken van de bouwregels

 

18.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 18.2.1 onder d.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 18.2.1 onder d.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

18.4.2 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 18.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 18.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 18.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

18.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 18.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 18.2.5 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

18.4.4 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 18.2.2 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal aangegeven percentage zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie – Verblijfsrecreatie’.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  6. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

18.5.1 Afwijking vestiging ander vorm van recreatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 18.1 onder a voor het vestigen van een andere vorm van recreatie dan dat op basis van de ‘Tabel Recreatie – Verblijfsrecreatie’ is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. Het/de nieuw te vestigen recreatiebedrijf en/of recreatieactiviteit mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  3. Het/de nieuw te vestigen bedrijf en/of recreatieactiviteit mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

 

18.5.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 18.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

 

TABEL RECREATIE-VERBLIJFSRECREATIE

 

Code

Adres

Soort voorziening

Bijzonderheden

(specifieke vorm van recreatie-6)

Bovenkampweg 3

Recreatiewoning

  1. Geen bedrijfswoning toegestaan

  2. Maximaal 1 recreatiewoning toegestaan

  3. Maximale toegestane oppervlakte 117 m2 en 0% uitbreidingsruimte

  4. Bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m

(specifieke vorm van recreatie-7)

Canadasweg 1

Kampeerboer-

derij

  1. Maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan

  2. Maximale toegestane oppervlakte bedrijfsbebouwing 260 m2 en 15% uitbreidingsruimte

(specifieke vorm van recreatie-8)

Kraaienweg 1

Kampeerterrein

  1. Maximaal 40 recreatiewoningen en 25 kampeermiddelen

  2. In het bouwvlak is toegestaan:

  • Een bed & breakfast

  • Een woonboerderij van maximaal 380 m2

  • Een groepsaccommodatie van maximaal 142 m2

  • Een recreatieruimte van maximaal 142 m2

  • Een toiletgebouw van maximaal 31 m2

  1. Minimaal 10% van het bestemmingsvlak moet bestemd zijn voor parkeervoorzieningen

(specifieke vorm van recreatie-9)

Schansweg 3a

Kampeerbedrijf met bijbehorende

centrale recreatieve voorzieningen

  1. Maximaal 2 bedrijfswoningen toegestaan

  2. Minimaal 10% van het bestemmingsvlak moet bestemd zijn voor parkeervoorzieningen

  3. Afschermende groenvoorzieningen op afstand van 3 m van bestemmingsgrenzen

  4. Behoud en herstel van het bestaande bos of natuurterrein

  5. Maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing 1.000 m2 zonder uitbreidingsruimte

  6. Maximaal 20 recreatiewoningen met ieder een maximale inhoud van 450 m3

  7. Maximaal 19 kampeermiddelen toegestaan

  8. Het totaal aantal recreatiewoningen bedraagt maximaal 164

  9. De maximale oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt 85 m2. Indien de bestaande oppervlakte reeds groter is, geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte

  10. De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 7 m

  11. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten'

  12. Er mogen geen bouwwerken worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten'

(specifieke vorm van recreatie-10)

Schansweg 11

Groepsaccom-

modatie

  1. Maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan

  2. Maximale toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing 430 m2 en 25% uitbreidingsruimte

(specifieke vorm van recreatie-11)

Torenvalkweg 4

Groepsaccom-

modatie

  1. Maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan

  2. Maximale toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 350 m2 en 0% uitbreidingsruimte

(specifieke vorm van recreatie-12)

Udenoord ong.

Kampeerterrein met meerdere individuele kavels/bouw- percelen

  1. Geen bedrijfswoning toegestaan

  2. Zowel kampeermiddelen als stacaravans toegestaan waarbij het totale aantal niet mee dan 2 per bouwperceel mag bedragen

  3. Minimaal 10% van het bestemmingsvlak moet bestemd zijn voor parkeervoorzieningen

  4. Afschermende groenvoorzieningen op een afstand gemeten 3 m uit de bestemmingsgrens

  5. De oppervlakte an een standplaats mag niet minder bedragen dan 175 m2

  6. De oppervlakte en bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 25 m2 en 3,5 m bedragen

  7. De afstand tot andere recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 6 m

  8. De afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m bedragen

  9. De gezamenlijke oppervlakte van overige bebouwing mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 8 m2 en de hoogte niet meer dan 3 m

(specifieke vorm van recreatie-13)

Voortweg 22

Pension

  1. Maximaal 1 bedrijfswoning

  2. Maximale toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 190 m2 en 0% uitbreidingsruimte

(specifieke vorm van recreatie-14)

Zeelandsedijk 29

Bed & Breakfast

  1. Maximaal 2 bedrijfswoningen

  2. Maximaal oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 136 m2 met een uitbreidingsruimte van 0%

  3. Ondersteunende horeca maximaal 54 m2

(specifieke vorm van recreatie-15)

Raktweg ong.

Kampeerterrein

  1. Geen bedrijfswoning toegestaan

  2. Behoud en herstel van het bestaande bos en natuurterrein

  3. Recreatiewoningen zijn toegestaan waarbij het totale aantal niet meer dan 48 mag bedragen

  4. Parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden

  5. De oppervlakte van een standplaats mag niet minder bedragen dan 175 m2

  6. De oppervlakte en bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan respectievelijk 50 m2 en 3,5 m bedragen. Voor bestaande recreatiewoningen met een grotere maat geldt de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte

  7. De afstand tot andere recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 6 m

  8. De gezamenlijke oppervlakte van overige bebouwing mag per recreatiewoning niet meer bedragen dan 9 m2 en de hoogte niet meer dan 3 m

 

Artikel 19 Sport

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Sport’;

  2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan opgenomen in de ‘Tabel Sport’;

  3. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  4. terras, tuinen, erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

  8. extensief recreatief medegebruik;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  11. aan huis gebonden beroepen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Sport’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 19.2.5.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  4. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Sport’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

  • 15 m bij interlokale wegen;

  • 20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

19.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Sport’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

19.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Sport’.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 19.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  7. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van sport- en vrijetijdsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 12 .

  4. De bouwhoogte van verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 18 m.

  5. De bouwhoogte van schietpalen mag niet meer bedragen dan 17 m.

  6. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 12 m.

  7. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

19.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

19.4 Afwijken van de bouwregels

 

19.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 19.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast..

  2. 19.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

19.4.2 Afwijking bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 19.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 19.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 19.2.3 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 19.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

19.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 19.2.5 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 19.2.5 onder h voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

19.5 Specifieke gebruiksregels

 

19.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan ondersteunende horeca voor zover deze niet middels een omgevingsvergunning wordt toegelaten dan wel is toegelaten via de ‘Tabel Sport’.

 

19.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

19.6 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

19.7 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.7.1 Afwijking ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 19.5.1 en toestaan dat ondersteunende horeca wordt ingericht, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.

 

19.7.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 19.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

TABEL SPORT

 

Code

Adres

Soort voorziening

Maximum

aantal

bedrijfs-

woningen

Maximale

oppervlakte

bebouwing in m2

Bijzonderheden

(specifieke vorm van sport 2)

Doelenweg 1

9-holes golfbaan

0

1.000 m2 + 0%

  • Buiten het bouwvlak gebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van 25 m2 met een goothoogte van max. 6 m en een bouwhoogte van max. 8 m

  • Maximaal 50 m2 ondergeschikte detailhandelsactivi- teiten binnen de bedrijfsbebouwing toegestaan

  • Kleinschalige horecadoeleinden ten behoeve van de golfsport binnen bedrijfsbebouwing toegestaan

(specifieke vorm van sport 4)

Egelweg ong.

Radiomodel-

vliegterrein

0

62 m2 + 0%

 

(specifieke vorm van sport 5)

Slabroekseweg 1

Hondensport-

terrein

0

70 m2 + 0%

 

(specifieke vorm van sport 6)

Vluchtoordweg 5

Skibaan

0

 

Buiten het bouwvlak toegestaan:

  • 1 uitkijktoren max. 6 m hoog

  • Overige bouwwerken max. 5 m hoog

  • Skihelling met bijbehorende voorzieningen

  • Dagrecreatieve voorzieningen, zoals zon- en ligweide, voorzieningen voor skisport

(specifieke vorm van sport 3)

Zeelandsedijk 18

Kynologenclub

0

631 m2 + 0%

Kantoor, kantine, trainingsruimte

 

Artikel 20 Sport – manege

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maneges;

  2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal niet meer mag bedragen dan 1;

  3. terras, tuinen, erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. bed & breakfast in bedrijfswoningen;

  10. aan huis gebonden beroepen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Per bestemmingvlak is niet meer dan één bedrijf toegestaan, waarbij de bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Sport - Manege’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen’ tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

15 m bij interlokale wegen;

20 m bij overige wegen;

  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

20.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van bestaande gebouwen mag meer mag bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Sport - Manege’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan 2.000 m2.

  4. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

20.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 20.2.2 onder b van toepassing is.

  6. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  7. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

20.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

20.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 18 m.

  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 12 m.

  5. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

20.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

20.4 Afwijken van de bouwregels

 

20.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 20.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast..

  2. 20.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

20.4.2 Afwijking bouwregels gebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 22.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. 20.2.3 onder d en/of e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. 20.2.3 voor het herbouwen van de bedrijfswoning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 20.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

20.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 20.2.5 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 20.2.5 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

20.5 Specifieke gebruiksregels

 

20.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan ondersteunende horeca

 

20.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij (bedrijfs)woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bedrijfswoning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

20.5.3 Beroepen aan huis

Bij een (bedrijfs)woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m².

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

20.6.1 Afwijking ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 20.5.1 en toestaan dat ondersteunende horeca wordt ingericht, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.

 

20.6.2 Inhoudsmaat bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het

bepaalde in 20.2.3 onder f voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  2. De vergroting is uitsluitend toegestaan binnen de bouwmassa waar de bestaande bedrijfswoning is gelegen.

  3. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

TABEL SPORT - MANEGE

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfswoningen

Maximale oppervlakte bebouwing in m2

Bijzonderheden

(specifieke vorm van sport - 1)

Vluchtoordweg 3

Manege

1

5.497 m2

 

 

Artikel 21 Verkeer

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. geluidsreducerende voorzieningen;

  3. behoud van, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de vorm van: waardevolle laan-, singel-, houtwal- of bermbeplanting of andere groenvoorziening in het algemeen en in het bijzonder bij onverharde wegen en fietspaden;

  4. behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  5. behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande houtwallen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. bijbehorende voorzieningen, zoals wildbegeleidende voorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Op de voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De bouwhoogte van geluidsschermen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

21.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

21.4 Afwijken van de bouwregels

 

21.4.1 Hogere bouwhoogte geluidschermen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.2.2 onder b voor het bouwen van hogere geluidschermen, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De afwijking is noodzakelijk om aan de eisen te kunnen voldoen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

Artikel 22 Water

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en hydrologische waarden van het water;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´aardkundig waardevol gebied´;

  2. oude akkers ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’;

  3. beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

  4. kwelgebied, ter plaatse van de aanduiding ´kwelgebied´;

  5. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ´wijstgronden´;

  6. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’.

  7. grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’;

  8. beslotenheid en groen- en kleinschalige elementen ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’;

  9. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

  10. breuklijnen ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’;

  11. weidevogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’;

  12. behoud en herstel watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

waarbij het bepaalde in artikel in 34 van toepassing is;

  1. groenvoorzieningen;

  2. wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. nutsvoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Op de voor ‘Water’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

22.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

22.4 Afwijken van de bouwregels

 

22.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 22.2.2 onder a voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

22.5.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.

  2. Het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

  3. Het vellen of rooien van bomen.

  4. Het verwijderen van landschapselementen.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

22.5.2 Uitzonderingen

Het in 22.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

22.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 22.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

 

Artikel 23 Wonen

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen; waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. terras, tuinen, erven en terreinen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. vrijkomende agrarische bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - vab’;

  8. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  9. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’;

  10. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;

  11. nutsvoorzieningen;

  12. bed & breakfast in woningen;

  13. aan huis gebonden beroepen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Indien een bouwvlak is opgenomen, mag de bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  3. De afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen, tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

  • 15 m bij interlokale wegen;

  • 20 m bij overige wegen.

  1. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  2. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

23.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de woning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

  6. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van:

  1. ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. maximaal 15 m tot de woning te worden gebouwd.

 

23.2.4 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

23.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

23.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

23.4 Afwijken van de bouwregels

 

23.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 23.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 23.2.1 onder e voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits:

  1. de afstand niet minder mag bedragen dan 3 m;

  2. dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;

  3. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

23.4.2 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 23.2.2 onder c en/of d voor het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. 23.2.2 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 23.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 700 m3, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad;

  4. voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling.

  1. In afwijking van het bepaalde onder c is vergroting van de inhoudsmaat van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ toegestaan, mits:

  1. de vergroting plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;

  2. er wordt voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  1. 23.2.3 onder d.2 voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

23.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 23.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 23.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

23.5 Specifieke gebruiksregels

 

23.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van opslag.

  2. Het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van en/of de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’.

 

23.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

23.5.3 Beroepen aan huis

Bij een woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  4. Detailhandel is niet toegestaan;

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

23.5.4 Statische binnenopslag

Statische binnenopslag is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’ onder de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte aan statische binnenopslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte aan statisch binnenopslag niet meer bedragen dan 2.000 m².

 

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

23.6.1 Afwijking strijdig gebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 23.5.1 onder b voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  1. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  2. statische binnenopslag tot 1.000 m²;

  1. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  2. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

23.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

23.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen voor de splitsing van een woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.

  3. Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  4. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.

  5. Bij splitsing mogen maximaal twee woningen ontstaan, met beiden een inhoud van ten minste 350 m3.

  6. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.

  7. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

  8. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  9. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  10. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  11. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijbehorende bouwwerken dan de 100 m² die als bijbehorend bouwwerk per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

  12. De gesloopte bebouwing nooit mag worden teruggebouwd.

  13. Voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  14. Voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

23.7.2 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, anders dan wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Wijziging is uitsluitend toegestaan bij woningen die voormalige agrarische bedrijfswoningen betreffen.

  4. Indien een bouwvlak aanwezig is, is wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:

  1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;

  3. wijziging ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en paardenhouderijen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  4. wijziging ten behoeve van bedrijven is uisluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen,

  1. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet agrarische functie is gesitueerd.

  2. De oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen.

  3. Alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  4. De wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  5. De wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De wijziging is milieuhygiënisch inpasbaar.

  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.

 

Artikel 24 Leiding – Brandstof

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding – Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse brandstofleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’;

  2. groenvoorzieningen.

 

24.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse brandstofleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 24.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  6. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

 

24.4.2 Uitzonderingen

Het in 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

24.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit 24.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 25 Leiding – Gas

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’;

  2. groenvoorzieningen.

 

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  6. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  7. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

 

25.4.2 Uitzonderingen

Het in 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit 25.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 26 Leiding – Hoogspanningsverbinding

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

  2. groenvoorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dienen te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

26.4.2 Uitzonderingen

Het in 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding, zijn gewaarborgd.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 27 Leiding – Riool

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse riooltransportleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

  2. groenvoorzieningen.

 

27.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse riooltransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag wint vooraf schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het in 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 27.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit 27.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 28 Leiding – Water

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse watertransportleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – water;

  2. groenvoorzieningen.

 

28.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse watertransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 28.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de waterleiding dient te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  6. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het in 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de watertransportleiding zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit 28.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 29 Waarde – Archeologie

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

29.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

 

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.

  2. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.

  3. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.

  4. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.

  5. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt.

  6. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.

  7. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.

  8. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.

  9. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm.

  10. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt.

 

29.3.2 Uitzonderingen

Het in 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 29.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  2. Voor zover de in 29.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie’.

  2. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in 29.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm vanaf 30 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

  3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

 

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door :

  1. De bestemming ‘Waarde Archeologie’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. De bestemming ‘Waarde Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 30 Waterstaat – Attentiegebied EHS

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

 

30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet.

  2. De aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage.

  3. Het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  4. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

 

30.2.2 Uitzonderingen

Het in 30.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

30.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in 30.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit 30.2.1 wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.